1a. Indien er gelast wordt met een scherpe punt, dientde balance-knop
naar de linkerkant van het bereik van de elektrode gedraaid te worden.
Een smaale boog en diepere inbranding zullen het resultaat zijn; dus
geschikt voor smalle lasnaden)
1b. Indien er gelast wordt met een afgeronde elektrode, moet de balance-
knop naar de rechterkant van het bereik van de geselecteerde elektrode
gedraaid worden.
2. Samengevat: indien de elektrode warmer moet zijn: draai naar rechts;
indien de elektrode moet afgekoeld worden: draai de knop naar links.
3.4.9. Frequentie-instelling bij AC TIG-lassen (alleen bij minilog- en puls-
paneel)
De frequentie van het AC-lassen kan aangepast worden met het minilog- en het pulspaneel. Een
frequentieverhoging zal de boog stabieler maken en smaller, maar het geluidsniveau stijgt eveneens.
1. Druk op de FREQUENCY-toets in het vakje waar “AC” vermeld staat.
2. Regel de frequentie met de grote stroomknop. Het instelbereik is 50...200 Hz.
Van de fabriek uit is de machine ingesteld op 60 Hz.
3.4.10. Minilog-toepassingen (alleen bij minilog- en pulspaneel)
Met de minilogfunctie kunnen 2 verschillende stroomniveaus (basisstroom en
lasstroom) ingesteld worden en deze kunnen met een korte puls op de toortsscha-
kelaar geselecteerd worden. De minilogfunctie werkt enkel in 4-taktbediening.
De keuze en de instelling van de de minilog-functie gebeurt met een potentio-
meter. Als de potentiometer in de”OFF”-positie staat, is de functie niet actief. De
lasstroom wordt ingesteld zoals anders: met de grote stroomknop. De minilogknop
wordt gebruikt om de basisstroom in te stellen, waarbij de minimale waarde 80
% lager is dan de lasstroom en de maximale waarde 20 % meer dan de lasstroom-
waarde. Tijdens de instelling kan de ingestelde waarde afgelezen
worden in het display, waar anders de stroom afgelezen wordt.
U kan van de lasstroom overschakelen naar de basisstroom door kortstondig op de toortsschake-
laar te drukken.
Door nogmaals kortstondig op de toortsschakelaar te drukken, gaat U terug naar de lasstroom.
Det indicatorlampje duidt aan op welk stroomniveau er op dat moment gewerkt wordt.
Het lassen kan gestopt worden door langer dan 0,7 s op de toortsschakelaar te drukken.
De minilogfunctie wordt gebruikt om de warmteïnbreng naar het materiaal beter te beheersen,
dus indien er kortstondig meer of minder warmte nodig is.
Met de minilog-functie kan er eventjes naar een lager stroom geschakeld worden als de toorts-
positie moet verandern of als U het toevoegmateriaal beter wil vasthouden, zonder dat het lassen
gestopt dient te worden.
Een lagere stroom kan eveneens gebruikt worden als de downslope-functie niet gebruikt wordt.