HET INSTELLEN VAN DE BRANDERS
1) Regeling van de "LAAGSTAND" van de branders:
Regeling van de branders van de kookplaat: voor de regeling van de laagstand van de branders van de kookplaat moet als
volgt gehandeld worden:
1. schakel de brander aan en plaats de draaiknop op de MINIMUM positie (kleine vlam).
2. verwijder de bevestigde draaiknop van de gaskraan door de betreffende knop naar voren te trekken.
3. wanneer het fornuis niet beschikt over vlambeveiliging op de kookplaat moet een kleine schroevendraaier in het gat van het
staafje van de gaskraan geplaatst worden (Fig.18), en draai de reductieschroef naar links of rechts tot de vlam van de
brander passend op het minimum geregeld is; wanneer het fornuis over vlambeveiliging beschikt, bevindt de reductieschroef
zich niet in het gat van het staafje maar op de romp van de gaskraan (Fig.19).
4. Voor aanpassing van de dual brander is de reductieschroef geplaatst op de body van de gaskraan. Schroef A is voor de
buitenring, schroef B voor de binnenring.( fig.20 )
5. controleer of de vlam niet dooft wanneer snel van de MAXIMUM naar de MINIMUM positie gedraaid wordt.
Regeling van de ovenbrander: voor de regeling vande laagstand moet als volgt gehandeld worden:
1. Schakel de brander aan en draai de draaiknop naar het MAXIMUM.
2. Sluit de ovendeur, en laat de oven voor minstens 10 minuten werken.
3. Plaats de draaiknop in de positie van het MINIMUM (op 120°), en verwijder hem daarna.
4. Draai met een kleine schroevendraaier op de reductieschroef (Fig. 21), en controleer langs het kijkgat in de bodem van het
fornuis of de vlam aanblijft wanneer snel van de MINIMUM naar de MAXIMUM positie gedraaid wordt.
OPGELET: Deze aanpassing mag enkel uitgevoerd worden voor branders op aardgas, terwijl voor branders op
vloeibaar gas de schroef helemaal vastgedraaid moet worden met de wijzers van de klok mee.
ELEKTRISCHE AANSLUITING VAN HET APPARAAT:
De elektrische aansluiting moet verricht worden met inachtneming van de bestaande normen en wetsbepalingen.
Alvorens tot de elektrische aansluiting over te gaan, controleer:
- of het elektrisch vermogen van de installatie en van het stopcontact passend is bij het maximum vermogen van het apparaat
(zie het typeplaatje dat op de onderkant van de kast is geplaatst)
- of het stopcontact of de installatie voorzien zijn van een behoorlijke aardverbinding volgens de bestaande normen en
wetsbepalingen. Elke aansprakelijkheid wordt afgewezen bij een niet nakoming van deze voorschriften.
Wanneer de aansluiting op het elektriciteitsnet gedaan wordt door middel van een stopcontact:
- breng op het snoer een genormaliseerde stekker aan geschikt voor het maximum van het op het typeplaatje aangegeven
vermogen. Sluit de kabeltjes aan volgens het schema van fig. 22 en respecteer de volgende verhoudingen:
letter L (fase) = bruin kabel
letter N (neutraal) = blauw kabel
symbool ” ’’ aard = geel-groen kabel
- Het elektrisch snoer moet geplaatst worden zodat het in geen enkel punt een overtemperatuur bereikt van 75 K.
- Gebruik nooit voor de aansluiting reducteurs, aanpasbare-of afleidingselementen daar deze valse contacten kunnen
veroorzaken met als gevolg gevaarlijke oververhitting.
Wanneer de aansluiting rechtstreeks op het elektriciteitsnet is gedaan:
- Er moet een installatie gemonteerd worden die verzekert dat de stroom uitgeschakeld wordt met een dusdanige
openingsafstand tussen de contacten dat bij de omstandigheden van de overspanningscategorie III volledige uitschakeling
mogelijk is. Normaal gesproken de zekeringinstallatie in de meterkast.
- Zorg dat het aardsnoer niet door de schakelaar wordt onderbroken.
- Zorg dat het passend geel-groen aardverbindingskabeltje aangesloten wordt op een efficiënte aardinstallatie.
WAARSCHUWING: Indien de voedingskabel wordt vervangen, raden wij u aan de aardleiding, (geel-groen) die
verbonden is met het klembord, ongeveer 2 cm langer te houden dan de andere leidingen.