Inbouwen van de batterij
1. Zet de batterij vanaf de linkerkant, ca. 45° naar buiten gekanteld, in de
batterijhouder in de Pedelec.
2. De leibanen beneden aan de zijkant moeten daartoe in de passende leibanen
in de houder gezet worden.
3. Kantel de batterij naar de fiets, totdat deze in de vergrendeling inklinkt.
Steekt de sleutel nog in het slot dan moet u deze eventueel omdraaien en
eruit trekken.
4. Controleer of de batterij vast zit.
4. Het bedienelement
Het bedienelement aan het stuur
heeft drie schakelvlakken, naast het
schakelvalk „Power“ en het schakelvlak
„Mode“ bevindt zich telkens een veld met elk drie LED’s.
Met het schakelvlak „Power“ schakelt u de motorondersteuning aan en uit. De
LED’s naast dit schakelvlak toont de laadtoestand van de batterij. Na het inschake-
len gaan alle drie de LED’s gedurende twee seconden branden.
Branden daarna alle drie de LED’s dan is de batterij voor 70 – 100 % geladen.
Branden daarna nog twee LED’s, dan is de batterij nog voor 40 – 70 %
geladen.
Brandt daarna slechts nog een LED, dan is de batterij slechts nog voor
10 – 40 % geladen.
Als daarna de onderste LED langzaam knippert dan is de batterij slechts nog
voor minder dan 10 % geladen. Nu kunt u een beetje prestatieverlies merken.
Knippert de onderste LED snel dan is de batterij leeg. Het systeem schakelt nu
binnenkort uit.
Met het schakelvlak „Mode“ kunt u de mate van de motorondersteuning regelen.
De LED’s naast dit schakelvlak geven weer in welke mate de motor op dat moment
ondersteund wordt. Na het aanschakelen gaan alle drie de LED’s gedurende twee
seconden branden.
Terwijl het systeem start stelt de krachtsensor zich telkens weer nieuw af, om een
precieze krachtvoeding van de motor te regelen. Daarom moet de belasting van de
pedalen niet veranderd worden. Dat wil zeggen, u kunt lichtjes of zeer regelmatig
op de pedalen trappen. Of u houdt voor twee seconden op met trappen. Daarna is
automatisch een middelsterke ondersteuning ingesteld.
In het niveau met de sterkste ondersteuning gaan alle drie de LED’s branden.
De ondersteuning werkt sterk - 1 : 1,3.
In het middelste ondersteuningsniveau gaan de onderste twee LED’s branden.
De ondersteuning werkt middelsterk - 1 : 1.
In het laagste niveau brandt alleen de onderste LED.
De ondersteuning werkt maar zwak - 1 : 0,5.
Door elk drukken van het schakelvlak „Mode“ – verandert de motorondersteuning
met een niveau. Is het hoogste niveau bereikt dan springt de ondersteuning bij het
volgende drukken over op het laagste niveau en gaat dan weer omhoog.
Het licht aan- en uitmaken
Met het rechts getoonde schakelvlak wordt
het licht aan- en uitgeschakeld.
Het licht krijgt stroom van de batterij. Om de batterij weer te laden werkt de motor
zonder vrijschakeling. Dat wil zeggen, hij loopt steeds mee. Wordt de motoronder-
steuning niet gebruikt of u rijdt sneller dan 25 km/h, dan laadt de motor als een
dynamo de batterij weer op. Dit opladen is voldoende om de verlichting van stroom
te voorzien, maar niet om de batterij voor het rijden weer op te laden.
Omdat de motor steeds meeloopt merkt u tijdens een langzaam voortduwen een
beetje vibratie. Daardoor ontstaat geen schade en de rijweerstand wordt slechts
weinig verhoogd, ongeveer zo als bij een naafdynamo.
Als u met licht rijdt en onderweg de ondersteuning uitschakeld dan moet u het
licht opnieuw inschakelen daarmee het weer branden gaat! Anders schakelt het
samen met de ondersteuning uit.
Het is verplicht de batterij altijd mee te nemen, zelfs dan als u zonder onder-
steuning rijden wilt, daarmee het licht functioneren kan.
5. De elektrische ondersteuning
Werkwijze van de de elektrische ondersteuning
Zodra u de ondersteuning inschakelt en begint te trappen ondersteunt
het de motor.
5
Aan-/uitschakelaar
Schakelaar voor de
mate van de motoron-
dersteuning Licht-
schakelaar