7 Opwarmen toestel
Ten behoeve van een snelle levering van warm tapwater is een zogenaamde
tapcomfortfunctie in de automaat aangebracht. Door deze functie wordt de
warmtewisselaar op temperatuur gehouden (Deze is instelbaar, zie § 7.1). De
tapcomfortfunctie kent de volgende instellingen:
• Aan: (
LED aan) De tapcomfortfunctie van het toestel is continue ingeschakeld.
Het toestel levert altijd direct warm water.
• Eco: ( LED aan) De tapcomfortfunctie van het toestel is zelflerend. Het toestel zal
zich aanpassen aan het gebruikspatroon van het warm tapwater. Hierdoor zal de
warmtewisselaar gedurende de nacht, of bij lange afwezigheid, niet op temperatuur
gehouden worden.
• Uit: (Beide LED’s uit) De warmtewisselaar wordt niet warm gehouden waardoor de
levering van warm tapwater even op zich laat wachten. Als er geen behoefte is aan
snelle levering van warm tapwater, kan de tapcomfortfunctie uitgeschakeld worden.
Bij de instellingen aan en eco voldoet het toestel aan de Gaskeur CW eisen.
2.4 PC Interface
De automaat is voorzien van een interface voor een PC. Door middel van een speciale
kabel en bijbehorende software kan een PC aangesloten worden. Met deze voorziening
is het mogelijk om het gedrag van de automaat, het toestel en de verwarmingsinstallatie
over een lange periode te volgen.
2.5 Testprogramma’s
In de branderautomaat is een voorziening aangebracht om het toestel in een test status
te brengen.
Door het activeren van een testprogramma zal het toestel in bedrijf komen met een vast
ventilator toerental, zonder dat de regelfuncties zullen ingrijpen.
De veiligheidsfuncties blijven wel actief.
Het testprogramma wordt beëindigd door de
en gelijktijdig in te drukken.
Testprogramma's
Omschrijving programma Toets combinaties Display uitlezing
Brander aan met minimaal WW
vermogen (Zie parameter d §7.3)
en “L”
Brander aan met ingesteld maximaal
CV-vermogen (Zie parameter 3 §7.3)
en (1x) “h”
Brander aan met maximaal WW
vermogen (Zie parameter 3 §7.3)
en (2x) "H"
Uitschakelen testprogramma en
Actuele
bedrijfssituatie
2.5.1 Vorstbeveiliging
• Om bevriezing van het toestel te voorkomen is het toestel
voorzien van een toestelvorstbeveiliging. Als de temperatuur van
de warmtewisselaar te laag wordt, schakelt de brander in, en gaat
de pomp draaien tot de temperatuur van de warmtewisselaar
voldoende is. Als de toestelvorstbeveiliging ingrijpt dan is code
7 ‘
zichtbaar (opwarmen wisselaar).
• Als de installatie (of een deel daarvan) kan bevriezen, moet er op
de koudste plaats een (externe) vorstthermostaat op de
retourleiding aangebracht worden. Deze moet volgens het
bedradingschema aangesloten worden. Zie § 10.1.
Opmerking
Als het toestel buiten bedrijf is (
- op het service display) is de toestelvorstbeveiliging
wel actief, op een warmtevraag van een (externe) vorstthermostaat wordt echter niet
gereageerd.