77
NL
SM 9150-75
Met de toetsen UP en DOWN kan voor en tijdens de
training het totale afstandsprofiel verhoogd of verlaagd
worden.
Via de ingestelde trainingstijd (TIME) toont de computer
in het afstandsprofiel (balkdiagram) van links naar
rechts met de knipperende balk het trainingsverloop.
Als de voorgeprogrammeerde waarde [TIME,
DISTANCE, CALORIES of PULSE] bereikt wordt, hoort u
8 seconden lang een akoestisch signaal. De trainings-
gegevens worden niet verder geteld. U heeft het trai-
ningsdoel bereikt! Door indrukken van de START-toets
kunt u de training weer voortzetten.
RECOVERY herstelpolsslagfase
De RECOVERY functie kan na elk trainingsprogramma
uitgevoerd worden.
Met de RECOVERY toets bereikt men een herstelpols-
slagmeting bij trainingseinde. Uit de begin- en eind-
polsslag van een minuut wordt de afwijking en een
conditiecijfer berekend. Bij gelijke training is de verbe-
tering van dit cijfer een indicatie voor de conditiever-
betering.
Als u de doelwaarde bereikt heeft beëindigt u de trai-
ning, druk op de RECOVERY toets en laat daarna de
handen op de handsensoren liggen. Bij de voorgaan-
de polsslagmeting verschijnt in het display 00:60 voor
tijd en in het PULSE display knippert de actuele pols-
slagwaarde. De tijd begint van 00:60 terug te tellen.
Laat uw handen op de handsensoren liggen tot naar
>0< terug geteld is. In de gebruikerdisplay wordt een
waarde tussen F1 en F6 weergegeven. F1 is de beste
en F6 de slechtste status. De diagramlijn in het balken-
veld toont de polsslagafloop tijdens de meettijd. Nog-
maals indrukken van RECOVERY beëindigd de functie.