klem b1, de oranje draad op klem a2 en de
witte draad op klem b2, volgens afbeel-
ding 12.
7 Vouw de blanke koperdraad naar binnen
of knip deze af. Zorg ervoor dat deze
draad de andere draden niet raakt. U hoeft
deze draad niet te gebruiken.
3.6 NT1 instellen op type ISDN-bekabeling
In de standaardinstelling staat minischakelaar
4 in het aansluitvlak van de NT1 ingesteld op
ISDN-bekabeling van het type korte S-bus.
Als u gebruik maakt van een ander type ISDN-
bekabeling, moet u de NT1 instellen op het
betreffende type.
Korte S-bus
Zet de minischakelaar 4 in het aansluitvak van
de NT1 op ON.
Y-configuratie
Zet de minischakelaar 4 in het aansluitvak van
de NT1 op ON.
Lange S-bus
Zet de minischakelaar 4 in het aansluitvak van
de NT1 op 4.
Punt-punt-verbinding
Zet de minischakelaar 4 in het aansluitvak van
de NT1 op 4.
3.7 ISDN-apparaten aansluiten
Sluit uw ISDN-apparaten met toestelaansluit-
snoeren aan op de ISDN-wandcontactdozen.
De toestelaansluitsnoeren mogen maximaal
10 m lang zijn. Alleen als u gebruik maakt van
ISDN-bekabeling van het type punt-punt-ver-
binding, mag het toestelaansluitsnoer maxi-
maal 25 m lang zijn.
29