Nederlands 19
4Wart elmoer
5Platte af dichting
2. De wartelmoer op de slangnippel schuiven.
3. De aanzuigslang op de slangnippel schuiven.
4. De slangklem positionere n en vastdraaien.
5. De platte afdichting tussen aanzuigaansluiting en
slangnippel leggen.
Instructie: Als aanzuigslang moet een verstevigde,
voor onderdruk geschikte slang worden gebruikt .
6. De aanzuigslang met de aanzuigaan sluiting verbin-
den en de wartelmoer vastdraaien.
7. Het zuigfilter aan het ande re einde van de aan-
zuigslang aanbren gen.
Afbeelding C
1Aanzuigslang (niet meegeleverd)
2Slangklem
3Zuigfilter
8. De drukslang (niet bijgeleverd ) van slangnippel,
wartelmoer en slangklem voorzien.
9. Een platte afdichting tussen slangn ippel en uitgang
leggen.
10. De drukslang met de uitgang verbin den en de war-
telmoer v astdr aaien.
Werki ng
Pomp ontluc hten
LET OP
Beschadigingsgevaar
Als de pomp droogloopt, worden de afdichtingen be-
schadigd.
Ontlucht de pomp voo r inbedrijfstelling. Als de pomp on-
bedoeld droog wordt gebruikt , de motor onmiddellijk
stoppen en de pomp laten afkoelen alvorens met ont-
luchten te beginnen.
1. De afsluiting van de vulopening eruit schroeven.
2. De pomp volledig met water vullen.
3. De afsluiting weer in d e vulopening draaien en vast-
draaien .
Apparaat starten
1. De pomp ontluchten.
2. De brandstofkraan openen.
3. De chokehendel naar links schuiven.
4. De gashendel onge veer 1/3 van de tota le weg naar
links schuiven.
5. De apparaatschakelaar op “I” ze tten.
6. Langzaam aan de trekdraadstart er trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is, en dan stevig trek-
ken.
7. De trekdraadstarter langzaam teru ggeleiden.
LET OP
Beschadigingsgevaar
De terugschietende trekdra adstarter beschadigt het ap-
paraat.
De trekdraadstarter langzaa m teruggeleiden.
8. Als de motor is gestart, de ch okehendel naar rechts
schuiven.
9. De gashendel naar links schuiven tot het gewenste
toerental is bereikt. Het debiet van de pomp hangt af
van het toeren tal.
10. De werking van de p omp controleren. Drooglopen
beschadigt de pomp. Als de pomp geen water
pompt, de motor uitzett en en ontluchting van de
pomp herhalen.
Apparaat in een nood geval uitschakelen
1. Zet de apparaatschakelaa r op "0".
Apparaat uitschakelen
1. Gashendel helemaal naar rech ts schuiven.
2. Zet de apparaatschakelaa r op "0".
3. Brandstofkraan sluiten.
Water aftappen
1. W ater-aftapschroef eruit draaien.
2. W ater uit de pomp aftappen.
3. Afsluiting van de vulopening eruit schroeven.
4. Pomp met vers water spoelen.
5. V ers water aftappen.
6. Afsluiting van de vulopening erin schroeven en vast-
draaien .
7. W ater-aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
Vervoer
V oor het transport de apparaatschakelaar op “0”
zetten.
De motor voor het verladen minstens 15 minuten la-
ten afkoelen.
Het apparaat tijdens tra nsport verticaal houden om
morsen van brand stof te voorkomen.
T ijdens transport in voertu igen het apparaat con-
form de richtlijnen tege n wegrollen, wegglijden en
kantelen beveiligen.
Het gewicht van het apparaat tijd ens transport in
acht nemen.
Opslag
몇VOORZICHTIG
Niet in acht nemen van het gewicht
Gevaar vo or letsel en be schadigin g
Houd bij de opslag rekening met het gewicht van het ap-
paraat.
LET OP
Beschadigingsgevaar
Leg geen zware voorwerp en op het apparaat.
Apparaat drogen en stofvrij opslaan.
Apparaat reinigen
V oor opslag moet het apparaat worden gereinigd.
1. Het apparaat een half uu r laten afkoelen, als het te
kort in gebruik was.
2. De pomp met helder water schoonspoelen .
3. Het apparaat met weinig water van buiten met de
hand wassen.
4. Alle bereikbare oppervlakken droog wrijven.
5. De water-aftapschroef eruit draaien en water aftap-
pen.
6. De water-aftapschroef erin dr aaien en vastdraaien.
7. Oppervlakken die gevoelig zijn voor roest licht met
olie behandelen.
8. De bedienelementen met siliconenspray smeren.
Opslagduur 1...2 maanden
1. Benzinestabilisator in de brandstoftank vullen.
2. De brandstoftank bijvullen.
Opslagduur 2...12 maanden
Bovendien:
1. De brandstofkraan sluiten .
2. Een reservoir onder de carbur ateur plaatsen.
Afbeelding D
1Carburateur
2Aftapschroef
3. De aftapschroef eruit draaie n.
4. De brandstof in het reservoir opvangen.
5. De aftapschroef erin draaien en vastd raaien.
6. De bezinkbeker reinigen (zie “V erzorging en onder-
houd/bezinkbeker controleren en reinige n”).
Opslagduur meer dan 12 maa nden
Bovendien:
1. De bougie eruit draaien.
2. 5...10 cm3 Motorolie in de cilinder vullen.
3. De trekdraadstarter er meerdere keren langzaam
doortrekken, zoda t de olie in de motor wordt ver-
deeld.
4. De bougie er weer inschroeven.
5. De olie verversen (zie “V erzorging en onderhoud/
olie verversen”).
6. Langzaam aan de trekdraadstarte r trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is.
Klein en groot onderhoud
GEV AAR
Letselgevaar , gevaar door elektrische stroomstoot.
Het apparaat kan onverwach t starten. Bewegende de -
len kunnen letsel veroorzaken.
T rek voor onderhoudswerkzaamh eden de bougiestek -
ker los.
몇VOORZICHTIG
Ve rbrandingsgevaar .
Aanraken van hete apparaatde len kan leiden tot brand-
wonden.
Laat het voertu ig afkoelen, alvo rens er werkzaamheden
aan uit te voeren.
* Beschrijving, zie “Inbedrijfstelling”.
** Beschrijving, zie “Onderhoudswer kzaamheden”.
Onderhoudsintervallen
Voor elk gebruik
1. Het apparaat op correcte toestand en bed rijfsveilig-
heid controleren. Beschadigd apparaa t niet in ge-
bruik nemen.
2. Het oliepeil contro leren. *
3. Het luchtfilter controleren. **
Een keer na 1 maand of 20 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
Elke 3 maanden of 50 bedrijfsuren
1. Het luchtfilter rein igen. **
In stof fige omgevingen de reiniging vaker uitvoeren.
Elke 6 maanden of 100 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
2. De bezinkbeker reinigen. **
3. De bougie controleren en reinige n. **
4. De vonkenvanger (niet bijgele verd) reinigen. **
Jaarlijks door de geautoriseerde kl antenservice
1. De klepspeling controleren en inst ellen.
2. De brandstoftank en he t brandstoff ilter reinigen.
3. Het luchtfilterinzet stuk vervangen.
4. De bougie vervangen.
5. Het standgas-toer ental controleren/ instellen.
6. De klepspeling controleren/instelle n.
7. Het schoepenwiel van de pomp cont roleren.
8. De spleet tussen behuizing en schoepenwiel contro-
leren.
9. De inlaatklep va n de pomp controleren.
Elke 2 jaar door de geautoriseerde klantenser vice
1. De brandstofleiding contr oleren, indien nodig ver-
vangen.
2. De verbrandingsruimte van de motor reinigen.
Onderhoudswe rkzaamheden
Luchtfilter controleren
1. De lussen optillen en de deksel verwijderen.
Afbeelding E
1Deksel
2Lus
3Luchtfilterinzetstuk
2. Het luchtfilterinzetstuk op vervui ling controleren. Het
luchtfilter ind ien nodig reinigen of bij beschadigi ng
vervangen (zie “Luchtfilter rei nigen”).
3. De deksel erop doen en laten vergrend elen.
Luchtfilter r einigen
LET OP
Beschadigingsgevaar
Als het luchtfilterinzetstuk ont breekt, kan binnendrin-
gend stof de motor onbruikbaar maken.
Gebruik het apparaat niet zonder luchtfilterinzetstu k.
1. Schoepenwiel openen (zie “Lu chtfilter controleren”).
2. Het luchtfilterinzetst uk eruit nemen.
3. Het luchtfilterinzet stuk in warm water met schoon-
maakmiddel wassen en met helder water spoelen.
Instructie: V oer de oliehoudende wasoplossing mi-
lieuvriendelijk af.
4. Het luchtfilterinzet stuk laten drogen.
5. Het luchtfilterinzetst uk in schone motorolie dompe-
len en overtollige olie eruit drukken.
6. Het luchtfilterinzetst uk weer plaatsen.
7. Het deksel plaatsen.
8. De vergrendelingen sluite n.
Olie verversen
De olieverversing uitvoer en, als de motor warm is.
1. De oliepeilstok eruit draaien.
Afbeelding F
1Oliepeilstok
2Olieaftapplug
2. De olieaftapsch roef er met de afdichting uitdr aaien
en de olie opvangen.
3. De olieaftapschroef met afdichting indraaien en
vastdraaien.
4. Het apparaat horizontaa l neerzetten.
5. De motorolie (voor oliesoort zie “T echnische gege-
vens”) afmeten en bij de opening voor de oliepeil-
stok bijvullen.
6. Het oliepeil controleren (zie “Inbed rijfstelling”).
7. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
8. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.
Bezinkbeker reinigen
De bezinkbeker scheidt water van benzine.
1. De brandstofkraan sluiten.
2. De bez inkbeker losschro even.
Afbeelding G
1Bezinkbeker
2Schroef
3. De bezinkbeker met O-ring verwijderen.
4. De bezinkbeker en de O-ring met ni et-brandbaar
oplosmiddel reinigen en laten drogen.
5. De bezinkbeker en de O-ring aan brengen en vast-
schroeven.
6. De brandstofkraan openen.
7. Afdichting t ussen bezinkbeker en carburateur con-
troleren.
8. De brandstofkraan sluiten.
Bougie controleren en reinigen
1. De bougiestekker lostrekken.
Afbeelding H
1Bougiestekker
2Bougie