18
Als u uw leeftijd invoert, verschijnt in het polsslagveld (6) de van de leeftijd
afhankelijke maximale polsslag (formule: 220 – leeftijd) (afbeelding 11).
Wordt een leeftijd tot 21 jaar ingegeven kan alleen 199 als maximale polss-
lag getoond worden, er wordt echter met de juiste waarde gerekend.
4.2 Polsslagzones
Met de +/– toetsen kunt u 2 zones kiezen. Het invoeren van de leeftijd dient
voor het berekenen van deze polsslagzones. Deze wordt in het %-veld (5)
getoond.
1. Vetverbranding [Fa 65%] (afbeelding 12)
Formule: (220 – leeftijd) x 0,65
2. Conditie zone [Fi 75%] (afbeelding 13)
Formule: (220 – leeftijd) x 0,75
Afbeelding 12 Afbeelding 13
Polsslagzone: vetverbranding met 65% Polsslagzone: conditie met 75%
Functie
Door het invoeren van de polsslagzone en de overgenomen maximale
polsslag wordt een polsslagzone bewaking geactiveerd. Is de gepro-
grammeerde trainingspolsslag 11 slagen te laag, verschijnt het woord “LO”,
bij overschrijding met 11 slagen ziet u “HI”. De “LO” bewaking is actief als
voor de eerste keer de geprogrammeerde trainingspolsslag d.m.v. trappen
bereikt wordt. Valt het aantal omwentelingen onder 20, wordt de “LO”
functie weer door bereiken van de geprogrammeerde trainingspolsslag ge-
activeerd. De “HI” bewaking is altijd actief.
Wordt de maximale polsslag met 1 slag overschreden, knippert “HI” en
verschijnt het woord “MAX”. Als het “akoestische alarm” geactiveerd is,
hoort u ook een alarmsignaal. De waarde, die met het %-symbool weer-
gegeven wordt, is de vergelijking tussen de actuele polsslag en de maxi-
male polsslag.
4.3 Polsslagbewaking (leeftijdonafhankelijk)
Deze kunt u met de +/– toetsen invoeren in een bereik van 40 - 188.
Afbeelding 14 Afbeelding 15
Géén programmering “OFF” Polsslagprogrammering bijv. 150
met HI LO symbool.
Afbeelding 9
Géén programmering “Off”. Inscha-
kelen van het alarmsignaal: +/– to-
etsen tegelijk indrukken.
Afbeelding 10
Géén programmering “Off” met
“muzieknoot”. Bij overschrijden van
de maximale polsslag hoort u een
alarmsignaal.
Afbeelding 11
Leeftijdprogrammering bijv. 31 met
maximale polsslag weergave 189
Functie
De “HI” en “LO” weergave functioneert zoals onder 4.2 beschreven.
De procentuele polsslagweergave en de akoestische alarmfunctie zijn niet
beschikbaar.
4.4 Afsluiten programmering
Druk na de laatste programmering op de Set-toets, uw programme-
ringzwaarden
behalve polsslag – worden weergegeven (afbeelding 16).
Heeft u een polsslagzone geactiveerd, wordt onder (5) de vergelijking van
de actuele
Polsslag en de maximale polsslag of “– –" (afbeelding 17) bij een ontbre-
kend polsslagsignaal weergegeven.
Afbeelding 16 Afbeelding 17
Polsslagzone programmering (zie
ook afb. 12/13)
Functie
Begin met trappen. Alle geprogrammeerde waardes tellen terug, knippert
bij nul een paar seconden en telt dan vanaf de geprogrammeerde waarde
verder op. Tevens zijn korte alarmsignalen hoorbaar.
Stijgt uw polsslag over de geprogrammeerde polsslaggrens of overschrijdt
uw maximale polsslag, wordt eerst het HI-symbool en vervolgens het MAX-
symbool weergegeven.
5.0 Weergave tijdens de training
Start u met trainen, vindt elke 5 seconden een automatische gegevenswis-
seling SCAN (symbool b in het veld) plaats. Met de set-toets kunt u dit uit-
schakelen. Met de +/– toetsen kunt u dan een weergaveveld vooruit of
terug springen.
6.0 Weergave vóór de training, bij trainingsonderbre-
king, - einde
Trapt u met minder dan 20 omwentelingen/min, herkent de computer een
trainingsonderbreking. De automatische gegevenswisseling stopt. Het sym-
bool SCAN verdwijnt. Onder km/h (3), RPM (4) en polsslag (5) wordt met
een doorsnede-symbool (e) de gemiddelde waarde weergegeven.
Hervat u de training niet binnen 4 minuten, wisselt het veld naar kamer-
temperatuur (afbeelding 1). Daarbij wordt de afstand bij het totaal aantal
kilometers opgeteld. Alle andere waardes worden niet opgeslagen.
Opmerking
Snelheid (3) en afstand (3) wisselen elke 5 seconden.
Met de +/– toetsen kunt u een weergaveveld vooruit of terug springen.
Met de set-toets komt u weer in de programmeermodus. Daarbij worden alle
eerdere trainingsgegevens gewist. Programmeringen blijven behouden.
7.0 Weergave bij voortzetting van de training
Ga verder met de training. De waardes tellen verder.
8.0 Herstelpolsmeting
De trainingscomputer is met een herstelpolsfunctie uitgerust. Deze maakt
het mogelijk bij trainingseinde uw herstelpolsslag te meten. Druk aan het
einde van uw training op de recovery-toets. De actuele polsslag wordt onder
tijd (1) getoond (afbeelding 18). De computer meet 59 seconden terugtel-
lend uw polsslag (afbeelding 18). Daarna wordt de actuele polsslag onder
kilojoule (2) getoond en onder km/h (3) wordt het verschil van de polss-
lagwaardes tijdens de teruglopende tijd weergegeven en een conditiecijfer
met (F) getoond (afbeelding 19). De berekening wordt onder 9.0 algemeen
verklaard. Wordt de polsslagmeting onderbroken, wordt in plaats van een
waarde (P) weergegeven. Drukt u dan op de recovery-toets, verschijnt weer
het actuele trainingsveld.
De actuele polsslag wordt altijd onder polsslag (6) weergegeven.
NL