e instructies zijn gemaakt voor uw veiligheid. Lees ze
aandachtig door.
V
erzeker uw zitmaaier
•
Controleer de verzekering van uw nieuwe zitmaaier.
•Neem contact op met uw verzekeringsmaatschappij.
•U moet een verzekering hebben met volledige dekking
voor verkeer, brand, schade, diefstal en WA.
Alg
emeen gebruik
•
Lees alle instructies uit deze gebruiksaanwijzing en op de
machine voordat u hem start. Vergewis u ervan dat u ze
begrijpt en volg ze daarna op.
•Leer hoe u de machine en de hendels op een veilige
manier kunt gebruiken en leer hoe u snel kunt stoppen.
Leer ook alle veiligheidsplaatjes herkennen.
•Laat de machine alleen gebruiken door volwassenen die
ermee vertrouwd zijn.
•Zorg ervoor dat zich niemand vlakbij de machine bevindt,
wanneer u de motor start, de aandrijving inschakelt of
rijdt.
•Maak het terrein schoon van voorwerpen zoals stenen,
speelgoed, draden enz. die door de messen opgenomen
en weggeslingerd kunnen worden.
•Stop de motor en voorkom een motorstart voordat u de
uitloopgoot schoonmaakt.
•Pas op voor de uitworp en richt die niet op iemand.
•Stop de motor om een motorstart te voorkomen, voordat
u het maaielement schoonmaakt.
•Denk eraan dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
gevaren of ongelukken.
•Neem nooit passagiers mee. De machine is alleen
bedoeld om door één persoon te worden gebruikt.
•Kijk altijd naar beneden en naar achteren voor en tijdens
het naar achteren rijden. Hou zowel kleine als grote
obstakels in de gaten.
•Rem af voordat u de bocht omgaat.
•Zet de messen uit wanneer u niet maait.
•Wees voorzichtig bij het ronden van een vast voorwerp,
zodat de messen er niet tegen aan komen. Rijd nooit over
vreemde voorwerpen heen.
!
W
AARSCHUWING! Deze machine
produceert tijdens bedrijf een
elektromagnetisch veld. Dit veld kan onder
bepaalde omstandigheden de werking van
actieve of passieve medische implantaten
verstoren. Om het risico op ernstig of fataal
letsel te beperken, raden we personen met
een medisch implantaat aan om contact op
te nemen met hun arts en de fabrikant van
het medische implantaat voordat ze deze
machine gaan bedienen.
!
W
AARSCHUWING! Deze machine kan uw
handen en voeten eraf maaien en
voorwerpen wegslingeren. Wanneer u
verzuimt de veiligheidsvoorschriften te
volgen kan dit tot ernstig letsel leiden.
Dutch
–
9
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
•
Gebruik de machine alleen bij daglicht of tijdens andere
goed verlichte omstandigheden. Hou de machine op
veilige afstand van gaten en andere ongelijkmatigheden
in de grond. Wees opmerkzaam op andere mogelijke
risico’s.
•Gebruik de machine nooit als u moe bent, alcohol heeft
gedronken of andere drugs heeft ingenomen of wanneer
u medicijnen gebruikt die uw gezichtsvermogen,
beoordelingsvermogen of coördinatievermogen negatief
beïnvloeden.
•Pas op voor verkeer wanneer u vlakbij een weg werkt of
deze oversteekt.
•Laat de machine nooit zonder toezicht achter wanneer de
motor draait. Zet de messen altijd uit, trek de handrem
aan, stop de motor en haal de sleutel eruit voordat u de
machine achterlaat.
•Laat kinderen of andere personen die niet zijn opgeleid
om met de machine om te gaan, deze nooit gebruiken of
onderhouden. Lokale voorschriften kunnen de leeftijd van
de gebruiker bepalen.
•Gebruik gehoorbescherming om het risico van
gehoorbeschadiging zo klein mogelijk te maken.
•Draag nooit loszittende kleding die vast kan komen te
zitten in de bewegende delen.
•Gebruik de machine nooit blootvoets. Draag altijd
beschermingsschoenen of beschermingslaarzen, het
liefst met een stalen neus.
•Zorg ervoor dat er altijd EHBO-middelen bij de hand zijn
wanneer u de machine gebruikt.
Rijden op helling
en
Het r
ijden op hellingen is een van de operaties waar het risico
het grootst is dat de bestuurder de controle verliest of dat de
machine omver valt, hetgeen ernstig letsel of overlijden kan
veroorzaken. Alle hellingen vragen om extra voorzichtigheid.
Wanneer u op de helling niet naar achteren kunt rijden of u
voelt zich onzeker, maai ze dan niet.
Ga als v
olgt te werk
•
Verwijder hindernissen zoals stenen, takken enz.
•Maai naar boven en naar beneden, niet in zijwaartse
richting.
•Gebruik de zitmaaier nooit op terrein dat meer dan 10
°
helt.
•Wees extra voorzichtig met eventuele extra uitrusting, die
de stabiliteit van de machine kan wijzigen.
•Voorkom het starten of stoppen op een helling. Als de
banden gaan slippen, moet u de messen uitschakelen en
langzaam van de helling afrijden.
•Rij altijd gelijkmatig en langzaam op hellingen.
•Maak geen plotselinge wijzigingen in snelheid of richting.
!
W
AARSCHUWING! De uitlaatgassen van de
motor van de machine, inclusief bepaalde
stoffen daarin, en sommige
machineonderdelen bevatten of stoten
chemicaliën uit, waarvan men aanneemt dat
ze kanker, schade aan de ongeboren vrucht
of andere voortplantingsschade
veroorzaken. De motor geeft koolmonoxide
af, wat een kleurloos, giftig gas is. Gebruik
de machine niet in afgesloten ruimtes.
!
W
AARSCHUWING! Bij al het gebruik van de
machine moet goedgekeurde persoonlijke
beschermingsuitrusting gebruikt worden.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
elimineert de risico’s niet, maar vermindert
het schadelijk effect in geval van een
ongeval. Vraag uw dealer om raad wanneer u
uw uitrusting koopt.
BELANGRIJKE INFORMA
TIE
Rij nooit een helling af met een omhoog getild
maaielement.
>10
10
–
Dutch
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•Voorkom onnodige bochten op hellingen, en als het nodig
is, draai dan langzaam en stap voor stap naar beneden,
indien mogelijk. Rij langzaam. Gebruik kleine
stuurbewegingen.
•Pas op voor greppels, kuilen en verhogingen en rij er niet
overheen. Op ongelijk terrein kan de machine makkelijker
omver vallen. Hoog gras kan hindernissen verbergen.
•Maai niet vlakbij randen, sloten of wallen. De machine kan
plotseling omslaan wanneer één wiel over de rand van
een diepte of een sloot komt, of wanneer een rand instort.
•Maai geen nat gras. Dat is glad en de banden kunnen de
grip verliezen zodat de machine gaat glijden.
•Probeer de machine niet te stabiliseren door een voet op
de grond te zetten.
•Bij het schoonmaken van het onderstel mag de machine
nooit vlak naast een rand of sloot gereden worden.
•Houd bij het maaien het toestel uit de buurt van bosjes en
andere objecten om een opwarmingseffect te voorkomen.
•Volg de aanwijzingen van de producent over
wielverzwaarders of contragewichten om de stabiliteit van
de machine te verhogen.
Kinderen
•Ernstige ongelukken kunnen gebeuren als men niet alert
is op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen
worden vaak door de machine en de
maaiwerkzaamheden aangetrokken. Ga er nooit van uit
dat kinderen op de plek blijven waar u ze het laatst zag.
•Hou kinderen weg van het maaiterrein en onder
zorgvuldig toezicht van een andere volwassene.
•Wees op uw hoede en zet de machine uit wanneer
kinderen het werkterrein betreden.
•Kijk voor en tijdens een achteruitrijmanoeuvre naar
achteren en naar beneden naar kleine kinderen.
•Laat kinderen nooit meerijden. Ze kunnen vallen en zich
ernstig bezeren of het zonder risico’s manoeuvreren van
de machine belemmeren.
•Laat kinderen de machine nooit bedienen.
•Wees extra voorzichtig in de buurt van hoeken, bosjes,
bomen of andere voorwerpen die het zicht belemmeren.
Onderhoud
•Afzetten van de motor. Voorkom een start door de
ontstekingskabel van de bougie te halen of verwijder de
ontstekingssleutel voordat u afstellingen maakt of
onderhoud uitvoert.
•Vul nooit binnenshuis brandstof bij.
•Benzine en benzinedampen zijn giftig en zeer
brandgevaarlijk. Wees extra voorzichtig bij het hanteren
van benzine omdat onachtzame hantering kan leiden tot
persoonlijk letsel of brand.
•Bewaar de brandstof alleen in jerrycans die voor dit doel
zijn goedgekeurd.
•Als de motor draait, mag de brandstofdop nooit worden
verwijderd en mag de brandstoftank nooit worden
bijgevuld.
•Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Rook
niet. Vul brandstof niet bij in de buurt van vonken of open
vlammen.
•Ga om rekening te houden met het milieu zorgvuldig om
met olie, oliefilter, brandstof en accu. Volg de lokale
recyclingbepalingen.
•Elektrische schokken kunnen verwondingen veroorzaken.
Raak geen kabels aan wanneer de motor loopt. Probeer
het ontstekingssysteem niet met uw vingers.
•Als er lekkage is opgetreden in het brandstofsysteem mag
de motor niet gestart worden voordat dit is verholpen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Wielverzwaarders, gemonteerd op de achterwielen worden
aanbevolen voor het rijden op hellingen voor een veiliger
sturen en beter aandrijfvermogen. Vraag advies aan uw
dealer over het gebruik van wielverzwaarders als u niet
zeker bent. Op AWD-machines kunnen geen
wielverzwaarders worden gebruikt, Gebruik een
contragewicht.
!
WAARSCHUWING! De motor en het
uitlaatsysteem worden zeer warm tijdens
gebruik. Risico voor brandwonden bij
aanraking. Houd bij het maaien het toestel
uit de buurt van bosjes en andere objecten
om een opwarmingseffect te voorkomen.
Dutch – 11
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•Bewaar de machine en de brandstof zodanig dat er geen
risico bestaat dat lekkende brandstof of brandstofdampen
schade kunnen veroorzaken.
•Controleer voor ieder gebruik het brandstofpeil en laat
ruimte over voor de brandstof om uit te zetten, omdat de
warmte van de motor en de zon anders de brandstof zo uit
kunnen laten zetten dat deze overloopt.
•Voorkom overvulling. Als er benzine op de machine is
geknoeid, moet u dit opdrogen en wachten tot het
verdampt is voordat u de motor start. Wanneer u op uw
kleding hebt geknoeid moet u zich omkleden.
•Laat de machine afkoelen voordat u iets doet aan de
motorkamer.
•Wees zeer voorzichtig bij het hanteren van accuzuur. Zuur
op de huid kan ernstige bijtwonden veroorzaken. Spoel
onmiddellijk met water wanneer u op uw huid knoeit.
•Zuur in de ogen kan blindheid veroorzaken. Spoel
onmiddellijk af met overvloedig water gedurende
minstens 20 minuten en raadpleeg meteen een arts.
•Wees voorzichtig bij het onderhoud van de accu. In de
accu wordt een explosief gas gevormd. Voer nooit
onderhoud aan de accu uit terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur of vonken. De accu kan dan exploderen en
zwaar letsel veroorzaken.
•Zorg ervoor dat bouten en moeren goed zijn vastgedraaid
en dat de uitrusting in goede staat verkeert.
•Wijzig de veiligheidsmiddelen nooit. Controleer
regelmatig of ze werken. De machine mag niet gebruikt
worden met kapotte of niet gemonteerde
beschermingsplaten, beschermingskappen,
veiligheidsschakelaars of andere beschermingen.
•Hou rekening met het risico dat u gewond raakt door
beweegbare of warme onderdelen wanneer u de motor
met open motorkap of verwijderde beschermkappen
start.
•Wijzig de instelling van de regelaars niet. Wanneer u met
een te hoog toerental rijdt, bestaat het risico van
machinebeschadiging.
•Gebruik de machine nooit binnenshuis of in ruimtes die
ventilatie missen. De uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een geurloos, giftig en levensgevaarlijk
gas.
•Stop om de uitrusting te inspecteren wanneer u tegen een
voorwerp aanrijdt. Repareer, indien nodig, voordat u
start.
•Voer nooit afstellingen uit terwijl de motor draait.
•De machine is alleen getest en goedgekeurd met door de
producent geleverde en aanbevolen uitrusting.
•De mesranden zijn scherp en kunnen snijwonden geven.
Verpak de bladen of gebruik beschermingshandschoenen
wanneer u ze hanteert.
•Controleer regelmatig de werking van de handrem. Stel af
en onderhoud naar behoefte.
•Verminder het brandgevaar door gras, blad en ander vuil
dat erin vast komt te zitten van de machine te halen. Laat
de machine afkoelen voor deze in de stalling wordt gezet.
Transport
•De machine is zwaar en kan ernstige beknellingswonden
veroorzaken. Wees extra voorzichtig wanneer hij op of van
een auto of een aanhanger wordt geladen.
•Gebruik een goedgekeurde aanhanger om de machine te
transporteren. Activeer de handrem en zet de machine bij
transport vast met goedgekeurde spanmiddelen, zoals
spanbanden, kettingen of touw.
•Controleer en volg lokale verkeersbepalingen voordat u
de machine vervoert of op een weg rijdt.
!
WAARSCHUWING! De accu bevat lood en
loodverontreinigingen, chemicaliën waarvan
men denkt dat ze kanker, schade aan de
ongeboren vrucht of andere
voortplantingsschade veroorzaken. Was uw
handen nadat u de accu hebt aangeraakt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De handrem is niet voldoende om de machine vast te zetten
tijdens transport. Zorg ervoor de machine goed op het
transportvoertuig vast te zetten.
Dutch – 13
PRESENTATIE
Presentatie
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct waar u lang plezier van zult hebben.
De krachtoverbrenging vindt plaats via een hydrostatische
versnellingsbak die een variabele snelheidsregeling mogelijk
maakt.
Handrem
De handrem wordt op de volgende wijze aangezet:
1Druk het parkeerrempedaal in.
2Druk de vergrendelknop op de stuurkolom in.
3Laat het parkeerrempedaal opkomen terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
De blokkering van de handrem wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt.
Gas- en chokehendel
De gasbediening regelt het toerental van de motor en
daarmee ook de rotatiesnelheid van de messen.
De hendel wordt ook gebruikt om de chokefunctie te
activeren. Bij het inschakelen van de chokefunctie krijgt de
motor een rijker mengsel brandstof en lucht, wat makkelijk is
bij koude starts.
Snelheidsregeling
De snelheid van de machine wordt traploos geregeld met
twee pedalen. Bij het vooruit rijden wordt pedaal (1) gebruikt
en bij achteruit rijden pedaal (2).
Maaielement
De machines zijn uitgerust met een BioClip-maaidek met 2
messen. Het BioClip-element verdeelt het maaisel tot
meststoffen, wanneer de BioClip-plug is gemonteerd. Zonder
BioClip-plug werkt het element op dezelfde manier als een
achteruitworpelement.
Hefstang voor het maaielement
De hendel wordt gebruikt om de maaikast in de transport- of
maaistand te zetten.
Wanneer de stang naar achteren wordt getrokken zal het
element omhoog gaan en stoppen de messen automatisch
met draaien (transportstand).
Wanneer de hendel naar voren wordt bewogen, gaat het
maaidek omlaag en beginnen de messen automatisch te
draaien (maaistand).
De hendel kan ook worden gebruikt voor het tijdelijk regelen
van de maaihoogte bij bijv. een kleine verhoging in de
grasmat.
!
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat takken
niet bij de pedalen kunnen bij het maaien
onder struiken. Gevaar van ongewenste
beweging.
2
1
14 – Dutch
PRESENTATIE
Hendel voor instelling van
maaihoogte
De maaihoogte kan met behulp van de maaihoogtehendel in
5 (1-5) verschillende standen worden afgesteld.
Zet het snij-aggregaat omhoog voordat u de hoogte instelt.
Zitting
De zitting heeft een gelede bevestiging aan de voorkant en
kan voorover worden geklapt.
De zitting kan ook worden afgesteld in de lengterichting.
Draai de bouten onder de stoel los en schuif deze naar voren
of achteren in de gewenste positie.
Tanken
De motor moet op loodvrije benzine van ten minste 85-octaan
(niet met olie gemengd) lopen. Milieuvriendelijke alkylbenzine
kan heel goed gebruikt worden. Gebruik geen benzine, die
methanol bevat.
Vul de tank niet helemaal, laat ten minste 2,5 cm (1“)
expansieruimte over.
Ontkoppelingsregeling
Om de zitmaaier te kunnen verplaatsen met een motor die uit
staat moet u de ontkoppelingshendel uittrekken. Trek de
hendels naar de eindstand, gebruik geen tussenstanden.
•Trek de hendel uit om het aandrijfsysteem uit te
schakelen.
•Duw de hendel in om het aandrijfsysteem in te schakelen.
!
WAARSCHUWING! Benzine is zeer
brandgevaarlijk. Neem voorzichtigheid in
acht en tank buitenshuis (zie de
veiligheidsinstructies).
BELANGRIJK!
Gebruik de brandstoftank niet om dingen op te leggen.
Dutch – 15
Rijden
Voor de start
•Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
•Stel de zitting af in de gewenste stand.
Starten van de motor
1Zorg ervoor dat de ontkoppelingshendel ingedrukt is. (In
bedrijf)
2Til het maaielement op door de hendel naar achteren te
trekken naar de vergrendelstand.
3Trek de parkeerrem aan. Dat doet u als volgt:
- Druk het parkeerrempedaal (1) in.
- Druk de vergrendelknop (2) op de stuurkolom in.
- Laat het rempedaal opkomen terwijl de knop ingedrukt
wordt gehouden.
De blokkering van de handrem wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt.
Bij koude motor:
4Schuif de gashendel naar stand 3 (chokestand). In deze
stand krijgt de motor een rijker mengsel, waardoor de
motor makkelijker start.
Bij warme motor:
5Zet de gashendel midden tussen stand 1 en 2.
6Draai de contactsleutel naar de startstand.
7Als de motor start, laat dan de contactsleutel meteen
terug springen naar de neutrale stand.
8 Laat de motor 3-5 min op laag toerental “halfgas” lopen
voordat hij zwaar belast wordt.
9Stel het gewenste motortoerental in met de gasbediening.
BELANGRIJK!
Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting mag niet geblokkeerd zijn door bijv.
kledingstukken, bladeren, gras of viezigheid.
Dat verslechtert de koeling van de motor. Risico van
ernstige motorbeschadigingen.
1
2
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als de motor niet start wacht dan ca. 15 seconden voordat
de volgende startpoging wordt gedaan. Wanneer de motor
niet start, moet u ca. 1 minuut wachten voor u de volgende
poging doet.
!
WAARSCHUWING! Laat de motor nooit
binnenshuis lopen, in een gesloten of slecht
geventileerde ruimte. De uitlaatgassen van
de motor bevatten giftig koolmonoxyde.
1
3
2
3
1
2
16 – Dutch
Rijden
Starten van een motor met een
zwakke accu
Als de accu te zwak is om de motor te starten, dient deze
opgeladen te worden. Laad de accu 4 uur lang bij max. 3 A.
Wanneer de accu volledig is geladen, sluit u de rode kabel
aan op de positieve pool (+) van de accu en de zwarte kabel
op de negatieve pool (-). Zorg dat de rode (+) kabel achter de
zwarte (-) kabel wordt getrokken.
Bij het gebruik van startkabels voor een noodstart, volgt u
onderstaande procedure:
Aansluiten van startkabels
•Sluit ieder eind van de rode kabel aan op de POSITIEVE
pool (+) van iedere accu, en let goed op dat u geen einde
tegen het chassis kortsluit.
Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de
NEGATIEVE pool (-) op de accu die vol is.
•Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op
goede CHASSISAARDING, op ruime afstand van de
brandstoftank en de accu.
Verwijder de kabels in omgekeerde
volgorde.
•De ZWARTE kabel haalt u eerst los van het chassis en
dan van de volle accu.
•De RODE kabel haalt u als laatste van beide accu’s.
Rijden met de zitmaaier
1Zet de parkeerrem los door eerst het parkeerrempedaal in
te drukken en daarna op te laten komen.
Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste
snelheid wordt bereikt. Bij het vooruit rijden wordt pedaal
(1) gebruikt en bij achteruit rijden pedaal (2).
2Selecteer de gewenste maaihoogte (1-5) met behulp van
de maaihoogtehendel.
Om een gelijkmatige maaihoogte te krijgen, is het
belangrijk dat de luchtdruk in beide voorwielen gelijk is 60
kPa/0,6 bar/8,5 PSI.
3Laat het maaidek zakken.
!
BELANGRIJKE INFORMATIE Uw grasmaaier
is voorzien van een 12-volts systeem met
negatieve aarding. Het andere voertuig moet
ook een 12-volts systeem met negatieve
aarding hebben. Gebruik de accu van de
maaier niet om andere voertuigen te starten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De levensduur van de aandrijfriemen wordt aanzienlijk
verlengd wanneer de motor op laag toerental loopt wanneer
de messen worden ingeschakeld. Geef daarom pas vol gas
wanneer het maai-element neergeklapt is naar maaistand.
2
1
18 – Dutch
Onderhoud
Onderhoudsschema
Hier volgt een lijst met het onderhoud dat aan de zitgrasmaaier moet worden uitgevoerd. Voor de punten die niet in deze
gebruiksaanwijzing staan beschreven, moet u een erkende servicewerkplaats bezoeken.
1)
Eerste vervanging na 8 uur. Bij rijden met zware belasting of hoge omgevingstemperaturen, vervangt u de olie om de 25 uur.
2)
Onder stoffige omstandigheden moeten reiniging en vervanging vaker gebeuren.
3)
Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier moet
er twee keer per week gesmeerd worden.
4)
Moet door een erkende servicewerkplaats worden uitgevoerd.
X = Beschreven in deze gebruiksaanwijzing
O = Niet beschreven in deze gebruiksaanwijzing
Onderhoud
Dagelijks
onderhoud
voor de start
Minstens
jaarlijks
Onderhoudsinterva
l in uren
2550100200
SchoonmakenX
Controleer het oliepeil van de motorX
Controleer de koelluchtinlaat van de motorX
Controleer de stuurkabelsX
Controleer de remmenX
Controleer de accuX
Controleer het veiligheidssysteemX
Controleer bouten en moerenO
Controleer of er geen brandstof- of olielekken zijn.O
Maak schoon rond de geluiddemperO
Ververs de motorolie
1)
XX
Vervang het voorfilter van het luchtfilter
2)
X
Controleer het maaielementX
Controleer de luchtdruk van de banden.X
Smeer scharnierpunten en assen
3)
X
Controleer de V-snarenO
Controleren en afstellen van de gaskabelX
Vervang het voorfilter en het papieren filter van het luchtfilter
2)
X
Vervang het brandstoffilterX
Vervang de bougie.X
Controleer de brandstofleiding. Vervang indien nodig.4)O
!
WAARSCHUWING! Werk niet aan de motor
of het maai-element vooraleer:
De motor afgezet is.
De contactsleutel verwijderd is.
De ontstekingskabel van de bougie is
gehaald.
De handrem geactiveerd is.
Het maai-element losgekoppeld is.
20 – Dutch
Onderhoud
2Controleer hoe strak de stuurkabels zijn door ze bij de
pijlen samen te drukken, zoals op de afbeelding te zien is.
3Indien nodig kunnen de kabels gespannen worden door
de stelmoeren aan iedere kant van de stuurkrans aan te
draaien. Span de kabels niet te strak, ze moeten alleen
tegen de stuurkrans getrokken worden.
Hou de kabel tegen met bijv. een bahco, zodat hij niet
ineen draait.
Als men slechts een kant spant, kan de middenstand van
het stuur wijzigen.
Controleer de spanning van de draden nadat de afstelling
is uitgevoerd volgens punt 2.
Controle van rem
De rem is van het type schijfrrem en zit op de versnellingsbak
gemonteerd.
Controleer of de rem juist is afgesteld door de zitmaaier op
een helling te zetten met uitgetrokken ontkoppelingshendel
en de rem te activeren.
Wanneer de machine niet stilstaat, moet de rem worden
afgesteld.
Controle van rem
1Verwijder de beschermkap.
2Maak de borgmoeren (1) los.
3Span de kabel met de stelschroef (2) tot alle speling in de
kabel verdwijnt.
4Draai na het afstellen de borgmoeren (1) vast.
Afstellen gaskabel
Wanneer de motor niet naar behoren reageert op gas geven,
zwarte rook uitstoot of wanneer het max. toerental niet wordt
bereikt kan het nodig zijn de gaskabel af te stellen.
1Maak de klemschroef voor de buitenhuls van de kabel los
en schuif de chokehendel naar volledige chokestand.
2Trek de buitenhuls van de chokekabel zo ver mogelijk
naar rechts en zet de klemschroef vast.
3Trek de gashendel terug naar volgas-stand en controleer
of de choke niet langer geactiveerd is.
Vervangen van luchtfilter
Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak
zijn dat het luchtfilter is verstopt. Het is daarom van belang het
luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder Onderhoud/
Onderhoudsschema voor het juiste service-interval).
Vervangen van luchtfilter gaat als volgt:
1Klap de motorkap omhoog.
2Maak de knoppen los waarmee de filterkap vastzit en
verwijder hem.
3Verwijder het luchtfilterdeksel.
2
1
1
Dutch – 21
Onderhoud
4Til het luchtfilterpatroon uit het ventilatorhuis.
5Schuif het filter op de luchtslang.
6 Druk de luchtfiltercartridge weer op zijn plaats.
7Monteer het luchtfilterdeksel.
Vervangen van brandstoffilter
Vervang het op de leiding gemonteerde brandstoffilter iedere
100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is.
Vervang het filter op de volgende wijze:
1Open de motorkap.
2Verwijder de beschermkap door de bouten weg te
schroeven.
3Haal de slangklemmen weg bij het filter. Gebruik een
platte tang.
4Trek het filter los van de slanguiteinden.
5Druk het nieuwe filter in de uiteinden van de leiding. Indien
nodig kan een zeepoplosssing op de filteruiteinden
aangebracht worden om de montage te
vergemakkelijken.
6Zet de slangklemmen weer terug bij het filter.
Controleren van het luchtfilter van
de brandstofpomp
Controleer regelmatig of het luchtfilter van de brandstofpomp
vrij is van vuil.
Het filter kan indien nodig worden gereinigd met een penseel.
Controle van de spanning van de
banden
De luchtdruk in de banden moet 60 kPa/0,6 bar/8,7 PSI zijn
voor alle wielen. Om het aandrijfvermogen te verbeteren kan
de luchtdruk van de achterbanden verminderd worden tot 40
kPa/0,4 bar/6 PSI.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik geen perslucht om het papierfilter schoon te
maken.
Olie het papieren filter niet in. Ze moeten droog worden
gemonteerd.
BELANGRIJKE INFORMATIE Een verschillende spanning
in de voorbanden brengt met zich mee dat de messen het
gras maaien op een verschillende hoogte.
22 – Dutch
Onderhoud
Ontstekingssysteem
De motor is voorzien van een elektronische ontsteking. Alleen
de bougie heeft onderhoud nodig.
Aanbevolen bougie, zie Technische Gegevens.
Vervangen van bougie
1Trek de bougiedop los en maak het rond de bougie
schoon.
2Verwijder de bougie met een 5/8” (16 mm) bougiesleutel.
3Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de
elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator
gescheurd of beschadigd is. Maak de bougie schoon met
een staalborstel als die moet worden gebruikt.
4Meet de elektrodenafstand met een voelermaat. De
afstand moet 0,75 mm / 0,030” zijn. Stel de afstand indien
nodig af door de massaelektrode te buigen.
5Schroef de bougie met de hand terug om te voorkomen
dat het schroefdraad beschadigd raakt.
6Draai de bougie, als deze tegen de zitting aanligt, met een
bougiesleutel vast. Draai de bougie zo vast dat de ring
wordt samengedrukt. Een oude, opnieuw gebruikte
bougie moet 1/8 slag aangedraaid worden vanaf het
aanligpunt. Een nieuwe bougie moet 1/4 slag
aangedraaid worden vanaf het aanligpunt.
7Zet de bougiedop terug.
Zekeringen
De hoofdzekering bevindt zich in een afneembare houder
achter de accu, onder de beschermkap.
Type: Platte stiftbeugel, 15 A.
Vervang de zekering nooit door een ander type zekering.
Een gesprongen zekering geeft aan dat de stift verbrand is.
Trek de zekering uit de houder om te vervangen.
De zekering dient ter bescherming van het elektrisch
systeem. Wanneer hij in korte tijd weer springt, komt dit door
een kortsluiting die moet worden verholpen voordat de
machine weer in gebruik wordt genomen.
Controle van veiligheidssysteem
De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat
starten of rijden onder de volgende condities verhindert.
De motor kan alleen in de volgende gevallen worden gestart:
•Het maaidek staat in de geheven stand en de parkeerrem
is ingeschakeld.
De motor hoort in de volgende situaties te stoppen:
•Het maaidek wordt omlaag gezet en de bestuurder staat
op van de stoel.
•Het maaidek staat in de geheven stand, de parkeerrem is
niet ingeschakeld en de bestuurder staat op van de stoel.
Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door de
motor te starten terwijl niet wordt voldaan aan een van
bovenstaande voorwaarden. Wijzig de omstandigheden en
probeer het opnieuw.
Controle van de koelluchtinlaat van
de motor
Maak het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting schoon.
Klap de motorkap omhoog.
Controleer of de koelluchtinlaat van de motor vrij is van
bladeren, gras en vuil.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een verkeerd type bougie kan de motor beschadigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een bougie, die niet goed is aangedraaid, kan
oververhitting veroorzaken en de motor beschadigen. Een
bougie, die te hard is aangedraaid, kan de schroefdraad in
de cilinderkop beschadigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de motor niet rond met een verwijderde bougie of
losgemaakte ontstekingskabel.
Dutch – 23
Onderhoud
Controleer of de luchtleiding, die aan de onderkant van de
motorkap zit, schoon is en niet tegen de koelluchtinlaat
schuurt.
Bij een verstopt luchtinlaatrooster, luchtleiding of
koelluchtinlaat verslechtert het koelen van de motor, hetgeen
kan leiden tot beschadiging aan de motor.
Servicestand voor maai-element
Het maaidek kan worden verwijderd om reiniging en
onderhoud te vergemakkelijken.
Ga als volgt te werk om het maaidek te verwijderen:
1Zet de machine op een vlakke ondergrond.
2Schakel de parkeerrem in en vergrendel deze.
3Controleer of de hendel voor het instellen van de
maaihoogte in de S-stand staat.
4Zet de hefstang in maaistand.
5Maak de snelsluiting los en verwijder de frontkap.
6Maak de veer naar de spanpoelie van de aandrijfriem los,
door de handgreep los te maken.
7Til de aandrijfriem eraf.
8Pak de bovenste pijpconstructie van het maaidek vast en
trek deze naar buiten.
9Verwijder de pen uit het werktuigframe.
10Maak de steun van het maaidek los.
Trek het maaidek naar buiten.
11Til het dek weg en zet het tegen de machine of een muur.
!
WAARSCHUWING! De koelluchtinlaat draait
wanneer de motor loopt. Pas op uw vingers.
24 – Dutch
Onderhoud
Montage van knipaggregaat
1Plaats de riem onder de beugel van het maaidek.
Zorg ervoor dat de hefhendel boven de handgreep van het
maaidek uitkomt.
2Druk het maaidek omlaag en zorg dat de geleidepluggen
in de inkepingen in het werktuigframe vallen, aan elke
kant één.
3Monteer de pijp van het dek samen met de pijp van het
dekframe.
4Pak de pijpen vast en duw het dek omlaag.
5Druk het dek omlaag tot u voelt dat de pijpen de bodem
raken.
Breng de vergrendeling van het maaidek aan.
6Monteer de riem zoals aangegeven in de afbeelding.
7Span de riem met de riemspanner op.
8Plaats de frontkap.
9Zet de maaidekhoogtehendel in een van de posities 1-5.
Dutch – 25
Onderhoud
Controle van messen
Om het beste maairesultaat te bereiken is het belangrijk dat
de messen onbeschadigd en scherp zijn.
Controleer of de bevestigingsbouten van de messen goed zijn
aangedraaid.
•Zet het maai-element in servicestand, zie Servicestand
voor maai-element.
Nadat de messen geslepen zijn, moeten ze uitgebalanceerd
worden.
Bij een aanrijding met een hindernis waarbij schade is
ontstaan, moeten beschadigde messen vervangen worden.
Laat de servicewerkplaats beoordelen of het mes kan worden
geslepen of moet worden vervangen.
Verwijderen van BioClip-plug
Om een BioClip-dek om te zetten van de BioClip-functie naar
een maaidek met achteruitworp verwijdert u de BioClip-plug.
Deze bevindt onder het maaidek en is bevestigd met een
schroef.
1Zet het maai-element in servicestand, zie Servicestand
voor maai-element.
2Draai de schroef waarmee de plug is bevestigd los, en
verwijder deze.
3Monteer het maai-element.
4Monteer de BioClip-plug in de omgekeerde volgorde.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Vervangen of slijpen van de messen moet door een
erkende servicewerkplaats gedaan worden.
!
WAARSCHUWING! Als het mes een barst
heeft, veroorzaakt door onkundige reparatie
of andere beschadigingen, kan tijdens
gebruik breuk van het mes optreden. Dat
risico neemt toe wanneer het mes niet juist
gebalanceerd is.
26 – Dutch
Smeren
Controle van het oliepeil van de
motor
Controleer het oliepeil in de motor als de machine horizontaal
staat en de motor uit is.
Klap de motorkap omhoog.
Maak de peilstok daarna los en trek hem weer omhoog.
De peilstok moet helemaal ingeschroefd zijn.
Haal de peilstok omhoog en lees het oliepeil af.
Het oliepeil moet tussen de markeringen op de peilstok
liggen.
De olie wordt bijgevuld in hetzelfde gat als waar de peilstok in
zit.
Vul langzaam de olie bij. Draai de peilstok stevig vast voor de
motor wordt gestart. Start de motor en laat deze ca. 30
seconden stationair draaien. Zet de motor uit. Wacht 30
seconden en controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij
tot de olie het FULL-teken op de peilstok nadert.
Gebruik in eerste instantie synthetische motorolie klasse SJ-
CF 5W/30 of 10W/30 voor alle temperatuurbereiken. Minerale
olie SAE30, klasse SF-CC kan worden gebruikt bij
temperaturen > +5 °C (40 °F).
Meng geen verschillende soorten olie.
Vervangen van motorolie
De motorolie moet de eerste keer vervangen worden na 8 uur
bedrijfstijd. Daarna moet het verversen om de 50 bedrijfsuren
plaatsvinden.
Bij rijden met zware belasting of hoge
omgevingstemperaturen, vervangt u de olie om de 25 uur.
1Plaats een vat onder de linker aftapklep van de motor.
2Verwijder de peilstok. Verwijder de aftapklep aan de
linkerkant van de motor.
3Laat de olie in het vat lopen.
4Monteer de aftapklep en draai deze vast.
5Vul langzaam de olie bij. De olie wordt bijgevuld in
hetzelfde gat als waar de peilstok in zit. Zie Controle van
het oliepeil van de motor voor de vulinstructies.
In de motor gaat 1,5 liter (1,6 USqt) wanneer het oliefilter
niet wordt vervangen en 1,7 liter (1,8 USqt) wanneer het
oliefilter wordt vervangen.
6Laat de motor warm draaien, controleer daarna of er geen
lekkage is rond de afdichting van de olieklep.
Smeren van voorwiellager
1Verwijder de plastic kap die het midden van het wiel
afdekt.
2Verwijder de borgring en de ring op de voorwielas.
3Til het wiel eraf.
4Smeer de aspen met molybdeendisulfidevet*.
5Montage gebeurt in omgekeerde volgorde.
Smeren algemeen
Alle scharnierpunten en lagers zijn bij de productie gesmeerd
met molybdeendisulfidevet. Smeer ze na met hetzelfde type
vet*. Smeer de stuur- en hendelkabels met motorolie.
Smeer regelmatig.
*Vet van bekende merken (oliemaatschappijen enz.) is
normaliter van goede kwaliteit. De belangrijkste eigenschap
is dat het vet een goede bescherming tegen corrosie biedt.
!
WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer
warm zijn als deze direct na het stoppen
afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst
wat afkoelen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruikte motorolie, antivries en dergelijke vormen een
gevaar voor de gezondheid en mogen niet op de grond of in
de natuur worden geloosd; deze moeten altijd worden
afgevoerd in een werkplaats of op een aangewezen
afvoerlocatie.
Voorkom contact met de huid, wassen met water en zeep
mocht u evt. knoeien.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Controleer of de borgring goed in het spoor loopt.
Dutch – 27
Storingsschema
ProbleemOorzaak
De motor start nietGeen brandstof in de brandstoftank
De bougie verkeerd.
Vuil in carburateur of brandstofleiding
De startmotor krijgt de motor niet rond
De startmotor krijgt de motor niet rondAccu leeg
Slecht contact tussen kabel en accupool
Hendel voor de maaikast in verkeerde stand
Hoofdzekering kapot.
Contactslot kapot
Rem niet geactiveerd.
Defecte startmotor
De motor loopt onregelmatigDe bougie verkeerd.
Vergasser verkeerd afgesteld
Het luchtfilter verstopt
Ventilatie van de brandstoftank verstopt
Ontstekingsafstelling verkeerd
Vuil in carburateur of brandstofleiding
Choken of verkeerd afgestelde gaskabel
De motor lijkt zwakHet luchtfilter verstopt
De bougie verkeerd.
Vuil in carburateur of brandstofleiding
Vergasser verkeerd afgesteld
Choken of verkeerd afgestelde gaskabel
De motor raakt oververhitDe motor overbelast
De bougie verkeerd.
Luchtinlaat of koelflenzen verstopt
Ventilator beschadigd
Te weinig of geen olie in de motor
Voorontsteking niet goed
De accu wordt niet opgeladenEen of meer cellen kapot
Slecht contact bij de kabelaansluitingen van de accupolen
De zitmaaier triltDe messen zitten los
De motor zit los
Onbalans tussen een of meer messen, veroorzaakt door schade of slechte
balancering na het slijpen
Ongelijkmatig maairesultaatMessen bot
Lang of nat gras
Maaikast scheef afgesteld
Grasopeenhoping onder de kap
Verschillende spanning in de banden aan de rechter en linker kant
Te hoge rijsnelheid
Te laag motortoerental
De aandrijfriem slipt
28 – Dutch
Stallen
Winterstalling
Aan het eind van het maaiseizoen moet de zitmaaier
onmiddellijk in orde worden gemaakt voor stalling, ook als
deze langer dan 30 dagen niet gebruikt gaat worden.
Brandstof die lange perioden in de tank blijft (30 dagen of
meer) kan kleverige afzettingen produceren, die de vergasser
kunnen verstoppen en de werking van de motor kunnen
verstoren.
Een brandstofstabilisator is een acceptabel alternatief als het
erom gaat kleverige afzettingen tijdens de stalling te
voorkomen. Als alkylaatbenzine (Aspen) werd gebruikt, hoeft
men geen stabilisator toe te voegen, daar deze brandstof
stabiel is. Daarentegen moet men vermijden standaard- en
alkylaatbenzine afwisselend te gebruiken, daar gevoelige
rubberen onderdelen dan hard kunnen worden. Voeg
stabilisator toe aan de brandstof in de tank of het
opbergreservoir. Gebruik altijd de mengverhouding die door
de fabrikant van de stabilisator wordt aangegeven. Laat de
motor minstens 10 minuten lopen na toevoeging van de
stabilisator, zodat de stabilisator tot bij de vergasser komt.
Maak de brandstoftank en de vergasser niet leeg als
stabilisator is toegevoegd.
Om de zitmaaier klaar te maken voor stalling, deze stappen
volgen:
1Maak de zitmaaier zorgvuldig schoon, in het bijzonder
onder de maaikast. Herstel lakbeschadigingen om
roestaanvallen te voorkomen.
2Inspecteer de zitmaaier op beschadigde of versleten
onderdelen en draai indien nodig losse bouten en moeren
vast.
3Ververs de olie in de motor, zorg dat de afgewerkte olie
een goede bestemming krijgt.
4Maak de benzinetank leeg. Start de motor en laat deze
lopen totdat er ook geen benzine meer zit in de vergasser.
5Verwijder de bougie en giet ca. een eetlepel motorolie in
iedere cilinder. Draai de motor rond zodat de olie wordt
verdeeld en schroef de bougie weer vast.
6Smeer alle smeernippels, gewrichten en assen.
7Verwijder de accu. Maak deze schoon, laad hem op en
bewaar hem op een koele plaats.
8Stal de zitmaaier schoon en droog en breng een
bedekking aan als extra bescherming.
Beschermkap
Om uw machine te beschermen tijdens stalling of transport is
een hoes verkrijgbaar. Neem contact op met uw dealer voor
een demonstratie.
Service
Het laagseizoen is de meest geschikte tijd om service uit te
voeren of de machine na te kijken om een grote
functiebetrouwbaarheid tijdens het hoogseizoen te
waarborgen.
Bij het bestellen van reserve-onderdelen moet het jaar van
aankoop van de zitmaaier en het model-, type- en
serienummer worden vermeld.
Er moeten altijd originele reserve-onderdelen worden
gebruikt.
Een jaarlijkse inspectie door een erkende servicedealer is
een goede manier om ervoor te zorgen dat uw zitmaaier ook
het volgende seizoen optimaal werkt.
!
WAARSCHUWING! Sla een machine met
brandstof in de tank nooit binnen of in een
slecht geventileerde ruimte op waar
brandstofdampen in aanraking kunnen
komen met open vuur, vonken of een
controlelampje zoals in een
verwarmingsketel, heetwatertank of
wasdroger. Hanteer de brandstof met
voorzichtigheid. Deze is zeer snel
ontvlambaar en onachtzaam gebruik kan
zwaar persoonlijk letsel en schade aan
eigendommen veroorzaken. Tap de
brandstof af in een goedgekeurd reservoir
buitenshuis en op geruime afstand van open
vuur. Gebruik nooit benzine voor het
reinigen. Gebruik in plaats daarvan
ontvettingsmiddel en warm water.
Dutch – 29
TECHNISCHE GEGEVENS
Opm. 1: Het aangegeven nominale vermogen van de motor heeft betrekking op het gemiddelde nettovermogen (bij het opgegeven toerental) van een typische
productiemotor voor het betreffende motormodel, gemeten volgens de SAE-norm J1349/ISO 1585. In massa geproduceerde motoren kunnen een afwijkende waarde
geven. Het werkelijk geleverde vermogen van de geïnstalleerde motor op de uiteindelijke machine hangt af van de bedrijfssnelheid, de omgevingscondities en andere
waarden.
Opm. 2: Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA
) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG.
Opm. 3: Geluidsdrukniveau volgens EN 836. De gerapporteerde gegevens voor het geluidsdrukniveau vertonen een typische statistische spreiding (standaardafwijking)
van 1,2 dB (A).
Opm. 4: Trillingsniveau volgens EN 836. De gerapporteerde gegevens voor het trillingsniveau vertonen een typische statistische spreiding (standaardafwijking) van 0,2
m/s
2
(stuurwiel) en 0,8 m/s
2
(stoel).
Rider 115BRider 120B
Afmetingen
Lengte met maaidek, cm/inch229 / 90,2229 / 90,2
Breedte met maaidek, cm/inch99 / 39126 / 49,6
Hoogte, cm/in108 / 42.7108 / 42.7
Bedrijfsgewicht met maaidek, kg/lb219 / 482.5221 / 487,2
Asafstand, cm/in84,5 / 33,384,5 / 33,3
Bandenmaat165/60-8165/60-8
Bandenspanning achter en voor, kPa / bar / PSI60 / 06 / 8.760 / 06 / 8.7
Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.
Product:
Forumrules
To achieve meaningful questions, we apply the following rules:
First, read the manual;
Check if your question has been asked previously;
Try to ask your question as clearly as possible;
Did you already try to solve the problem? Please mention this;
Is your problem solved by a visitor then let him/her know in this forum;
To give a response to a question or answer, do not use this form but click on the button 'reply to this question';
Your question will be posted here and emailed to our subscribers. Therefore, avoid filling in personal details.
Register
Register getting emails for Husqvarna Rider 115B at:
new questions and answers
new manuals
You will receive an email to register for one or both of the options.
Get your user manual by e-mail
Enter your email address to receive the manual of Husqvarna Rider 115B in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.
The manual is 5,5 mb in size.
You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.
If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.
The email address you have provided is not correct.
Please check the email address and correct it.
Your question is posted on this page
Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.