Intergas Verwarming BV
De Holwert 1 Postbus 6 7740 AA Coevorden Tel: 0524 - 512345 Fax: 0524 - 516868
In bedrijf stellen
Stel de ketel in bedrijf nadat deze waterzijdig, gas- en elektrotechnisch
door een erkend installateur is aangesloten en gecontroleerd.
Controleer verder de volgende punten:
De cv-installatie en warmwatervoorziening moet goed gevuld en ontlucht
zijn.
De waterdruk in de CV installatie moet minimaal 1 en maximaal 2 bar
bedragen. (Aflezen bij cv-druk op het display.)
De elektrische stroom aangesloten is en het toestel uitgeschakeld is.
(Horizontaal streepje op service display overige functies gedoofd.)
Nooit de elektrische stroom aansluiten als de ketel, de cv-
installatie en de warmwaterinstallatie niet geheel gevuld en ontlucht
zijn.
De kamerthermostaat moet lager ingesteld zijn dan de temperatuur in de
kamer.
De gaskraan moet geopend zijn.
Schakel het toestel in met de aan/uit schakelaar op het display. (Het
controle lampje gaat branden, service display dooft).
Indien de warmwatervoorziening is aangesloten en de tapcomfort functie
op "aan" of "eco" is gezet, gaat het toestel automatisch branden tot de
warmtewisselaar op temperatuur is.
Stel de kamerthermostaat hoger in als de kamertemperatuur. Het toestel
gaat nu automatisch branden. Tijdens het branden op cv kan de
temperatuur van het cv water tussen 30° en 90°C worden ingesteld op het
bedieningspaneel. Lage stand bij matig koud weer, hoge stand bij kouder
weer. Indien u gebruik maakt van een kamerthermostaat met
OpenTherm hoeft deze instelling niet te worden gewijzigd.
Storingen
Indien zich de volgende eenvoudige storingen aan de ketel voordoen
dan kunnen deze als volgt opgelost worden. Bij herhaling of andere
storingen altijd uw installateur waarschuwen.
De cv installatie wordt niet of onvoldoende warm.
• Verhoog de ingestelde temperatuur van de kamerthermostaat.
• Open de radiatorkranen.
• Stel de cv watertemperatuur hoger in d.m.v. de keuze en instelknop
op het bedieningspaneel.
• Ontlucht de ketel en installatie en controleer de cv waterdruk.
Het tapwater wordt niet of onvoldoende warm.
• Zet de warmwaterkraan verder open.
• Stel de watertemperatuur hoger in d.m.v. de keuze- en instelknop
op het bedieningspaneel.
Het storingslampje boven de reset knop brandt. Op het display
boven de serviceknop worden de volgende nummers aangegeven:
0 , 1 , 2 of 3 De ketel wordt te warm,
er is onvoldoende doorstroming.
• Open de radiatorkranen ontlucht de ketel en installatie en
controleer de cv waterdruk. Zonodig bijvullen.
4 De brander ontsteekt niet.
• Open de gaskraan.
Druk na het opheffen van de oorzaak op de reset knop en de ketel zal
opnieuw in werking treden. Voor de betekenis van de overige bedrijfs- en
storingscodes zie de installatievoorschriften.
Vullen en ontluchten van toestel en installatie
Let op: Neem de stekker uit de wand contact doos. Pas na het vullen
en ontluchten de netspanning weer op het toestel aansluiten.
CV-systeem:
Om een goede werking van het de CV installatie te garanderen dient de
druk in de installatie bij een koude installatie tussen de 1 en 2 bar te zijn.
(Af te lezen bij cv-druk op het display.) Wanneer de druk te laag is dient
de installatie bijgevuld te worden. Ga als volgt te werk:
Sluit de vulslang aan op de kraan en vul deze met water tot zich geen
lucht meer in de slang bevindt.
Sluit de vulslang aan op de vul-/aftapkraan onder aan het toestel.
Open de kraan en vervolgens de vulkraan.
Vul het toestel en de installatie met schoon drinkwater.
Ontlucht de installatie en de ketel.
Het ontluchtingspunt van de ketel bevindt zich links boven op de ketel.
De installatie kan via de ontluchtingskraantjes op de radiatoren en/of een
ontluchter in de leidingen ontlucht worden.
Vul de ketel en de installatie tot een waterdruk van ongeveer 1 à 2 bar
bij afgekoeld water.
Moet vaker gevuld worden dan enkele malen per jaar waarschuw dan uw
installateur. Er is dan waarschijnlijk een lekkage.
Warmwatervoorziening:
Breng het tapwater gedeelte van het toestel op druk door de hoofdkraan
en/of inlaatcombinatie te openen.
Ontlucht het toestel en het leidingsysteem door een warmwaterkraan te
openen. Laat de kraan open staan totdat alle lucht uit het toestel en de
leidingen is verdwenen. Draai de warmwaterkraan dicht.
Controleer de aansluitingen op lekkages.
Vorstbeveiliging
Om bevriezing van de condensafvoer leiding te voorkomen, moet het
toestel in een vorstvrije ruimte geïnstalleerd worden.
Om bevriezing van het toestel te voorkomen is het toestel voorzien van
een vorstbeveiliging. Als de temperatuur van de warmtewisselaar te laag
wordt, schakelt de brander in, tot de temperatuur van de
warmtewisselaar voldoende is. Als de mogelijkheid bestaat dat de
installatie (of een deel daar van) kan bevriezen, moet er op de koudste
plaats een (externe) vorstthermostaat op de retourleiding aangebracht
worden. Deze moet volgens het bedradingschema aangesloten
worden. (Zie ook het installatievoorschrift.)
Opmerking
De (externe) vorstthermostaat is niet actief als het toestel op het
bedieningspaneel is uitgeschakeld, of als de netspanning is
onderbroken.
Naverwarming zonneboiler
Wanneer het toestel is toegepast als naverwarmer voor een zonneboiler
mag de naverwarming niet uitgeschakeld worden. Tevens mag de
temperatuur van het tapwater niet lager dan 60°C ingesteld worden.
Onderhoud
Het toestel kan met een vochtige doek gereinigd worden. Gebruik geen
agressieve of schurende schoonmaak of oplosmiddelen.
Het toestel en de installatie dienen elk jaar door een erkend installateur
gecontroleerd en zonodig gereinigd te worden. Hetzelfde geldt voor de
rookgasafvoer- en luchttoevoerleiding.
Wijzigingen voorbehouden
881.487-01