Overzicht toestelparameters
Parameter- Displaymelding Omschrijving Mogelijkheden zie
nummer pag.
01 ORIGINEEL Stel in of pagina’s lichter of donkerder moeten 1:Normaal* 2:Lichter 3:Donkerder 10
worden afgedrukt (zowel faxberichten als
kopiëen)
02 RESOLUTIE Instellen van de afdrukkwaliteit van uw documenten 1:Standaard* 2:Fijn 3:S-Fijn 11
(zowel faxberichten als kopiëen)
04 STEMPEL Controlefunctie, na elke verzonden pagina wordt een 1:Uit 2:Aan* 12
stempel op deze pagina gezet. Hieraan kunt u zien
dat de pagina is verzonden
05 GEHEUGEN Bepaal of te verzenden berichten eerst in het 1:Uit 2:Aan* 13
geheugen worden opgeslagen alvorens deze
te verzenden
07 AFDRUK KOPTEKST Instellen of en waar bij de ontvanger uw gegevens 1:Binnen* 2:Buiten 3:Geen Afdr.
in de kopregel worden afgedrukt
Kiest u bij functie 07 voor 1:Binnen, dan wordt de eerste 5 mm van een bericht overschreven. Kiest u BUITEN, dan wordt de kopregel eerst afge-
drukt, gevolgd door het bericht (het bericht komt iets lager op het papier).
08 VORM KOPTEKST Stel in of uw naam (LOGO) en telefoonnummer (ID) 1:LOGO ID* 2:FROM TO
in de koptekst (zie 07) wordt afgedrukt of uw
telefoonnummer (FROM) en het
ingetoetste faxnummer (TO)
09 AFDRUK ONTVANGTIJD Hiermee stelt u in of de tijd van ontvangst op 1:Uit* 2:Aan
(de onderkant van iedere ontvangen pagina van)
een faxbericht wordt afgedrukt
10 TOON TOETS/ZOEMER Regel het volume van de pieptoontjes bij het 1:Uit 2:Zacht* 3:Hard
indrukken van de toetsen en het volume van de
zoemer die klinkt bij het verrichten van een
foutieve handeling
12 ZENDJOURNAAL Bepaal of u na elk verzonden bericht wel of geen 1:Uit 2:Altijd 3:Incompleet* 23
zendjournaal wilt afdrukken of alleen indien de
verzending niet goed verlopen is (Incompleet)
13 AUTOM. JOURNAAL AFDR Bepaal of u na 100 communicaties (zowel verzonden 1:Uit 2:Aan* 21
als ontvangen faxberichten) wel of geen journaal
wilt afdrukken
14 JOURNAAL GEACCEPT. BER. Om een journaal af te laten drukken ter bevestiging 1:Uit* 2:Aan
dat een bericht in het geheugen is opgeslagen
17 ONTVANGSTMODE Hiermee bepaalt u of de Telefax 359 automatisch 1:Handmatig 2:Automatisch* 19
oproepen beantwoordt of dat u zelf (op een aange-
sloten telefoontoestel) de oproep aanneemt
22 ONTV.GEH GEEN PAP. Bepaal of inkomende faxberichten in het geheugen 1:Uit 2:Aan* 18
worden opgeslagen als het papier op is of als de
afdrukcartridge leeg is
23 FORMAAT AFDRUKPAPIER Kies het formaat afdrukpapier dat wordt gebruikt 1:A4* 2:Letter 3:Legal
24 VERKLEINEN AFDRUK Bepaal of binnenkomende faxberichten die groter 1:Vast formaat 2:Automatisch* 18
zijn dan het bij functie 23 ingestelde formaat,
automatisch verkleind moet worden
25 VERKLEININGSFACT. Bepaal, indien u functie 24 hebt ingesteld op 70% ... 100%* 18
vast formaat (1), de verkleiningsfactor
26 AFROEPCODE Code voor het beveiligen van de afroepfunctie _ _ _ _ 50
(viercijferige code ingeven)
27 OPSLAAN AFGER. BER. Bepaal of berichten in het geheugen, die kunnen 1:Uit* 2:Aan 52
worden afgeroepen, na het afroepen opgeslagen
blijven
28 STEMPEL ZENDEN GEH. Controlefunctie, na elke in het geheugen ingelezen 1:Uit 2:Aan* 12
pagina wordt een stempel op deze pagina gezet,
hieraan kunt u zien dat de pagina is ingelezen
*= standaardinstelling, zie kolom mogelijkheden
110
A