819081
34
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/52
Next page
NL, Nederlands
Gebruiksaanwijzing
HUSQVARNA AUTOMOWER®
320/430X/450X NERA
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de
machine niet voordat u de instructies goed hebt begrepen.
Inhoud
1 Veiligheid
1.1 Veiligheidsdefinities...............................................3
1.2 Algemene veiligheidsinstructies............................ 3
1.3 Veiligheidsinstructies voor installatie.....................4
1.4 Veiligheidsinstructies voor bediening.................... 4
1.5 Veiligheidsinstructies voor onderhoud.................. 5
1.6 Veiligheid bij accu's............................................... 5
1.7 Product optillen en verplaatsen.............................5
2 Inleiding
2.1 Inleiding.................................................................6
2.2 Steun.....................................................................6
2.3 Productbeschrijving...............................................6
2.4 Productoverzicht Automower® 320/430X/
450X NERA.................................................................7
2.5 Symbolen op het product...................................... 8
2.6 Symbolen op de accu............................................8
2.7 Algemene gebruiksinstructies............................... 8
2.8 Automower® Access ............................................ 9
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie.............................................11
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de installatie........11
3.3 Voorbereiden op installatie..................................11
3.4 Vóór de installatie van de draden........................11
3.5 Montage van het product.................................... 16
4 Instellingen
4.1 Schema............................................................... 21
4.2 Maaihoogte......................................................... 21
4.3 Werking............................................................... 21
4.4 Installatie............................................................. 22
4.5 Accessoires.........................................................24
4.6 Algemeen............................................................ 24
4.7 Veiligheid.............................................................24
4.8 Automower® Connect ........................................ 25
4.9 Meldingen............................................................25
4.10 Automower® Intelligent Mapping (AIM) ............25
4.11 Firmware draadloos downloaden FOTA
(Firmware over the air)..............................................25
4.12 Maaiprofielen.....................................................26
4.13 Het laadstation opnieuw installeren op de
kaart.......................................................................... 26
4.14 Het referentiestation opnieuw installeren
op de kaart................................................................ 26
5 Werking
5.1 Product op ON zetten..........................................27
5.2 Product starten....................................................27
5.3 Het product parkeren.......................................... 27
5.4 Product stoppen.................................................. 28
5.5 Het product uitschakelen.....................................28
5.6 De accu opladen................................................. 28
6 Onderhoud
6.1 Introductie - onderhoud....................................... 29
6.2 Onderhoudsschema............................................29
6.3 Product reinigen.................................................. 30
6.4 Accu.................................................................... 31
6.5 De bladen vervangen.......................................... 32
7 Probleemoplossing
7.1 Introductie - problemen oplossen........................33
7.2 Foutmeldingen.................................................... 33
7.3 Informatiemeldingen............................................39
7.4 Led-indicatielampje van het laadstation
voor de installatie van begrenzingsdraad..................40
7.5 Symptomen......................................................... 41
7.6 Breuken in de lusdraad opsporen....................... 42
8 Vervoer, opslag en verwerking
8.1 Transport.............................................................45
8.2 De machine in opslag zetten...............................45
8.3 Het laadstation opbergen.................................... 45
8.4 Het laadstation na opslag installeren.................. 45
8.5 Afvoeren..............................................................45
9 Technische gegevens
9.1 Technische gegevens......................................... 47
10 Garantie
10.1 Garantievoorwaarden........................................50
22071 - 001 - 29.03.2023
1 Veiligheid
1.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt
om te wijzen op de kans op ernstig of
fataal letsel voor de gebruiker of omstanders
wanneer de instructies in de handleiding niet
worden gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er
een risico bestaat op schade aan het
product en andere eigendommen of aan
de omgeving wanneer de instructies in de
handleiding niet worden gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een
bepaalde situatie.
1.2 Algemene veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Lees de bedieningshandleiding zorgvuldig door en
zorg dat u de instructies hebt begrepen voordat u
het product gaat gebruiken. Bewaren om later te
kunnen raadplegen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door
kinderen of personen met fysieke, zintuiglijke of
geestelijke beperkingen (die van invloed kunnen
zijn op het veilig bedienen van het product), of
een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze
begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik
van het apparaat hebben ontvangen van een
persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Volgens EU-vereisten mag het apparaat echter
worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
ouder en andere personen die ondanks hun
fysieke, sensorische of geestelijke handicap of
gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of
instructie van een verantwoordelijke persoon in
staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat
en op de hoogte zijn van alle gevaren. Kinderen
mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen
mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen
of onderhouden.
Het product mag uitsluitend worden gebruikt
in combinatie met apparatuur aanbevolen door
Husqvarna. Elk ander gebruik is onjuist.
Gebruik het product niet als personen, met name
kinderen, of huisdieren zich in het werkgebied
bevinden.
Er moeten waarschuwingsborden worden
geplaatst rondom het werkgebied van het product
als het in openbare gebieden wordt gebruikt.
De borden moeten de volgende tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf
uit de buurt van de machine! Houd toezicht op
kinderen!
Raak geen bewegende gevaarlijke onderdelen,
zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig
tot stilstand is gekomen.
Zet het product op OFF voordat u een blokkade
verhelpt, onderhoud uitvoert of het product
onderzoekt, en als het product abnormaal begint
te trillen. Controleer het product op beschadiging
voordat u het opnieuw start. Gebruik het product
niet als het beschadigd is.
Als zich een letsel of ongeval voordoet, dient u
medische hulp in te schakelen.
Plaats de voedingskabel en de verlengkabel niet
in het werkgebied. Dit kan schade aan de kabels
veroorzaken.
Sluit geen beschadigde kabel of stekker aan en
raak een beschadigde kabel niet aan voordat
de kabel is losgekoppeld van het stopcontact.
Koppel de stekker los van het stopcontact
als de kabel beschadigd raakt tijdens het
gebruik. Een versleten of beschadigde kabel
verhoogt het risico op elektrische schokken. Een
beschadigde kabel moet worden vervangen door
onderhoudspersoneel.
Wanneer u de voedingskabel op het stopcontact
aansluit, moet u een aardlekschakelaar (RCD)
gebruiken met een afschakelstroom van maximaal
30 mA.
Laad het product alleen op in het meegeleverde
laadstation. Voor veilig afvoeren van de accu
raadpleegt u
Accu op pagina 31
. Onjuist gebruik
kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting
of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu.
Spoelen met water/neutralisatiemiddel in geval van
lekkage van elektrolyt. Roep medische hulp in als
er bijtende vloeistof in uw ogen komt.
Gebruik alleen originele accu's die worden
aanbevolen door Husqvarna. De veiligheid van
het product kan niet worden gegarandeerd met
niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare
accu's.
Volg de installatie-instructies, met onder meer
instructies om het werkgebied te specificeren, zie
Installatie op pagina 11
.
Volg de instructies voor het starten en gebruiken
van het product, zie
Werking op pagina 27
.
2071 - 001 - 29.03.2023 Veiligheid - 3
Als er kans op onweer is, raadt Husqvarna
aan om de voedingskabel en alle draden naar
het laadstation los te koppelen om het risico
op schade aan elektrische componenten te
verminderen. Sluit de voedingskabel en alle
draden weer aan als er geen onweer meer dreigt.
Het is belangrijk dat alle draden correct zijn
aangesloten.
Volg de onderhoudsinstructies op en gebruik
indien nodig originele reserveonderdelen van
Husqvarna, zie
Onderhoud op pagina 29
.
Voor technische gegevens zoals gewicht,
afmetingen en geluidsemissiewaarden raadpleegt
u
Montage van het product op pagina 16
.
De gebruiker is verantwoordelijk in geval van
ongelukken of gevaren met betrekking tot andere
personen of eigendommen.
Het product mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsregels voor het product.
Het is niet toegestaan om het originele ontwerp
van het product te wijzigen.
Volg de nationale voorschriften voor elektrische
veiligheid.
Husqvarna staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen het product en andere typen
draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen,
radiozenders of dergelijke.
Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard
geluid. Let op, in het bijzonder wanneer het
product in een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
Het bedrijfs- en opslagtemperatuurbereik is 0-50
°C / 32-122 °F. Het temperatuurbereik voor
het opladen is 5-45 °C / 41-113 °F. Te hoge
temperaturen kunnen schade aan het product
veroorzaken.
1.3 Veiligheidsinstructies voor
installatie
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Installeer het laadstation, inclusief accessoires,
niet op een plek die zich onder of binnen 60
cm / 24 inch van brandbaar materiaal bevindt. In
geval van een storing kunnen het laadstation en
de voeding heet worden en kan er brandgevaar
ontstaan.
Zet de voeding niet op een hoogte waar er een
risico bestaat dat deze in het water komt te staan.
Zet de voeding niet op de grond.
Kapsel de voeding niet in. Condenswater kan de
voeding beschadigen en het risico op elektrische
schokken vergroten.
Van toepassing voor USA/Canada. Als de
voedingseenheid buiten is opgesteld: Risico van
elektrische schok. Alleen aansluiten op een
afgedekt GFCI-stopcontact (RCD), klasse A, dat
voorzien is van een behuizing die waterdicht is,
ongeacht of de kap van de aansluitstekker is
geplaatst.
Installeer het laadstation niet op een plek waar er
een risico bestaat op water vorming.
1.4 Veiligheidsinstructies voor
bediening
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Houd handen en voeten uit de buurt van roterende
messen. Plaats uw handen of voeten niet in de
buurt van of onder het product wanneer het op ON
staat.
Gebruik de functie Parkeren of zet het product
op OFF wanneer personen, vooral kinderen, of
dieren zich in het werkgebied bevinden. Zie
Het
product uitschakelen op pagina 28
. Husqvarna
raadt aan om het product in te stellen op gebruik
wanneer er in het werkgebied geen activiteit is.
Het product kan 's nachts letsel bij dieren in het
werkgebied veroorzaken, bijvoorbeeld bij egels.
Zie
Bedieningsmodi - Parkeren op pagina 27
.
Controleer of er geen voorwerpen zoals stenen,
takken, gereedschappen of speelgoed op het
gazon aanwezig zijn. De messen kunnen
beschadigd raken als ze een voorwerp raken.
Til het product niet op en verplaats het niet
wanneer het op ON is gezet.
Laat het product niet in botsing komen met
personen of dieren. Als een persoon of dier in
de baan van het product komt, moet het product
onmiddellijk worden gestopt. Zie
Product stoppen
op pagina 28
.
Zet geen objecten boven op het product of het
laadstation.
Gebruik het product niet als de STOP-knop niet
werkt.
Zet het product altijd op OFF wanneer u het niet
gebruikt. Het product kan alleen worden gestart als
u de juiste pincode invoert.
Gebruik het product niet tegelijkertijd met een pop-
up-sproeier. Gebruik de functie
Schema
zodat het
product en de pop-up-sproeier niet tegelijkertijd
werken. Zie
Schema op pagina 21
.
Gebruik dit product niet als er plassen water in
het werkgebied bevinden. Bijvoorbeeld als zware
regenval waterplassen veroorzaakt.
4 - Veiligheid 2071 - 001 - 29.03.2023
1.5 Veiligheidsinstructies voor
onderhoud
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u
onderhoud aan het product gaat uitvoeren.
Zet het product op OFF voordat u onderhoud aan
het product uitvoert.
Reinig het product niet met een hogedrukspuit.
Gebruik geen oplosmiddelen om het product te
reinigen.
Ontkoppel de stekker naar het laadstation voordat
u reinigings- of onderhoudswerkzaamheden
verricht aan het laadstation.
1.6 Veiligheid bij accu's
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Lithium-ionaccu's kunnen ontploffen of brand
veroorzaken, indien gedemonteerd, kortgesloten,
blootgesteld aan water, brand of hoge
temperaturen. Behandel de accu voorzichtig,
demonteer de accu niet, open de accu niet en
voorkom elektrisch/mechanisch misbruik. Zet een
accu niet in direct zonlicht.
1.7 Product optillen en verplaatsen
WAARSCHUWING: Het product
moet op OFF zijn gezet voordat u het optilt.
Het product is uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje op het draaiwiel uitgaat.
OPGELET: Til het product niet op
als het in het laadstation is geparkeerd.
Hierdoor kunnen het laadstation en/of het
product worden beschadigd. Druk op de
knop STOP en trek het product uit het
laadstation voordat u het optilt.
Voor het veilig verplaatsen van het product uit of binnen
het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om het product te stoppen.
2. Zet het product op OFF.
3. Draag het product aan de hendel, met de
maaischijf van uw lichaam af.
2071 - 001 - 29.03.2023 Veiligheid - 5
2 Inleiding
2.1 Inleiding
Serienummer:
Productnummer:
Pincode:
Het serienummer en het productnummer staan op het productplaatje en op de productverpakking.
Registreer uw product op www.husqvarna.com. Voer het serienummer van het product, het productnummer en
de aankoopdatum in om uw product te registreren.
2.2 Steun
Neem contact op met uw Husqvarna-dealer voor
ondersteuning met betrekking tot het product.
2.3 Productbeschrijving
Let op: Husqvarna werkt het uiterlijk en de werking
van producten regelmatig bij. Zie
Steun op pagina 6
.
Het product is een robotmaaier. Het product bevat een
accu en werkt automatisch. Wanneer de laadstatus
van de accu laag is, gaat het product terug naar het
laadstation om op te laden. Het product begint weer te
werken wanneer de accu volledig is opgeladen.
Het bewegingspatroon van het product is willekeurig,
wat betekent dat het gazon gelijkmatig en met minder
slijtage wordt gemaaid. Deze regelmatige maaitechniek
verbetert de kwaliteit van het gras en vermindert het
gebruik van meststoffen. Het gras hoeft niet te worden
verzameld.
2.3.1 Installatiemethode
U kunt het product installeren met een
begrenzingsdraad of met een EPOS Plug-in-kit1. Een
begrenzingsdraad is niet nodig als u het product met de
EPOS Plug-in-kit installeert.
Voor het aanbrengen van de begrenzingsdraad,
zie
Installatie op pagina 11
. Voor de installatie
van de EPOS Plug-in-kit moet de handleiding
worden doorgelezen die bij de EPOS Plug-in-kit is
meegeleverd.
2.3.2 Automower® Connect
Automower® Connect is een mobiele applicatie
waarmee de instellingen voor de werking op afstand
kunnen worden geselecteerd. Automower® 320 NERA
kan verbinding maken met de app met Bluetooth® en
Wi-Fi. Automower® 430X/450X NERA kan verbinding
maken met de app met Bluetooth®, Wi-Fi en mobiele
connectiviteit. Wanneer u zich in de buurt van het
product bevindt, kunt u uw mobiele apparaat en het
product verbinden met Bluetooth®. Als het product
verbonden is met uw Wi-Fi-netwerk of het mobiele
netwerk kunt u het product vanaf elke plek bedienen. U
kunt ook de instellingen van het apparaat aanbrengen.
Zie
Automower® Connect app op pagina 17
.
2.3.3 Automower® Access
Automower® Access is de gebruikersinterface van het
product en bevat het display, het draaiwiel, de START-
knop en de STOP-knop. In Automower® Access kunt
u de maaihoogte instellen en het product starten,
stoppen en parkeren. Zie
Overzicht menustructuur in
Automower® Access op pagina 10
.
2.3.4 Automower® Intelligent Mapping
(AIM)
Automower® Intelligent Mapping (AIM) is beschikbaar
in de Automower® Connect-app. Gebruik Automower®
Intelligent Mapping (AIM) om een virtuele kaart van
uw gazon en installatie te maken. Op de kaart kunt u
virtuele werkgebieden en te vermijden zones maken. Zie
Automower® Intelligent Mapping (AIM) op pagina 25
.
1De EPOS Plug-in-kit en de installatiekit voor de begrenzingsdraad zijn niet inbegrepen.
6 - Inleiding 2071 - 001 - 29.03.2023
2.4 Productoverzicht Automower® 320/430X/450X NERA
Automower P21 320 NERA Automower P21 430X/450X NERA
16
17
28
22
29
24
25
27
26
23
35
30
33
31
32
4
2
7
3
5
18
34
19
20
8
11
10
9
12
13
14 15
1
6
21
1. Behuizing van het product
2. Kap
3. Voorwielen
4. Achterwielen
5. Radar
6. Koplampen
7. Accessoirehub
8. Display
9. START-knop
10. Draaiwiel
11. STOP-knop
12. Maaisysteem
13. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
14. Productplaatje
15. Handgreep
16. Maaischijf
17. Glijplaat
18. Laadstation
19. Deksel
20. Led-indicator van het laadstation
21. Contactplaten
22. Kabelmarkers
23. Voeding2
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
25. Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
26. Alarmsticker
27. Extra bladen
28. Meetlat voor het installeren van de
begrenzingsdraad (de meetlat moet van de doos
van het product worden verwijderd)
29. Laagspanningskabel
2Het uiterlijk kan verschillen voor verschillende markten.
2071 - 001 - 29.03.2023 Inleiding - 7
30. Krammen3
31. Lusdraad voor begrenzingsdraad en
geleidingsdraad 4
32. Aansluitklemmen voor de lusdraad5
33. Koppelingen voor de lusdraad6
34. Referentiestation7
35. Husqvarna® Automower® EPOS Plug-in8
2.5 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op het product. Zorg ervoor dat u
deze begrijpt.
WAARSCHUWING: Lees de
gebruikersinstructies voordat
u het product gebruikt.
WAARSCHUWING: Schakel
het product uit voordat u on-
derhoud aan het product uit-
voert of het product optilt.
WAARSCHUWING: Bewaar
een veilige afstand tot het
product als dit in gebruik is.
Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de roterende
messen van het product.
WAARSCHUWING: Ga niet
op het product zitten. Plaats
uw handen of voeten niet in
de buurt van of onder het pro-
duct.
Gebruik een losse voeding
met de specificaties die op
het typeplaatje naast het
symbool staan vermeld.
Dit product voldoet aan de geldende EU-
richtlijnen.
Dit product voldoet aan de geldende UK-
richtlijnen.
Het is niet toegestaan om het product als
normaal huishoudelijk afval af te voeren.
Houd u aan de nationale voorschriften en
gebruik het lokale recyclingsysteem.
Het chassis bevat onderdelen die gevoelig
zijn voor elektrostatische ontlading (ESD).
Het chassis mag uitsluitend worden
geopend en verzegeld door een erkende
onderhoudsmonteur. De garantie is niet
van toepassing als de afdichting is
gebroken.
Voer geen aanpassingen uit aan de
laagspanningskabel.
Gebruik geen heggenschaar of een
grastrimmer in de buurt van de
laagspanningskabel.
2.6 Symbolen op de accu
WAARSCHUWING: Lithium-Ion accu's
kunnen ontploffen of brand veroorzaken
indien ze zijn gedemonteerd of
kortgesloten of indien er ruw mee wordt
omgegaan. Stel ze niet bloot aan water,
vuur of hoge temperaturen.
Lees de gebruikersinstructies goed door.
Dank de accu niet af door deze in een
vuur te gooien en stel de accu niet bloot
aan een warmtebron.
Dompel de accu niet onder in water.
2.7 Algemene gebruiksinstructies
Voor het gemak wordt het volgende systeem in de
bedieningshandleiding gebruikt:
3Is een deel van de installatiekit.
4Is een deel van de installatiekit.
5Is een deel van de installatiekit.
6Is een deel van de installatiekit.
7Is een deel van de EPOS Plug-in-kit.
8Is een deel van de EPOS Plug-in-kit.
8 - Inleiding 2071 - 001 - 29.03.2023
Cursief
gedrukte tekst geeft teksten aan die
worden weergegeven op het display of is
een verwijzing naar een ander gedeelte in de
bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de knoppen op het
product aan.
2.8 Automower® Access
A
B
C
D
Op het display (A) worden de statusbalk en de
symbolen van het hoofdmenu weergegeven. Zie
Symbolen op het display op pagina 9
.
De START-knop (B) wordt gebruikt om het product
te starten.
Het draaiwiel (C) wordt gedraaid om door de
menustructuur te navigeren en ingedrukt om te
selecteren.
De STOP-knop (D) wordt gebruikt om het product
te stoppen.
2.8.1 Symbolen op het display
Het product is in bedrijf.
Het product is geparkeerd.
Het product is gepauzeerd.
Er is een fout opgetreden.
6
Maaihoogte van het product.
Sterkte van het mobiele signaal.
Wi-Fi signaalsterkte.
Bluetooth® verbinding is ingeschakeld.
De accu wordt opgeladen.
Accuniveau.
2071 - 001 - 29.03.2023 Inleiding - 9
2.8.2 Overzicht menustructuur in Automower® Access
9
8
7
6
5
4
3
2
1
2.8.2.1 Symbolen in het Automower® Access-menu
Maaihoogte
In het menu
Maaihoogte
kunt u de
maaihoogte in 9 stappen instellen.
Parkeren
In het menu
Parkeren
kunt u het product
zo instellen dat het tot nader order of
volgens het ingestelde schema wordt
geparkeerd.
Maaien
In het menu
Maaien
kunt u instellen dat
het product maait volgens het ingestelde
schema of u kunt het product in de
bijgebied-modus zetten.
Verbinden
In het menu
Verbinden
kunt u Bluetooth®
inschakelen en een koppelingsbewerking
met uw mobiele apparaat uitvoeren.
Uitschakelen
Uitschakelen
schakelt het product uit.
10 - Inleiding 2071 - 001 - 29.03.2023
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
Lees dit hoofdstuk om het product met een
begrenzingsdraad te installeren. Een begrenzingsdraad
is niet nodig als u het product met de EPOS Plug-in-
kit installeert, lees dan de gebruikershandleiding voor
de EPOS Plug-in-kit om deze met het product te
installeren.
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product monteert.
OPGELET: Gebruik originele
reserveonderdelen en origineel
installatiemateriaal.
Let op: Zie www.husqvarna.com voor meer
informatie over de installatie.
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
installatie
De installatie bestaat uit de volgende onderdelen:
Een robotmaaier die het gazon automatisch maait.
Een laadstation met 3 functies:
Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
Controlesignalen langs de geleidingsdraad
sturen, zodat het product de geleidingsdraad
naar specifieke afgelegen gebieden in de
tuin kan volgen en terug kan keren naar het
laadstation.
Het product opladen.
Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100-240 V.
De lusdraad, die langs de randen van het
werkgebied wordt gelegd en ook rondom
voorwerpen en planten die de robotmaaier
niet mag raken. De lusdraad dient als
begrenzingsdraad en ook als geleidingsdraad.
3.3 Voorbereiden op installatie
Lees het hoofdstuk over installatie voordat u de
installatie start. Bereid de installatie zorgvuldig voor,
zodat het product naar behoren werkt.
Maak een blauwdruk van het werkgebied en neem
er alle obstakels in op. Dit maakt het gemakkelijker
om te onderzoeken waar het laadstation, de
begrenzingsdraad en geleidingsdraad geplaatst
moeten worden.
Breng een markering aan op de blauwdruk
waar het laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad moeten worden geplaatst.
Breng een markering op de blauwdruk
aan waar de geleidingsdraad aansluit op
de begrenzingsdraad. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 19
.
Vul de gaten in het gazon in om het vlak te maken.
OPGELET: Gaten met water in
het gazon kunnen schade aan het
product veroorzaken.
Voor Automower® 320 NERA moet u ervoor
zorgen dat u Wi-Fi-dekking in het laadstation
hebt om nieuwe firmware te downloaden. Zie
Firmware draadloos downloaden FOTA (Firmware
over the air) op pagina 25
. Voor Automower®
430X/450X NERA wordt dit aanbevolen, maar is
niet noodzakelijk.
Voor Automower® 320 NERA, moet u ervoor
zorgen dat u Wi-Fi-dekking in het werkgebied hebt
als u de Automower® Connect-app op afstand
gebruikt. Zie
Automower® Connect app op pagina
17
. Voor Automower® 430X/450X NERA wordt dit
aanbevolen, maar is niet noodzakelijk.
Let op: Wij adviseren dat u Wi-Fi-dekking in
het werkgebied hebt. Als u Wi-Fi-dekking hebt,
kunt u met de Automower® Connect-app het
product op afstand bedienen en instellingen voor
het product op afstand aanbrengen. Het product
maakt automatisch verbinding met Wi-Fi als het in
een gebied met Wi-Fi-dekking is.
Maai het gras voordat u het product installeert.
Zorg ervoor dat het gras maximaal 10 cm/3.9 inch
is.
Let op: De eerste weken na de installatie kan het
geluidsniveau bij het maaien van het gras hoger zijn dan
gewoonlijk. Het geluidsniveau wordt na verloop van tijd
lager.
3.4 Vóór de installatie van de draden
U kunt kiezen om de draden met staken te bevestigen
of om ze in te graven. U kunt de 2 procedures voor
hetzelfde werkgebied gebruiken.
OPGELET: Graaf de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad in indien u
een verticuteermachine gebruikt in het
werkgebied om te voorkomen dat ze
beschadigd raken.
2071 - 001 - 29.03.2023 Installatie - 11
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
Zorg voor minimaal 3m/10ft vrije ruimte
vóór het laadstation. Zie
Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd op pagina
15
.
Houd een minimum aan van 150 cm / 60 inch
vrije ruimte rechts en links van het midden van het
laadstation.
Plaats het laadstation in de buurt van een
stopcontact.
Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond.
De bodemplaat van het laadstation mag niet
gebogen zijn.
max. 5 cm / 2"
max. 5 cm / 2"
Als het werkgebied twee delen heeft die zijn
gescheiden door een steile helling, raden wij aan
het laadstation op het laagste deel te plaatsen.
Plaats het laadstation in een gebied met
bescherming tegen de zon.
Voor Automower® 320 NERA moet u het
laadstation in een gebied met Wi-Fi dekking
plaatsen om nieuwe firmware te downloaden. Zie
Firmware draadloos downloaden FOTA (Firmware
over the air) op pagina 25
. Voor Automower®
430X/450X NERA wordt dit aanbevolen, maar is
niet noodzakelijk.
Als het laadstation op een eiland is geplaatst, dient
u ervoor te zorgen dat u de geleidingsdraad met
het eiland verbindt.
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
worden geplaatst
OPGELET: Zorg ervoor dat de messen
op het product niet de laagspanningskabel
doorsnijden.
OPGELET: Plaats de
laagspanningskabel niet in een spoel of
onder de plaat van het laadstation. De
bobine veroorzaakt interferentie met het
signaal van het laadstation.
Plaats de voeding in een gebied met een dak en
bescherming tegen de zon en de regen.
Plaats de voeding in een gebied met een goede
luchtstroom.
Gebruik een aardlekschakelaar met een
afschakelstroom van maximaal 30 mA wanneer u
de voeding aansluit op het stopcontact.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes zijn
verkrijgbaar als accessoires.
3.4.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
OPGELET: Er dient een barrière
van minimaal 15 cm/6 inch hoog tussen
de begrenzingsdraad en waterpartijen,
hellingen, afgronden of openbare wegen te
staan. Dit voorkomt schade aan het product.
OPGELET: Laat het product niet
werken op grind.
12 - Installatie 2071 - 001 - 29.03.2023
OPGELET: Maak geen scherpe
bochten wanneer u de begrenzingsdraad
installeert.
OPGELET: Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
De begrenzingsdraad moet als een lus om het
werkgebied worden geplaatst. De sensoren in
het product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert en het product een andere
richting selecteert. Alle delen van het werkgebied
moeten zich op maximaal 35 m/115 ft van de
begrenzingsdraad bevinden.
Om de verbinding tussen de geleidingsdraad en
de begrenzingsdraad eenvoudiger te maken, is het
raadzaam een oogje te maken op de plaats waar de
geleidingsdraad wordt aangesloten. Maak het oogje
circa 20 cm/8 inch van de begrenzingsdraad.
Let op: Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
installeert.
A
B
C
EDF
Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
Plaats de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B) van
een obstakel dat hoger is dan 5 cm/12 inch.
35 cm /14
"
> 5 cm / 2
"
Plaats de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C) van
een obstakel dat 1-5 cm/0.4-2 inch hoog is.
1-5 cm / 0.4 - 2"
30 cm / 12"
Plaats de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D) van
een obstakel dat kleiner is dan 1 cm/0.4 inch.
2071 - 001 - 29.03.2023 Installatie - 13
10 cm / 4"
max 1 cm / 0.4"
Als u een tegelpad op niveau van het gazon hebt,
plaatst u de begrenzingsdraad lager dan de tegels.
Let op: Indien het tegelpad breder is dan 30
cm/12 inch, gebruikt u de fabrieksinstelling voor de
functie
Rijd over draad
om al het gras naast het
tegelpad te maaien. Zie
De functie Rijd over draad
op pagina 24
.
Als u een eiland maakt, plaatst u de
begrenzingsdraden die naar en van het eiland
lopen dicht bij elkaar (E). Plaats de kabels in
dezelfde kram. Zie
Een eiland maken op pagina
14
.
Maak een oogje (F) op de plaats waar de
geleidingsdraad met de begrenzingsdraad moet
worden verbonden.
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling plaatsen
Het product kan gebruikt worden op hellingen van 50%.
Hellingen die te steil zijn, moeten worden uitgesloten
met de begrenzingsdraad. De hellingshoek (%) wordt
berekend als verticale hoogte gedeeld door horizontale
afstand. Voorbeeld: 10 cm/100 cm = 10%.
10 cm/ 4"
100 cm/ 40"
10%
Voor hellingen steiler dan 50% binnen
het werkgebied isoleert u de helling met
begrenzingsdraad.
Voor hellingen steiler dan 25% langs de buitenrand
van het gazon plaatst u de begrenzingsdraad 20
cm/8 inch (A) van de rand.
Voor hellingen grenzend aan een openbare weg
plaatst u een afzetting van minimaal 15 cm / 6 inch
langs de buitenrand van de helling. U kunt een
muur of hek als afzetting gebruiken.
3.4.3.2 Doorgangen
Een doorgang is een sectie met begrenzingsdraad aan
elke kant die 2 delen van het werkgebied verbindt. De
afstand tussen de begrenzingsdraad moet aan elke kant
van de doorgang minimaal 60 cm/24 inch bedragen.
Let op: Als een doorgang minder dan 2 m/6.5
ft breed is, installeert u een geleidingsdraad door de
doorgang.
De aanbevolen minimumafstand tussen de
geleidingsdraad en de begrenzingsdraad is 30
cm/12 inch. Het product loopt altijd links van
de geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. Het is raadzaam om te zorgen voor zo veel
mogelijk vrije ruimte links van de geleidingsdraad (A).
>2 m / 6.5 ft
A
>30 cm / 12"
>60 cm / 24"
3.4.3.3 Een eiland maken
OPGELET: Kruis geen gedeelte van
de begrenzingsdraad over een ander
gedeelte. De begrenzingsdraadgedeelten
moeten evenwijdig lopen.
OPGELET: Kruis de geleidingsdraad
niet over de begrenzingsdraad.
OPGELET: Isoleer of verwijder
obstakels die lager zijn dan 15 cm/5.9 inch.
Isoleer of verwijder obstakels met een lichte
helling, zoals stenen, bomen en wortels. Dit
voorkomt schade aan de messen van het
product.
14 - Installatie 2071 - 001 - 29.03.2023
Isoleer gebieden in het werkgebied met de
begrenzingsdraad om een eiland te maken. We raden
aan alle stabiele objecten in het werkgebied te isoleren.
Sommige obstakels kunnen tegen een botsing, zoals
bomen en struiken die hoger zijn dan 15 cm/5.9 inch.
Het product botst tegen het obstakel en selecteert
vervolgens een nieuwe richting.
Plaats de begrenzingsdraad op en rond het
obstakel om een eiland te maken.
Plaats de 2 stukken begrenzingsdraad die naar en
van het eiland lopen dicht bij elkaar. Hierdoor loopt
het product over de draad.
Zet de 2 stukken begrenzingsdraad in dezelfde
staak vast.
0 cm / 0
"
3.4.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied (B) als het werkgebied 2 gebieden
heeft die niet zijn verbonden met een doorgang. Het
werkgebied met het laadstation is het hoofdgebied (A).
Let op: Het product moet handmatig worden
verplaatst tussen het hoofdgebied en het secundaire
gebied.
B
A
Plaats de begrenzingsdraad rond het bijgebied (B)
om een eiland te maken. Zie
Een eiland maken op
pagina 14
.
Let op: De begrenzingsdraad moet als 1 lus
rond het gehele werkgebied (A + B) worden
geplaatst.
Let op: Wanneer het product gras maait in
het bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden
geselecteerd. Zie
Bijgebied op pagina 27
.
3.4.4 Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd
Plaats de geleidingsdraad in een lijn op minimaal 2
m/6.5 ft afstand vóór het laadstation.
Zorg voor zo veel mogelijk ruimte links van de
geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 19
.
Plaats de geleidingsdraad minimaal 30 cm /12 inch
van de begrenzingsdraad.
Maak geen scherpe bochten wanneer u de
geleidingsdraad plaatst.
135º
135º 90º
Als het werkgebied een helling heeft, plaatst u de
geleidingsdraad diagonaal over de helling.
2071 - 001 - 29.03.2023 Installatie - 15
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
Als het laadstation in een klein gebied (A) wordt
geplaatst, zorgt u ervoor dat de afstand tot de
begrenzingsdraad minimaal 3 m/10 ft vóór het
laadstation bedraagt.
Als het werkgebied een doorgang (B) zonder
geleidingsdraad heeft, is de aanbevolen minimale
afstand tussen de begrenzingsdraden 2 m / 6.5 ft.
Als er wel een geleidingsdraad is aangebracht in
de doorgang, is de aanbevolen minimale afstand
tussen de geleidingsdraden 60 cm / 24 inch.
Als het werkgebied gebieden heeft die door middel
van een smalle doorgang (B) met elkaar zijn
verbonden, kunt u het product zodanig instellen
dat dit eerst de geleidingsdraad volgt en deze
dan na een bepaalde afstand (C) verlaat. De
instellingen kunnen worden gewijzigd in
GPS-
ondersteunde navigatie op pagina 23
.
Gebruik de GPS-ondersteunde navigatie waarmee
het product de meest optimale werking kan kiezen.
Zie
Tuindekking op pagina 23
.
Indien het werkgebied een bijgebied (D) omvat,
raadpleegt u
Een bijgebied maken op pagina 15
.
Zet het product in het bijgebied en selecteer
de
modus Bijgebied
.
B
D
C
A
3.5 Montage van het product
3.5.1 Installatiegereedschappen
Hamer/kunststof hamer: om het plaatsen van de
krammen te vereenvoudigen.
Kantensnijder/rechte spade: om de
begrenzingsdraad te begraven.
Combinatietang: voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren.
Instelbare tang: voor het samenknijpen van de
koppelingen.
3.5.2 Het product installeren
Voer de daaropvolgende algemene stappen uit om het
product te installeren:
1. Installeer de Automower® Connect-app op uw
mobiele apparaat. Zie
Automower® Connect app
op pagina 17
.
2. Koppel het product aan de Automower®
Connect-app. Regel de basisafstellingen in de
opstartprocedure in de Automower® Connect-app.
Zie
De Automower® Connect-app installeren op
pagina 17
.
3. Installeer het laadstation. Zie
Laadstation
monteren op pagina 17
.
4. De begrenzingsdraad installeren. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina 18
.
16 - Installatie 2071 - 001 - 29.03.2023
5. De geleidingsdraad installeren. Zie
De
geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
6. Controleer of het laadstation correct is
gemonteerd. Zie
Visuele controle van het
laadstation uitvoeren op pagina 20
.
3.5.3 Automower® Connect app
Het product kan verbinding maken met mobiele
apparaten waarop de Automower® Connect app is
geïnstalleerd. Automower® Connect is een gratis app
voor uw mobiele apparaat. U kunt de uitgebreide
functies voor het product gebruiken via de Automower®
Connect app.
Op het
Dashboard
wordt de huidige gebruik
van het product weergegeven. U kunt een
bedrijfsmodus voor het product selecteren in het
dashboard.
De
kaart
toont de actuele positie van het product
en het ingestelde centrale punt voor de GeoFence
functie.
In het menu
Instellingen
kunt u de instellingen voor
het product wijzigen.
In het menu
Statistieken
kunt u de statistieken van
het product bekijken.
In het menu
Berichten
kunt u de
Foutmeldingen
en
de
infoberichten
van het product vinden.
In het menu
Ondersteuning
vindt u de volledige
gebruikershandleiding voor het product en het
Help Center
waar u hulp kunt krijgen bij het
oplossen van problemen.
De Automower® Connect app heeft mobiele verbinding
voor de lange afstand, Wi-Fi connectiviteit en een
Bluetooth® verbinding voor de korte afstand.
3.5.3.1 De Automower® Connect-app installeren
1. Download de Automower® Connect-app op uw
mobiele apparaat.
2. Meld u aan voor een Husqvarna-account in de
Automower® Connect-app.
3. Er wordt een e-mail verzonden naar het
geregistreerde e-mailadres. Volg de instructies in
de e-mail binnen 24 uur op om uw account te
valideren.
4. Meld u aan bij uw Husqvarna-account in de
Automower® Connect-app.
3.5.4 Het product voor de eerste keer
starten
Als het product voor de eerste keer wordt ingeschakeld
met ON, moet u enkele basisinstellingen instellen
voordat u het product kunt gebruiken.
1. Druk 3 seconden op het draaiwiel om het product
in te schakelen.
Let op: De Bluetooth® koppelingsprocedure-
modus van het product is ingesteld op 3 minuten.
Als de koppeling tussen het product en het
mobiele apparaat niet correct is voltooid, gebruikt
u het draaiwiel om Bluetooth® te selecteren om het
opnieuw in te schakelen.
2. Voer de pincode van de fabriek in.
3. Meld u aan bij uw Husqvarna-account in de
Automower® Connect-app.
4. Start Bluetooth® op uw mobiele apparaat.
5. Selecteer
Mijn maaiers
in de Automower®
Connect-app en voeg uw product toe.
6. Volg de instructies in de Automower® Connect-
app.
3.5.5 Laadstation monteren
OPGELET: Het is niet toegestaan om
nieuwe gaten in de plaat van het laadstation
te maken.
OPGELET: Plaats uw voeten niet op de
bodemplaat van het laadstation.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor
dat de pluggen van de laagspanningskabel
en de voedingseenheid schoon en droog
zijn voordat u ze aansluit.
Gebruik bij het aansluiten van de voeding altijd
een stopcontact dat is aangesloten op een
aardlekschakelaar (RCD).
1. Lees en begrijp de instructies over het laadstation.
Zie
Onderzoeken waar het laadstation moet
worden geplaatst op pagina 12
.
2. Plaats het laadstation in het geselecteerde gebied.
2071 - 001 - 29.03.2023 Installatie - 17
Let op: Bevestig het laadstation pas aan de
grond met de schroeven nadat de geleidingsdraad
is geïnstalleerd. Zie
De geleidingsdraad installeren
op pagina 19
.
3. Open de klep aan de voorkant van het laadstation.
4. Bevestig de bovenkant van het laadstation.
5. Kantel de bovenkant van het laadstation.
6. Breng de doorvoertule met de kabels aan.
7. Sluit de kabel op het laadstation aan.
8. Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
9. Sluit de klep aan de voorkant van het laadstation.
10. Zet de voeding op een minimale hoogte van 30
cm/12 inch.
min 30 cm / 12”
11. Sluit de voedingskabel aan op een stopcontact van
100-240V.
Let op: Het product kan in het laadstation
worden geplaatst om op te laden terwijl u de
begrenzingsdraad installeert.
12. Plaats de laagspanningskabel met staken in
de grond of graaf de kabel in. Zie
De draad
positioneren met krammen op pagina 19
of
Inleiding op pagina 6
.
13. Sluit de draden aan op het laadstation
nadat de installatie van de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad is voltooid. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina 18
en
De
geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
14. Bevestig het laadstation aan de grond
met de meegeleverde schroeven nadat de
geleidingsdraad is geïnstalleerd. Zie
Product
optillen en verplaatsen op pagina 5
.
3.5.6 De begrenzingsdraad installeren
OPGELET: Wikkel resterende draad
niet op tot een spoel. De spoel veroorzaakt
interferentie met het product.
1. Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied. Start en voltooi de installatie achter
het laadstation.
2. Open de connector en leg de begrenzingsdraad in
de connector.
3. Sluit de connector met een tang.
18 - Installatie 2071 - 001 - 29.03.2023
4. Snijd de begrenzingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch
boven elke connector.
5. Druk de rechterconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "AR".
6. Druk de linkerconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "AL".
3.5.7 De geleidingsdraad installeren
OPGELET: Een tweeaderige kabel
of een kroonsteentje geïsoleerd met
isolatietape levert geen adequate lassen op.
Het vocht in de grond zorgt ervoor dat de
draden gaan oxideren, waardoor het circuit
na een tijdje wordt onderbroken.
1. Open de connector en leg de draad in de
connector.
2. Sluit de connector met een tang.
3. Knip de geleidingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch boven
elke connector af.
4. Druk de connector op de metalen pen van het
laadstation met de markering "G1/G2/G3".
Let op: U kunt slechts 2 geleidingsdraden
G1/G2 voor Automower® 320/430X NERA
gebruiken.
5. Ontkoppel het laadstation van het stopcontact.
6. Plaats het uiteinde van de geleidingsdraad in het
oogje op de begrenzingsdraad.
7. Knip de begrenzingsdraad door met een
draadtang.
8. Sluit de geleidingsdraad met behulp van een
koppeling op de begrenzingsdraad aan.
a) Plaats de 2 uiteinden van de
begrenzingsdraad en het uiteinde van de
geleidingsdraad in de koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de
draaduiteinden kunt zien door het
transparante gedeelte van de koppeling.
b) Duw met een waterpomptang op het dopje
van de koppeling om de draden in de
koppeling te bevestigen.
9. Bevestig de geleidingsdraad aan de grond met
behulp van staken of begraaf de geleidingsdraad
in de grond. Zie
De draad positioneren met
krammen op pagina 19
of
De begrenzingsdraad
of geleidingsdraad ingraven op pagina 20
.
10. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.5.8 De draad positioneren met krammen
OPGELET: Zorg ervoor dat de staken
de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
tegen de grond houden.
2071 - 001 - 29.03.2023 Installatie - 19
OPGELET: De kabelisolatie kan
beschadigd raken wanneer het gras meteen
na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen
soms pas weken of maanden later voor
problemen.
1. Plaats de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
op de grond.
2. Zet de staken maximaal 75 cm/30 inch van elkaar.
3. Bevestig de staken in de grond met een (kunststof)
hamer.
Let op: De draad is na enkele weken overgroeid met
gras en niet meer zichtbaar.
3.5.9 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven
Snijd met een kantsnijder of een rechte schop een
groef in de grond.
Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
1-20 cm/0.4-8 inch in de grond.
3.5.10 Visuele controle van het laadstation
uitvoeren
1. Controleer of de led-indicator op het laadstation
groen brandt.
2. Als de led-indicator niet groen is, controleert
u de installatie. Zie
Led-indicatielampje van
het laadstation voor de installatie van
begrenzingsdraad op pagina 40
en
Laadstation
monteren op pagina 17
.
20 - Installatie 2071 - 001 - 29.03.2023
4 Instellingen
Dit hoofdstuk informeert over de instellingen voor
het product die u in de Automower® Connect-app
kunt aanbrengen. Alle instellingen voor het product
zijn beschikbaar in Automower® Connect. Sommige
instellingen kunnen worden aangebracht in Automower®
Access, zie
Automower® Access op pagina 9
. Het
product heeft fabrieksinstellingen, maar de instellingen
kunnen aan elk werkgebied worden aangepast.
4.1 Schema
Met
Schema
kunt u de schema-instellingen voor het
product wijzigen.
De functie
Schema
regelt wanneer het product werkt.
Als het product niet in bedrijf is, staat het geparkeerd in
het laadstation. In het schema-overzicht in de app kunt u
zien welke uren en dagen het product werkt.
U kunt het Schema instellen als het werkgebied minder
is dan de maximale gebiedscapaciteit van het product.
Dit voorkomt slijtage aan het gras en het product. Met
de schema-instelling af fabriek kan het product 24 uur
per dag en 7 dagen per week in bedrijf zijn.
Voor berekening van de schema-instelling, zie
De
schema-instelling berekenen op pagina 21
.
4.1.1 De schema-instelling berekenen
1. Bereken de afmeting van uw gazon in m2/ft2.
2. Deel de m2/ft2 van het gazon door de geschatte
werkcapaciteit. Zie de onderstaande tabel.
3. Het resultaat is gelijk aan het aantal uren dat het
product elke dag moet werken.
Let op: De werkcapaciteit is bij benadering en wordt
berekend voor vlakke en open werkgebieden. Als het
werkgebied veel hellingen of obstakels bevat, moet u de
Schema
-instellingen verhogen.
Model Geschatte werkcapaciteit,
m2/u / ft2/u
Automower® 320 92 / 990
Automower® 430X 133 / 1430
Automower® 450X 208 / 2240
Voorbeeld: Een gazon van 1000 m2/10700 ft2, gemaaid
met een Automower® 320.
1000 m2/92 ≈ 11 u.
10700 ft2/990 ≈ 11 u.
Dagen/week u/dag Schema-instellingen
7 11 07:00-18:00 / 7:00
am-6:00 pm
4.2 Maaihoogte
4.2.1 Maaihoogte aanpassen
De maaihoogte kan worden ingesteld van 2 cm / 0.8
inch tot 6 cm / 2.4 inch.
OPGELET: In de eerste weken na
een nieuwe installatie moet de maaihoogte
worden ingesteld op 6 cm / 2.4 inch om
schade aan de lusdraad te voorkomen.
De maaihoogte kan vervolgens elke week
worden verlaagd.
4.2.2 TargetHeight
Gebruik de TargetHeight-functie om de maaihoogte
automatisch gedurende 10 dagen geleidelijk te verlagen
van maximaal naar de gespecificeerde maaihoogte. Als
u de maaihoogte gedurende deze tijd handmatig wijzigt,
wordt de functie TargetHeight uitgeschakeld.
4.3 Werking
Onder
Werking
kunt u de werkingsinstellingen van het
product wijzigen.
4.3.1 Spiraalvormig maaien
Als het product in een gebied komt en detecteert
dat het gras langer dan gemiddeld is, kan hij het
bewegingspatroon wijzigen in
Spiraalvormig maaien
.
Dit betekent dat het product dan in een spiraalvormig
patroon gaat maaien om het gebied met het langere
gras sneller te maaien. Het is mogelijk om de
intensiteit van
Spiraalvormig maaien
in te stellen.
Een gevoeligheid van
Zeer laag/Laag
betekent dat
Spiraalvormig maaien
minder vaak wordt toegepast.
Een intensiteit van
Hoog/Zeer hoog
betekent dat
Spiraalvormig maaien
vaker wordt toegepast.
2071 - 001 - 29.03.2023 Instellingen - 21
Let op:
Spiraalvormig maaien
kan niet worden gestart
niet op hellingen die steiler zijn dan 17%.
4.3.2 Objecten vermijden
Objecten vermijden
is alleen beschikbaar voor
Automower® 430X/450X NERA.
Als de functie
Objecten vermijden
is ingeschakeld,
detecteert het product objecten op het gazon die hoger
zijn dan het gras. Als het product een object op het
gazon detecteert, keert het product om en gaat in een
andere richting door met maaien. U kunt de functie
Objecten vermijden
uitschakelen als dit niet gewenst is
voor uw werkgebied.
Let op:
Objecten vermijden
kan ervoor zorgen dat
het gras rond objecten niet wordt gemaaid. De sensoren
kunnen ook hoog gras of bloemen in het werkgebied als
objecten detecteren.
4.3.3 Weertimer
Weertimer
past automatisch de maaitijd aan de groei
van het gras aan. Het product mag niet meer dan
volgens de schema-instellingen worden gebruikt.
Let op: Bij gebruik van
Weertimer
is het raadzaam
om zoveel mogelijk bedrijfstijd beschikbaar te maken
voor
Weertimer
. Beperk het schema niet meer dan
nodig is.
De eerste activiteit van de dag wordt ingesteld op basis
van de schema-instellingen. Het product voltooit altijd 1
maaicyclus en vervolgens selecteert
Weertimer
of het
product blijft werken of niet.
Let op:
Weertimer
wordt gereset als het product
langer dan 50 uur stilstaat of als een
Reset van
alle gebruikersinstellingen
wordt uitgevoerd.
Weertimer
wordt niet gewijzigd als een
Reset van schema-
instellingen
wordt uitgevoerd.
4.3.4 ECO-modus
De
ECO-modus
schakelt het signaal in de
begrenzingsdraad, de geleidingsdraad en het
laadstation uit wanneer het product wordt geparkeerd
of wordt opgeladen. De led-indicator van het laadstation
knippert groen wanneer het lussignaal uitgeschakeld is.
Let op: Gebruik de
ECO-modus
om energie te
besparen en interferentie met andere apparatuur, zoals
ringleidingen of garagedeuren, te voorkomen.
Let op: Om het product handmatig in het werkgebied
te starten moet u eerst het lussignaal inschakelen.
4.3.4.1 Het lussignaal inschakelen
1. Het product inschakelen met ON.
2. Druk op de STOP-knop.
3. Wacht 2 seconden en verwijder het product
vervolgens uit het laadstation.
4. Controleer of het led-indicatielampje van het
laadstation groen brandt.
5. Plaats het product op de plek waar het moet
beginnen met maaien.
4.4 Installatie
Onder
Installatie
kunt u de installatie-instellingen van het
product wijzigen.
4.4.1 Het laadstation vinden
Het product kan op drie verschillende manieren worden
ingesteld om het laadstation te zoeken:
Signaal laadstation
Begrenzingsdraad volgen
Geleidingsdraad volgen
In de fabrieksinstelling worden de drie zoekmethoden
tegelijkertijd gebruikt. Gebruik de fabrieksinstelling om
het laadstation zo snel mogelijk te vinden en het risico
op spoorvorming op het gazon tot een minimum te
beperken. Het product begint altijd met het zoeken van
het
Signaal van het laadstation
. Na een bepaalde tijd
gebruikt het ook
Geleidingsdraad
en
Begrenzingsdraad
volgen
.
Oorzaken waarom het product de draad niet kan volgen,
zijn:
Obstakels in de buurt van de draad zijn niet
geïsoleerd.
22 - Instellingen 2071 - 001 - 29.03.2023
Het laadstation, de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad zijn niet geïnstalleerd volgens de
instructies in
Laadstation monteren op pagina 17
,
De begrenzingsdraad installeren op pagina 18
en
De geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
4.4.1.1 Signaal laadstation
Bij sommige installaties moet het signaal van het
laadstation worden verlaagd. Bijvoorbeeld als een
laadstation in de buurt van een obstakel, zoals een
struik of een muur, wordt geplaatst. Het product vindt
het signaal van het laadstation aan de andere kant
van het obstakel en probeert om het laadstation te
vinden, maar het object voorkomt dat het product kan
terugkeren naar het laadstation. U kunt het signaal van
het laadstation instellen op
min
,
avg
of
max
.
Let op: Husqvarna adviseert om het signaal van het
laadstation in te stellen op
max
. Het is meestal beter om
het laadstation te verplaatsen dan om het bereik van het
signaal van het laadstation te verkleinen.
4.4.1.2 Volg de geleidingsdraad en de
begrenzingsdraad
De tijdsinterval kan worden ingesteld voor als het
product de begrenzingsdraad en geleidingsdraad begint
te volgen om het laadstation te vinden.
4.4.2 Tuindekking
4.4.2.1 GPS-ondersteunde navigatie
Het product heeft
GPS-ondersteunde navigatie
waarmee het product de meest optimale werking kan
kiezen. De functie is af fabriek ingeschakeld. Als u
handmatige instellingen voor uw gazon wilt aanbrengen,
moet u de
GPS-ondersteunde navigatie
uitschakelen
en instellingen voor
Gebied 1-5
aanbrengen. Schakel
de
GPS-ondersteunde navigatie
uit als u de functie
Systematisch doorgangen maaien
wilt gebruiken en
instellingen voor
Gebied 1-5
wilt aanbrengen. Zie
Instellingen voor Gebied 1-5 op pagina 23
.
4.4.2.2 Instellingen voor Gebied 1-5
Gebruik deze functie als het werkgebied afgelegen
delen bevat die verbonden zijn met smalle doorgangen,
om een werkgebied met voldoende maairesultaat te
behouden. De functie
Tuindekking
wordt gebruikt om
afgelegen delen van het werkgebied te maaien. De
functie
Systematisch doorgangen maaien
wordt gebruikt
voor het maaien in smalle doorgangen. Er moet een
geleidingsdraad geïnstalleerd zijn om deze functies
te kunnen gebruiken. U kunt maximaal 5 afgelegen
gebieden instellen waar het product begint te maaien.
De functie
Systematisch doorgangen maaien
is van
toepassing op smalle doorgangen met een breedte van
60 cm - 1.5 m / 23 inch - 4.9 ft. Het product beweegt
in een patroon om de volledige doorgangsbreedte te
maaien. Het product start met
Systematisch doorgangen
maaien
op de ingestelde afstand van het laadstation.
Wanneer het product het einde van de smalle doorgang
bereikt, gaat het product door met het werkgebied op de
normale wijze te maaien.
U kunt het product instellen om de geleidingsdraad te
volgen naar de ingestelde afstand voordat het begin te
maaien.
Gebied A, ongeveer 50%
Gebied B, ongeveer 30%
Gebied C, ongeveer 20%
A
C
B
Elk gebied kan worden in- en uitgeschakeld. Gebruik
de functie
Testen
om de afstand te meten van het
laadstation tot waar het product moet beginnen met
maaien. Zie
De afstand van het laadstation meten op
pagina 23
.
Op basis van de standaardinstellingen kan het product
de geleidingsdraad volgen over een lengte van
300m/980 ft. in 20% van de gevallen dat het product
het laadstation verlaat. Als de geleidingsdraad in
werkelijkheid korter is dan 300 m/980 ft zal het product
deze volgen tot het punt waar de geleidingsdraad is
aangesloten op de begrenzingsdraad.
4.4.2.3 De afstand van het laadstation meten
Het product volgt de geleidingsdraad om de afstand tot
het laadstation te meten.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Selecteer
Testen: Instelling Gebied 1
of
Testen:
Instelling Gebied 2
om de afstand te meten.
3. Druk op de STOP-knop om de afstand in de app
weer te geven.
4.4.3 Doorrijbreedte
De begrenzingsdraadcorridor is het gebied naast de
begrenzingsdraad. Het product gebruikt de corridors
om het laadstation te vinden. De doorrijbreedte van de
corridor wordt automatisch aangepast. Als het nodig
is om de doorrijbreedte handmatig aan te passen om
het product naar behoren te laten werken, kunt u de
doorrijbreedte instellen tussen 1-9.
2071 - 001 - 29.03.2023 Instellingen - 23
4.4.4 Achteruitrijafstand
De achteruitrijafstand zorgt ervoor dat het product
over ingestelde afstand achteruit beweegt voordat het
product het gazon gaat maaien.
4.4.5 De functie Rijd over draad
De voorkant van het product beweegt altijd op
een bepaalde afstand langs de begrenzingsdraad.
Vervolgens beweegt het product naar achteren en
verandert het van richting. De fabrieksinstelling is 32 cm/
13 inch. U kunt een afstand van 25-50 cm/ 10-20 inch
selecteren.
Let op: Als u de afstand voor
Rijd over draad
wijzigt,
verandert de afstand langs de begrenzingsdraad in alle
delen van het werkgebied.
4.5 Accessoires
Onder
Accessoires
kunt u de instellingen van de
productaccessoires wijzigen.
4.5.1 Koplampen
Koplampen is alleen beschikbaar voor Automower®
430X/450X NERA.
Er zijn vier verschillende koplampinstellingen die
bepalen wanneer de koplampen zijn ingeschakeld:
Altijd aan
Alleen 's avonds (19:00-00:00)
Avond en nacht (19:00-07:00)
Altijd uit
De standaardinstelling is
Altijd aan
. De koplampen
kunnen zodanig worden ingesteld, dat ze gaan
knipperen als er een fout optreedt.
4.5.2 Botsingen met het Automower®-huis
vermijden
Als deze optie is ingeschakeld, treedt er minder slijtage
van het product en het Automower®-huis op. Rondom
het laadstation kan er dan echter sprake zijn van meer
ongemaaid gras.
4.6 Algemeen
In het menu
Algemeen
kunt u de tijd en datum instellen
of resetten naar fabrieksinstellingen.
Dit menu is alleen beschikbaar als uw mobiele apparaat
is aangesloten op het apparaat met Bluetooth®.
4.6.1 Tijd & datum
De tijd en datum kunnen handmatig of met behulp van
de tijd en datum van het mobiele apparaat worden
gewijzigd.
4.6.2 Reset naar Fabrieksinstellingen
De gebruikersinstellingen kunnen worden teruggezet op
de fabrieksinstellingen.
Let op:
Pincode, lussignaal, berichten
en
Datum en
tijd
worden niet gereset.
4.7 Veiligheid
Met de beveiligingsinstellingen worden de pincode, de
GeoFence en andere beveiligingsfuncties beheerd. De
juiste pincode moet worden ingevoerd om toegang tot
het menu
Beveliging
te krijgen.
Dit menu is alleen beschikbaar als uw mobiele apparaat
is aangesloten op het apparaat met Bluetooth®.
4.7.1 Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig geselecteerd om een
unieke koppeling tussen het product en het laadstation
te creëren. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om
een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee
aangrenzende installaties signalen gebruiken die erg op
elkaar lijken.
4.7.2 Wijzig pincode
U kunt de pincode wijzigen. Noteer de nieuwe pincode
in Memo. Zie
Inleiding op pagina 6
.
4.7.3 Bescherming tegen diefstal
In het menu
Bescherming tegen diefstal
is het mogelijk
om de duur van het alarm in te stellen en ook bij
welke gebeurtenissen het alarm in werking treedt. De
fabrieksinstelling is dat een pincode vereist is en de
alarmduur 1 minuut is.
4.7.3.1 Pincode vereist
Deze functie betekent dat het product niet kan worden
gebruikt of bediend nadat de STOP-knop is ingedrukt
zonder eerst de juiste pincode in te voeren. Wanneer
u vijf maal achter elkaar de verkeerde pincode
invoert, wordt het product enige tijd vergrendeld. De
vergrendeling wordt voor elke nieuwe onjuiste poging
verlengd.
24 - Instellingen 2071 - 001 - 29.03.2023
4.7.3.2 Tijdsduur alarm
Er is een mogelijkheid om in te stellen hoe lang
het alarmsignaal duurt. Een instelling tussen 1 en 10
minuten is mogelijk.
4.7.3.3 STOP-knop ingedrukt
Indien het alarm
"STOP-knop ingedrukt"
is
ingeschakeld, gaat het alarm af als iemand de STOP-
knop indrukt en niet binnen 30 seconden de pincode
invoert.
4.7.3.4 Weggedragen
Indien het alarm
opgetild
is ingeschakeld, detecteert het
product onverwachte bewegingen en gaat het alarm af.
4.7.4 GeoFence
GeoFence is een op GPS gebaseerde
diefstalbeveiliging die een virtuele omheining voor
het product maakt. Als het product zich meer dan
een ingestelde afstand van de middenpositie bevindt,
wordt het product uitgeschakeld en wordt een alarm
geactiveerd. De middenpositie wordt ingesteld op de
huidige positie van het product wanneer GeoFence
is ingeschakeld. De pincode is nodig om het alarm
te stoppen en het product opnieuw te starten. De
GeoFence wordt alleen ingeschakeld wanneer het
product op ON wordt gezet.
4.8 Automower® Connect
In
Automower® Connect
kunt u de Automower®
Connect-functie in- of uitschakelen. U kunt het product
aansluiten op een Wi-Fi-netwerk. U kunt ook de
signaalsterkte en verbindingsstatus zien.
Dit menu is alleen beschikbaar als uw mobiele apparaat
is aangesloten op het apparaat met Bluetooth®.
4.9 Meldingen
In dit menu vindt u eerdere storings- en
informatiemeldingen. Voor een aantal foutmeldingen zijn
er tips en adviezen beschikbaar waarmee u de fout kunt
verhelpen.
Als het product op enigerlei wijze wordt verstoord,
bijvoorbeeld als het vast komt te zitten of als de accu
bijna leeg is, wordt er een bericht met de storing en het
tijdstip waarop deze plaatsvond opgeslagen.
Als dezelfde foutmelding meerdere keren wordt
herhaald, kan dit betekenen dat de installatie of het
product moet worden aangepast. Zie
Installatie op
pagina 11
.
4.10 Automower® Intelligent Mapping
(AIM)
Automower® Intelligent Mapping (AIM) is beschikbaar
in de Automower® Connect-app. De technologie in
het product maakt gebruik van verschillende sensoren,
waaronder GPS. De nauwkeurigheid van de kaart is
ongeveer 1 m / 3.3 ft.
B
A
C
Sommige functies met AIMzijn:
Er wordt een kaart van het gazon in
deAutomower® Connect-app weergegeven met
laadstation, begrenzingsdraad, geleidingsdraad en
eilanden.
U kunt werkgebieden (A) en (B) in de installatie
maken waar u een schema en maaihoogte voor elk
werkgebied kunt instellen.
U kunt te vermijden zones (C) maken waarin het
product niet kan komen en geen gras kan maaien.
Let op: Met de AIM-functie kunt u werkgebieden en
te vermijden zones inrichten met een nauwkeurigheid
van ca. 1 m / ft.
De gegevensverzameling voor de AIM kaart start
automatisch. Het product verzamelt gegevens tijdens
het bedrijf en de kaart is compleet in 1-2 weken.
Verwijder tijdelijke obstakels op het gazon als het
product in bedrijf is en gegevens verzamelt. Als u de
installatie van de draden of laadstation wijzigt, moet u
een nieuwe kaart maken. Lees meer over AIM in de
Automower® Connect-app.
4.11 Firmware draadloos downloaden
FOTA (Firmware over the air)
Het product heeft een functie waarmee automatisch
nieuwe firmware wordt gedownload. Wanneer er
nieuwe firmware beschikbaar is, wordt er een
melding weergegeven in de app waarin u kunt
selecteren de nieuwe firmware te installeren. Het
led-indicatielampje van het product pulseert als de
firmware-update wordt uitgevoerd. Als het product
2071 - 001 - 29.03.2023 Instellingen - 25
geen mobiele netwerkverbinding gebruikt, wordt de
firmware gedownload als het product in het laadstation
geparkeerd is. Het product moet wifi-dekking in het
laadstation hebben om nieuwe firmware te downloaden.
4.12 Maaiprofielen
U kunt verschillende sets met instellingen in de
Maaiprofielen
opslaan. Gebruik deze functie als u een
product voor meer dan een locatie gebruikt of als
u verschillende instellingen op dezelfde locatie wilt
hebben. In
Maaiprofielen
worden de productinstellingen,
kaartobjecten en de instellingen ervan opgeslagen.
4.13 Het laadstation opnieuw
installeren op de kaart
Installeer het laadstation opnieuw op de kaart als u
het laadstation verplaatst of vervangt. U kunt deze ook
opnieuw installeren als het product niet kan koppelen of
geen verbinding kan maken met het laadstation.
1. Selecteer
Kaartobjecten > Laadstation
in de app.
2. Selecteer
Laadstation opnieuw installeren
en volg
de instructies.
4.14 Het referentiestation opnieuw
installeren op de kaart
Installeer het referentiestation opnieuw op de kaart als u
het referentiestation verplaatst of vervangt.
1. Selecteer
Kaartobjecten > Referentiestation
in de
app.
2. Selecteer
Referentiestation opnieuw installeren
en
volg de instructies.
26 - Instellingen 2071 - 001 - 29.03.2023
5 Werking
De meest gebruikte bedrijfsinstellingen zijn opgenomen
in de Automower® Access, zie
Automower® Access op
pagina 6
. Alle bedieningsmodi zijn beschikbaar in de
Automower® Connect-app.
5.1 Product op ON zetten
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product gebruikt.
Houd het draaiwiel 3 seconden ingedrukt.
Gebruik het draaiwiel om de pincode in te voeren.
5.2 Product starten
1. Druk op de knop STOP.
2. Gebruik het draaiwiel om de pincode in te voeren.
3. Gebruik het draaiwiel om de bedrijfsmodus te
selecteren. Zie
Bedieningsmodi - Start op pagina
27
.
4. Druk op de knop START.
Let op: Als het product in het laadstation is
geparkeerd, begint het product te werken wanneer de
accu volledig is opgeladen en wanneer de
schema-
instellingen
zijn ingesteld voor werking
Let op: De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van het
gras hoger zijn dan verwacht. Wanneer het product
het gras enige tijd heeft gemaaid, is het waargenomen
geluidsniveau veel lager.
5.2.1 Bedieningsmodi - Start
Hoofdgebied
Bijgebied
Negeer schema
5.2.1.1 Hoofdgebied
Gebruik de bedieningsmodus
Hoofdgebied
om het
product automatisch te laten maaien en laden.
5.2.1.2 Bijgebied
Gebruik debedrijfsmodus
Secundair gebied
om
bijgebieden te maaien. U moet het product handmatig
verplaatsen tussen het hoofdgebied en het bijgebied.
Het product maait gedurende een geselecteerde
periode, of totdat de accu leeg is.
Let op: U moet het product handmatig in het
laadstation plaatsen om het op te laden wanneer
het zich in een bijgebied bevindt. Het product rijdt
het laadstation uit en stopt wanneer de accu wordt
opgeladen. U moet een bedrijfsmodus selecteren om
het product te starten.
Let op: Als u het hoofdgebied wilt maaien nadat
de accu is opgeladen, zet u het product in de modus
Hoofdgebied
voordat u het product in het laadstation
plaatst.
5.2.1.3 Negeer schema
Gebruik de bedrijfsmodus
negeer schema
om van de
schema
-instellingen tijdelijk over te schakelen voor
24
uur
of
3 dagen
.
Let op: Het is niet mogelijk om langer te maaien dan
de maximale maaitijd per dag. Zie
Productbeschrijving
op pagina 6
.
5.3 Het product parkeren
1. Druk op de knop STOP.
2. Gebruik het draaiwiel om de pincode in te voeren.
3. Gebruik het draaiwiel om de parkeermodus te
selecteren. Zie
Bedieningsmodi - Parkeren op
pagina 27
.
5.3.1 Bedieningsmodi - Parkeren
Parkeer tot nader order
Starten bij volgende schema
Selecteer de duur
Parkeren bij onderhoudspunt
(alleen EPOS
installatie)
5.3.1.1 Parkeer tot nader order
Gebruik de bedrijfsmodus
Parkeer tot nader order
om
het product te laten terugkeren naar het laadstation.
Het product blijft in het laadstation totdat u een nieuwe
bedieningsmodus selecteert.
5.3.1.2 Starten bij volgende schema
Gebruik de bedieningsmodus
Start bij het volgende
schema
om het product te laten terugkeren naar het
laadstation. Het product blijft in het laadstation tot de
volgende
schema-instelling
.
5.3.1.3 Selecteer de duur
Het product keert terug naar het laadstation en blijft daar
gedurende de geselecteerde parkeerduur. Gebruik de
2071 - 001 - 29.03.2023 Werking - 27
bedieningsmodus om tijdelijk een lopende maaicyclus te
stoppen en het product in het laadstation te laten blijven.
5.3.1.4 Parkeren bij onderhoudspunt (alleen EPOS
installatie)
U kunt het product parkeren bij het onderhoudspunt om
onderhoud aan het product uit te voeren. Het product
wordt geparkeerd bij het onderhoudspunt totdat u een
nieuwe bedrijfsmodus selecteert.
5.4 Product stoppen
1. Druk op de knop STOP om het product en de
maaimotor te stoppen.
5.5 Het product uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop om het product te stoppen.
2. Voer indien nodig de pincode in.
3. Druk 3 seconden op het draaiwiel om het product
uit te schakelen. U kunt het draaiwiel ook
gebruiken om
Uitschakelen
in het menu op het
display te selecteren.
4. Controleer of het led-indicatielampje op het
draaiwiel uit is.
5.6 De accu opladen
Wanneer het product nieuw is of na langdurige opslag
kan de accu leeg zijn. Laad de accu op voordat u het
product start. In de
hoofdgebiedmodus
zal het product
automatisch maaien en opladen.
1. Het product inschakelen met ON.
2. Plaats het product in het laadstation zodat de
laadplaatjes de contactplaatjes raken.
3. Controleer of het product wordt geladen op het
display van het product of in de Automower®
Connect-app.
28 - Werking 2071 - 001 - 29.03.2023
6 Onderhoud
6.1 Introductie - onderhoud
WAARSCHUWING: Zet het product
op OFF voordat u onderhoud aan het
product uitvoert.
WAARSCHUWING: Draag
veiligheidshandschoenen.
Voor een betere werking en langere levensduur van het
product reinigt u het product regelmatig en vervangt u
versleten onderdelen.
Wanneer het product nieuw is, controleert u de
maaischijven en messen elke week. Bij geringe slijtage
kunt u het interval voor de volgende controle van
de maaischijven en messen verlengen. Inspecteer de
maaischijven en de bladen vaker als er veel slijtage is.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait en
dat de randen van de messen niet beschadigd zijn.
De gebruikelijke levensduur van de messen is 3 tot
6 weken. De volgende omstandigheden kunnen de
levensduur van de messen verlengen of verkorten:
Bedrijfstijd en grootte van het werkgebied.
Lengte en dikte van het gras.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
Voorwerpen zoals kegels, gereedschappen,
stenen en wortels in het werkgebied.
Let op: Het maairesultaat kan onbevredigend zijn als
de messen bot zijn. Zie
De bladen vervangen op pagina
32
voor het vervangen van de bladen.
6.2 Onderhoudsschema
Het onderhoudsschema laat zien hoe service en
onderhoud aan het product moeten worden uitgevoerd.
Volg het onderhoudsschema voor een beter bedrijf en
een langere levensduur van het product.
X = De instructies zijn opgenomen in deze
gebruikershandleiding.
O = De instructies zijn niet opgenomen in deze
gebruikershandleiding. Neem contact op met uw
erkende servicedealer.
Ter voorbereiding Wekelijks Elk jaar Elke drie
jaar
Reinig het product. Zie
Product reinigen op pagina 30
. X
Controleer het product op beschadiging en slijtage. X
Voer een update van de firmware uit. O
Controleer de servicemeldingen op aanbevolen upgrades. O
Onderhoud
Controleer de messen en vervang de messen en messchroeven indien nodig.
Zie
De bladen vervangen op pagina 32
.X
Controleer en polijst de contactplaatjes op het laadstation. X
Controleer en polijst de laadplaatjes op het product. X
Laad de accu volledig op voordat het product wordt opgeslagen. Zie
De accu
opladen op pagina 28
.X
Controleer de wielen op slijtage. O
Controleer en reinig de stootbuffers. Controleer het aanhaalmoment van de
stootbuffers voor en achter. O
Controleer of het product correct koppelt en laadt. O
2071 - 001 - 29.03.2023 Onderhoud - 29
Ter voorbereiding Wekelijks Elk jaar Elke drie
jaar
Controleer de kabel en connector naar de laadplaatjes op de behuizing van het
product. O
Controleer de glijplaat en het glijplaatlager. O
Controleer de rubberen balgen in het systeem van de maaihoogte instelling. O
Controleer de rubberen balgen van de stootbuffers. O
Vervang de rubberen balgen van de stootbuffers. O
Controleer en reinig het luchtstroomfilter. O
Vervang het luchtstroomfilter. O
Controleer het aanhaalmoment van de chassisschroeven. O
Open het chassis en vervang alle afdichtstrips. O
Laatste stap
Gebruik een software-servicetool om een werkingstest van de functies van het
product uit te voeren. O
6.3 Product reinigen
OPGELET: Reinig het product niet
met een hogedrukspuit. Gebruik geen
oplosmiddelen voor reiniging.
Het product werkt niet naar behoren op hellingen als
de wielen door gras worden geblokkeerd. Reinig het
product met een borstel of stromend water uit een
waterslang.
Husqvarna adviseert dat u een speciale set voor
reiniging en onderhoud gebruikt. Neem voor meer
informatie contact op met uw Husqvarna servicedealer.
6.3.1 De behuizing, het chassis en de
maaischijf reinigen
Inspecteer de maaischijf en de messen wekelijks. Om
het product grondig te reinigen, kan de bovenkap en
de behuizing van het product worden verwijderd. Als
het product vuil is, gebruik indien nodig een milde
zeepoplossing. Gebruik een borstel of een waterslang
om het product te reinigen. Reinig het product niet met
een hogedrukspuit.
1. Zet het product op OFF.
2. Trek voorzichtig aan de achterkant, het midden en
de voorkant van de bovenkap.
3. Houd het chassis met een hand vast en verwijder
de behuizing door deze snel en kort omhoog en
naar de voorkant van het product te trekken.
30 - Onderhoud 2071 - 001 - 29.03.2023
WAARSCHUWING: Als uw
handen tussen de behuizing van het
product en het chassis komen, is er
risico op letsel.
4. Plaats de behuizing van het product naast het
chassis van het product of kantel deze tegen een
wand.
5. Til het product op z'n kant.
6. Reinig de maaischijfbalgen voor maaischijf en
chassis met een borstel. Controleer tegelijkertijd of
de maaischijf vrij kan draaien. Zorg ervoor dat de
messen onbeschadigd zijn en vrij kunnen draaien.
6.3.2 De wielen reinigen
Het product werkt niet naar behoren op hellingen als de
wielen door gras worden geblokkeerd.
Gebruik een zachte borstel om de wielen schoon
te maken.
Verwijder indien nodig de wielkap met een platte
schroevendraaier.
6.3.3 Het laadstation reinigen
WAARSCHUWING: Ontkoppel de
voeding van het stopcontact voordat
u onderhoudswerkzaamheden verricht, of
wanneer u het laadstation of de voeding
reinigt.
Verwijder gras, takjes en andere objecten van het
laadstation.
Gebruik een borstel of een waterslang om het
laadstation te reinigen.
6.4 Accu
OPGELET: Laad de accu volledig op
voordat het product wordt opgeslagen. Als
de accu niet volledig is opgeladen, kan dit
schade aan de accu veroorzaken.
Als de bedrijfstijd van het product tussen twee
laadbeurten korter dan is normaal, geeft dit aan dat de
accu het einde van de levensduur heeft bereikt. Vervang
de accu om de bedrijfstijd te verlengen.
Let op: De levensduur van de accu hangt af van
de lengte van het seizoen en het aantal uren dat het
product dagelijks actief is. Een lang seizoen of veel
bedrijfsuren per dag betekent dat de accu vaker moet
worden vervangen.
2071 - 001 - 29.03.2023 Onderhoud - 31
6.5 De bladen vervangen
WAARSCHUWING: Husqvarna kan
de veiligheid alleen garanderen als u
Husqvarna originele bladen met het H-logo
met het kroontje gebruikt.
WAARSCHUWING: U moet de
schroeven vervangen wanneer u de bladen
vervangt. De gebruikte schroeven kunnen
snel slijten en ervoor zorgen dat het blad
los komt te zitten. Dit kan ernstig letsel
veroorzaken.
Vervang versleten of beschadigde bladen voor een
veilig bedrijf. Vervang de bladen regelmatig voor een
bevredigend maairesultaat en laag energiegebruik. De 3
messen en de schroeven moeten allemaal op hetzelfde
moment worden vervangen zodat het maaisysteem
uitgebalanceerd blijft.
6.5.1 Messen vervangen
1. Zet het product op OFF.
2. Plaats het product met de maaischijf omhoog op
een zacht en schoon oppervlak.
3. Draai de glijplaat totdat de openingen op één lijn
liggen met de schroeven voor het mes.
4. Verwijder de 3 schroeven.
5. Verwijder de 3 messen en de schroef.
6. Breng 3 nieuwe messen en schroeven aan.
Gebruik originele messen van Husqvarna.
7. Zorg ervoor dat de messen vrij kunnen draaien.
32 - Onderhoud 2071 - 001 - 29.03.2023
7 Probleemoplossing
7.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u berichten die bij een storing mogelijk worden weergegeven in Automower® Connect
en Automower® Access. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de uit te voeren stappen vermeld. In
dit hoofdstuk worden ook een aantal symptomen besproken die u op weg kunnen helpen als het product niet
werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op
www.husqvarna.com.
7.2 Foutmeldingen
In de onderstaande tabel staan foutmeldingen die mogelijk worden weergegeven in de app. Neem contact op met een
Husqvarna-vertegenwoordiger bij u in de buurt als dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Verkeerde pincode
Er is een verkeerde pincode ingevoerd. Er
zijn 5 pogingen toegestaan, daarna wordt het
product gedurende enige tijd vergrendeld.
Voer de juiste pincode in. Neem contact op
met een Husqvarna-vertegenwoordiger bij u
in de buurt als u de pincode niet meer weet.
Wielmotor geblok-
keerd, links/achter
links/rechts/achter
rechts
Het aandrijfwiel wordt geblokkeerd door gras
of andere voorwerpen.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
Wielmotor overbe-
last, links/rechts
Aandrijfwielprobleem,
rechts/links
Het aandrijfwiel wordt geblokkeerd door gras
of andere voorwerpen.
Controleer het rechter aandrijfwiel en verwij-
der het gras of de andere voorwerpen. Indien
het probleem zich blijft voordoen, neem dan
contact op met uw erkend servicecentrum.
Maaisysteem geblok-
keerd
Het maaisysteem wordt geblokkeerd door
gras of andere voorwerpen.
Controleer het maaisysteem en verwijder het
gras of andere voorwerpen.
Grote onbalans maai-
systeem
Er zijn trillingen in de maaischijf. Als u het product blijft gebruiken, kan dit
schade aan het maaisysteem veroorzaken.
Controleer of de bladen en schroeven niet
beschadigd of versleten zijn. Zorg ervoor dat
alle bladen correct zijn aangebracht en dat
er slechts één blad op elke positie van de
maaischijf is bevestigd.
Reinig de bladen en de maaischijf.
Maaihoogte geblok-
keerd
Er zit gras of ander materiaal rond de
maaihoogte-instelling gewikkeld of tussen de
maaischijf en het chassis.
Controleer de maaischijf en de balgen rond
de maaihoogte-instelling en verwijder al het
gras of ander materiaal dat vast is komen te
zitten.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 33
Melding Oorzaak Actie
Geen lussignaal
Er is geen voeding in het laadstation. Het
led-indicatielampje op het laadstation brandt
niet.
Controleer of de voedingseenheid of de laag-
spanningskabel beschadigd is of niet correct
is geïnstalleerd op het stopcontact of het
laadstation. Controleer of er een stroomsto-
ring is of een aardlekschakelaar is ingescha-
keld.
De begrenzingsdraad is beschadigd of niet
correct geïnstalleerd.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten op het laadstation. Controleer
alle splitsen op de begrenzingsdraad. Con-
troleer of er een breuk in de begrenzings-
draad is en repareer deze indien nodig. Zie
De begrenzingsdraad installeren op pagina
18
.
De
ECO-modus
wordt ingeschakeld en het
lussignaal wordt uitgeschakeld wanneer het
product in het werkgebied wordt gestart.
Plaats het product in het laadstation en start
het product. Om het product handmatig in
het werkgebied te starten, drukt u op de
STOP-knop voordat u het product uit het
laadstation verwijdert.
De begrenzingsdraad is gekruist op het tra-
ject van en naar een eiland.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
gelegd. Zie
Laadstation monteren op pagina
17
.
Het product vindt het lussignaal van het laad-
station niet.
Plaats het product in het laadstation en ge-
nereer een nieuw lussignaal. Zie
Nieuw lus-
signaal op pagina 24
.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de buurt.
Probeer de begrenzingsdraad te verplaatsen
en/of maak meer eilanden in het werkgebied
om de signaalsterkte te verhogen.
Het product bevindt zich te ver van de be-
grenzingsdraad.
Verleg de begrenzingsdraad zodat alle on-
derdelen van het werkgebied zich minimaal
35 m/115 ft. van de begrenzingsdraad bevin-
den.
Buiten werkgebied
De aansluitingen van de begrenzingsdraad
op het laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten op het laadstation. Zie
De be-
grenzingsdraad installeren op pagina 18
.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand
van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
gelegd. Zie
De begrenzingsdraad installeren
op pagina 18
.
Het werkgebied is te steil bij de begrenzings-
draad.
De begrenzingskabel rond een eiland is niet
correct geïnstalleerd. De begrenzingskabels
zijn gekruist.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de buurt.
Probeer de begrenzingsdraad te verplaatsen
en/of maak meer eilanden in het werkgebied
om de signaalsterkte te verhogen.
Het product kan het juiste lussignaal niet
vinden vanwege interferentie met een lussig-
naal van een andere productinstallatie in de
buurt.
Plaats het product in het laadstation en ge-
nereer een nieuw lussignaal. Zie
Nieuw lus-
signaal op pagina 24
.
34 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
Melding Oorzaak Actie
Ondersteboven
Het product helt te ver over of is onderstebo-
ven komen te liggen.
Draai het product in de juiste richting.
Maaier gekanteld
Het product wordt te hoog opgetild. Verplaats het product naar een vlak gebied.
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd omdat het product
is opgetild.
Zorg ervoor dat de behuizing van het product
vrij rond het chassis kan bewegen. Verwijder
of creëer een eiland rondom voorwerpen die
er mogelijk de oorzaak van zijn dat de behui-
zing wordt opgetild. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkend servicecentrum.
Vastgereden
Het product is in een kleine ruimte achter
een aantal obstakels blijven steken.
Controleer of er obstakels zijn die het voor
het product moeilijk maken om weg te rijden
van deze plek.
Geslipt
Het product slipt omdat er een obstakel is. Het obstakel verwijderen.
Het product slipt vanwege nat gras. Wacht tot het gazon droog is voordat u het
product opnieuw start.
Het product heeft een obstakel geraakt en is
gestopt of de wielen hebben geen grip op het
natte gras.
Maak het product los en neem de oorzaak
van het niet kunnen bewegen weg. Als nat
gras de oorzaak is, wacht dan tot het gazon
weer droog is voordat u het product opnieuw
gebruikt.
Het product slipt omdat de helling te steil is. Isoleer de steile helling met begrenzings-
draad. Zie
De begrenzingsdraad op een hel-
ling plaatsen op pagina 14
.
Het product slipt omdat de helling te steil is
wanneer het de geleidingsdraad volgt.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad diago-
naal over de helling is gelegd. Zie
De be-
grenzingsdraad op een helling plaatsen op
pagina 14
.
Botsing
De behuizing van het product kan niet vrij
bewegen rond het chassis.
Zorg ervoor dat de behuizing van het product
vrij rond het chassis kan bewegen. Contro-
leer of de behuizing van het product correct
geïnstalleerd is en niet geblokkeerd wordt
door vuil. Indien het probleem zich blijft voor-
doen, neem dan contact op met uw erkend
servicecentrum.
Alarm! Maaier ge-
stopt
Het alarm is gestart omdat het product is ge-
stopt.
Voer de pincode in om het alarm uit te scha-
kelen. De instellingen voor het alarm kunnen
worden gewijzigd in het menu
Veiligheid
. Zie
Tijdsduur alarm op pagina 25
.
Het alarm is gestart omdat het product is op-
getild.
Het alarm is gestart omdat het product is ge-
kanteld.
Alarm! Maaier is ver-
plaatst
Het alarm is gestart omdat het product is ver-
plaatst.
Alarm! Buiten de Ge-
oFence
Het alarm is gestart omdat het product buiten
de GeoFence was.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 35
Melding Oorzaak Actie
Tijdelijk probleem
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Werk de firmware bij via FOTA. Start het pro-
duct opnieuw op. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkend servicecentrum.
Elektronisch pro-
bleem
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op.
Indien het probleem zich blijft voordoen,
neem dan contact op met uw erkende servi-
cedealer.
Probleem met lus-
sensor
Kantelsensorpro-
bleem
Onjuiste subappa-
raatcombinatie
Probleem met STOP-
knop
Connectiviteitspro-
bleem
Veiligheidsfunctie de-
fect
Ongeldige systeem-
configuratie
Tilsensorprobleem
Probleem met bots-
sensor
Probleem met radar
Tijdelijk accupro-
bleem
Accuprobleem
Tijdelijk probleem met de accu of firmware
van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicedealer.
Verkeerd type accu. Gebruik alleen originele accu's die door de
fabrikant worden aanbevolen.
36 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
Melding Oorzaak Actie
Lege accu
Het product kan het laadstation niet vinden. Verander de positie van de geleidingsdraad.
Zie
De geleidingsdraad installeren op pagina
19
.
Controleer de installatie-instellingen voor het
vinden van het laadstation. Zie
Het laadstati-
on vinden op pagina 22
.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Neem contact op met uw erkend servicecen-
trum om de accu te vervangen.
Het product kan niet in het laadstation wor-
den geplaatst omdat de antenne in de basis-
plaat van het laadstation beschadigd is.
Als het indicatielampje op het laadstation
rood knippert, is de antenne beschadigd.
Neem contact op met een erkend service-
centrum.
Het product bevindt zich in het laadstation,
maar de accu wordt niet opgeladen.
Controleer of de laadplaatjes op het product
en de contactplaatjes op het laadstation con-
tact maken. Reinig de contactplaatjes en
laadplaatjes.
Accu moet worden
vervangen
De accu is bijna leeg. Vervang de accu. Neem contact op met een
erkend servicecentrum.
Accu bijna aan het
einde van levensduur
De accu is bijna helemaal leeg. Vervang de accu. Neem contact op met een
erkend servicecentrum.
Temperatuurbeper-
king
Het product werkt niet als de temperatuur
van de accu te hoog of te laag is.
Het product begint weer te werken wanneer
de temperatuur tussen de ingestelde limiet-
waarden ligt en de schema-instellingen het
product laten werken. Zorg er voor dat het
laadstation in een tegen zonlicht beschermde
omgeving is geplaatst.
Laadstroom te hoog
De accu wordt met een te hoge laadstroom
opgeladen. De voedingseenheid is onjuist of
beschadigd.
Controleer of de voedingseenheid en het
laadstation niet beschadigd zijn. Zorg ervoor
dat u de correcte voedingseenheid en laad-
station gebruikt. Start het product opnieuw
op. Indien het probleem zich blijft voordoen,
neem dan contact op met uw erkend service-
centrum.
Probleem met laad-
systeem
Er is corrosie of vuil op de laadplaten en de
contactplaten.
Start het product opnieuw op. Maak de laad-
platen op het product en de contactplaten op
het laadstation goed schoon.
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicedealer.
Geen voeding in
laadstation
De voedingseenheid is onjuist of beschadigd. Controleer de voedingseenheid. Vervang in-
dien nodig.
Stroomstoring. Zoek de oorzaak van de stroomstoring en
verhelp het probleem.
Het product kan niet opladen omdat er geen
contact is tussen de contactplaten en de
laadplaten.
Controleer of de laadplaten en de contactpla-
ten contact maken. Reinig de contactplaatjes
en laadplaatjes.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 37
Melding Oorzaak Actie
Laadstation geblok-
keerd
Het product kan niet in het laadstation wor-
den geplaatst omdat het is geblokkeerd of de
basisplaat van het laadstation is gekanteld of
gebogen.
Onderzoek waarom het product het laadsta-
tion niet kan binnenrijden. Verwijder voorwer-
pen en zorg ervoor dat de bodemplaat van
het laadstation waterpas is.
Het product kan niet in het laadstation wor-
den geplaatst omdat het is geblokkeerd of de
basisplaat van het laadstation is gekanteld of
gebogen.
Onderzoek waarom het product het laadsta-
tion niet kan binnenrijden. Verwijder voorwer-
pen en zorg ervoor dat de bodemplaat van
het laadstation waterpas is.
Vast in laadstation
Het product kan het laadstation niet verlaten
omdat het is geblokkeerd of op de basisplaat
van het laadstation slipt.
Onderzoek waarom het product niet uit het
laadstation kan rijden. Verwijder voorwerpen
en reinig de bodemplaat van het laadstation.
FlexiFence probleem
De accu van de FlexiFence-accessoire is bij-
na leeg. De FlexiFence-accessoire werkt niet
wanneer de accu leeg is. Het product kan
in de te vermijden zone maaien als u het
product start voordat u de FlexiFence-acces-
soire oplaadt.
Parkeer het product en laad de FlexiFence-
accessoire op voordat u het product start.
De temperatuur in de FlexiFence-accessoire
is hoger dan de maximumlimiet en staat op
off.
Plaats het product in een gebied met be-
scherming tegen de zon. Laat de tempe-
ratuur van de FlexiFence-accessoire dalen
voordat u het product start.
38 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
7.3 Informatiemeldingen
In de onderstaande tabel staan informatiemeldingen die u kunt vinden in het menu
Meldingen
in de Automower®
Connect-app en in Automower® Access. Neem contact op met een Husqvarna-vertegenwoordiger bij u in de buurt als
dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Beperkte maaihoogte
De maaihoogte-instelling kan niet bewegen. Controleer de maaihoogte-instelling en ver-
wijder gras of ander materiaal. Indien het
probleem zich blijft voordoen, neem dan con-
tact op met uw erkende servicedealer.
Onverwachte maai-
hoogte-inst.
Beperkt bereik maai-
hoogte
Probleem met maai-
hoogte
Onbalans maaisys-
teem
Het product heeft trillingen in de maaischijf
gedetecteerd.
Controleer of de messen en schroeven niet
beschadigd of versleten zijn. Zorg ervoor dat
alle bladen correct zijn aangebracht en dat
er slechts één blad op elke positie van de
maaischijf is bevestigd. Reinig de bladen en
de maaischijf.
Geleidingsdraad 1
niet gevonden
Geleidingsdraad 2
niet gevonden
Geleidingsdraad 3
niet gevonden
De voorheen geïnstalleerde geleidingsdraad
is niet gevonden.
Controleer of de geleidingsdraad niet correct
is aangesloten op het laadstation of de be-
grenzingsdraad. Controleer of er sprake is
van een breuk in de geleidingsdraad. Zie
Breuken in de lusdraad opsporen op pagina
42
.
Probleem met GPS-
navigatie
Probleem met de apparatuur voor GPS-on-
dersteunde navigatie.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkend servicecentrum.
Zwak GPS-signaal
Het GPS-signaal is in grote delen van het
werkgebied geblokkeerd.
Verwijder indien mogelijk voorwerpen die het
GPS-signaal kunnen blokkeren.
Schakel de GPS-navigatiefunctie uit en ge-
bruik de functie Tuindekking. Zie
GPS-onder-
steunde navigatie op pagina 23
.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 39
7.4 Led-indicatielampje van het laadstation voor de installatie van
begrenzingsdraad
De led-indicator van het laadstation is groen wanneer de installatie correct is. Als de led-indicator van het laadstation
niet groen is, volgt u de onderstaande tabel voor probleemoplossing.
Neem contact op met een Husqvarna vertegenwoordiger bij u in de buurt of ga naar www.husqvarna.com voor meer
informatie.
Led-indicator Oorzaak Actie
Constant groen De signalen van het laadstation zijn goed. U hoeft geen actie te ondernemen.
Knippert groen De signalen van het laadstation zijn goed en
de
ECO-modus
is ingeschakeld.
U hoeft geen actie te ondernemen.
Knippert blauw De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Sluit de begrenzingsdraad aan op het laad-
station.
De begrenzingsdraad is beschadigd. Vervang het beschadigde gedeelte van de
begrenzingsdraad door een nieuwe begren-
zingsdraad.
Knippert rood Interferentie in de antenne van het laadstati-
on.
Neem contact op met uw plaatselijke Husq-
varna vertegenwoordiger.
Constant rood Storing in de printplaat of onjuiste voeding in
het laadstation.
De storing moet worden verholpen door
een erkende servicemonteur. Neem contact
op met uw plaatselijke Husqvarna vertegen-
woordiger.
40 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
7.5 Symptomen
Als het product niet normaal werkt, raadpleegt u de onderstaande symptomentabel. Neem contact op met
klantenservice van Husqvarna als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
Het product heeft
moeite met koppelen.
De geleidingsdraad is niet in een rechte lijn
naar en op de juiste afstand tot het laadstati-
on geplaatst.
Controleer de installatie van het laadstation.
Zie
Laadstation monteren op pagina 17
De geleidingsdraad is niet in de sleuf in de
plaat van het laadstation geplaatst.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad in een
rechte lijn en in de sleuf in de plaat van het
laadstation is geplaatst. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 19
.
Het laadstation is niet op een vlakke onder-
grond geplaatst.
Plaats het laadstation op een vlakke onder-
grond. Zie
Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst op pagina 12
.
Het product werkt op
het verkeerde tijdstip
De tijd of datum van het product is onjuist. Stel de tijd of datum in. Zie
Tijd & datum op
pagina 24
.
De start- en stoptijden voor het maaien zijn
onjuist.
Wijzig de
schema
-instellingen. Zie
Schema
op pagina 21
.
Het product trilt. Het maaisysteem is niet in balans vanwege
beschadigde messen.
Controleer de messen en schroeven en ver-
vang ze indien nodig. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 32
.
Het maaisysteem is niet in balans vanwege
te veel messen in dezelfde positie.
Controleer of er bij elke schroef slechts één
mes is gemonteerd.
Er zijn messen met verschillende dikte op het
product gemonteerd.
Controleer of de messen een verschillende
dikte hebben en vervang ze indien nodig.
Het product werkt,
maar de maaischijf
draait niet.
Het product zoekt naar het laadstation of rijdt
naar het beginpunt.
Normale werking van het product. De maai-
schijf draait niet als het product het laadstati-
on zoekt.
Het product werkt
minder lang dan ge-
woonlijk tussen laad-
cycli.
De maaischijf is geblokkeerd door gras of an-
der materiaal.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
De be-
huizing, het chassis en de maaischijf reinigen
op pagina 30
.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 31
.
Botte messen. Er is meer energie nodig bij
het maaien van het gras.
Vervang de messen. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 32
.
De maaitijd en de
laadtijd zijn korter
dan normaal.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 31
.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 41
Symptomen Oorzaak Actie
Het product staat
urenlang geparkeerd
in het laadstation.
Het product heeft gemaaid gedurende de
maximale maaitijd per dag.
Geen actie. Zie
Schema op pagina 21
.
De klep is gesloten, maar de knop START is
niet ingedrukt.
Druk op de knop STOP om de klep te ope-
nen. Voer de pincode in en bevestig met de
knop OK. Druk op de knop START en sluit
de klep.
De parkeermodus is ingeschakeld. Wijzig de bedieningsmodus. Zie
Bedienings-
modi - Start op pagina 27
.
Het product werkt niet als de temperatuur
van de accu te hoog of te laag is.
Zorg er voor dat het laadstation in een tegen
zonlicht beschermde omgeving is geplaatst.
Ongelijkmatige maai-
resultaten.
Het product werkt gedurende een gering
aantal uren per dag.
Verleng de maaitijd. Zie
Schema op pagina
21
.
Door de vorm van het werkgebied moeten de
instellingen voor
Tuindekking
worden aange-
past om alle delen van het werkgebied te
dekken.
Wijzig de instellingen van de gebieden waar
het product begint te maaien en hoe vaak er
moet worden gemaaid. Zie
GPS-ondersteun-
de navigatie op pagina 23
.
Het werkgebied is te groot. Verklein de grootte van het werkgebied of
breid het schema uit. Zie
Schema op pagina
21
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 32
.
Lang gras ten opzichte van de ingestelde
maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en verlaag deze ver-
volgens wanneer het gras korter is.
Grasophoping bij de maaischijf of rond de
motoras.
Verwijder het opgehoopte gras en maak het
product schoon. Zie
De behuizing, het chas-
sis en de maaischijf reinigen op pagina 30
.
De accu is leeg
en u plaatst het pro-
duct in het laadstati-
on, maar deze wordt
niet opgeladen en
kan niet worden inge-
schakeld.
Als de accu volledig ontladen is, duurt het
lang om de accu op te laden en voordat het
product kan worden ingeschakeld.
Laat het product 24 uur in het laadstation
staan en test of het product kan worden inge-
schakeld. Indien het probleem zich blijft voor-
doen, neem dan contact op met uw erkende
servicemonteur.
7.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad
ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de
grond bewegen. Breuken in de draad kunnen ook
worden veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken
of maanden later voor problemen.
OPGELET: Selecteer de eerste weken
na het installeren altijd de maximale
maaihoogte en verlaag deze vervolgens
elke tweede week een stap totdat de
gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat
de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een
foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat
de koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt
met behulp van een tang of doordat een koppeling van
een mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt.
42 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
Let op: Controleer eerst alle bij u bekende lassen
voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-
modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt
uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op pagina 22
.
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in de
begrenzingslus aangeeft. Zie
Led-indicatielampje
van het laadstation voor de installatie van
begrenzingsdraad op pagina 40
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3. Verwissel de aansluitingen van de geleidingsdraad
en de begrenzingsdraad in het laadstation.
Begin door aansluiting AL en G1 te
verwisselen. Sommige modellen hebben extra
geleidingsdraden . Voor deze modellen kan
dezelfde procedure worden gevolgd.
Als het indicatielampje constant groen brandt,
bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AL en het punt
waar de geleidingsdraad is aangesloten op
de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
Guide
AL
G1
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en koppelingen
nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
kort is, dan kunt u het gemakkelijkst de hele
begrenzingsdraad vervangen tussen AL en het
punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
lang is (dikke zwarte lijn), ga dan als volgt te
werk: Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke
posities. Koppel daarna AR los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde van
de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden
van het vermoedelijk defecte deel van de draad.
2071 - 001 - 29.03.2023 Probleemoplossing - 43
AR
Als het indicatielampje nu groen is, bevindt
de breuk zich ergens in de draad tussen
het losgekoppelde uiteinde en het punt waar
de nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte
lijn hieronder). Verplaats de aansluiting voor
de nieuwe draad in dat geval dichter bij het
losgekoppelde uiteinde (grofweg in het midden van
het verdachte draaddeel) en controleer opnieuw of
het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen een
constant groen licht en een knipperend blauw licht.
Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder.
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw
blijft knipperen:Zet AL en G1 terug in hun
oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens AR
en G1. Als het indicatielampje nu continu groen
brandt koppel dan AL los en sluit een nieuwe
begrenzingsdraad aan op AL. Sluit het andere
uiteinde van de nieuwe draad aan op een punt in
het midden van het vermoedelijk defecte deel van
de draad. Volg dezelfde procedure als bij 3a) en 3
b) hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Gebruik altijd originele
koppelingen.
44 - Probleemoplossing 2071 - 001 - 29.03.2023
8 Vervoer, opslag en verwerking
8.1 Transport
De meegeleverde Li-ion-accu's voldoen aan de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Neem alle van toepassing zijnde nationale
voorschriften in acht.
Neem de bijzondere voorschriften op de
verpakking en labels voor commercieel transport
in acht. Dit geldt ook voor derden en expediteurs.
Voor het verwijderen van de accu, raadpleegt
u de volledige bedieningshandleiding op
www.husqvarna.com.
8.2 De machine in opslag zetten
OPGELET: Laad de accu volledig op
voordat het product wordt opgeslagen. Als
de accu niet volledig is opgeladen, kan dit
schade aan de accu veroorzaken.
Laad het product volledig op. Zie
De accu opladen
op pagina 28
.
Zet het product op OFF. Zie
Het product
uitschakelen op pagina 28
.
Reinig het product. Zie
Product reinigen op pagina
30
.
Zet het product in een droge en vorstvrije ruimte.
Plaats het product met alle wielen op een vlakke
ondergrond of gebruik een wandhanger.
We raden u aan het product in de verpakking
van het product te plaatsen. U kunt het
product ook aan een wandsteun van Husqvarna
ophangen. Neem contact op met uw Husqvarna
vertegenwoordiger voor meer informatie over
beschikbare wandsteunen.
8.3 Het laadstation opbergen
U kunt de bovenkant van het laadstation verwijderen en
opbergen. Het is niet nodig om de bodemplaat van het
laadstation op te bergen.
1. Kantel de bovenkant van het laadstation en open
de klep.
2. Ontkoppel de voedingseenheid van het laadstation
en van het stopcontact.
3. Koppel de kabel los.
4. Verwijder de doorvoertule met de kabels.
5. Trek de bovenkant van het laadstation omhoog en
verwijder deze.
6. Sluit het afsluitdeksel.
7. Sluit de klep.
8. Plaats de voedingseenheid en de bovenkant van
het laadstation in een droge, vorstvrije ruimte.
8.4 Het laadstation na opslag
installeren
1. Open de klep.
2. Druk het afsluitdeksel in.
3. Bevestig de bovenkant van het laadstation.
4. Kantel de bovenkant van het laadstation.
5. Breng de doorvoertule met de kabels aan.
6. Sluit de kabel op het laadstation aan.
7. Sluit de voedingseenheid aan op het stopcontact
en op het laadstation.
8. Sluit de klep.
8.5 Afvoeren
Neem de plaatselijk geldende wet- en regelgeving
voor recycling in acht.
2071 - 001 - 29.03.2023 Vervoer, opslag en verwerking
- 45
Raadpleeg
De accu verwijderen op pagina 46
voor vragen over het verwijderen van de accu.
8.5.1 De accu verwijderen
1. Zet het product op OFF.
2. Plaats het product op de zijkant.
3. Verwijder de 6 schroeven voor het accudeksel.
4. Druk op de 2 clips en verwijder de accu.
5. Koppel de accukabel los.
46 - Vervoer, opslag en verwerking 2071 - 001 - 29.03.2023
9 Technische gegevens
9.1 Technische gegevens
Afmetingen Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Lengte, cm/inch 75/29,6 75/29,6 75/29,6
Breedte, cm/inch 54/21,4 54/21,4 54/21,4
Hoogte, cm/inch 28/11,1 28/11,1 28/11,1
Gewicht, kg/lb 12,8 / 28 14,6 / 32 15,0 / 33
Elektrisch systeem Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Accu, lithium-ion 18. V/4,9 Ah art.nr. 590 81 01-02 590 81 01-02
Accu, lithium-ion 18,0 V/5,0 Ah art.nr. 536 81 24-01, 590
81 01-01, 590 81
01-03
536 81 24-01, 590
81 01-01, 590 81
01-03
Accu, lithium-ion 18,5 V/5,0 Ah art.nr. 536 81 24-02 536 81 24-02
Accu, lithium-ion 18. V/5,2 Ah art.nr. 590 81 01-04 590 81 01-04
Accu, lithium-ion 18,0 V/7,5 Ah art.nr. 599 78 86-01
Accu, lithium-ion 18,0 V/8,4 Ah art.nr. 599 78 86-03
Voeding (28 V DC), V AC 100-240 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m/ft 10/32,8 10/32,8 10/32,8
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal ge-
bruik
11 kWh/maand voor
een werkgebied van
2200m2/0,55 acre
13 kWh/maand voor
een werkgebied van
3200m2/0,8 acre
18 kWh/maand voor
een werkgebied van
5000m2/1,25 acre
Laadstroom, A DC 2,2 4,2 7,0
Type voedingseenheid9FW7438/28/D/XX/Y FW7448/28/D/XX/Y,
ADP-120FR XX X;
DT
FW7458/28/D/XX/Y,
ADP-200MR XX X;
DT
Gemiddelde maaitijd, min 180 145 195
Gemiddelde laadtijd, min 75 40 40
9XX, YY kunnen willekeurige alfanumerieke tekens zijn of leeg zijn voor marketingdoeleinden, geen technische
verschillen.
2071 - 001 - 29.03.2023 Technische gegevens - 47
Antenne begrenzingsdraad Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Bedrijfsfrequentieband, Hz 100-80.000 100-80.000 100-80.000
Maximaal magnetisch veld, dBuA/m10 82 82 82
Max. radiofrequentievermogen, mWop 60 m11 <25 <25 <25
Geluidsgegevens 12 Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Geluidsniveau (waargenomen), dB (A) 58 56 60
Gemeten geluidsvermogensniveau, dB (A) 58 55 58
Onzekerheidsmarge geluidsemissies KWA dB
(A)
311
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebrui-
ker, dB (A) 13
50 47 50
Maaien Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Maaisysteem 3 scharnierende
messen
3 scharnierende
messen
3 scharnierende
messen
Toerental maaimotor, tpm 2300 2300 2500
Energieverbruik tijdens maaien, W+/- 20% 15 19 26
Maaihoogte, cm/inch 2-6/0,8-2,4 2-6/0,8-2,4 2-6/0,8-2,4
Maaibreedte, cm/inch 24/9,4 24/9,4 24/9,4
Aantal geleidingdraden 2 2 3
Smalst mogelijke doorgang, cm/inch 60/24 60/24 60/24
Maximale helling voor werkgebied, % 50 50 50
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 25 25 25
Maximale lengte begrenzingsdraad, m/ft 800/2600 800/2600 800/2600
Maximale lengte geleidingslus, m/ft14 400/1300 400/1300 400/1300
Maximale afstand tot begrenzingsdraad, m/ft 35/115 35/115 35/115
Gebiedscapaciteit, m2 / acre, +/- 20% 2200/0,55 3200/0,8 5000/1,25
10 Gemeten conform EN 303 447.
11 Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is inge-
steld.
12 Bepaald overeenkomstig richtlijn 2006/42/EG en norm EN 50636-2-107. Behalve Geluidsniveau (waargeno-
men), dit wordt gemeten volgens ISO 11094:1991.
13 Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau KpA, 2-4dB (A)
14 De geleidingslus is de lus die wordt gevormd door de geleidingsdraad en het gedeelte van de begrenzings-
draad vanaf de aansluiting met de geleidingsdraad naar de rechter aansluiting op het laadstation.
48 - Technische gegevens 2071 - 001 - 29.03.2023
IP-code Automower® 320
NERA
Automower® 430X
NERA
Automower® 450X
NERA
Robotmaaier IPX5 IPX5 IPX5
Laadstation IPX5 IPX5 IPX5
Voeding IP44 IP44 IP44
Ondersteuning frequentiebanden
Automower® Connect 2G GSM 850 MHz, E-GSM 900 MHz, DCS 1800 MHz, PCS 1900 MHz
Automower® Connect 4G Band 12 (700 MHz), Band 17 (700 MHz), Band 28 (700 MHz),
Band 13 (700 MHz), Band 20 (800 MHz), Band 26 (850 MHz),
Band 5 (850 MHz), Band 19 (850 MHz), Band 8 (900 MHz), Band
4 (1700 MHz), Band 3 (1800 MHz), Band 2 (1900 MHz), Band 25
(1900 MHz), Band 1 (2100 MHz), Band 39 (1900 MHz), Band 18
(850MHz), Band 66 (1700 MHz), Band 85 (700 MHz)
Vermogensklasse
Bluetooth®-uitgangsvermogen 9 dBm
Automower® Connect 2G Vermogensklasse 4 (GSM/E-GSM) 33 dBm
Vermogensklasse 1 (DCS/PCS) 30 dBm
Vermogensklasse E2 (GSM/E-GSM) 27 dBm
Vermogensklasse E2 (DCS/PCS) 26 dBm
Automower® Connect 4G Vermogensklasse 3 23 dBm
Wi-Fi Automower® 320/430X/450X NERA
Ondersteuning frequentiebanden15 Kanaal 1-11 (2412-2462 MHz)
Kanaal 12-13 (2467-2484 MHz)
Kanaal 14
Bedrijfsfrequentieband, MHz 2402-2480
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm 20
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen draadloze systemen,
zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of dergelijke.
9.1.1 Geregistreerde handelsmerken
Het
Bluetooth®
-woordmerk en de logo's zijn geregistreerde handelsmerken die eigendom zijn van
Bluetooth SIG, inc.
en het gebruik van deze merken door Husqvarna vindt plaats onder licentie.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance®. Dit product is Wi-Fi Alliance®
gecertificeerd.
15 Kanaal 12-14 wordt alleen gebruikt in landen waar het beschikbaar is.
2071 - 001 - 29.03.2023 Technische gegevens - 49
10 Garantie
10.1 Garantievoorwaarden
De Husqvarna-garantie dekt de werking van dit
product gedurende een periode van 2 jaar vanaf de
aankoopdatum. De garantie dekt ernstige materiaal- of
productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij
kosteloos het product vervangen of repareren, indien
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het product en het laadstation mogen
uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de
instructies in deze bedieningshandleiding. Deze
fabrieksgarantie heeft geen invloed op aanspraken
op garantie van dealers/verkopers.
Eindgebruikers of onbevoegde derden mogen
geen pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van water
als gevolg van gebruik van een hogedrukreiniger,
of het in water onderdompelen, bijvoorbeeld
wanneer door hevige regen waterplassen zijn
ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of
onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een
andere accu dan een originele accu van
Husqvarna.
Schade die wordt veroorzaakt door het
gebruik van andere onderdelen dan originele
reserveonderdelen en accessoires van Husqvarna,
zoals messen en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door wijzigingen die
niet zijn toegestaan of geknoei met het product of
de voeding ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw Husqvarna-product een defect vertoont, neem
dan contact op met de klantenservice van Husqvarna
voor verdere instructies. Zorg ervoor dat u het
betalingsbewijs en het serienummer van het product
bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met de
klantenservice van Husqvarna.
50 - Garantie 2071 - 001 - 29.03.2023
2071 - 001 - 29.03.2023 Garantie - 51
www.husqvarna.com
AUTOMOWER® is een handelsmerk van Husqvarna AB.
Copyright© 2023 HUSQVARNA. All rights reserved.
Originele instructies
1143082-36
2023-04-06
34


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4.58 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Husqvarna Automower 450X NERA - 2023

Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 User Manual - English - 48 pages

Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 Quick start guide - German - 8 pages

Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 User Manual - German - 52 pages

Husqvarna Automower 450X NERA - 2023 Quick start guide - Dutch, French - 8 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info