14
– NL –
Gebruik
■ Controleer voor elk gebruik van het apparaat altijd alle schroef- en steekverbindingen als-
mede de desbetreffende veiligheidsvoorzieningen op een correcte bevestiging.
■ Leer kinderen het voertuig juist te gebruiken en wijs ze op mogelijke gevaren.
■ Let erop, dat bij voertuigen zonder vrijloop de pedalen ook meedraaien als het apparaat
geduwd of gerold wordt.
■ Het kindervoertuig beschikt niet over een zogenaamde opbergrem. Zeker daarom de op-
geboren voertuigen tegen wegrollen. Laat kinderen, die het apparaat nog niet alleen be-
heersen, niet zonder toezicht op een stilstaand voertuig.
■ Pas toestellen met verstelmogelijkheden a.u.b aan de lichaamslengte van uw kind aan.
■ Transporteer geen voorwerpen met het voertuig.
■ Gebruik voor het schoonmaken en het onderhoud milieuvriendelijke, in geen geval agres-
sieve of bijtende middelen.
■ Smeer elke drie maanden de lagers van de wielen en het stuur met enige druppels olie.
■ Bij modellen met luchtbanden: bij het wegzetten van speeltoestellen met luchtbanden op
ondergronden die oplosmiddel bevatten of daarmee verlijmd zijn (bijv. PVC), bestaat het
gevaar van vlekvorming door een chemische reactie met het natuurproduct caoutchouc.
Leg bij twijfel afdekmateriaal onder de wielen. Let op een goede bandendruk (1,7 bar/24
PSI); een te lage druk verhoogt de slijtage en maakt het rijden moeilijker!
onderdelen, aanbouw van niet geoorloofde delen, etc.) kan gevaar voor de gebruiker
ontstaan of de levensduur van het product beïnvloed worden.
■ Omdat het voertuig een speeltoestel is, voldoet het niet aan de bepalingen voor het open-
bare straatverkeer en mag daarom ook niet aan het verkeer deelnemen.
■ Bedenk dat bij het gebruik van schommels, klimrekken, driewielers e.d. voor de gebrui-
ker altijd het gevaar van vallen, omslaan e.d. aanwezig is.
■ Verbind het kindervoertuig niet met een ander voertuig, sportapparaat of andere trek-
voorzieningen; het kindervoertuig is niet voor grotere snelheden ontworpen.
■ Denk eraan, dat kinderen hun eigen vaardigheden en bepaalde (gevaarlijke) situaties
vaak niet goed kunnen inschatten. Bedenk ook, dat ze door hun natuurlijke speelsheid en
temperament in situaties terecht kunnen komen die niet te voorzien waren en die buiten
de verantwoording van de fabrikant vallen.
■ Het kindervoertuig is een onverlicht speeltoestel. Gebruik in het donker is gevaarlijk.
Montage
LET OP! Zorg voor een gevarenvrije werkomgeving, laat bijvoorbeeld geen gereedschap
slingeren. Deponeer bijv. verpakkingsmateriaal zo, dat geen gevaren daaruit voort kun-
nen komen. Bij folies/plastic zakken bestaat verstikkingsgevaar!
■ Vergewis u ervan dat er pas met het voertuig gespeeld wordt, nadat de montage naar be-
horen door een volwassen persoon uitgevoerd en gecontroleerd is.