144 / Uitvoerige handleiding/ De opnamefuncties
Flits-belichtingscorrecties -
j
Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk
van de belichting door het aanwezige licht bewust
worden afgezwakt of versterkt, bijv. om bij een buiten-
opname in de avond het gezicht van een persoon op
de voorgrond te accentueren, terwijl de lichtsfeer
moet worden gehandhaafd.
Eenmaal ingesteld, blijft een flits-belichtingscorrectie
zo lang werkzaam tot deze (bewust) weer wordt terug-
gezet.
Instellen van de functie
Druk de
EV
-knop (1.23) driemaal in en volg de overige
menu-aanwijzingen.
• Het submenu verschijnt. Het toont een schaal van
+2 tot –2EV met indelingen van
1
/
3
EV en een digita-
le indicatie, die samen met de gele markering uw
instelling aangeven.
• Na de instelling verschijnt het oorspronkelijke zoe-
ker-/monitorbeeld weer met de opmerking over de
geactiveerde functie en de correctiewaarde
j
(2.1.9).
Opmerking: Met de
EV
-knop worden meerdere func-
ties ingesteld. Ze zijn in een oneindige lus geschakeld
en daarom door herhaald indrukken te kiezen.
Fotograferen met externe flitsapparaten
Met de ISO-flitsschoen (1.8) van de LEICA DIGILUX 2
kunnen sterkere, externe flitsapparaten worden
gebruikt; bij voorkeur van het model SCA-3002 stan-
daard (met adapter SCA-3502 M4), waarmee in veel
gevallen door de grote afstand van de flitsreflectoren
tot de objectiefas het ”rode-ogen-effect” volledig kan
worden vermeden. Wij adviseren uitdrukkelijk de
LEICA SF 24D (best. nr. 14 444)
Hiervoor zijn de vier flitsprogramma’s zonder voorflits
beschikbaar (zie tabel).
Aanwijzingen voor het gebruik van een extern
flitsapparaat:
• Zodra een extern flitsapparaat is geplaatst, worden
de standaard flitsprogramma’s met voorflitsfunctie
(
E
/
M
/
P
) op de verder indentieke pro-
gramma’s zonder voorflits (
C
/
H
/
L
) gezet
en in de zoeker/monitor getoond.
Bij het verwijderen van het flitsapparaat wordt de
camera echter weer op het ingestelde programma
teruggeschakeld.
• Op de LEICA SF 24D moet voor automatische rege-
ling door de camera het programma TTL/GNC zijn
ingesteld. Bij instelling op A worden meer en min-
der dan gemiddeld lichte motieven evt. niet opti-
maal belicht. Bij instelling op M moet de flitsbelich-
ting door instelling van een gedeelde flitsstand op
de diafragma- en afstandswaarde worden afge-
stemd die door de camera is ingesteld.
Belichtings-
Programma-
Diafragma- Handmatige
Flitsprogramma
programma
automaat en
automaat instelling
tijdautomaat
C
XX–
H
XXX
L
X––
G
XXX