●
Gebruik het fijne rooster voor rauw
vlees, vis, kleine nootjes of gekookt
vlees voor, shepherd’s pie of
gehaktbrood.
●
Gebruik het medium en het grove
rooster voor rauw vlees, vis, noten,
groenten, harde kaas of gepeld of
gedroogd fruit voor puddingen en jam.
4 Zet de ringmoer erop en draai hem
vast.
gebruik van de
vleesmolen
1Verwijder de afdekking van het
aansluitpunt door bovenaan te
drukken en de afdekking vervolgens
op te tillen ᕣ.
2 Houd de molen in de afgebeelde
positie ᕤ en plaats hem in het
aansluitpunt. Draai de molen zodat
de vulopening zich bovenaan
bevindt.
3 Zet het blad op de machine. Plaats
een geschikte kom of de opslagdoos
onder de molen om het voedsel op
te vangen.
4 Ontdooi bevroren vlees goed
alvorens het in de vleesmolen
fijn te malen. Snijd het vlees in
reepjes van 2,5 cm.
5 Schakel snelheid 4 in. Gebruik de
vulbuis om het vlees rustig - reepje
voor reepje- door de vleesmolen te
duwen. Duw niet te hard - de
vleesmolen zou hierdoor beschadigd
kunnen raken.
worstvulmachine
ቭ Basisplaat*
ቮ Groot mondstuk* (voor dikke
worsten)
ቯ Klein mondstuk* (voor dunne
worsten)
* Opgeslagen in het duwelement
Vraag aan uw slager wat darm voor
de worst. Gebruik varkensdarm voor
het grote mondstuk en schaaps- of
lamsdarm voor het kleine mondstuk.
In plaats van darm te gebruiken,
kunt u het vlees voordat u het gaat
koken ook door broodkruimels of
bloem rollen .
gebruik van de
worstvulmachine
1 Als u darm gebruikt, weekt u dit
eerst gedurende 30 minuten in koud
water; vervolgens opent u de darm
met een waterstraal. Houd het door
u geselecteerde spuitmondje onder
stromend water en trek de darm
over het spuitmondje.
2 Plaats het schroefelement in het
maalgedeelte.
3 Monteer de basisplaat ᕥ - plaats de
uitsparing over de pin.
4 Houd het spuitmondje op de molen
en schroef de ringmoer vast.
5Verwijder de afdekking van het
aansluitpunt door bovenaan te
drukken en de afdekking vervolgens
op te tillen.
6 Houd de molen in de afgebeelde
positie ᕦ en plaats hem in het
aansluitpunt. Draai de molen zodat
de vulopening zich bovenaan
bevindt.
7 Bevestig de schaal.
8