7.3 Bedieningskenmerken
1. Temperatuur instellen in koelingsmodus
Bereik: 10~20℃ (standaard:12℃)
Als de ingestelde temperatuur tussen de 10~13℃,is, schakelt de
compressor aan en uit volgens het verschil tussen de
inlaattemperatuur en de ingestelde temperatuur, als volgt:
Tin-Ts
2
Als de ingestelde temperatuur tussen de 14~20℃, is, schakelt de
compressor aan en uit volgens het verschil tussen de
inlaattemperatuur en de ingestelde temperatuur, als volgt:
Tin-Ts
2
2. Temperatuur instellen in verwarmingsmodus
Bereik: 35~50℃ (standaard:40℃)
Als de ingestelde temperatuur tussen de 35~44℃, is, schakelt de
compressor aan en uit volgens het verschil tussen de
inlaattemperatuur en de ingestelde temperatuur, als volgt:
Tin-Ts
2
Als de ingestelde temperatuur tussen de 45~50℃, is, schakelt de
compressor aan en uit volgens het verschil tussen de
inlaattemperatuur en de ingestelde temperatuur, als volgt:
Tin-Ts
0
OPMERKING
De ingestelde temperatuur refereert aan de ingestelde temperatuur
van het terugkerende water of de inlaattemperatuur.
In het geval van een tijdelijk stroomstoring, wordt de modus die voor
de stroomstoring is ingesteld opgeslagen in het geheugen.
3. Vertraging opstarten compressor
Om te voorkomen dat de compressor frequent aan- en uitschakelt,
dient u ervoor te zorgen dat elke start na ten minste 300 seconden
na de laatste uitschakeling plaatsvindt.
4. Bediening van de pomp en de waterstroomschakelaar
Het elektronische paneel beschikt over twee
pompbedieningsuitgangen. Als pomp 1 gedurende 3 seconden in
werking is, start pomp 2. Pomp 1 start wanneer de montage wordt
aangeschakeld en ten minste 285 seconden voordat de compressor
in werking treedt, en stopt 120 seconden nadat de montage stopt.
Na de eerste 120 seconden dat de pump1 in werking is, wanneer de
waterstroom op volle snelheid is, worden de
waterstroomalarmfuncties geactiveerd (differentiële drukschakelaar
en stroomschakelaar). Als de differentiële drukschakelaar (of
waterstroomschakelaar) gedurende 15 seconden een continue
sluiting detecteert, zal het toestel normaal werken, zo niet, dat zal
het toestel uitschakelen en wordt fout C8 getoond.
Als de differentiële drukschakelaar (of de waterstroomschakelaar)
gedurende 10 seconden een continue opening detecteert, zal het
toestel uitschakelen en wordt fout C8 getoond.
5. Bediening ventilatorsnelheid
Voor de juiste werking van het toestel met verschillende
omgevingstemperaturen, bestuurt de microprocessor de
ventilatorsnelheid op basis van de omgevingstemperatuur, de
condensatie- of verdampingstemperatuur en de
compressorfrequentie, en zorgt ervoor dat de warmtewisseling
wordt verhoogd of verlaagd, en houdt de condensatie- of
verdampingstemperatuur vrijwel constant.
6. Vriespreventie
Om te voorkomen dat het water bevriest en de
plaatwarmtewisselaar beschadigd raakt, voert de microprocessor
een antivriesbeschermingsprogramma uit als de
warmtewisselaarstemperatuur of de watertemperatuur onder een
bepaalde waarde komt.
a. In de koelingsmodus of waterpompmodus: als de
warmtewisselaarstemperatuur of de watertemperatuur onder de 3℃
komt, zal de compressor uitschakelen en zal de Pb-code op de
wandbedieningsdisplay worden getoond, de waterpomp zal blijven
werken totdat de warmtewisselaarstemperatuur of de
uitlaatwatertemperatuur boven de 8℃ komt en het toestel weer
normaal zal functioneren.
b. In de verwarmingsmodus of stand-bymodus: als de
warmtewisselaarstemperatuur of de inlaatwatertemperatuur onder
de 8℃ komt, zal de Pb-code op de wandbedieningsdisplay worden
getoond, de waterpomp zal blijven werken totdat de
warmtewisselaarstemperatuur of de inlaatwatertemperatuur boven
de 15℃ komt. Als de warmtewisselaarstemperatuur of de
inlaatwatertemperatuur onder de 5℃ blijft komen, zal het toestel
overschakelen naar de snelle verwarmingsmodus, de compressor
en de waterpomp zullen blijven werken totdat de
warmtewisselaarstemperatuur of de inlaatwatertemperatuur boven
de 15℃ komt.
c. Als de omgevingstemperatuur onder de 8℃ komt en de
warmtewisselaarstemperatuur of de inlaatwatertemperatuur onder
de 2℃ komt, zal de elektrische verwarming in werking treden tot de
warmtewisselaarstemperatuur of de inlaatwatertemperatuur boven
de 7℃ komt.
Als het waarschijnlijk is dat het toestel moet werken bij
temperaturen onder de 0℃, is het aan te bevelen om antivries aan
het watersysteem toe te voegen om bevriezing te voorkomen in het
geval er een stroomonderbreking of storing plaatsvindt.
7. Bescherming hoge temperatuur warmtewisselaar met vinnen
Wanneer de temperatuur van de warmtewisselaar met vinnen meer
dan 62ºC is, stopt het systeem, en zal niet op de normale wijze
weken totdat de tot onder 52ºC is gedaald.
8. Beveiliging uitlaattemperatuur compressor
Als de uitlaattemperatuur van de compressor boven de 115℃ komt
,zal de compressor stoppen met werken totdat de temperatuur tot
onder 83℃ is gedaald. De compressor zal na 5 minuten
beschermingsvertraging weer in werking treden.
LET OP
Als de mogelijkheid bestaat dat de buitentemperatuur onder nul
graden kan dalen, bestaat het risico op bevriezing.
Het watercircuit MOET WORDEN GELEEGD EN DE
STROOMTOEVOER WORDEN UITGESCHAKELD (als u water
afvoert nadat de warmtepomp in werking is geweest kan het
water heet zijn) of er moet antivries worden toegevoegd in de
proportie die door de fabrikant wordt aanbevolen.
8.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Deze paragraaf geeft nuttige informatie voor het vaststellen en
oplossen van bepaalde problemen die zich in het toestel kunnen
voordoen.
Het oplossen van de problemen mag alleen door een plaatselijke
technicus worden uitgevoerd.