17
3 Telefoneren: basisfuncties
3.1 Bellen
1 Pak de handset op.
2 Druk op .
3 Wacht op de kiestoon.
> Het groene controlelampje bij op de handset en het
groene controlelampje
IN GEBRUIK/LADEN op het basisstation
branden.
4 Toets het gewenste telefoonnummer in op de handset.
> Het telefoonnummer wordt gebeld.
Let op!
Als u op hebt gedrukt en u 3 korte toonsignalen hoort, dan
bent u buiten bereik van het basisstation. Loop in de richting van
het basisstation en probeer het opnieuw.
3.2 Gebeld worden
Gesprek aannemen met handset op basisstation
> De handset ligt op het basisstation. De telefoon gaat over. Het
groene controlelampje
IN GEBRUIK/LADEN knippert in het ritme
van het belsignaal.
1 Pak de handset van het basisstation.
> U bent verbonden met uw gesprekspartner. Het groene con-
trolelampje bij op de handset en het groene controle-
lampje
IN GEBRUIK/LADEN op het basisstation branden continu.
Gesprek aannemen met handset naast basisstation
> De handset ligt naast het basisstation. De telefoon gaat over.
Het groene controlelampje bij op de handset en het
groene controlelampje
IN GEBRUIK/LADEN op het basisstation
knipperen in het ritme van het belsignaal.
1 Druk op of op één van de toetsen 0-9, ? of /.
> U bent verbonden met uw gesprekspartner. Het groene con-
trolelampje bij op de handset en het groene controle-
lampje
IN GEBRUIK/LADEN op het basisstation branden continu.