3.3.2 Onderzoeken waar de voeding moet
worden geplaatst
•
Plaats de voeding in een gebied met een
dak en bescherming tegen de zon en de
regen.
• Plaats de voeding in een gebied met een
goede luchtstroom.
• Gebruik een aardlekschakelaar wanneer u
de voeding aansluit op het stopcontact.
WAARSCHUWING: Wijzig de voeding
niet. U mag de laagspanningskabel
niet doorsnijden of verlengen. Er
bestaat een gevaar voor elektrische
schokken.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes
zijn verkrijgbaar als accessoires.
OPGELET: Zorg ervoor dat de messen
op het product niet de
laagspanningskabel doorsnijden.
OPGELET: Plaats de
laagspanningskabel niet in een spoel
of onder de plaat van het laadstation.
De bobine veroorzaakt interferentie
met het signaal van het laadstation.
3.3.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
OPGELET: Als het werkgebied aan
een waterpartij, afgrond of openbare
weg grenst, moet behalve de
begrenzingsdraad ook een
beschermende muur worden geplaatst.
De muur moet minimaal
15 cm/6 inch
hoog zijn.
• Plaats de begrenzingsdraad rond de hele
werkzone (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
• Zet de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B)
van een hindernis af die meer dan 5 cm/2
inch hoog is.
• Zet de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C)
van een obstakel af dat 1-5 cm/0.4-2 inch
hoog is.
1033 - 001 - 20.02.2019 Installatie - 17