Foutanalyse en oplossingen
1.0 Display leeg, regelaar doet niets.
Geen of lege batterijen. De van fabriekswege aangebrachte isolatiestrip is niet uit het batterijcompartiment verwijderd.
1.1 Batterijsymbool op het display knippert al na korte tijd.
Contacten van batterijen en/of houder vervuild; slechte of oude batterijen. Gebruik Alkaline batterijen LR 6.
1.2 Klok loopt niet, display ‘bevroren’.
Regelaar opnieuw in bedrijf nemen door een Reset.
1.3 Klok loopt, temperatuuraanwijzing en regeling wijken af.
Compensatie wandinvloed verkeerd ingesteld. Zie ijken temperatuuropnemer.
1.4 Verkeerde automatische omschakeling zomer-/wintertijd.
Actuele datum en gekozen datumprogramma controleren.
1.5 Ingestelde temperatuur wordt niet gehaald.
Verwarmingsinstallatie te krap bemeten; P-band van de PD-regelaar te groot. Zie fabrieksinstellingen op blz. 31 en de
installatiehandleiding. Ketel komt te langzaam op volle capaciteit. Raadpleeg de ketelhandleiding of uw installateur.
1.6 Te grote temperatuurwisseling en/of overshoot.
Snel reagerende of sterk overbemeten verwarmingsinstallatie, P-band van de PD-regelaar te klein. Zie installatiehandleiding.
1.7 Klokthermostaat schakelt niet.
Omdat het schakelrelais t.b.v. de ketel zich op de bodemplaat bevindt kan het voorkomen dat de relaisstand verkeerd is (‘aan’ in
plaats van ‘uit’ of omgekeerd) wanneer de regelaar van de grondplaat wordt genomen en weer wordt teruggezet. Plaats de regelaar
op de grondplaat. Druk eerst kort op [ hand ] en daarna op [+] tot de gewenste temperatuur op 30°C is ingesteld en wacht tot u
(duurt max.15 seconden) het relais hoort schakelen. Is dit niet het geval, druk dan zolang op [–] voor een instelling van 5°C
zodat het relais binnen 15 seconden alsnog schakelt. U bent er nu zeker van dat de relaisstand goed is.
Zet hierna de temperatuur d.m.v. [+] of [–] op de gewenste waarde.
1.8 Na het programmeren blijkt het programmeerblok niet in het geheugen te staan.
Bij einde programmering 2x op [ Prog ] drukken (zie blz. 22 punt 7 en blz. 25 punt 11).
33