579293
31
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/92
Next page
HUSQVARNA AUTOMOWER
®
310/315
GEBRUIKERSHANDLEIDING
310, 315 cover.indd 1 2015-04-14 16.37
310, 315 cover.indd 3 2015-04-14 16.37
Nederlands - 1
1 Introductie en veiligheid 3
1.1 Inleiding 3
1.2 Symbolen op het product 4
1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 5
1.4 Veiligheidsinstructies 6
2 Presentatie 9
2.1 Wat is wat? 10
2.2 Inhoud pakket 11
2.3 Werking 11
3 Installatie 15
3.1 Voorbereidingen 15
3.2 Het laadstation installeren 16
3.3 De accu laden 20
3.4 Installatie van de begrenzingsdraad 21
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten 27
3.6 De begeleidingsdraad installeren 28
3.7 De installatie controleren 31
3.8 Ingebruikname en kalibratie 32
3.9 Het dokken in het laadstation testen 32
4 Gebruik 33
4.1 Een lege accu laden 33
4.2 De timer gebruiken 34
4.3 Stand-by 34
4.4 Starten 35
4.5 Stoppen 35
4.6 Uitschakelen 36
4.7 De maaihoogte aanpassen 36
5 Bedieningspaneel 37
5.1 Bedieningsselectie Start 38
5.2 Bedieningsselectie Parkeren 39
5.3 Hoofdschakelaar 40
6 Menufuncties 41
6.1 Hoofdmenu 41
6.2 Menustructuur 42
6.3 Timer 43
6.4 Veiligheid 45
6.5 Meldingen 47
6.6 Weertimer 48
6.7 Installatie 49
6.8 ECO 58
6.9 Instellingen 59
6.10 Accessoires 62
7 Voorbeelden van tuinen 63
8 Onderhoud 68
8.1 Winteropslag 68
8.2 Winterbeurt 69
8.3 Na de winteropslag 70
8.4 Reinigen 70
8.5 Transport en verplaatsing 71
8.6 Bij onweer 71
8.7 Messen 72
8.8 Accu 72
9 Problemen oplossen 73
9.1 Foutmeldingen 73
9.2 Infomeldingen 76
9.3 Indicatielampje in het laadstation 77
9.4 Symptomen 78
9.5 Breuken in de lusdraad opsporen 79
10 Technische gegevens 83
11 Garantievoorwaarden 85
12 Informatie over het milieu 86
12.1 Accu verwijderen om te recyclen 86
13 EG-conformiteitsverklaring 88
310,315,NL.indd 1 2015-04-14 16.28
Nederlands - 2
Serienummer: ________________________
PIN-code: ________________________
Dealer: ________________________
Telefoonnummer dealer: ________________________
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om Husqvarna Group AB hiervan op de hoogte te stellen. Neem in
dat geval contact op met uw dealer en geef het serienummer van het product door, zodat het product als gestolen kan
worden geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de
robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiers minder aantrekkelijk.
Het serienummer van het product bestaat uit negen cijfers en staat op het productplaatje (te vinden op de binnenkant
van het displaydeksel) en de productverpakking.
www.automower.com
MEMO
310,315,NL.indd 2 2015-04-14 16.28
Nederlands - 3
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1 Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van
uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw
Husqvarna-robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij
werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke
informatie over de robotmaaier, de installatie en het
gebruik van het product.
Als aanvulling op deze gebruikershandleiding is er meer
informatie beschikbaar op de Automower
®
-website:
www.automower.com. Hier vindt u meer hulp en adviezen
over het gebruik van het product.
Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder
ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich dan ook
het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen
in het ontwerp, het uiterlijk en de werking van zijn
producten aan te brengen.
Het volgende systeem wordt gebruikt in de
gebruikershandleiding voor eenvoudig gebruik:
• Cursief gedrukte tekst geeft schermteksten van de
robotmaaier aan of is een verwijzing naar een ander
gedeelte in de gebruikershandleiding.
• Vet gedrukte woorden geven de toetsen op het
toetsenbord van de robotmaaier aan.
• Woorden gedrukt inHOOFDLETTERSen
cursieveletters verwijzen naar de positie van de
hoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsmodi die
beschikbaar zijn in de robotmaaier.
www.automower.com
BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees de gebruikershandleiding aandachtig
door en zorg ervoor dat u de instructies
voor het gebruik van de robotmaaier goed
hebt begrepen voordat u het apparaat
gebruikt.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan gevaarlijk
zijn als u hem verkeerd gebruikt.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit
wanneer personen, met name
kinderen of huisdieren, zich in
het maaigebied bevinden.
1001-003
310,315,NL.indd 3 2015-04-14 16.28
Nederlands - 4
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze
zorgvuldig.
• Lees de gebruikershandleiding aandachtig door en
zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik
van de robotmaaier goed hebt begrepen voordat
u het apparaat gebruikt. De waarschuwingen en
veiligheidsinstructies in deze gebruikershandleiding
moeten zorgvuldig worden opgevolgd voor veilig en
efciëntgebruikvanderobotmaaier.
• De robotmaaier kan alleen worden gestart als de
hoofdschakelaar is ingesteld op1 en de juiste
pincode is ingevoerd. Stel de hoofdschakelaar in op
0 alvorens inspecties en/of onderhoud uit te voeren.
• Blijf op een veilige afstand van de robotmaaier als
deze is ingeschakeld. Houd uw handen en voeten uit
de buurt van de roterende messen.
• Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of
onder de kap wanneer de robotmaaier in gebruik is.
Ga niet op de robotmaaier zitten.
• Dit product voldoet aan de geldende EG-richtlijnen.
• Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies
van het product staan vermeld in hoofdstuk
10Technischegegevens en op het productplaatje.
• Het is niet toegestaan dit product aan het einde van
zijn levensduur bij het normale huisvuil af te voeren.
Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de
lokale wettelijke voorschriften.
• Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen
stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
3018-062
3012-689
6001-024
3012-665
3018-066
3012-663, 3012-1085
1001-002, 1001-003
3012-1059
310,315,NL.indd 4 2015-04-14 16.28
Nederlands - 5
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
• Het chassis bevat onderdelen die gevoelig zijn
voor elektrostatische ontlading (ESD). Het chassis
is ook een belangrijk deel van het ontwerp van de
robotmaaier en moet professioneel worden afgedicht
als het product buiten wordt gebruikt. Daarom mag
het chassis uitsluitend worden geopend door erkende
servicemonteurs. Een defecte afdichting kan ertoe
leiden dat de volledige garantie of een deel ervan
komt te vervallen.
• De laagspanningskabel mag niet worden ingekort,
verlengd of gesplitst.
• Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het
knippen van randen waar de kabels liggen.
1.3 Symbolen in
de gebruikershandleiding
De volgende symbolen worden in de
gebruikershandleiding gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig.
• Stel de hoofdschakelaar in op 0 alvorens inspecties
en/of onderhoud uit te voeren.
• Draag altijd handschoenen wanneer u aan het
chassis van de robotmaaier werkt.
• Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen
stromend water om de robotmaaier schoon te
maken.
• Een waarschuwingsbox waarschuwt dat er gevaar
voor lichamelijk letsel bestaat wanneer de instructies
niet worden opgevolgd.
• Eeninformatiekaderwaarschuwtdatermateriële
schade kan ontstaan wanneer de instructies niet
worden opgevolgd. De box wordt ook gebruikt als er
een kans bestaat dat de gebruiker een fout maakt.
WAARSCHUWING
Text
BELANGRIJKE INFORMATIE
Text
3012-272
3018-062
3012-1097
3012-1301
3012-1351
310,315,NL.indd 5 2015-04-14 16.28
Nederlands - 6
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
• De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op
open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend
worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant
aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De
instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud
en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
• Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met
name kinderen of huisdieren, zich in het maaigebied
bevinden. Als er zich personen of huisdieren in het
maaigebied bevinden, wordt aanbevolen het gebruik
van de robotmaaier te plannen wanneer er zich geen
personen in het gebied bevinden, bijvoorbeeld 's
avonds. Zie 6.3Timeroppagina43.
• De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van
en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de
gebruikershandleiding aandachtig door en zorg ervoor
dat u de instructies voor het gebruik van de robotmaaier
goed hebt begrepen voordat u het apparaat gebruikt.
• Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de
robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op
eigen risico.
• Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,
speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen
die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op
het gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier
hierin vast komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig
zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier
verder kan gaan met maaien.
• Start de robotmaaier volgens de instructies. Wanneer
de hoofdschakelaar is ingesteld op1, dient u ervoor te
zorgen dat u uw handen en voeten uit de buurt van de
roterende messen houdt. Steek nooit uw handen en
voeten onder de robotmaaier.
• Til de robotmaaier nooit omhoog en draag hem nooit
als de hoofdschakelaar is ingesteld op stand 1.
• Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt en
zich gedraagt.
• De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met
personen of andere levende wezens. Als een persoon
of ander levend wezen in de baan van de robotmaaier
komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie 4.5
Stoppenoppagina35.
• Zet niets boven op de robotmaaier of het laadstation.
• Zorg ervoor dat de robotmaaier niet wordt gebruikt als
de maaischijf of behuizing defect is. De maaier mag
ook niet worden gebruikt als de messen, schroeven,
moeren of draden defect zijn.
• Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar
niet werkt.
1001-003
3012-1302
3012-663
310,315,NL.indd 6 2015-04-14 16.28
Nederlands - 7
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
• Schakel de robotmaaier altijd uit via de
hoofdschakelaar wanneer de maaier niet wordt
gebruikt. De robotmaaier kan alleen worden gestart
als de hoofdschakelaar is ingesteld op1 en de juiste
pincode is ingevoerd.
• Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er een
gazonsproeier aanstaat. Gebruik in dat geval de
timerfunctie (zie6.3Timeroppagina43) zodat de
maaier en sproeier nooit tegelijkertijd werken.
• Husqvarna AB staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen de robotmaaier en
andere vormen van draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen,
ondergrondse elektrische afrasteringen of iets
dergelijks.
• Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid.
Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier in
een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
Verplaatsen
De originele verpakking moet worden gebruikt als de
robotmaaier over lange afstanden wordt vervoerd.
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier
te stoppen. Als beveiliging is ingesteld op
gemiddeld of hoog niveau (zie6.4Veiligheid
oppagina455), moet de pincode worden
ingevoerd. De pincode bestaat uit vier cijfers en
wordt gekozen als de robotmaaier de eerste keer
wordt gestart, zie3.8Ingebruiknameenkalibratie
oppagina32.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
3. Draag de robotmaaier aan de handgreep die
zich achter aan het product bevindt. Draag de
robotmaaier met de maaischijf van uw lichaam af
gericht.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op wanneer deze
in het laadstation is geparkeerd. Dat kan
het laadstation en/of de robotmaaier
beschadigen. Druk op STOP en trek de
robotmaaier uit het laadstation voordat
u hem optilt.
3012-1381
3012-1301
3012-1307
310,315,NL.indd 7 2015-04-14 16.28
Nederlands - 8
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Onderhoud
WAARSCHUWING
Wanneer de robotmaaier op
zijn kop is gedraaid, moet de
hoofdschakelaar altijd in stand 0
staan.
De hoofdschakelaar moet
in stand 0 staan tijdens alle
werkzaamheden aan het chassis
van de maaier, zoals het reinigen
of vervangen van de messen.
Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. De wekelijkse
inspectie omvat de volgende punten:
• Ontdoe het laadstation van gras, bladeren, twijgen
en andere voorwerpen die het voor de robotmaaier
moeilijk kunnen maken om in het laadstation te
dokken.
• Stel de hoofdschakelaar in op stand 0 en draag
veiligheidshandschoenen. Draai de robotmaaier op
zijn kop. Controleer de volgende punten:
1. Reinig de aandrijfwielen. Gras in de aandrijfwielen
kan van invloed zijn op de wijze waarop de maaier
op hellingen werkt.
2. Reinig de voorwielen. Gras op de voorwielen
en op de voorwielas kan de prestaties nadelig
beïnvloeden.
3. Reinig de kap, het chassis en het maaisysteem.
Gras, bladeren en andere voorwerpen die het
product zwaarder maken, kunnen de prestaties
nadelig beïnvloeden.
4. Controleer of alle maaimessen intact zijn.
Controleer ook of de maaimessen vrij kunnen
bewegen. Zelfs als de messen van de
maaimachine intact zijn, moeten deze regelmatig
worden vervangen voor de beste maairesultaten
en een laag energieverbruik. Vervang, indien
nodig, alle messen en schroeven tegelijkertijd,
zodat de draaiende delen in balans blijven.
Zie8.7Messenoppagina72.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en
zelfs geen stromend water om de robot-
maaier schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen om schoon te maken.
3012-1301
4
2
1
3
3012-1304
310,315,NL.indd 8 2015-04-14 16.28
Nederlands - 9
PRESENTATIE
2 Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust
moet zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van een Husqvarna-robotmaaier bestaat uit
vier hoofdonderdelen:
• Een robotmaaier die het gazon maait door in
principe te bewegen in een willekeurig patroon.
De robotmaaier wordt gevoed door een
onderhoudsvrije accu.
• Een laadstation waarnaar de robotmaaier
automatisch terugkeert wanneer de accu bijna leeg
is.
Het laadstation heeft drie functies:
• Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
• Controlesignalen door de geleidingsdraad
verzenden.
• Om de accu in de robotmaaier op te laden.
• Een transformator, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100V-240V.
De transformator wordt op het stopcontact en het
laadstation aangesloten via een laagspanningskabel
van 10 m. De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort of verlengd.
Een langere laagspanningskabel is verkrijgbaar als
accessoire. Neem contact op met de dealer voor
meer informatie.
Het uiterlijk van de transformator kan afhankelijk van
de markt verschillen.
• Een lusdraad, die in een lus rond het werkgebied
voor de robotmaaier wordt gelegd. De lusdraad
wordt langs de randen van het gazon en rondom
voorwerpen en planten gelegd en vormt een grens
waar de robotmaaier niet mag komen. De lusdraad
wordt ook als begeleidingsdraad gebruikt.
De bijgeleverde lusdraad is 200 m lang (150 m voor
Automower® 310). Als dat niet voldoende is, kunt
u extra draad kopen en die met behulp van een
koppeling aan de bestaande draad vastmaken.
De maximaal toegestane lengte voor de
begrenzingslus is 800 m.
3012-1305
3012-1041
3012-1352
3012-221
310,315,NL.indd 9 2015-04-14 16.28
Nederlands - 10
PRESENTATIE
2.1 Wat is wat?
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep naar maaihoogteafstelling
3. Klep voor display en toetsenbord
4. Stopknop/Vergrendeling voor het
openen van de klep
5. Verwisselbare kap
6. Achterwielen
7. Voorwielen
8. Contactstrips
9. Maaihoogteafstelling
10. Laadstation
11. LED voor controle van de werking van laadstation,
begrenzingsdraad en begeleidingsdraad
12. Productplaatje
13. Display
14. Toetsenbord
15. Maaisysteem
16. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
17. Handgreep
18. Hoofdschakelaar
19. Maaischijf
20. Gelagerde onderschotel
21. Transformator (het uiterlijk van de transformator
kan afhankelijk van de markt verschillen)
22. Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad
23. Laagspanningskabel
24. Alarmsticker
25. Krammen
26. Aansluitklem voor de lusdraad
27. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
28. Meetlat voor hulp bij het installeren
van de begrenzingsdraad
(de meetlat is losgeraakt uit de doos)
29. Koppelingen voor de lusdraad
30. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
31. Kabelmarkers
32. Extra bladen
33. DVD-rom met uitgebreide gebruikershandleiding
3012-1306
1
12
13
14
2
3 4
5
6
8
9
10
15
11
1816 17
22
20
19
21
25 26 27 28 29 30 31 32 33
23
24
7
310,315,NL.indd 10 2015-04-14 16.28
Nederlands - 11
PRESENTATIE
2.2 Inhoud pakket
Uw Automower®-pakket omvat de volgende onderdelen.
Automower
®
310 Automower
®
315
Robotmaaier
Laadstation
Transformator
Lusdraad 150 m 200 m
Laagspanningskabel √
Krammen 200 stuks 200 stuks
Verbinders 5 stuks 5 stuks
Schroeven laadstation 5 stuks 5 stuks
Inbussleutel
Meter
Koppelingen 3 stuks 3 stuks
DVD-rom
Gebruikershandleiding en Beknopte
handleiding
Kabelmarkers
Extra bladen 9 stuks 9 stuks
Alarmsticker 2 stuks 2 stuks
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot 1500 m
2
(1000 m
2
voor de Automower
®
310).
De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan
maaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand
van de messen en het type ervan, en de groei en het
vochtgehalte van het gras. Ook de vorm van de tuin
speelt een rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit open
gazongebieden bestaat, kan de robotmaaier een groter
oppervlak per uur maaien dan wanneer de tuin uit diverse
kleine gazons bestaat, die van elkaar worden gescheiden
door bomen, bloemperken en doorgangen.
Een volledig geladen robotmaaier maait 60 tot 80 minuten
lang, afhankelijk van de leeftijd van de accu en de dikte
van het gras. Vervolgens wordt de robotmaaier 60 tot
70 minuten opgeladen. De laadtijd is afhankelijk van
onder andere de omgevingstemperatuur.
310,315,NL.indd 11 2015-04-14 16.28
Nederlands - 12
PRESENTATIE
Maaitechniek
Het maaisysteem van de Husqvarna-robotmaaier is
efciëntenenergiezuinig.Integenstellingtotveelandere
standaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras in
plaats van het eraf te slaan.
Wij adviseren u de robotmaaier voornamelijk bij droog
weer in te schakelen om de best mogelijke resultaten te
behalen. Robotmaaiers van Husqvarna kunnen ook in
de regen maaien, maar nat gras blijft aan de robotmaaier
plakken, waardoor er een groter risico bestaat van glijden
op steile hellingen.
De messen moeten in goede staat zijn voor de beste
maairesultaten. Om ervoor te zorgen dat de messen zo
lang mogelijk scherp blijven, is het belangrijk dat er geen
takken, kleine steentjes of andere voorwerpen aanwezig
zijn op het gazon die de messen kunnen beschadigen.
Vervang de messen regelmatig voor het beste
maairesultaat. Het vervangen van de messen is heel
eenvoudig. Zie8.7Messenoppagina72.
Werkmethode
De robotmaaier maait automatisch het gazon. Hij wisselt
constant tussen maaien en laden.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation
wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier
maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Wanneer de robotmaaier op zoek gaat naar het
laadstation, kan hij het laadstation op diverse manieren
vinden. ZieLaadstationzoekenoppagina13.
Als de accu volledig is opgeladen, verlaat de robotmaaier
het laadstation en begint op een vooraf ingestelde plaats
in de tuin te maaien. De robotmaaier moet u misschien
handmatig instellen, om er zeker van te zijn dat het gras
gelijkmatig wordt gemaaid, zie 6.7“Installatie”oppag.
49.
Wanneer de robotmaaier een obstakel raakt, rijdt de
maaier achteruit en kiest hij vervolgens een nieuwe
richting.
Sensoren op de voor- en achterkant van de robotmaaier
detecteren wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad
nadert. De robotmaaier rijdt tot 32 centimeter over de
begrenzingsdraad voordat hij omkeert.
3012-1309
3012-1308
3020-002
310,315,NL.indd 12 2015-04-14 16.28
Nederlands - 13
PRESENTATIE
De STOP-knop op de bovenkant van de robotmaaier
wordt voornamelijk gebruikt om de robotmaaier te
stoppen als deze is ingeschakeld. Wanneer u op
de STOP-knop drukt, wordt de afdekking voor het
bedieningspaneel geopend. De STOP-knop blijft
ingedrukt totdat de afdekking weer wordt gesloten.
In combinatie met de START-knop werkt deze als een
startvergrendeling.
Alle instellingen van de maaier kunnen via het
bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden
aangepast.
De eerste keer dat de hoofdschakelaar op 1 wordt gezet,
wordt een startprocedure opgestart die betrekking heeft
op een aantal belangrijke basisinstellingen.
Zie3.8Ingebruiknameenkalibratieoppagina32.
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is
willekeurig en wordt door de robotmaaier zelf bepaald.
Een bewegingspatroon wordt nooit herhaald. Het
maaisysteem zorgt dat het gazon zeer gelijkmatig en
zonder maailijnen van de robotmaaier wordt gemaaid.
Laadstation zoeken
De robotmaaier kan worden ingesteld om het laadstation
op een of meer van de drie beschikbare manieren
te zoeken. De robotmaaier combineert deze drie
zoekmethoden automatisch om het laadstation zo snel
mogelijk te vinden, terwijl hij tegelijkertijd probeert om zo
weinig mogelijk sporen te vormen.
Via de handmatige instelmogelijkheden kunnen de drie
zoekmethoden worden gecombineerd om het zoeken
naar het laadstation te optimaliseren voor de vorm van de
betreffende tuin, zie6.7Installatieoppagina49.
Zoekmethode 1: Onregelmatig
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij
dicht bij het laadstation komt.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen kans
bestaat op sporen van de robotmaaier in het gazon. Het
nadeel is dat het zoeken soms wat langer kan duren.
3012-1381
3012-1094
3012-562
3012-485
310,315,NL.indd 13 2015-04-14 16.28
Nederlands - 14
PRESENTATIE
Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat
hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de
robotmaaier de begeleidingsdraad naar het laadstation.
De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het
laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel
van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt
gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op
de begeleidingsdraad. Zie3.6Debegeleidingsdraad
installerenoppagina28.
Deze zoekmethode maakt het voor de robotmaaier
makkelijker om het laadstation te vinden in een gebied
met veel of grote eilanden, smalle doorgangen of steile
hellingen.
Het voordeel van deze zoekmethode is de kortere
zoektijd.
Zoekmethode 3: Begrenzingsdraad volgen
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat
hij bij de begrenzingslus komt. Vervolgens volgt hij de
begrenzingslus naar het laadstation. De robotmaaier gaat
willekeurig rechtsom of linksom.
Deze zoekmethode is geschikt voor een installatie met
een open tuin met brede doorgangen (breder dan circa
3 meter) en geen of slechts enkele kleine eilanden.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen
begeleidingsdraad hoeft te worden geïnstalleerd.
Het nadeel is dat er langs de begrenzingslus enkele
sporen in het gazon kunnen worden gevormd. Bovendien
zal de zoektijd langer zijn als de installatie smalle
doorgangen of talrijke eilanden bevat.
In de regel wordt deze zoekmethode enkel gebruikt als de
robotmaaier het laadstation met behulp van zoekmethode
1 of 2 niet binnen de verwachte tijd kan vinden.
3012-558
3012-486
310,315,NL.indd 14 2015-04-14 16.28
Nederlands - 15
INSTALLATIE
3 Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de robotmaaier installeert.
Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige
hoofdstuk 2.Presentatie.
Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u
met de installatie begint. De wijze waarop de installatie
is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier
functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van
het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt
u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation,
de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad. Geef
op de schets aan hoe de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad moeten lopen.
Zie7Voorbeeldenvantuinenoppagina63voor
installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.automower.com voor meer
beschrijvingen en tips voor het installeren.
Volg onderstaande stappen om de installatie
uit te voeren:
3.1 Voorbereidingen
3.2 Het laadstation installeren
3.3 De accu laden
3.4 De begrenzingsdraad installeren
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten
3.6 De begeleidingsdraad installeren
3.7 De installatie controleren
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Het dokken in het laadstation testen
Het laadstation, de begrenzingslus en de
begeleidingsdraad moeten zijn aangesloten om een
volledige startprocedure te kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras in het werkgebied langer dan
10 cm is, moet u het gras eerst met een gewone
gazonmaaier maaien. Verzamel daarna het gras.
2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen dat
regenwater hier plassen vormt. Het product
kan beschadigd raken als het wordt gebruikt in
waterplassen. Zie11Garantievoorwaardenop
pagina85.
3. Lees alle stappen volledig door voordat u met de
installatie begint.
3012-1310
310,315,NL.indd 15 2015-04-14 16.28
Nederlands - 16
INSTALLATIE
4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie
zijn meegeleverd. De cijfers tussen haakjes
verwijzen naar het onderdeel op de afbeelding.
Zie2.1Watiswat?oppagina10.
• Robotmaaier
• Laadstation (10)
• Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad (22)
• Transformator (21)
• Laagspanningskabel (23)
• Krammen (25)
• Aansluitklemmen voor de lusdraad (26)
• Schroeven voor het laadstation (27)
• Meetlat (28)
• Koppelingen voor de lusdraad (29)
• Kabelmarkers (31)
Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:
• Hamer/kunststof moker (om de krammen
gemakkelijker in de grond te krijgen).
• Combinatietang voor het knippen van
de begrenzingsdraad en het samenknijpen van
de connectoren.
• Waterpomptang (voor het samenknijpen van
de koppelingen).
• Kantensteker/rechte spade als
de begrenzingsdraad moet worden ingegraven.
3.2 Het laadstation installeren
Beste locatie voor het laadstation
Houd bij het kiezen van de beste locatie voor het
laadstation rekening met de volgende aspecten:
• Zorg voor minimaal 3 meter vrije ruimte vóór het
laadstation.
• Kies een locatie dicht bij een stopcontact.
De bijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter
lang.
• Een vlakke ondergrond vrij van scherpe
voorwerpen om het laadstation op te plaatsen.
• Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld
een besproeiingsinstallatie.
• Bescherming tegen direct zonlicht.
• Eventuele noodzaak om het laadstation uit het
zicht van buitenstaanders te houden.
3012-1311
310,315,NL.indd 16 2015-04-14 16.28
Nederlands - 17
INSTALLATIE
Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat
er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens
3 meter). Het laadstation moet ook centraal in het
werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het
laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden
in het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier
moeite hebben om het laadstation te vinden.
Het laadstation moet op een redelijk vlakke ondergrond
worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag
maximaal 5 cm hoger of lager liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat de
grondplaat verbogen kan raken.
Max 5 cm
Max 5 cm
3012-1312
3012-1053
3012-559
3012-555
310,315,NL.indd 17 2015-04-14 16.28
Nederlands - 18
INSTALLATIE
Transformator aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de transformator
rekening met de volgende punten:
• Dicht bij het laadstation
• Bescherming tegen regen
• Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten
wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd
voor gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is
10 meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
Een langere laagspanningskabel is verkrijgbaar als
accessoire. Neem contact op met de dealer voor meer
informatie.
Het is niet toegestaan om de transformator rechtstreeks
op het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de
laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag onder geen
enkele voorwaarde worden ingekort of
verlengd.
De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden
gelegd. De laagspanningskabel moet met krammen in de
grond worden vastgezet of worden ingegraven.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met
krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak
tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden
voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat
deze nooit in contact kan komen met de
messen op de maaischijf.
De transformator moet op een locatie worden geplaatst
waar voldoende ventilatie is en geen direct zonlicht.
De transformator moet onder een afdak worden geplaatst.
We raden u aan om een aardlekschakelaar te gebruiken
bij het aansluiten van de transformator op het stopcontact.
3018-069
3018-085
3012-281
3012-1352
310,315,NL.indd 18 2015-04-14 16.28
Nederlands - 19
INSTALLATIE
De transformator moet worden gemonteerd op een
verticaal oppervlak, zoals een muur of een hek.
Schroef de transformator in positie met behulp van de
twee bevestigingsoogjes. Er worden geen schroeven
meegeleverd. Kies schroeven die geschikt zijn voor het
betreffende materiaal.
Monteer de transformator nooit op een hoogte waarbij het
risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal
30 cm vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de
transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de stekker van de transformator
om het laadstation los te koppelen wan-
neer u bijvoorbeeld de lusdraad wilt reini-
gen of repareren.
Het laadstation installeren en aansluiten
1. Zet het laadstation op een geschikte plek.
2. Kantel de beschermkap op het laadstation naar
voren en sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan
op een stopcontact van 100-240 V.
Bevestig het laadstation aan de grond met
behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai
de schroeven zodanig aan dat ze helemaal
verzonken zijn. Als het laadstation tegen een
wand wordt geplaatst, is het beter om het
laadstation pas aan de grond te bevestigen nadat
alle kabels zijn aangesloten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan om nieuwe gaten
in de plaat van het laadstation te maken.
Alleen de bestaande gaten mogen worden
gebruikt om de grondplaat in de grond
vast te zetten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Sta of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
min 30cm/12”
3012-1344
3012-1345
3012-1045
3012-1090
3012-1093
310,315,NL.indd 19 2015-04-14 16.28
Nederlands - 20
INSTALLATIE
3.3 De accu laden
Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de
robotmaaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation om de
accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad worden gelegd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De robotmaaier kan niet worden gebruikt
zolang de installatie niet is voltooid.
3012-1313
310,315,NL.indd 20 2015-04-14 16.28
Nederlands - 21
INSTALLATIE
3.4 Installatie van de begrenzingsdraad
De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
• De draad in de grond vastzetten met krammen.
U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u de plaatsing tijdens de eerste paar
weken van het gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid,
waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de bijgeleverde krammen om
de installatie uit te voeren.
• De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u de begrenzingsdraad het best ingraven. Waar nodig
kunnen beide methoden worden gecombineerd zodat een deel van de begrenzingsdraad is vastgezet met
krammen en de rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder
de grond legt.
Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het volgende:
• De draad vormt een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier. Gebruik alleen originele begrenzingsdraad.
Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders makkelijk zou kunnen beschadigen.
• De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 35 meter verwijderd zijn
van de draad.
• De draad mag niet langer zijn dan 800 meter.
• Zorg dat er 20 cm extra draad beschikbaar is om de begeleidingsdraad later op aan te sluiten.
Zie3.6Debegeleidingsdraadinstallerenoppagina28.
De afstand van de begrenzingsdraad tot obstakels varieert en is afhankelijk van wat er pal naast het werkgebied ligt.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond obstakels moet worden
gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie2.1Watiswat?oppagina10.
3012-1217
310,315,NL.indd 21 2015-04-14 16.28
Nederlands - 22
INSTALLATIE
Grenzen van het werkgebied
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld
een muur of hek moet de begrenzingsdraad op 35 cm
vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de
robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan
de kap.
Ongeveer 20 cm van het gazon rond het vaste obstakel
zal niet worden gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, zoals
bij een bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een
lage stoeprand (3-5 cm), moet de begrenzingsdraad op
30 cm binnen het werkgebied worden gelegd. Op die
manier rijden de wielen niet de greppel in of de stoep op.
Ongeveer 15 cm gras langs de greppel/stoeprand wordt
niet gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets
dergelijks, dat niet boven het gazon uitsteekt, is het
mogelijk om de robotmaaier een eindje over het pad te
laten rijden. De begrenzingsdraad moet dan 10 cm vanaf
de rand van het pad worden gelegd.
Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.
Alshetwerkgebiedintweeënwordtgedeelddooreen
tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden.
Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraad onder
de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kan ook in de
voeg tussen de tegels worden gelegd.
Opmerking: De robotmaaier mag nooit over grind, mulch
of soortgelijk materiaal rijden, omdat de messen hierdoor
kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling, afgrond of openbare weg grenst,
moet behalve de begrenzingsdraad ook
een rand of iets dergelijks worden ge-
plaatst. Die moet in dat geval minimaal
15 cm hoog zijn. Dat zorgt ervoor dat de
robotmaaier nooit buiten het werkgebied
terecht kan komen.
Min.
15cm
3018-046
35 cm
3012-1314
30cm
3012-1315
10 cm
3012-1316
3012-1317
310,315,NL.indd 22 2015-04-14 16.28
Nederlands - 23
INSTALLATIE
Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen
hetwerkgebiedteisolerendooreilandentecreëren
rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot
en rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer
dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden
gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde
kram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en
vanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan de
robotmaaier over de draad rijden.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals
bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de
begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier
keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
We raden aan om alle vaste voorwerpen in en rond het
werkgebied te isoleren. Dat zorgt voor de rustigste en
stilste werking en voorkomt dat de robotmaaier op enig
moment vast komt te zitten in deze voorwerpen.
Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen of
grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden
geïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders op
zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken.
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
anderezonetegaan,kuntubetereenbijgebiedcreëren.
Dit zijn bijvoorbeeld hellingen van 40% of een doorgang
smaller dan 60 cm. Leg de begrenzingsdraad dan rond
het bijgebied zodat er een eiland wordt gevormd buiten
het hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig worden verplaatst
tussen hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het
bijgebied moet worden gemaaid. Hiervoor moet de
bedieningsmodus Bijgebiedworden gebruikt, omdat
de robotmaaier het traject tussen het bijgebied en
hetlaadstationnietzelfstandigkanaeggen.Zie5.1
BedieningsselectieStartoppagina38. In deze
modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het
laadstation, maar doorgaan met maaien totdat de accu
leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier
en verschijnt de melding Moethandmatigladen op het
display. Plaats de robotmaaier dan in het laadstation om
de accu op te laden. Als het hoofdgebied meteen na het
laden moet worden gemaaid, moet u de START-knop
indrukken en Hoofdgebied selecteren voordat u de klep
sluit.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingsdraad mag op het traject
van en naar een eiland niet worden
gekruist.
3012-1318
3012-686
3012-1319
3012-1320
310,315,NL.indd 23 2015-04-14 16.28
Nederlands - 24
INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5 tot 2 meter. Er bestaat een kans dan de
robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft hangen
in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan
geplet uitzien.
Hellingen
De robotmaaier kan ook werken op hellende
werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt
uitgedrukt in procenten (%). De hellingsgraad in
procenten wordt berekend als het hoogteverschil in
centimeter per meter. Als het hoogteverschil bijvoorbeeld
15 cm is, is de hellingsgraad 15%. Zie de afbeelding.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van
meer dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding Buitenmaaigebied wordt
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het natte
gras kunnen gaan slippen.
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler
dan 15% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld een
omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 40% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied
hellingen bevinden die steiler zijn dan 15% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het
begin van de helling.
0-15%
0-15 cm
100 cm
3012-1321
15-%
15- cm
100 cm
3012-1322
100 cm
15 cm
15%
3012-1346
15%
0-15%
0-40%
15- cm
0-15 cm
0-40 cm
100 cm 100 cm
100 cm
20 cm
3012-1347
310,315,NL.indd 24 2015-04-14 16.28
Nederlands - 25
INSTALLATIE
De begrenzingsdraad leggen
Als u van plan bent de begrenzingsdraad met krammen
vast te zetten:
• Maai het gras op de plek waar u de draad gaat
leggen heel kort met een gewone gazonmaaier
of trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond
leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de
robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de
draad beschadigt.
• Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet
de krammen dicht bij elkaar. De kabel moet overal
vlak tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt
doorgesneden voordat de graswortels er overheen
zijn gegroeid.
• Gebruik een hamer om de krammen in de grond
te tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de
krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te
staan. Vermijd scherpe bochten in de draad.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
• Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en
maximaal 20 cm onder de grond legt. De draad kan
worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade.
Gebruik de bijgeleverde meetlat als hulpmiddel bij het
leggen van de begrenzingsdraad. Zo kunt u eenvoudig
de juiste afstand aanhouden tussen de begrenzingsdraad
en de grens/het obstakel. De meetlat wordt van de doos
gescheurd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Leg extra draad niet opgerold buiten de
begrenzingsdraad. Dit kan de werking van
de robotmaaier verstoren.
Oogje voor het aansluiten van de begeleidingsdraad
Om het aansluiten van de begeleidingsdraad op de
begrenzingsdraad te vergemakkelijken, is het een goed
idee om op het punt waar de begeleidingsdraad later
wordt aangesloten een oogje te maken met behulp
van een extra stuk begrenzingsdraad van ongeveer
20 cm. Bepaal voordat u begint met het uitleggen van
de begrenzingsdraad waar u de begeleidingsdraad wilt
plaatsen. Zie3.6Debegeleidingsdraadinstallerenop
pagina28.
3018-085
3012-281
3018-172
310,315,NL.indd 25 2015-04-14 16.28
Nederlands - 26
INSTALLATIE
De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen
Op het traject naar het laadstation kan de
begrenzingsdraad volledig buiten het laadstation worden
gelegd (zie optie 1 op de afbeelding). Als het noodzakelijk
is om het laadstation gedeeltelijk buiten het werkgebied
te plaatsen, is het ook mogelijk om de draad onder de
laadplaat van het laadstation te leggen (zie optie 2 op de
afbeelding).
Voorkom echter dat het grootste deel van het laadstation
buiten het werkgebied wordt geplaatst, omdat dit het voor
de robotmaaier lastig maakt om het laadstation te vinden
(zie afbeelding).
De begrenzingsdraad lassen
Gebruik een originele koppeling wanneer de
begrenzingsdraad niet lang genoeg is en moet worden
gelast. Die is waterbestendig en garandeert een
betrouwbare elektrische aansluiting.
Steek beide draaduiteinden in de koppeling. Controleer
of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat
de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel aan
de andere zijde van de koppeling. Duw de knop boven
op de koppeling vervolgens helemaal in. Gebruik een
waterpomptang om de knop op de koppeling helemaal in
te drukken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een tweeaderige kabel of een kroonsteen-
tje geïsoleerd met isolatietape levert geen
adequate lassen op. Het vocht in de grond
zorgt ervoor dat de draden gaan oxideren,
waardoor het circuit na een tijdje wordt
onderbroken.
3012-1323
1.
2.
3012-1065
310,315,NL.indd 26 2015-04-14 16.28
Nederlands - 27
INSTALLATIE
3.5 De begrenzingsdraad aansluiten
Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het
laadstation:
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingsdraad mag zichzelf
niet kruisen wanneer deze wordt
aangesloten op het laadstation. Sluit
het rechteruiteinde van de draad aan op
de pen rechts op het laadstation en het
linkeruiteinde op de pen links.
1. Steek de uiteinden van de draad in
de aansluitklem:
• Open de aansluitklem.
• Plaats de draad in de uitsparing in
de aansluitklem.
2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang.
Druk totdat u een klik hoort.
3. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip
op 1 tot 2 cm boven de aansluitklemmen af.
4. Kantel de beschermkap van het laadstation naar
voren en steek de draadeinden in de relevante
kanalen aan de achterkant van het laadstation.
Druk de verbinder op de metalen pennen, met
de markeringen AL (links) en AR (rechts), op het
laadstation.
5. Markeer de draden met de bijgeleverde
kabelmarkers. Dat maakt het eenvoudiger om de
draden later opnieuw aan te sluiten, bijvoorbeeld
nadat het laadstation tijdens de winter binnen is
opgeslagen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De rechteraansluitklem moet zijn aange-
sloten op de metalen pen rechts op het
laadstation en het linkerdraaduiteinde
moet zijn aangesloten op de linkeraan-
sluitklem.
3012-284
3012-264
3012-265
3012-1091
310,315,NL.indd 27 2015-04-14 16.28
Nederlands - 28
INSTALLATIE
3.6 De begeleidingsdraad installeren
De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het
laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel
van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt
gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de
begeleidingsdraad. Voor de begrenzingslus en de
begeleidingsdraad wordt dezelfde kabelhaspel gebruikt.
De begeleidingsdraad wordt door de robotmaaier gebruikt
om de weg naar het laadstation te vinden, maar dient ook
om de robotmaaier naar moeilijk te bereiken delen van de
tuin te leiden.
Laat de robotmaaier op diverse afstanden vanaf de
begeleidingsdraad werken om de kans op spoorvorming
te beperken. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Hoe groter de ingestelde doorrijbreedte voor de corridor
is, hoe kleiner de kans op spoorvorming is. Zorg daarom
bij het installeren voor zo veel mogelijk vrije ruimte langs
de begeleidingsdraad.
De robotmaaier loopt altijd links van de
begeleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de
geleidingsdraad. Zorg daarom bij het installeren voor zo
veel mogelijk vrije ruimte links van de begeleidingsdraad,
gezien in de richting van het laadstation. Het is niet
toegestaan om de begeleidingsdraad op een afstand van
minder dan 30 cm vanaf de begrenzingsdraad te leggen.
De begeleidingsdraad kan, net als de begrenzingsdraad,
met krammen in de grond worden vastgezet of worden
ingegraven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Zorg voor zo veel mogelijk vrije ruim-
te links van de begeleidingsdraad, gezien
in de richting van het laadstation.
3012-1325
3012-1100
310,315,NL.indd 28 2015-04-14 16.28
Nederlands - 29
INSTALLATIE
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten
1. Het is belangrijk om na te denken over de lengte
van de begeleidingslus voordat u begint met het
leggen en aansluiten van de begeleidingsdraad.
Dit geldt met name bij grote of complexe
installaties. Als de begeleidingslus langer dan
400 meter is, kan het voor de robotmaaier lastig
zijn om de begeleidingsdraad te volgen.
De combinatie van de begeleidingsdraad
en het deel van de begrenzingslus dat de
retourdraad naar het laadstation vormt, wordt
de begeleidingslus genoemd. De stroom in de
begeleidingslus gaat altijd naar links op het punt
waar de begeleidingsdraad op de begeleidingslus
is aangesloten. De twee afbeeldingen laten zien
wat onder een begeleidingslus wordt verstaan.
De afbeeldingen laten ook goed zien dat de
lengte van een begeleidingslus in een werkgebied
kanvariërenopbasisvandelocatievanhet
laadstation.
2. Kantel de bovenklep op het laadstation naar voren
en steek de begeleidingsdraad door het kanaal
dat naar de aansluiting voor de begeleidingsdraad
gaat.
3. Bevestig een aansluitklem op de
begeleidingsdraad, op dezelfde wijze als bij de
begrenzingsdraad in 3.5Debegrenzingsdraad
aansluitenoppagina27. Sluit deze aan op
de aansluitpen, gemarkeerd met G1, op het
laadstation.
4. Markeer de draden met de bijgeleverde
kabelmarkers. Dat maakt het eenvoudiger om de
draden later opnieuw aan te sluiten, bijvoorbeeld
nadat het laadstation tijdens de winter binnen is
opgeslagen.
5. Leid de draad recht onder de laadplaat door en
vervolgens minstens 2 meter in een rechte lijn
vanaf de voorste rand van de plaat.
Zorg er bij het leggen van de begeleidingsdraad
voor dat er zo veel mogelijk vrije ruimte links van
de begeleidingsdraad (gezien in de richting van
het laadstation) beschikbaar is. De afstand tussen
de begrenzingslus en de begeleidingsdraad dient
echter altijd minimaal 30 cm te zijn.
Min. 2 m/7 ft
Maximale
afstand
Min.
30 cm/12"
3012-1075
G
Min 2m
3012-1326
3012-557
3012-556
310,315,NL.indd 29 2015-04-14 16.28
Nederlands - 30
INSTALLATIE
Wanneer de begeleidingsdraad op een steile
helling wordt geïnstalleerd, is het beter om deze
onder een hoek op de helling te leggen. Dat
maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om
de begeleidingsdraad op de helling te volgen.
Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor
kan het voor de robotmaaier lastig worden om de
begeleidingsdraad te volgen.
6. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de
begrenzingslus waar de begeleidingsdraad moet
worden aangesloten.
Til de begrenzingsdraad op. Knip de
begrenzingsdraad door met bijvoorbeeld
een draadtang. Het aansluiten van de
begeleidingsdraad gaat makkelijker als er op de
begrenzingsdraad een oogje wordt gemaakt,
zoals eerder beschreven. ZieOogjevoor
hetaansluitenvandebegeleidingsdraadop
pagina25.
7. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een
koppeling aan op de begrenzingsdraad:
Steek de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad in de koppeling. Controleer
of de draden volledig in de koppeling zijn
gestoken, zodat de uiteinden zichtbaar zijn door
het doorzichtige deel aan de andere zijde van de
koppeling.
Gebruik een tang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden
gebruikt voor het aansluiten van elke draad.
8. Zet de las met krammen vast in het gazon of graaf
hem in.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begeleidingsdraad mag de begren-
zingsdraad niet kruisen, bijvoorbeeld een
begrenzingsdraad die naar een eiland
loopt.
135º
135º
90º
3012-1327
3012-1328
3018-061
3018-1323
3018-073
310,315,NL.indd 30 2015-04-14 16.28
Nederlands - 31
INSTALLATIE
3.7 De installatie controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje in het laadstation.
• Constant groen licht = goede signalen.
• Knipperend groen licht = het lussysteem is
uitgeschakeld en de robotmaaier bevindt zich in de
ECO-modus. Zie6.9Instellingenoppagina59.
• Knipperend blauw licht = onderbreking in de
begrenzingslus, geen signaal.
• Knipperend rood licht = onderbreking in de
antenneplaat van het laadstation. De storing moet
worden verholpen door een erkende dealer.
• Constant blauw licht = zwak signaal. Dit kan komen
doordat de begrenzingslus te lang is of doordat de
draad beschadigd is. Als de robotmaaier nog werkt,
is er geen probleem.
• Constant rood licht = defect in een printplaat in het
laadstation. De storing moet worden verholpen door
een erkende dealer.
Zie9.3Indicatielampjeinhetlaadstationoppagina77
als de lamp geen constant of knipperend groen licht
aangeeft.
3012-1066
310,315,NL.indd 31 2015-04-14 16.28
Nederlands - 32
INSTALLATIE
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet
er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure
worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische
kalibratie van het begeleidingssignaal uitgevoerd.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op
de STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt gebruikt,
wordt een opstartprocedure gestart. De volgende
gegevens moeten worden ingevoerd:
• PIN-code van de fabriek. De code staat vermeld
op een speciaal document dat bij aankoop wordt
geleverd door de leverancier.
• Taal.
• Land.
• Datum.
• Tijd.
• Selectie en bevestiging van de persoonlijke
pincode. Alle combinaties behalve 0000 zijn
toegestaan.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en druk op
START.
De robotmaaier begint nu met het kalibreren van de
begeleidingsdraad. Druk op START en sluit de klep.
De robotmaaier zal hierbij achterwaarts het laadstation
verlaten en vervolgens voor het laadstation een
kalibratieprocedure uitvoeren. Wanneer deze procedure is
voltooid, kan het maaien beginnen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik Memo op pag. 2 om de pincode
te noteren.
3.9 Het dokken in het laadstation
testen
Controleer voordat u de robotmaaier gebruikt of deze
de begeleidingsdraad helemaal kan volgen tot aan het
laadstation en zonder problemen in het laadstation kan
dokken.
De testfunctie is te vinden in het menu Installatie>Vind
laadstation>Volg>Meer>Testbegeleiding. Voor meer
informatie, ZieTestinstellingenoppagina54.
Als er geen begeleidingsdraad wordt geïnstalleerd, dan
moet de test worden uitgevoerd op de begrenzingsdraad,
zowel rechtsom als linksom.
Het geleidingssysteem moet eerst zijn gekalibreerd om
bovenstaande test met succes te kunnen uitvoeren.
Zie3.8Ingebruiknameenkalibratieoppagina32.
3012-1353
310,315,NL.indd 32 2015-04-14 16.28
Nederlands - 33
GEBRUIK
4 Gebruik
4.1 Een lege accu laden
Wanneer de Husqvarna-robotmaaier nieuw is of langere
tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze
voor gebruik worden geladen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Plaats de robotmaaier in het laadstation. Open
de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk
naar binnen om te zorgen voor een goed contact
tussen de robotmaaier en het laadstation.
3. Op het display wordt aangegeven dat de accu
wordt opgeladen.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit
wanneer personen, met name
kinderen of huisdieren, zich in
het maaigebied bevinden.
WAARSCHUWING
Houd uw handen en voeten uit de
buurt van de roterende messen.
Plaats uw handen of voeten niet
in de buurt van of onder de kap
wanneer de motor draait.
WAARSCHUWING
Lees de veiligheidsvoorschriften
door voordat u de robotmaaier
start.
3012-1313
1001-003
3012-663
3012-1329
310,315,NL.indd 33 2015-04-14 16.28
Nederlands - 34
GEBRUIK
4.2 De timer gebruiken
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te
vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie (zie6.3Timer
oppagina43) om een platgetrapt gazon te voorkomen
en de maximale levensduur van de robotmaaier te
waarborgen. Ga er bij het instellen van de timer vanuit
dat de robotmaaier circa 63 m
2
per uur en dag maait. Als
het werkgebied bijvoorbeeld 800 m
2
bedraagt, moet de
robotmaaier ongeveer 13 uur per dag werken. De tijd is
bij benadering en hangt onder meer af van de kwaliteit
van het gras, de scherpte van de messen en de leeftijd
van de accu.
Op basis van de fabrieksinstelling zal de robotmaaier
24 uur per dag en 7 dagen per week werken.
Als de omvang van het werkgebied dit toelaat, kan de
kwaliteit van het gras verder worden verbeterd door dit
om de andere dag te maaien in plaats van dagelijks
enkele uren. Bovendien heeft het gras baat bij een
rustperiode van ten minste drie opeenvolgende dagen
per maand.
De maximale capaciteit, 1500 m
2
voor Automower
®
315
en 1000 m
2
voor Automower
®
310, wordt alleen bereikt
als de robotmaaier 24 uur per dag, 7 dagen per week,
maait.
4.3 Stand-by
Alleen van toepassing voor de Automower
®
310.
De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde
rusttijd van ongeveer 6 uur per dag. Die rusttijd biedt
bijvoorbeeld een goede mogelijkheid om het gazon te
besproeien of om erop te spelen.
Voorbeeld 1
Werkuren 1: 05:00 - 23:59.
Werkdagen: Alle dagen.
In de fabrieksinstelling begint de robotmaaier om
05:00 uur met maaien. De maaier wordt om 23:00 uur in
het laadstation geparkeerd en begint om 5:00 uur weer
met maaien.
Als de timerinstelling wordt opgedeeld in twee
werkperiodes, kan de rustperiode worden opgedeeld
in een aantal periodes. De totale rusttijd moet echter
tenminste 6 uur zijn.
Mowing
Charging
Standby
Operation
24 h
A
B
A
310
B = Min 6 h
A = Max 18 hOperation
Charging/Standby
3012-1082
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de timer om niet te laten maaien
op tijdstippen dat er vaak kinderen, huis-
dieren of andere elementen op het gazon
aanwezig zijn die door de draaiende mes-
sen beschadigd kunnen raken.
310,315,NL.indd 34 2015-04-14 16.28
Nederlands - 35
GEBRUIK
Voorbeeld 2
Werkuren 1: 08:00 - 16:00.
Werkuren 2: 20:00 - 23:00.
Werkdagen: Alle dagen.
De robotmaaier werkt op de tijden die in de werkuren zijn
gespeciceerd,aangeziendetotalerijtijdhierbij11uur
bedraagt en het maximum van 18 uur dus niet wordt
overschreden.
Automower
®
310
Max. rijtijd 18 u
Min. rusttijd 6 u
Gebied/uur/dag 45 m
2
4.4 Starten
1. Druk op de STOP-knop om de klep van het
bedieningspaneel te openen.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
3. Voer de PIN-code in.
4. Druk op de START-knop.
5. Selecteer de gewenste bedieningsmodus.
Zie5.1BedieningsselectieStartoppagina38.
6. Sluit de klep binnen 10 seconden.
Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd,
verlaat hij het laadstation alleen wanneer de accu volledig
is geladen en wanneer de timer zodanig is ingesteld dat
de maaier kan werken.
Voordat de maaischijf start, klinken er
5 waarschuwingspiepjes gedurende 2 seconden.
4.5 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop.
De robotmaaier stopt, de maaimotor stopt en
de klep van het bedieningspaneel gaat open.
3012-1204
3012-1381
3012-1083
31
0
Operation
Charging/Standby
B + D = Min 6 h
A + C = Max 18 h
310,315,NL.indd 35 2015-04-14 16.28
Nederlands - 36
GEBRUIK
4.6 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar
als de maaier moet worden onderhouden of buiten het
werkgebied moet worden gebracht.
4.7 De maaihoogte aanpassen
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot
MAX (6 cm) in negen stappen.
In de eerste week na een nieuwe installatie moet de
maaihoogte worden ingesteld op MAX om schade aan
de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte
elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de
maximale maaihoogte laten beginnen. Zodra het gras
korter is, kan de maaihoogte geleidelijk lager worden
ingesteld.
De maaihoogte aanpassen:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen en de afdekking te openen.
2. Open de klep van de maaihoogteafstelling.
3. Draai de knop in de vereiste positie. De
geselecteerde stand is de markering op de maaier
die bij de pijl op de knop staat. Draai rechtsom als u
de maaihoogte wilt verhogen. Draai linksom als u de
maaihoogte wilt verlagen.
4. Sluit de klep.
BELANGRIJKE INFORMATIE
In de eerste week na een nieuwe installatie
moet de maaihoogte worden ingesteld op
MAX om schade aan de lusdraad te voor-
komen. Hierna kan de maaihoogte elke
week een stap worden verlaagd totdat de
gewenste maaihoogte is bereikt.
3012-1301
3012-1348
3012-1381
310,315,NL.indd 36 2015-04-14 16.28
Nederlands - 37
BEDIENINGSPANEEL
5 Bedieningspaneel
Alle commando's en instellingen voor de robotmaaier
gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn
toegankelijk via een aantal menu's.
Het bedieningspaneel bestaat uit een display en
een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display
weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd.
Wanneer de stopknop is ingedrukt en de klep is geopend,
wordt de startpagina weergegeven met de volgende
informatie:
• Bedieningsinformatie, bijv. MAAIEN,GEPARKEERD
ofTIMER.Als de STOP-knop wordt ingedrukt
wanneer de robotmaaier is ingeschakeld, wordt
de bediening weergegeven die was ingeschakeld
voordat de robotmaaier is gestopt, bijv.
MAAIEN of ZOEKEN. De tekst GEREED wordt
weergegeven als de robotmaaier zich niet in een
speciekebedieningsmodusbevindt,bijv.alsde
hoofdschakelaar net is ingeschakeld.
• De datum en klok tonen de huidige tijd.
• ECO wordt weergegeven als de robotmaaier in de
ECO-modus is gezet.
• Het kloksymbool geeft de geprogrammeerde
timerinstellingen aan. Het klokpictogram is wit (A)
wanneer de maaier mag maaien op basis van een
timerinstelling en is zwart (B) wanneer de maaier
niet mag maaien. Als de maaier niet mag maaien
als gevolg van Weertimer,wordt symbool (C)
weergegeven (niet van toepassing voor
Automower
®
310)
.
.
Als de modus Negeertimerwordt gekozen,
verschijnt symbool (D).
• De accustatus geeft de resterende lading van
de accu aan. Als de robotmaaier wordt geladen,
verschijnt er ook een bliksemschicht boven het
accusymbool (E). Als de robotmaaier in het
laadstation wordt geplaatst zonder dat er wordt
opgeladen, wordt symbool (F) weergegeven.
• Het aantal bedrijfsuren geeft aan hoeveel uur
de robotmaaier in bedrijf is geweest sinds de
productiedatum. De tijd die de robotmaaier heeft
gemaaid of naar het laadstation heeft gezocht, wordt
ook als rijtijd geteld.
• AlsdefunctieProelenwordtgebruikt(
niet van
toepassing voor
Automower
®
310), wordt de naam
vanhetactieveproelweergegeven.Eensternaast
de naam geeft aan dat er nog niet opgeslagen
wijzigingenvoorhetproelzijn.
3012-569
3012-1381
3012-1094
3012-1354
3012-XXXX
E F
310,315,NL.indd 37 2015-04-14 16.28
Nederlands - 38
BEDIENINGSPANEEL
Het toetsenbord bestaat uit zes groepen knoppen:
• De START-knop wordt gebruikt om de robotmaaier
te activeren. Dit is gewoonlijk de laatste knop die
wordt ingedrukt voordat de klep van het display wordt
gesloten.
• De Terug en OK-knoppen worden gebruikt voor
navigatie in het menu. De OK-knop wordt ook
gebruikt om instellingen in het menu te bevestigen.
• De pijltoetsen worden gebruikt om in het menu te
navigeren, maar dienen ook om selecties te maken in
bepaalde instelmogelijkheden.
• De MENU-knop wordt gebruikt om naar het
hoofdmenu te gaan.
• De PARK-knop wordt gebruikt om de robotmaaier
naar het laadstation te sturen.
• De cijfers worden gebruikt om instellingen in te
voeren, bijvoorbeeld de PIN-code, de tijd of de
uitrijrichting. Ze kunnen ook worden gebruikt voor het
invoeren van een reeks cijfers voor snelkoppelingen
naar de diverse menu's. Zie6.1Hoofdmenuop
pagina41.
5.1 Bedieningsselectie Start
Wanneer de START-knop is ingedrukt, kunnen de
volgende bedieningsmodi worden geselecteerd.
Hoofdgebied
De standaard, automatische bedieningsmodus waarbij
de robotmaaier steeds afwisselend maait en wordt
opgeladen.
Bijgebied
De bedieningsmodus Bijgebied wordt gebruikt voor het
maaien van bijgebieden van waaruit de robotmaaier
niet automatisch terug kan rijden naar het laadstation.
Voor informatie over bijgebieden, zie3.4Installatievande
begrenzingsdraadoppagina21.
Na selecteren van Bijgebied maait de robotmaaier totdat
de accu leeg is.
Als de robotmaaier wordt opgeladen in de Bijgebied-
modus, wordt de maaier volledig geladen en rijdt hij
vervolgens 50 cm uit het laadstation en stopt. Dit geeft
aan dat hij volledig is opgeladen en gereed is om te
maaien.
Als het hoofdgebied moet worden gemaaid na het laden,
schakelt u de bedieningsmodus eerst naar Hoofdgebied
alvorens de robotmaaier in het laadstation te plaatsen.
3012-1094
3012-1380
310,315,NL.indd 38 2015-04-14 16.28
Nederlands - 39
BEDIENINGSPANEEL
Negeer timer
Alle timerinstellingen kunnen tijdelijk worden genegeerd
door Negeertimerte selecteren. Het is mogelijk om de
timer gedurende 1, 3 of 5 dagen te onderdrukken.
Intens maaien
Niet van toepassing voor Automower® 310.
Intens maaien betekent dat de robotmaaier in een
spiraalvormig patroon maait om het gras te maaien in
het gebied waar hij is gestart. Wanneer dit is gebeurd,
schakelt de maaier automatisch om naar Hoofdgebied of
Bijgebied.
Deze functie is handig om snel een gebied te maaien
waar het gras minder gemaaid is dan elders in de tuin.
De functie Intensmaaien kan worden geactiveerd met de
START-knop. U kunt selecteren hoe de robotmaaier moet
blijvenwerkennadathetmaaienisbeëindigddooropde
knop Rechterpijl te drukken en daarna Inhoofdgebiedof
Inbijgebied te kiezen.
5.2 Bedieningsselectie Parkeren
Wanneer de PARK-knop is ingedrukt, kunnen de
volgende bedieningsmodi worden geselecteerd.
Parkeer tot nader order
De robotmaaier blijft in het laadstation totdat een andere
bedieningsmodus wordt geselecteerd via de START-
knop.
Start weer over 3 uur
De robotmaaier blijft in het laadstation gedurende drie uur
en keert daarna automatisch terug naar de normale
bedieningsmodus. Deze bedieningsmodus is geschikt
als de bediening moet worden onderbroken, bijv. voor
tijdelijke besproeiing of spelen op het gazon.
Start op volgende timer
De robotmaaier blijft in het laadstation tot de volgende
timerinstelling de maaier toestaat om te maaien. Deze
bedieningsmodus kan worden gebruikt om een reeds
gestarte maaicyclus te annuleren en de robotmaaier tot
de volgende dag in het laadstation te laten staan.
Deze optie wordt niet weergegeven als er geen
timerinstellingen zijn.
3012-1223
310,315,NL.indd 39 2015-04-14 16.28
Nederlands - 40
BEDIENINGSPANEEL
5.3 Hoofdschakelaar
Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te
starten.
Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de robotmaaier niet
in gebruik is of als er werkzaamheden aan de maaischijf
worden uitgevoerd.
Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de
motoren van de robotmaaier niet starten.
3012-1301
310,315,NL.indd 40 2015-04-14 16.28
Nederlands - 41
MENUFUNCTIES
6 Menufuncties
6.1 Hoofdmenu
Het hoofdmenu bestaat uit de volgende drie opties:
• Timer
• Veiligheid
• Meldingen
• Weertimer(alleenvoorAutomower®315)
• Installatie
• ECO-modus
• Instellingen
• Accessoires
Elke optie heeft een aantal submenu's. Alle functies
voor de instellingen van de robotmaaier zijn via deze
submenu's toegankelijk.
Tussen menu's bladeren
Gebruik de pijltoetsen om door het hoofdmenu en de
submenu's te bladeren. Voer waarden en tijden in via
de numerieke toetsen en bevestig elke selectie met de
meerkeuzeknop OK. Druk op TERUG om een stap terug
te gaan in het menu of houd de MENU-knop 2 seconden
ingedrukt om direct terug te gaan naar het hoofdmenu.
Submenu's
Sommige submenu's bevatten een vakje dat kan worden
geselecteerd. Dit dient om te selecteren welke optie(s)
wordt/worden geselecteerd of om aan te geven of een
functie is ingeschakeld/uitgeschakeld. Plaats of verwijder
het vinkje in het vakje door te drukken op OK.
3012-1355
3012-1094
310,315,NL.indd 41 2015-04-14 16.28
Nederlands - 42
MENUFUNCTIES
6.2 Menustructuur
De volgende tabel geeft een beknopt overzicht van de beschikbare menuopties in het hoofdmenu. Het
volgende hoofdstuk bevat uitgebreidere informatie over de wijze waarop elke functie wordt gebruikt en welke
instelmogelijkheden beschikbaar zijn.
Gebruik de pijltoetsen om door het menu te bladeren. Bevestig elke selectie met OK.
Timer
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Daarom
is het belangrijk om de rijtijd via de timerfunctie te beperken als het werkgebied
kleiner is dan de werkcapaciteit van de robotmaaier. De timerfunctie is ook een
ideaal hulpmiddel om te bepalen welke periode de robotmaaier niet mag maaien,
bijvoorbeeld als de kinderen in de tuin spelen.
Beveiliging
Via dit menu kunt u instellingen met betrekking tot de beveiliging en de verbinding
tussen de robotmaaier en het laadstation wijzigen.
Er zijn drie veiligheidsniveaus waaruit u kunt kiezen, maar het is ook mogelijk om een
eigencombinatievanbeveiligingsfunctiestedeniëren.
Meldingen
Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en infomeldingen worden uitgelezen. Voor
de meest voorkomende foutmeldingen zijn er tips en adviezen beschikbaar waarmee u
de fout kunt verhelpen.Zie9.1Foutmeldingenoppagina73.
Weertimer
Niet van toepassing voor Automower® 310.
Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden automatisch aanpassen aan de
snelheid waarmee het gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien
van het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras minder snel groeit, zal
de robotmaaier automatisch minder tijd aan het gazon besteden.
Installatie
Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied
te leiden en in te stellen hoe de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel
maaigebieden hoeven de fabrieksinstellingen niet te worden gewijzigd, d.w.z. dat de
robotmaaier zelf de verschillende zoekmethoden en de bijbehorende instellingen kan
combineren.
ECO-modus
Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus, de begeleidingsdraden en
het laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de
maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van timerinstellingen.
Instellingen
Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de algemene instellingen van de
robotmaaier, zoals de datum en tijd.
Accessoires
Inditmenukuntudeinstellingencongurerenvooraccessoiresdieopdemaaierzijn
aangebracht. Neem contact op met uw dealer voor informatie over welke accessoires
geschikt zijn voor uw robotmaaier.
310,315,NL.indd 42 2015-04-14 16.28
Nederlands - 43
MENUFUNCTIES
6.3 Timer
Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te
vaak laten maaien. Daarom is het belangrijk om de rijtijd
via de timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner
is dan de werkcapaciteit van de robotmaaier. Wanneer
wordt toegestaan dat de robotmaaier te vaak maait, lijkt
het gazon afgevlakt en wordt de robotmaaier blootgesteld
aan onnodige slijtage.
De timerfunctie is ook een ideaal hulpmiddel om te
bepalen welke periode de robotmaaier niet mag maaien,
bijvoorbeeld als de kinderen in de tuin spelen.
Optimale prestaties worden verkregen wanneer de timer
wordt uitgeschakeld en de robotmaaier 24 uur per dag en
7 dagen per week mag maaien.
Op basis van de fabrieksinstelling is de timer
uitgeschakeld en zal de robotmaaier 24 uur per dag en
7 dagen per week werken. Dit is gewoonlijk een geschikte
instelling voor een werkgebied die overeenkomt met
de maximale prestaties, dat wil zeggen 1500 m
2
voor
Automower® 315 en 1000 m
2
voor Automower® 310.
Als u de timer instelt, bereken dan dat de robotmaaier
ongeveer 63 m
2
per uur per dag maait. Voorbeeld;
Als het werkgebied 800 m
2
is, moet de robotmaaier
ongeveer 13 uur per dag maaien.
De rechter tabel geeft suggesties voor verschillende
instellingen voor de timer afhankelijk van de grootte van
de tuin. De tabel kan worden gebruikt om de bedrijfstijd
in te stellen. De tijden zijn indicatief, mogelijk moeten ze
worden aangepast aan de tuin. Gebruik de tabel als volgt:
• Zoek een werkgebied op dat het beste past bij het
gebied van de tuin.
• Selecteer een geschikt aantal werkdagen per week
(voor sommige werkgebieden zijn mogelijk 7 dagen
nodig).
• Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag de
robotmaaier mag werken voor het geselecteerde
aantal werkdagen.
• Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aan dat
overeenkomt met de gewenste werkuren per dag.
Wanneer de timerinstellingen zijn ingesteld, wordt
op de startpagina een kloksymbool weergegeven.
Het kloksymbool is zwart wanneer de robotmaaier niet
mag maaien op basis van een timerinstelling en wit
wanneer de robotmaaier wel mag maaien.
Het is mogelijk om twee werkperiodes per dag te
congureren.Elkedagkanuniekewerkperiodeshebben,
maar het is ook mogelijk om de werkperiode voor de
huidigedagtekopiërennaaralleanderedagen.
Werkgebied Werkdagen
per week
Werkuren
per dag
Suggestie
van
tijdsinterval
250 m
2
5 5,5 uur 07:00 - 12:30
7 6 uur 07:00 - 11:00
500 m
2
5 11 uur 07:00 - 18:00
7 8 uur 07:00 - 15:00
750 m
2
5 17 uur 07:00 - 24:00
7 12 uur 07:00 - 19:00
1000 m
2
5 22,5 uur 01:00 - 23:30
7 16 uur 07:00 - 23:00
1250 m
2
(alleen voor
Automower®
315)
6 23,5 uur 00:00 - 23:30
7 20 uur 03:00 - 23:00
1500 m
2
(alleen voor
Automower®
315)
7 24 uur 00:00 - 24:00
Maandag
Periode 1
Ma
alle
dagen
Di Wij Do Vr Za Zo
Huidige
dag
Heel
de week
Periode 2 Kopiëren Reset
310,315,NL.indd 43 2015-04-14 16.28
Nederlands - 44
MENUFUNCTIES
Overzicht
Defunctiegeeftgraschweeropwelkeurenendagen
de robotmaaier werkt. De tijd waarop de robotmaaier
zal maaien, wordt aangegeven met een zwarte lijn.
De rest van de tijd is de robotmaaier in het laadstation
geparkeerd.
Dag wijzigen
Selecteer voor het wijzigen van de timerinstellingen eerst
de te wijzigen dag op het scherm Overzicht met behulp
van de pijl links en de pijl rechts gevolgd door OK.
Maximaal twee tijdsintervallen per dag kunnen worden
ingevoerd. Zorg ervoor dat het selectievakje naast
Periode 1 is afgevinkt om een interval voor Periode 1 in
te voeren. Selecteer het selectievakje en druk op OK om
het vinkje te plaatsen of te verwijderen. Voer de gewenste
tijden in met behulp van het numerieke toetsenblok.
Als er twee intervallen zijn gewenst, vink dan eerst het
selectievakje naast Periode 2 af en voer vervolgens de
tijden in zoals hierboven. Twee intervallen kunnen nuttig
zijn om het gazon te gebruiken voor andere activiteiten
tijdens bepaalde uren, bijvoorbeeld door Periode 1 in
te voeren: 00:00-15:00 uur en Periode 2: 21:00-24:00.
De maaimachine wordt vervolgens geparkeerd in het
laadstation tussen 15:00 en 21:00 uur.
Verwijder het vinkje van beide perioden om maaien
gedurende de hele dag uit te schakelen.
Kopiëren
Gebruik deze functie om de instellingen voor de huidige
dagtekopiërennaaranderedagen.
Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag om de cursor
naar een andere dag te verplaatsen. De tijden zullen
worden gekopieerd naar de dagen die met OK zijn
gemarkeerd.
Reset
Deze functie reset de timer naar de fabrieksinstelling,
waarbij de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per
week mag werken.
Huidige dag
Hiermee wordt de geselecteerde dag in het tabsysteem
gereset.
Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier
24 uur per dag werken.
3012-1356
3012-1359
3012-1357
3012-1358
310,315,NL.indd 44 2015-04-14 16.28
Nederlands - 45
MENUFUNCTIES
Heel de week
Hiermee worden alle dagen van de week gereset.
Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier
24 uur per dag en 7 dagen per week werken.
6.4 Veiligheid
Via deze selectie kunnen instellingen met betrekking tot
de beveiliging en de verbinding tussen de maaier en het
laadstation worden aangepast.
Veiligheidsniveau
U kunt kiezen uit drie veiligheidsniveaus. Gebruik de
pijltoetsen omlaag en omhoog om een veiligheidsniveau
te selecteren.
Bij de veiligheidsniveaus Laag en Midden is de toegang
tot de robotmaaier geblokkeerd als de PIN-code
onbekend is. Bij veiligheidsniveau Hoog klinkt er
tevens een waarschuwingspiepje als er niet binnen een
ingestelde termijn de juiste PIN-code wordt ingevoerd.
Druk op de stopknop om de robotmaaier uit te schakelen
en zet de hoofdschakelaar op 0.
Werking Laag Midden Hoog
Tijdsslot X X X
PIN-verzoek X X
Alarm X
Tijdsslot
Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen niet
meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-code
wordt ingevoerd. Na het verstrijken van deze 30 dagen
blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar als de klep
wordt geopend, verschijnt de melding Voerpincodein.
Voer uw code weer in en druk op OK.
Hierna moet de pincode telkens worden ingevoerd als de
hoofdschakelaar op 1 wordt gezet.
PIN-verzoek
Deze functie houdt in dat de maaier altijd om een
PIN-code vraagt wanneer de klep wordt geopend. Om
de robotmaaier te kunnen gebruiken, moet de juiste
PIN-code worden ingevoerd.
Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde PIN-code
wordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige tijd
geblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij elke
volgende mislukte poging verlengd.
Alarm
Deze functie houdt in dat er een alarmsignaal klinkt
wanneer de pincode niet binnen 10 seconden na het
indrukken van de STOP-knop wordt ingevoerd of wanneer
de robotmaaier om de een of andere reden is opgetild.
Een tikkend geluid geeft aan dat de PIN-code moet
worden ingevoerd om te voorkomen dat het alarm afgaat.
Het alarm kan op elk moment weer worden uitgeschakeld
door invoer van de juiste PIN-code.
3012-1360
Veiligheid
Veiligheidsniveau
Laag Midden Hoog
Duur
Nieuw
lus-signaal
Wijzig
Pincode
Uitgebreid
Reset
veiligheidsinstellingen
Duur van
het alarm
Duur van
tijdslot
310,315,NL.indd 45 2015-04-14 16.28
Nederlands - 46
MENUFUNCTIES
Uitgebreid
Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een
unieke koppeling tussen de betreffende robotmaaier
en het laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan
het nodig zijn om een nieuw signaal te genereren,
bijvoorbeeld als twee aangrenzende installaties signalen
gebruiken die erg op elkaar lijken.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation waaraan
de robotmaaier moet worden gekoppeld.
2. Selecteer Nieuwlussignaal in het menu en druk
op OK.
Druk op OK en wacht op de bevestiging dat het
lussignaal is gegenereerd. Dit duurt gewoonlijk ongeveer
10 seconden.
Wijzig PIN-code
Voer de nieuwe pincode in en druk op OK. Bevestig door
dezelfde code opnieuw in te voeren en op OK te drukken.
Als de pincode is gewijzigd, wordt op het display heel kort
de melding Pincodeveranderdweergegeven.
Maak een notitie van de nieuwe pincode op de aangegeven
regel in Aantekeningen op pag. 2.
Duur
Duur van het alarm
Wanneer Alarm is geactiveerd, is het tevens mogelijk
om te selecteren hoe lang het alarmsignaal moet duren.
U kunt een waarde van 1 tot 20 minuten selecteren.
Duur van tijdslot
Een tijdslot kan worden ingesteld om te bepalen na
hoeveel dagen de pincode moet worden ingevoerd voor
gebruik. 1-90 dagen kunnen worden geselecteerd.
Reset veiligheidsinstellingen
Alleen resetten van de beveiligingsinstellingen naar
de fabrieksinstelling.
310,315,NL.indd 46 2015-04-14 16.28
Nederlands - 47
MENUFUNCTIES
6.5 Meldingen
Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en
infomeldingen worden uitgelezen. Voor de meest
voorkomende foutmeldingen zijn er tips en adviezen
beschikbaar waarmee u de fout kunt verhelpen.
Zie9.1Foutmeldingenoppagina73.
Foutmeldingen
Als de werking van de robotmaaier op enige wijze wordt
verstoord, bijvoorbeeld als hij vast komt te zitten onder
een gevallen tak, wordt er op het display van de maaier
een melding weergegeven met betrekking tot de storing
en het tijdstip waarop deze zich voordeed.
Als dezelfde foutmelding meerdere keren wordt
herhaald, kan dit betekenen dat er een aanpassing aan
de installatie of de robotmaaier moet worden gemaakt.
Zie9.1Foutmeldingenoppagina73 voor meer
informatie over mogelijke redenen voor elke melding.
De lijst bevat de laatste 50 foutmeldingen, gesorteerd op
datum, waarbij het meest recente incident boven aan de
lijst staat.
Door een foutmelding te selecteren en op de OK-knop
te drukken, kunt u de datum en de tijd zien waarop de
foutmelding werd weergegeven.
Tips en advies om u te helpen het probleem zelf
oplossen, worden ook weergegeven.
Infomeldingen
Op het display getoonde meldingen die niet het gevolg
zijn van een fout, worden opgeslagen onder het kopje
Infomeldingen. Een voorbeeld van dergelijke berichten:
Hellingistesteil. Zie9.1Foutmeldingenoppagina73
voor meer informatie over mogelijke redenen voor elke
melding.
De lijst bevat de laatste 50 foutmeldingen, gesorteerd op
datum, waarbij het meest recente incident boven aan de
lijst staat.
Reset meldingen
Om alle opgeslagen meldingen te verwijderen, selecteert
u Reset en drukt u op OK. Bevestig door nog een keer op
OK te drukken.
Meldingen
Foutmeldingen Infomeldingen
Reset
meldingen
310,315,NL.indd 47 2015-04-14 16.28
Nederlands - 48
MENUFUNCTIES
6.6 Weertimer
Niet van toepassing op Automower® 310.
Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden
automatisch aanpassen aan de snelheid waarmee het
gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het
groeien van het gras maait de robotmaaier vaker en
wanneer het gras minder snel groeit, zal de robotmaaier
automatisch minder tijd aan het gazon besteden.
De robotmaaier zal echter niet langer werken dan de tijd
dieindetimerinstellingenkanwordengecongureerd.
Voor optimale weertimerprestaties raden we aan om bij
het instellen van de timer alleen de tijden te deselecteren
waarop de robotmaaier niet moet werken. Andere tijden
moeten beschikbaar zijn voor de weertimer.
Wanneer de weertimer is geactiveerd, heeft de
robotmaaier tijd nodig om te bepalen wat de optimale
maaitijd voor het betreffende werkgebied is. Daarom
kan het enkele dagen duren voordat de maairesultaten
optimaal zijn.
Wanneer de weertimer is geactiveerd, is het erg belangrijk
om regelmatig te controleren of de maaischijf schoon
is en de messen in goede staat zijn. Gras dat rond de
maaischijfas is gedraaid of botte messen kunnen de
werking van de weertimer beïnvloeden.
Weertimer
Activeren van de weertimer: plaats de cursor op Aan en
druk op OK.
Maaitijd
Als de maairesultaten bij gebruik van de weertimer niet
optimaal zijn, kan het nodig zijn om de maaitijdinstellingen
aan te passen.
Maaitijd instellen: plaats de cursor op Maaitijd en verleng
of verkort de maaitijd met de rechter- en linkerpijltoets in
drie vooraf ingestelde stappen.
Hoe langer de geselecteerde maaitijd, des te langer de
robotmaaier mag maaien.
Weertimer
MaaitijdAan/Uit
LaagLaag - Midden Hoog Hoog +
3012-1259
310,315,NL.indd 48 2015-04-14 16.28
Nederlands - 49
MENUFUNCTIES
6.7 Installatie
Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied te leiden en in te stellen hoe
de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel werkgebieden is het niet nodig om de fabrieksinstellingen te
wijzigen, waarbij de robotmaaier de diverse zoekmethoden en de onderliggende instellingen zelf combineert.
3012-1100
Gazondekking
Via dit menu kan de robotmaaier naar afgelegen delen van
een werkgebied worden geleid. Deze belangrijke functie
is bedoeld om een gelijkmatig maairesultaat in het gehele
werkgebied te handhaven. In zeer complexe tuinen met
bijvoorbeeld veel zones die met elkaar verbonden zijn
via smalle doorgangen, kan het maairesultaat worden
verbeterd door een aantal handmatige instellingen te
maken, zoals hieronder beschreven.
Op basis van de fabrieksinstellingen kan de robotmaaier de
begeleidingsdraad over een lengte van 300 meter volgen
in 20% van de gevallen dat de robotmaaier het laadstation
verlaat.
Overzicht
Er kunnen maximaal drie afgelegen gebieden worden
ingesteld. Er zijn een aantal unieke selecties nodig om de
robotmaaier toe te staan om de afgelegen zone te bereiken.
Selecteer een gebied met behulp van de pijltoetsen naar
links en rechts gevolgd door OK om de instellingen te
veranderen.
Regio X > Hoe?
Selecteer rechts, links of Volg op basis van de locatie van
het gebied ten opzichte van het laadstation. De richting
(rechts of links) wordt bepaald met het gezicht naar het
laadstation gericht.
Gebruik de pijltoetsen rechts en links om tussen de
verschillende opties te schakelen.
3012-1361
Installatie
Uitgebreid
UitrijhoekenDoorrijbreedte
Achteruitrij-
afstand
Rijd
over draad
Installatievorm
Automatische
doorgangsdetectie
Regio 1-3
Hoe?
Gazondekking
Hoe
ver?
Hoe
vaak?
Uitscha-
kelen
Meer
Test Reset
Vind laadstation
Grens
Volg
Lader
Vertraging
Uitscha-
kelen
Meer
Test
links
Reset
Test
rechts
Vertraging
Uitscha-
kelen
Meer
Testgids Reset
Laadstationbereik
310,315,NL.indd 49 2015-04-14 16.28
Nederlands - 50
MENUFUNCTIES
Regio X > Hoe ver?
Voer de afstand in meters in langs de stroomdraad vanaf
het laadstation naar het gebied waar de robotmaaier
begint te maaien.
Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in meter te
speciceren.
Tip! Bepaal via de functie Test hoe groot de afstand tot
het gebied is. De afstand in meters wordt weergegeven
op het display van de maaier wanneer STOP is ingedrukt.
ZieGebiedX>Meer>Testoppagina51.
Regio X > Hoe vaak?
Het aantal keren dat de robotmaaier naar de afgelegen
zone moet worden geleid, wordt ingesteld als een
percentage van het totale aantal keren dat hij het
laadstation verlaat. Alle andere keren begint de
robotmaaier te maaien bij het laadstation.
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het
totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone
bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak
bestrijkt, selecteert u 50%. Als de afgelegen zone kleiner
is, voert u een lager getal in. Wanneer er meerdere zones
zijn, moet u erom denken dat het totaal nooit hoger kan
zijn dan 100%.
Zie de voorbeelden in 7Voorbeeldenvantuinenop
pagina63.
Gebruik de cijfertoetsen om het percentage in te voeren.
Gebied X > Uitschakelen/Inschakelen
Elk gebied kan worden uitgeschakeld en ingeschakeld
zonder dat de instellingen opnieuw moeten worden
ingevoerd. Selecteer Uitschakelen/Inschakelen en druk
op OK.
? m
3012-1084
3012-1086
3012-1330
310,315,NL.indd 50 2015-04-14 16.28
Nederlands - 51
MENUFUNCTIES
Gebied X > Meer > Test
Het testen van geselecteerde instellingen kan worden
beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie.
Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier
zo ver mogelijk weg van de lus als is toegestaan op basis
van de geselecteerde doorrijbreedte.
Om de geselecteerde instellingen te testen:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Gebruik de pijltjestoetsen omlaag en rechts/
links om het te testen gebied te selecteren op het
scherm Overzicht. Druk op OK.
3. Selecteer Meer en druk op OK.
4. Selecteer Test en druk op OK.
5. Druk op START en sluit de klep van het display.
6. De robotmaaier zal nu het laadstation verlaten
en de geselecteerde lus in de richting van de
afgelegen zone gaan volgen. Controleer of de
robotmaaier de vereiste afstand langs de lus
helemaal kan volgen.
7. De test is gelukt als de robotmaaier de
geselecteerde lus zonder problemen kan volgen
naar het vereiste startpunt.
Om de afstand tot een afgelegen zone te meten:
1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation.
2. Voer in de menufunctie GebiedX>Hoever? een
afstand in die boven iedere twijfel hoger is dan
het werkelijke getal. De maximale afstand die kan
worden ingevoerd is 500 meter.
3. Selecteer GebiedX>Meer>Testen druk op OK.
4. Druk op START en sluit de klep van het display.
5. Druk op STOP op de gewenste positie. De
afstand wordt nu weergegeven in het display. Dit
getal kan nu worden ingevoerd in RegioX>Hoe
ver?.
Reset
Via deze functie kan een afzonderlijke regio-instelling
worden teruggezet naar de fabrieksinstelling. Selecteer
GebiedX met behulp van de pijltjestoetsen links/rechts
gevolgd door OK om een gebiedsinstelling te resetten.
Selecteer Meer en druk op OK. Selecteer Reset en druk
op OK.
3012-1362
310,315,NL.indd 51 2015-04-14 16.28
Nederlands - 52
MENUFUNCTIES
Het laadstation vinden
De robotmaaier kan worden ingesteld om het laadstation
te zoeken op een of meer van de volgende drie manieren:
Volg, Begrenzingslus en Laadstation. Op basis van de
fabrieksinstellingen worden deze zoekopties automatisch
gecombineerd om het laadstation zo snel mogelijk te
vinden, maar met een minimale kans op spoorvorming.
In zeer complexe tuinen, bijvoorbeeld met veel gebieden
die met elkaar zijn verbonden door smalle doorgangen,
wordt de benodigde tijd voor het vinden van het
laadstation verkort door een aantal van de handmatige
instellingen hieronder door te voeren.
De robotmaaier begint bij het zoeken naar het laadstation
altijd met een onregelmatige zoekmethode.
Wanneer de robotmaaier het laadstation na een bepaalde
periode van onregelmatig zoeken nog steeds niet kan
vinden, gaat hij ook zoeken naar de begeleidingsdraden
en na enige tijd eveneens naar de begrenzingsdraad om
vervolgens een van deze te volgen naar het laadstation.
Deze tijd wordt opgegeven in minuten en wordt de
uitsteltijd genoemd.
Voorbeeld:
3 minuten uitstel voor Volg en 11 minuten voor de
begrenzingslus. In dit geval zoekt de robotmaaier
eerst 3 minuten onregelmatig en daarna zoekt hij
gedurende 7 minuten naar de begeleidingsdraden.
Als hij na deze tijd nog geen begeleidingsdraad
heeft gevonden, gaat hij ook op zoek naar de
begrenzingslus.
Het is natuurlijk ook mogelijk om voor zowel de
begeleidingsdraden en de begrenzingslus dezelfde
uitsteltijd op te geven, bijvoorbeeld 5 minuten. In dat
geval zoekt de robotmaaier onregelmatig gedurende
5 minuten om daarna, als hij het laadstation nog niet
heeft gevonden, verder te gaan met zoeken door de
begeleidingsdraden of de begrenzingslus te volgen,
afhankelijk van welke hij het eerst vindt.
Over het algemeen maakt een langere uitsteltijd de
kans op spoorvorming kleiner (de robotmaaier zal het
laadstation vaker vinden via onregelmatig zoeken), maar
het zorgt tevens voor langere zoektijden. Een korte
uitsteltijd geeft het omgekeerde effect, d.w.z. kortere
zoektijden met een grotere kans op spoorvorming langs
de begeleidingsdraden en/of begrenzingsdraden.
Overzicht
Deze functie geeft een overzicht van de geselecteerde
instellingen voor elke zoekmethode. Selecteer de methode
voor het wijzigen van de instellingen voor een methode met
behulp van de pijltjestoetsen links en rechts gevolgd door
OK.
3 min
Random
Guide 1
Boundary wire
=Delay time
=Search mode
11 min
3012-1349
3012-1363
310,315,NL.indd 52 2015-04-14 16.28
Nederlands - 53
MENUFUNCTIES
Begrenzingslus
Gebruik de cijfertoetsen om de uitsteltijd in te voeren.
Deze tijd is meestal langer dan de tijd voor Volg,
omdat het gewoonlijk beter is als de robotmaaier de
begeleidingsdraad volgt om terug te keren naar het
laadstation. De uitsteltijd wordt gewoonlijk opgegeven als
een waarde tussen 10 en 20 minuten maar kan ook korter
zijn als er geen begeleidingsdraad is geïnstalleerd en het
onwaarschijnlijk is dat de robotmaaier het laadstation met
behulp van onregelmatig zoeken kan vinden.
Als de robotmaaier een begeleidingsdraad passeert
terwijl de begrenzingsdraad wordt gevolgd, zoekt hij niet
langer langs de begrenzingsdraad, maar volgt hij de
begeleidingsdraad tot in het laadstation.
Begrenzing > Uitschakelen/Inschakelen
Als het in de installatie echt onwenselijk is om de
begrenzingslus te volgen, moet het selectievakje
Begrenzingsmethodeworden uitgeschakeld. Selecteer
Uitschakelen en druk op OK om de begrenzingsmethode
uit te schakelen.
Volg
Gebruik de cijfertoetsen om de uitsteltijd in te voeren.
De uitsteltijd wordt gewoonlijk opgegeven als een waarde
tussen 0 en 10 minuten.
Volg > Uitschakelen/Inschakelen
Normaal gesproken hoeft de Volg-methode niet te worden
uitgeschakeld, ook al is er geen begeleidingsdraad
geïnstalleerd. Selecteer Uitschakelen en druk op OK om
de Volg-methode uit te schakelen.
Laadstationbereik
Er kunnen redenen zijn om het bereik van het laadstation
in zeldzame gevallen te beperken. Dat kan bijvoorbeeld
nodig zijn als het laadstation dicht bij een struik of muur
staat, waardoor de robotmaaier niet in het laadstation
kan dokken terwijl hij wel de signalen van het laadstation
ontvangt. In dergelijke gevallen is het gewoonlijk beter om
het laadstation te verplaatsen. Als dit echter niet mogelijk
is, kan het bereik van het laadstation worden beperkt.
3012-1365
3012-1364
3012-1366
310,315,NL.indd 53 2015-04-14 16.28
Nederlands - 54
MENUFUNCTIES
Test instellingen
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het bereik van het laadstation hoeft
enkel in uitzonderlijke gevallen te worden
beperkt. Het is gewoonlijk beter om het
laadstation naar een geschiktere locatie in
het werkgebied te verplaatsen.
Het testen van geselecteerde instellingen kan worden
beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie.
Om de geselecteerde instellingen te testen:
1. Plaats de robotmaaier op ongeveer 3 meter
vanaf de te testen draad (begrenzingsdraad of
de begeleidingsdraad), met de voorzijde naar de
draad gericht.
2. Gebruik de pijltjestoets rechts/links om de te
testen methode te selecteren in het scherm
Overzicht.
3. Selecteer Meer en druk op OK.
4. Selecteer Testgids onder Volginstellingen of Test
rechts of Test links onder Begrenzingsinstellingen
en druk op OK.
5. Druk op START en sluit de klep van het display.
Controleer of de robotmaaier de
begeleidingsdraad helemaal volgt tot aan
het laadstation en in het laadstation dokt. De
test is alleen gelukt als de robotmaaier de
begeleidingsdraad over het gehele traject naar
het laadstation kan volgen en meteen bij de
eerste poging dokt. Als het de robotmaaier niet
lukt om bij de eerste poging te dokken, probeert
hij het automatisch opnieuw. De installatie is niet
goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer
pogingen nodig heeft om in het laadstation te
dokken.
Als de robotmaaier de draad niet kan volgen,
komt dit in veel gevallen doordat obstakels dicht
bij de draad niet zijn geïsoleerd of doordat de
begeleidingsdraad op een steile helling niet onder
een hoek is gelegd. Controleer of het laadstation,
de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad
zijn geïnstalleerd volgens de instructies in
hoofdstuk 3.2, 3.4 en 3.6.
Als de handmatige instellingen zijn ingevoerd,
kan het zijn dat hierbij ook een verkeerde
doorrijbreedte is geselecteerd.
6. De test is gelukt als de robotmaaier de
geselecteerde draad naar het laadstation kan
volgen en zonder problemen bij de eerste poging
kan dokken.
Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier
zo ver mogelijk weg van de draad als is toegestaan op
basis van de geselecteerde doorrijbreedte.
3012-1350
310,315,NL.indd 54 2015-04-14 16.28
Nederlands - 55
MENUFUNCTIES
Reset
Despeciekeinstellingenvooriederemethodekunnen
worden teruggezet naar de fabrieksinstelling. Selecteer de
methode met behulp van de pijltjestoetsen links en rechts
gevolgd door OK om terug te zetten. Selecteer Meer, Reset
en druk op OK.
Uitgebreid
Onder het kopje Uitgebreid vindt u nog meer instellingen die
bepalen hoe de robotmaaier zich gedraagt. De instellingen
in dit menu zijn enkel nodig als aanvullende besturing van
de maaier absoluut noodzakelijk is, bv. bij zeer complexe
tuinen. De fabrieksinstellingen zijn zo geselecteerd dat ze
zouden moeten werken voor de meeste werkgebieden.
Doorrijbreedte
De doorrijbreedte bepaalt hoe ver de robotmaaier
verwijderd mag blijven van de begeleidingsdraad/
begrenzingsdraad wanneer hij deze van en naar het
laadstation volgt. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Door op diverse afstanden vanaf de draad te werken,
wordt de kans op spoorvorming verkleind. Om de kans
op spoorvorming te beperken, wordt aangeraden om de
grootste doorrijbreedte te kiezen die mogelijk is op basis
van de grootte van het werkgebied.
De robotmaaier stelt zelf de doorrijbreedte in afhankelijk
van de grootte van het maaigebied wanneer hij zich langs
een geleidingsdraad verplaatst. Dankzij het ingebouwde
automatische mechanisme kan de robotmaaier de
afstandvanafdedraadvariërenopbasisvanwaarinhet
werkgebied deze zich bevindt. De doorrijbreedte wordt
bijvoorbeeld automatisch verkleind in smalle doorgangen.
De fabrieksinstellingen zijn geschikt voor veel
werkgebieden, d.w.z. dat de robotmaaier zelf de
ingebouwde functies kan gebruiken om de grootst
mogelijke doorrijbreedte aan te houden. In complexere
tuinen, bv. waar de begeleidingsdraad dicht bij obstakels
is gelegd omdat deze obstakels niet met behulp van
de begrenzingslus konden worden geïsoleerd, kan de
bedrijfszekerheid worden verbeterd door een aantal van de
hieronder vermelde handmatige instellingen door te voeren.
Doorrijbreedte > Begrenzing
De doorrijbreedte is in te voeren in intervallen van 1-9. Het
eerstecijfervanhetintervalspeciceertdekleinsteafstand
totaandebegrenzingslusenhettweedecijferspeciceert
de grootste afstand.
De afstand die de robotmaaier van de begrenzingslus
verwijderd blijft, varieert op basis van de indeling van
het werkgebied. Gebruik de functie Test in Installatie>
Tuindekking>GebiedX>Meer>Testom de verschillende
waarden te testen.
Gebruik de cijfertoetsen om het gewenste interval op te
geven.
De fabrieksinstelling is 3-6.
3012-1076
3012-1216
3012-1367
3012-1249
310,315,NL.indd 55 2015-04-14 16.28
Nederlands - 56
MENUFUNCTIES
Doorrijbreedte > Begeleiding
De functie Automatische passagedetectie zal automatisch
de doorrijbreedte van de begeleiding aanpassen.
Als Automatische passagedetectie is uitgeschakeld,
moeten handmatige instellingen worden ingevoerd.
De doorrijbreedte kan worden ingesteld tussen 0 en 9.
Bij de waarde 0 zal de robotmaaier pal over het midden
van de begeleidingsdraad rijden.
Gebruik de pijltoetsen om de gewenste waarde te
selecteren.
De fabrieksinstelling is 9.
Uitrijhoeken
Gewoonlijk verlaat de robotmaaier het laadstation in een
richting vanuit een uitrijsector van 90°-270°. Door de
uitrijhoeken te wijzigen, wordt het voor de robotmaaier
makkelijker om het grootste werkgebied te bereiken
wanneer het laadstation in een doorgang is geplaatst.
Uitrijhoeken > Sectoren
De robotmaaier kan worden ingesteld voor een of twee
uitrijsectoren. Als het laadstation in een doorgang is
geplaatst, kunnen er twee uitrijhoeken, bijvoorbeeld
70°-110° en 250°-290° worden gebruikt.
Bij gebruik van twee uitrijhoeken is het nodig om tevens te
specicerenhoevaakderobotmaaierhetlaadstationvia
sector 1 moet verlaten. Dat wordt gedaan via de functie
Aandeel door aanvankelijk een percentage op te geven.
Een percentage van 75% betekent bijvoorbeeld dat de
robotmaaier het laadstation in 75% van de gevallen
verlaat via Sector1 en in 25% van de gevallen via
Sector 2.
Gebruik de cijfertoetsen om de voor de sectoren
gewenste hoeken in graden en het aandeel in procenten
in te voeren.
Achteruitrijafstand
Via deze functies bepaalt u hoe ver de robotmaaier uit het
laadstation achteruit moet rijden voordat hij met maaien
begint. Dit is een nuttige functie wanneer het laadstation
bijvoorbeeld ver onder een veranda of een andere krappe
ruimte is geplaatst.
Gebruik de cijfertoetsen om de gewenste
achteruitrijafstand in centimeter in te voeren.
De fabrieksinstelling is 60 cm.
3012-1368
3012-1369
3012-1370
310,315,NL.indd 56 2015-04-14 16.28
Nederlands - 57
MENUFUNCTIES
Rijd over draad
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde
afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier
keert. Deze afstand is standaard ingesteld op 32 cm,
maar kan zo nodig worden gewijzigd. U kunt een waarde
van 15 tot 50 selecteren.
Houd er rekening mee dat de gegeven afstand slechts
een geschatte waarde is en dat deze uitsluitend dient
ter referentie. In werkelijkheid kan de afstand tussen de
robotmaaierendebegrenzingsdraadvariëren.
Speciceerhetaantalcentimetersdatderobotmaaier
voorbij de begrenzingsdraad moet rijden en druk op OK.
Installatievorm
De robotmaaier kan worden ingesteld voor een van de
volgende vormen: Open, Normaal en Complex.
Deze instelling bepaalt hoe de robotmaaier een
werkgebied tijdens het maaien bestrijkt.
• Open
Geschikt voor een werkgebied dat bestaat uit een
groot, open gazongebied met weinig obstakels en
zonder doorgangen, of voor een werkgebied waar
het maairesultaat op steile hellingen ongelijkmatig
is.
• Normaal
Geschikt voor de meeste werkgebieden. Bedoeld
voor werkgebieden met een beperkt aantal
obstakels en/of doorgangen.
• Complex
Geschikt voor werkgebieden met veel obstakels
en/of doorgangen.
Automatische doorgangsdetectie
Automatischepassagedetectie betekent dat de maaier
zelf de afstand (doorrijbreedte) bepaalt vanaf waar hij de
geleidingsdraden volgt. Als Automatischepassagedetectie
is uitgeschakeld, moet de corridorbreedte handmatig
worden ingesteld, zodat de robotmaaier langs alle
passages in de tuin gaat.
De fabrieksinstelling is dat Automatischepassagedetectie
is ingeschakeld.
3012-1372
3012-1371
3012-1255
310,315,NL.indd 57 2015-04-14 16.28
Nederlands - 58
MENUFUNCTIES
6.8 ECO
Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus,
de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit
wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de
maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van
timerinstellingen (alleen voor Automower® 315).
ECO is geschikt voor situaties waarbij andere draadloze
apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met
de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of
garagedeuren.
Wanneer het lussignaal vanwege de ECO-modus
is uitgeschakeld, knippert het indicatielampje in het
laadstation groen. Wanneer het indicatielampje groen
knippert, kan de robotmaaier alleen in het laadstation
worden gestart en niet in het werkgebied.
In de ECO-modus is het erg belangrijk om altijd de
STOP-knop in te drukken voordat de robotmaaier uit het
laadstation wordt gehaald. Het is niet mogelijk om de
robotmaaier op een andere manier te starten wanneer hij
in de ECO-modus staat. Als u de maaier per ongeluk uit
het laadstation hebt gehaald zonder eerst de STOP-knop
in te drukken, moet u de maaier weer in het laadstation
plaatsen en de STOP-knop indrukken. Alleen dan kan de
robotmaaier in het werkgebied worden gestart.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de STOP-knop alvorens de
robotmaaier uit het laadstation te verwij-
deren. de robotmaaier in de ECO-modus
staat; anders kan hij in het werkgebied
niet worden gestart.
Selecteer Gebruik ECO-modus en druk op OK om de
ECO-modus te activeren.
3012-1374
ECO-modus
Gebruik ECO-modus
310,315,NL.indd 58 2015-04-14 16.28
Nederlands - 59
MENUFUNCTIES
6.9 Instellingen
Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de
algemene instellingen van de robotmaaier.
Proelen
Niet van toepassing voor Automower® 310.
Met de functie Proelen kunt u verschillende
gebruikersinstellingen opslaan. Dit betekent dat de
instellingen gemakkelijk kunnen worden opgeslagen en
opnieuw kunnen worden gebruikt als de robotmaaier
bijvoorbeeld wordt gebruikt in andere tuinen. Er kunnen
maximaaldrieproelenwordenopgeslagen.
Instellingenineenproelopslaan
• Congureereerstdeinstellingenindemaaierdiein
hetproelwordtopgeslagen.
• Vink Gebruik Proelen aan en druk op OK.
• Selecteerhetproeldatuwiltopslaan,verplaats
de cursor met de pijltoetsen omhoog en omlaag.
• Druk op OK.
• Selecteer Opslaan en druk op OK, daarna op de
linkerpijltoets en op OK. Alle gebruikersinstellingen
zijnnuinhetgeselecteerdeproelopgeslagen.
• Alserinstellingenwordengecongureerddienietin
hetproelzijnopgeslagen,verschijnthetsymbool*
naastdeproelnaam.
3012-572
3012-574
Proelen
Hernoemen OpslaanSelecteren
Aan/Uit
Instellingen
Tijd en
datum
Spiraal-
maaien
Land en
tijdzone
Kalibratie
begeleidings-
draad
Reset alle
gebruikers-
instellingen
IntensiteitAan/Uit
Ingestelde
tijd
Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal Over
310,315,NL.indd 59 2015-04-14 16.28
Nederlands - 60
MENUFUNCTIES
Proelnaamwijzigen
Ukuntdeproelnamenwijzigen,zodatugemakkelijker
kunt onthouden welke instellingen in het desbetreffende
proelzijnopgeslagen.
• Kiesdeproelnaamdieuwiltwijzigen.
• Druk op OK.
• Selecteer Hernoem en druk op OK.
• Verplaats de cursor met de pijltoetsen. Druk op OK
om een letter te selecteren. Druk op TERUG om de
nieuwe naam op te slaan.
• Deproelnamenwordenweergegeveninhet
menu Instellingen-Proelen. De naam van
hetgeselecteerdeproelisooktezienophet
startscherm.
Eenproelgebruiken
Hieronderwordtbeschrevenhoeueenproelkunt
activeren en gebruiken, en dus gebruik kunt maken van
de opgeslagen instellingen.
• Selecteerhetproeldatuwiltactiveren.
• Druk op OK.
• Selecteer Gebruik en druk op OK.
Het robotmaaier maakt nu gebruik van de instellingen die
zijnopgeslageninhetproel.
Eén Automower
®
voor verschillende tuinen
De unieke verbinding tussen de maaier en het laadstation
wordtopgeslagenindeproelen.Daardoorkunnen
er maximaal drie laadstations worden aangesloten op
dezelfde robotmaaier.
Nieuw laadstation op de robotmaaier aansluiten:
• Slaeersteenproelopdatvoorhetoorspronkelijke
laadstation moet worden gebruikt.
• Stel daarna de maaier in het nieuwe laadstation in dat
op de maaier wordt aangesloten.
• Vink Nieuwlussignaal aan, Zie6.4Veiligheidop
pagina45.
• Slaeenproelopvoorhetnieuwelaadstation.
Om de robotmaaier in het oorspronkelijke laadstation
tekunnengebruiken,moetunuheteersteproel
selecteren. Om de robotmaaier in het nieuwe laadstation
tekunnengebruiken,moetudatproelselecteren.
3012-576
3012-575
310,315,NL.indd 60 2015-04-14 16.28
Nederlands - 61
MENUFUNCTIES
Spiraalmaaien
Als de robotmaaier in een gebied komt en detecteert
dat het gras langer dan gemiddeld is, kan hij het
bewegingspatroon aanpassen. Hij kan dan in een
spiraalvormig patroon gaan maaien om het gebied met
het langere gras sneller te maaien.
Spiraalmaaien
Spiraalvormig maaien kunt u activeren door Aan te
selecteren met behulp van de pijltoets omhoog.
Intensiteit
U kunt het intensiteitsniveau aanpassen, dus hoeveel
langer het gras boven het gemiddelde moet zijn om de
functie voor spiraalvormig maaien te starten. Een lage
intensiteit betekent dat spiraalvormig maaien minder
vaak wordt toegepast. Een hoge intensiteit betekent dat
spiraalvormig maaien vaker wordt toegepast.
Tijd & datum
Via deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenste
tijdnotatie instellen op de robotmaaier.
Tijd
Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten.
Tijdnotatie
Verplaats de cursor naar de gewenste tijdnotatie: 12u/24u
Afsluiten door te drukken op OK.
Datum
Voer de juiste datum in en druk op OK om af te sluiten.
Datumnotatie
Plaats de cursor bij de gewenste datumnotatie:
JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag)
MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar)
DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar)
Druk op OK om af te sluiten.
Taal
Gebruik deze functie om de taal voor de menu's in te
stellen.
Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK.
Land en tijdzone
Met deze functie kunt u het land selecteren waarin de
robotmaaier wordt gebruikt. Deze instelling heeft ook
invloed op de instelling van de tijdzone.
Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.
3012-1384
310,315,NL.indd 61 2015-04-14 16.28
Nederlands - 62
MENUFUNCTIES
Kalibratie begeleidingsdraad
In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om de
begeleidingsdraad te kalibreren. Doe dit uitsluitend
wanneer de robotmaaier hier zelf om vraagt of wanneer
uw dealer dit aanraadt.
1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation.
2. Selecteer Kalibratiebegeleidingen druk op OK.
3. De robotmaaier rijdt achterwaarts het laadstation
uit en voert een kalibratieprocedure uit over de
begeleidingsdraad. Daarna begint hij met maaien.
Over
In het menu Over is informatie beschikbaar over de
verschillende maaiersoftwareversies, het model en het
serienummer.
6.10 Accessoires
In dit menu kunt u de accessoires instellen die op de
maaier zijn gemonteerd. Neem contact op met uw
lokale dealer voor meer informatie over de beschikbare
accessoires.
Maaierhuis
Met deze functie kan het maaierhuis worden ingesteld.
Voorkom botsen met maaierhuis
Als u deze optie selecteert, treedt er minder slijtage van
de maaier en het huis op. Rondom het laadstation kan er
dan echter sprake zijn van meer ongemaaid gras.
Accessoires
Maaierhuis
3012-1373
310,315,NL.indd 62 2015-04-14 16.28
Nederlands - 63
VOORBEELDEN VAN TUINEN
7 Voorbeelden van tuinen
- Suggesties en instellingen
voor installatie
Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te
stemmen op de vorm van de tuin is het voor de
robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin
regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te
realiseren.
Voor verschillende tuinen kunnen verschillende
instellingen nodig zijn. Op de volgende pagina's vindt
u enkele voorbeelden van tuinen met suggesties en
instellingen voor de installatie.
Voor meer informatie over de verschillende instellingen,
zie6Menufunctiesoppagina41
Op www.automower.com vindt u nog meer hulp bij de
installatie.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De standaardinstelling voor de robotmaai-
er is zodanig gekozen dat deze geschikt is
voor zo veel mogelijk verschillende tuinen.
De instellingen hoeven enkel te worden
gewijzigd wanneer er sprake is van specia-
le installatiecondities.
310,315,NL.indd 63 2015-04-14 16.28
Nederlands - 64
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Suggesties en instellingen voor installatie
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
150 m
2
. Open en vlak gebied.
08:00-14:00
Maandag, woensdag, vrijdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
De timer moet worden gebruikt
om te voorkomen dat het gras
er platgetrapt uitziet, omdat het
gebied kleiner is dan de maximale
capaciteit van de robotmaaier.
Omdat het gebied open en niet
complex is, is voor deze installatie
geen begeleidingsdraad nodig.
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
500 m
2
. Een aantal eilanden en
een helling van 35%.
08:00-18:00
Maandag, dinsdag, woensdag,
donderdag, vrijdag, zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Leg de begeleidingsdraad onder
een hoek over de steile helling.
3012-1331
3012-1332
310,315,NL.indd 64 2015-04-14 16.28
Nederlands - 65
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
800 m
2
. L-vormige tuin met
laadstation geïnstalleerd in het
smalle gebied. Bevat enkele
eilanden.
08:00-23:00
Maandag, dinsdag, woensdag,
donderdag, vrijdag, zaterdag
Volg Aandeel60%
Fabrieksinstelling
Het Aandeel voor Volg moet
worden opgegeven als een
waarde die overeenkomt met het
grootste deel van het werkgebied,
omdat het grootste deel van het
werkgebied door de robotmaaier
makkelijk kan worden bereikt door
de geleidingsdraad vanaf het
laadstation te volgen.
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
1000 m
2
. U-vormige tuin
verbonden met een smalle
doorgang.
01:00 - 17:00
Maandag tot zaterdag
Volg Aandeel40%
Fabrieksinstelling
De begeleidingsdraad moet langs
de smalle doorgang worden
gelegd om ervoor te zorgen dat
de robotmaaier het laadstation
zonder problemen kan vinden
vanaf de linkerzijde van het
werkgebied. Aandeel40% is
geselecteerd omdat het linkerdeel
van het gebied bijna de helft van
het totale oppervlak bestrijkt.
3012-1333
3012-1213
310,315,NL.indd 65 2015-04-14 16.28
Nederlands - 66
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
800 m
2
. Asymmetrisch
werkgebied met een smalle
doorgang en enkele eilanden.
08:00-23:00
Maandag, dinsdag, woensdag,
donderdag, vrijdag, zaterdag
Volg aandeel 30%
Fabrieksinstelling
De begeleidingsdraad moet
langs de smalle doorgang
worden gelegd om ervoor te
zorgen dat de robotmaaier het
laadstation zonder problemen
kan vinden vanaf de rechterzijde
van het werkgebied. Omdat het
rechterdeel van het gebied maar
een klein deel van het werkgebied
bestrijkt, kan de fabrieksinstelling
Tuindekking worden gebruikt.
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
800 m
2
. Er zijn drie gebieden en
twee nauwe doorgangen.
08:00-23:00
Maandag, dinsdag, woensdag,
donderdag, vrijdag, zaterdag
Gebied1VolgAandeel25%
Gebied2VolgAandeel25%
Fabrieksinstelling
Omdat het werkgebied uit
diverse zones bestaat die door
nauwe doorgangen met elkaar
verbonden zijn, moet Tuindekking
worden gebruikt om diverse
zonestecreëren,vooreen
gelijkmatig maairesultaat in het
hele werkgebied.
3012-1335
3012-1334
310,315,NL.indd 66 2015-04-14 16.28
Nederlands - 67
VOORBEELDEN VAN TUINEN
Gebied
Timer
Gazondekking
Vindlaadstation
Opmerkingen
500 m
2
+ 100 m
2
in een bijgebied.
Hoofdgebied: 08:00-20:00
Maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag, zaterdag
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
Het bijgebied wordt op woensdag
en zondag gemaaid met behulp
van de modus Bijgebied.
Omdat het gebied open en niet
complex is, is voor deze installatie
geen begeleidingsdraad nodig.
3012-1336
310,315,NL.indd 67 2015-04-14 16.28
Nederlands - 68
ONDERHOUD
8 Onderhoud
Voor een betere betrouwbaarheid en langere levensduur:
controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang
versleten onderdelen, indien nodig. Zie8.4Reinigenop
pagina70 voor meer informatie over reinigen.
Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de
maaischijf en de messen eens per week inspecteren.
Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het
controle-interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
De randen van de messen mogen niet beschadigd zijn.
De levensduur van de messen kan sterk uiteenlopen en
hangt bijvoorbeeld af van:
• de rijtijd en de grootte van het werkgebied;
• het type gras;
• het type grond;
• de aanwezigheid van voorwerpen zoals
dennenappels, afgewaaide vruchten, speelgoed,
gereedschap, stenen en wortels.
De normale levensduur is 2 tot 6 weken bij maximale
gebiedscapaciteit en langer voor kleinere gebieden.
Zie8.7Messenoppagina72 voor het vervangen van
de messen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Werken met botte messen geeft een
slechter maairesultaat. Het gras wordt niet
goed gemaaid en er is meer energie nodig,
waardoor de robotmaaier een kleiner
oppervlak dan normaal kan maaien.
8.1 Winteropslag
De robotmaaier
Reinig de robotmaaier zorgvuldig voor u hem in de
winterstalling zet. Zie8.4Reinigenoppagina70.
Om de werking en levensduur van de accu te garanderen,
is het zeer belangrijk dat de robotmaaier volledig is
opgeladen voordat deze gedurende de winter wordt
opgeslagen. Plaats de robotmaaier in het laadstation
met de klep open totdat het accusymbool op het
display aangeeft dat de accu volledig is opgeladen. Zet
vervolgens de hoofdschakelaar op 0.
3012-1305
310,315,NL.indd 68 2015-04-14 16.28
Nederlands - 69
ONDERHOUD
BELANGRIJKE INFORMATIE
De accu moet volledig worden geladen
vóór winteropslag. Als de accu niet vol-
ledig is opgeladen, kan hij beschadigd
raken en in sommige gevallen onbruikbaar
worden.
Controleer de conditie van slijtagegevoelige onderdelen
zoals messen en lagers in de voorwielen. Corrigeer
indien nodig om ervoor te zorgen dat de robotmaaier
zich bij de start van het volgende seizoen in een goede
conditie bevindt.
Berg de robotmaaier droog en vorstvrij op. Er is een
wandsteun verkrijgbaar voor Automower
®
robotmaaiers
en laadstations. De wandsteun is uitstekend geschikt
voor winteropslag. Neem contact op met uw leverancier
voor meer informatie.
Het laadstation
Berg het laadstation en de transformator binnen op.
De begrenzingslus en de begeleidingsdraad kunnen in de
grond blijven zitten. De uiteinden van de draden moeten
worden beschermd tegen vocht, bijvoorbeeld door ze op
een originele koppeling aan te sluiten of door ze in een
potje met vet te steken.
Als het niet mogelijk is om het laadstation binnen op te
bergen, dan moet het laadstation gedurende de hele
winter aangesloten blijven op het lichtnet,
de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraden.
8.2 Winterbeurt
Breng uw robotmaaier voor een servicebeurt naar
een dealer voordat u hem stalt voor de winter. Een
regelmatige winterbeurt is een goede manier om de
robotmaaier lagere tijd in een goede conditie te houden
en schept de beste voorwaarden voor een nieuw seizoen
zonder onderbrekingen.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
• Grondige reiniging van de kap, het chassis,
de maaischijf en alle andere bewegende delen.
• Testen van de functies en componenten van de
maaier.
• Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige artikelen, zoals messen en lagers.
• Testen van de accucapaciteit van de maaier en
een aanbeveling voor vervanging van de accu waar
nodig.
Indien nodig kan de dealer de robotmaaier bijwerken met
nieuwe software, inclusief eventuele nieuwe functies.
3012-1041
310,315,NL.indd 69 2015-04-14 16.28
Nederlands - 70
ONDERHOUD
8.3 Na de winteropslag
Controleer of de robotmaaier, de contactstrips of laadstrips
voor gebruik moeten worden gereinigd. Reinig de laad- of
contactstripsmetjnschuurlinnenalszeverbrandofmet
een laagje bedekt lijken te zijn. Controleer of de tijd en
datum op de maaier correct zijn.
8.4 Reinigen
Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden.
Een robotmaaier waar veel gras aan blijft zitten, kan
moeilijker een helling oprijden, zal mindere prestaties
leveren en zal sneller slijten. We adviseren om bij het
reinigen een zachte borstel te gebruiken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en
zelfs geen stromend water om de robot-
maaier schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen om schoon te maken.
Chassis en maaischijf
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Draag beschermende handschoenen.
3. Til de robotmaaier op z'n kant.
4. Reinig de maaischijf en het chassis met
bijvoorbeeld een afwasborstel.
Controleer ook of de glijplaat vrij kan draaien ten opzichte
van de maaischijf.
Als lange grassprieten of andere objecten hierin
binnendringen, kan de beweging van de maaischijf worden
belemmerd. Zelfs een licht remeffect leidt al tot een hoger
energieverbruik en lagere maaitijden, en in het ergste
geval zal de robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om
een groot gazon te maaien. De maaischijf moet worden
verwijderd als u een grondiger reiniging wilt uitvoeren.
Neem zo nodig contact op met uw dealer.
Chassis
Reinig de onderkant van het chassis. Gebruik een borstel
of licht vochtige doek.
Wielen
Reinig rondom het voorwiel en de achterwielen en ook
rond de voorwielsteun.
3012-271
3012-272
3012-1301
3012-1338
3012-1337
3012-1339
310,315,NL.indd 70 2015-04-14 16.28
Nederlands - 71
ONDERHOUD
Behuizing
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de
kap te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een
zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken.
Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren,
twijgen en andere objecten die het dokken kunnen
belemmeren.
8.5 Transport en verplaatsing
Zet de machine vast tijdens transport. Het is belangrijk
dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer,
bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere.
De verpakte lithium-ion-accu's zijn onderworpen aan de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Voor commercieel transport door derden of expediteurs
moeten de bijzondere voorschriften voor de verpakking
en etiketten worden opgevolgd.
Voor de voorbereiding van het te verzenden item
moet een expert op het gebied van gevaarlijke stoffen
worden geraadpleegd. Neem tevens de mogelijk meer
gedetailleerde nationale regelgeving in acht.
Bescherm of plak open contactoppervlakken af en
verpak de accu zodanig dat deze niet kan bewegen in de
verpakking.
8.6 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in de
robotmaaier en het bijbehorende laadstation te beperken,
adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation
(voeding, begrenzingsdraad en begeleidingsdraden) los
te koppelen als er kans op onweer is.
1. Controleer of de kabels zijn voorzien van de
bijgeleverde kabelmarkering, om het opnieuw
aansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen
op het laadstation zijn gemarkeerd met AR, AL,
G1.
2. Koppel alle draden los.
3. Sluit de klep van het laadstation om de
aansluitingen tegen regen te beschermen.
4. Sluit alle draden weer als er geen onweer meer
dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de juiste
plaats wordt aangesloten.
1.
2.
AR
G3
G1
G2
AL
Power
X
3012-1340
310,315,NL.indd 71 2015-04-14 16.28
Nederlands - 72
ONDERHOUD
8.7 Messen
WAARSCHUWING
Gebruik altijd originele messen en
schroeven bij het vervangen. Als u
alleen de messen vervangt en de
schroef opnieuw gebruikt, kan er
slijtage aan de schroef optreden
tijdens het maaien en knippen.
De messen kunnen vervolgens uit
de behuizing losraken en ernstig
letsel veroorzaken.
De robotmaaier is voorzien van drie messen die in de
maaischijf zijn geschroefd. De drie messen en schroeven
moeten allemaal op hetzelfde moment worden vervangen
zodat het maaisysteem uitgebalanceerd blijft.
Er zijn diverse typen maaimessen met verschillende
functies verkrijgbaar als accessoires. Gebruik uitsluitend
door Husqvarna AB goedgekeurde messen. Neem
contact op met de dealer voor meer informatie.
De messen vervangen:
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Draag beschermende handschoenen.
3. Draai de robotmaaier op zijn kop.
4. Draai de glijplaat zodat de openingen ervan recht
voor de schroef van het mes staan.
5. Verwijder de schroef. Gebruik een platte of
kruiskopschroevendraaier.
6. Verwijder het mes en de schroef.
7. Bevestig het nieuwe mes en de nieuwe schroef.
8.8 Accu
De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte
levensduur van 2 tot 4 jaar.
De levensduur van de accu hangt af van de lengte
van het seizoen en het aantal uren per dag dat de
robotmaaier wordt gebruikt. Een lang seizoen of veel
bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet
worden vervangen.
Neem contact op met uw leverancier om de accu te laten
vervangen.
3012-1207
3012-272
3012-1301
310,315,NL.indd 72 2015-04-14 16.28
Nederlands - 73
PROBLEMEN OPLOSSEN
9 Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke
melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld.
Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals
verwacht.
Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op www.automower.com.
9.1 Foutmeldingen
Hieronder vindt u een aantal foutmeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven.
Indien dezelfde melding vaak verschijnt: neem contact op met uw dealer.
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor
geblokkeerd,links
Er zit gras of iets anders rond het
aandrijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
Wielmotor
geblokkeerd,rechts
Er zit gras of iets anders rond het
aandrijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het
gras of ander materiaal.
Maaimotor
geblokkeerd
Er zit gras of ander materiaal rond de
maaischijf gewikkeld.
Controleer de maaischijf en verwijder het gras
of ander materiaal.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats de robotmaaier en neem
maatregelen, indien mogelijk, om het ophopen
van water in het werkgebied te voorkomen.
310,315,NL.indd 73 2015-04-14 16.28
Nederlands - 74
PROBLEMEN OPLOSSEN
Geenlussignaal De transformator is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stopcontact en
controleer tevens of er een aardlekschakelaar
is geactiveerd.
De laagspanningskabel is beschadigd
of niet aangesloten.
Controleer of de laagspanningskabel niet is
beschadigd. Controleer tevens of hij correct
is aangesloten op het laadstation en de
transformator.
De begrenzingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation
Controleer of de aansluitklemmen van de
begrenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Zie3.5Debegrenzingsdraad
aansluitenoppagina27.
Begrenzingsdraad gebroken. Lokaliseer de plaats van de breuk. Zie9.5
Breukenindelusdraadopsporenop
pagina79. Vervang het beschadigde deel
van de lus met een nieuwe lusdraad en maak
een las met behulp van een originele koppeling.
De ECO-modus is geactiveerd en
de robotmaaier heeft geprobeerd
om buiten het laadstation te starten.
Plaats de robotmaaier in het laadstation, druk
op de START-knop en sluit de klep. Zie6.9
Instellingenoppagina59.
De begrenzingsdraad is in de
verkeerde richting om een eiland heen
gelegd.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie3Installatieop
pagina15.
De verbinding tussen de robotmaaier
en het laadstation is verbroken.
Plaats de robotmaaier in het laadstation
en genereer een nieuw lussignaal. Zie6.4
Veiligheidoppagina45.
Storingen door metalen voorwerpen
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
Vastgereden De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak
voor het vastlopen weg.
De robotmaaier is blijven steken
achter een aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn die het voor de
robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden
van deze plek.
Buitenmaaigebied De aansluitingen van de
begrenzingsdraad op het laadstation
zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij
de rand van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie3Installatieop
pagina15.
Het werkgebied is te steil voor de
begrenzingslus.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie3Installatieop
pagina15.
De begrenzingsdraad is in de
verkeerde richting om een eiland heen
gelegd.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie3Installatieop
pagina15.
Storingen door metalen voorwerpen
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
De robotmaaier kan moeilijk
onderscheid maken tussen het eigen
signaal en dat van een installatie in de
buurt.
Plaats de robotmaaier in het laadstation
en genereer een nieuw lussignaal. Zie6.4
Veiligheidoppagina45.
310,315,NL.indd 74 2015-04-14 16.28
Nederlands - 75
PROBLEMEN OPLOSSEN
VerkeerdePIN-code Er is een verkeerde PIN-code
ingevoerd. Na vijf mislukte pogingen
wordt het toetsenbord gedurende
vijf minuten vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem contact op
met een dealer bij u in de buurt als u de PIN-
code niet meer weet.
Geenaandrijving De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak
voor het ontbreken van aandrijving weg. Als
dit probleem wordt veroorzaakt door nat gras,
wacht dan tot het gazon weer droog is voor u
de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile
helling.
De maximaal gegarandeerde helling is 40%.
Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd.
Zie3.4Installatievandebegrenzingsdraadop
pagina21.
De begeleidingsdraad is niet onder
een hoek op een helling gelegd.
Wanneer de begeleidingsdraad op een helling
wordt geïnstalleerd, moet deze onder een
hoek op de helling worden gelegd. Zie3.6De
begeleidingsdraadinstallerenoppagina28.
Wielmotoroverbelast,
rechts
De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak
voor het ontbreken van aandrijving weg. Als
dit probleem wordt veroorzaakt door nat gras,
wacht dan tot het gazon weer droog is voor u
de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Wielmotoroverbelast,
links
Laadstation
geblokkeerd
Het contact tussen de laadstrips en de
contactstrips is mogelijk slecht en de
robotmaaier heeft diverse pogingen
gedaan om te laden.
Plaats de robotmaaier in het laadstation en
controleer of de laadstrips en de contactstrips
goed contact maken.
Het pad van de robotmaaier wordt
geblokkeerd door een voorwerp.
Verwijder het voorwerp.
Vastinlaadstation Het pad van de robotmaaier wordt
geblokkeerd door een voorwerp,
waardoor de maaier het laadstation
niet kan verlaten.
Verwijder het voorwerp.
Opzijnkop De robotmaaier helt te ver over of is
omgevallen.
Zet de robotmaaier met de juist zijde omhoog.
Moethandmatigladen De robotmaaier staat in de
bedieningsmodus Bijgebied.
Plaats de robotmaaier in het laadstation. Dit
gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
Volgendestarthh:mm De timerinstelling belet de
robotmaaier om te werken.
Wijzig de timerinstellingen. Zie6.3Timerop
pagina43.
Niet van toepassing voor Automower®
315.
De robotmaaier staat op dit moment in
de ruststand.
De robotmaaier moet minstens 6 uur per dag
in het laadstation blijven. Dit is normaal en er
hoeft geen actie te worden ondernomen.
De klok op de robotmaaier geeft niet
de juiste tijd aan.
Stel de tijd in. ZieTijdendatumoppagina61.
310,315,NL.indd 75 2015-04-14 16.28
Nederlands - 76
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.2 Infomeldingen
Hieronder vindt u een aantal infomeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. We
raden u aan om contact op te nemen met uw dealer als dezelfde melding vaak verschijnt. Controleer of de installatie is
uitgevoerd volgens de instructies in de gebruikershandleiding. Neem vervolgens contact op met een dealer bij u in de
buurt.
Melding Oorzaak Actie
Lageaccuspanning De robotmaaier kan het laadstation
niet vinden.
Controleer of het laadstation en de
begeleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de
instructies. Zie3Installatieoppagina15.
De begeleidingsdraad is gebroken of
niet aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en hef de fout
op.
De accu is versleten. Neem contact op met uw dealer om de accu te
laten vervangen.
De antenne van het laadstation is
defect.
Controleer of het indicatielampje in het laadstation
rood knippert. Zie9.3Indicatielampjeinhet
laadstationoppagina77.
Instellingenhersteld Bevestiging dat de functie Resetalle
gebruikersinstellingen is uitgevoerd.
Dat is normaal. Geen actie nodig.
Begeleidingniet
gevonden
De begeleidingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation.
Controleer of de connector van de
begeleidingsdraad correct is aangesloten op
het laadstation. Zie3.6Debegeleidingsdraad
installerenoppagina28.
Breuk in de begeleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang het
beschadigde deel van de begeleidingsdraad met
een nieuwe lusdraad en maak een las met behulp
van een originele koppeling.
De begeleidingsdraad is niet
aangesloten op de begrenzingslus.
Controleer of de begeleidingsdraad correct is
aangesloten op de begrenzingslus. Zie3.6De
begeleidingsdraadinstallerenoppagina28.
Maak een las met behulp van een originele
koppeling.
Kalibratiebegeleiding
mislukt
De robotmaaier heeft de
begeleidingsdraad niet kunnen
kalibreren.
Controleer of de geleidingsdraden volgens
de instructies zijn aangebracht, Zie3.6De
begeleidingsdraadinstallerenoppagina28
Kalibratiebegeleiding
voltooid
De robotmaaier heeft de
begeleidingsdraad met succes
gekalibreerd.
Geen actie nodig.
Lastigterugkeren
naarlaadstation
De robotmaaier heeft de
begrenzingsdraad meerdere banen
gevolgd, maar heeft het laadstation
niet gevonden.
De installatie is niet correct uitgevoerd.
ZieDebegrenzingsdraadleggenoppagina25.
Verkeerde instelling van de doorrijbreedte op de
begrenzingsdraad.
ZieHetlaadstationvindenoppagina13.
De maaier werd gestart op een bijgebied met de
instelling van het hoofdgebied.
310,315,NL.indd 76 2015-04-14 16.28
Nederlands - 77
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.3 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de
foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.automower.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met een dealer
bij u in de buurt als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen.
Licht Oorzaak Actie
Constantgroenlicht Goede signalen Geen actie nodig
Groenknipperendlicht De signalen zijn goed en de ECO-
modus is geactiveerd.
Geen actie nodig. Voor meer informatie over de
ECO-modus, zie6.9Instellingenoppagina59.
Blauwknipperendlicht De begrenzingslus is niet
aangesloten op het laadstation
Controleer of de aansluitklemmen van de
begrenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Zie3.5Debegrenzingsdraad
aansluitenoppagina27.
Breuk in de begrenzingslus Lokaliseer de plaats van de breuk. Vervang het
beschadigde deel van de lus met een nieuwe
lusdraad en maak een las met behulp van een
originele koppeling.
Roodknipperendlicht Onderbreking in de antenne van het
laadstation
Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Constantblauwlicht Zwak signaal vanwege een te lange
begrenzingsdraad. De maximale
lengte is 800 meter.
Als de robotmaaier werkt zoals verwacht, hoeft u
niets te doen.
Kort de begrenzingsdraad in door het werkgebied
te verkleinen of door eilanden te vervangen door
barrières waar de robotmaaier tegenaan kan
rijden.
Constantroodlicht Defecte printplaat in het laadstation Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
310,315,NL.indd 77 2015-04-14 16.28
Nederlands - 78
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.4 Symptomen
Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande foutopsporingsgids.
Kijk op www.automower.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal
standaardvragen. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt
vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
Derobotmaaierheeft
moeiteomtedokkenin
hetlaadstation.
Het laadstation bevindt zich op een
helling
Plaats het laadstation op een volledig vlakke
ondergrond. Zie3.2Hetlaadstationinstallerenop
pagina16.
De begrenzingsdraad is niet correct
gelegd bij het laadstation.
Controleer of het laadstation is geïnstalleerd
volgens de instructies. Zie3.2Hetlaadstation
installerenoppagina16.
Ongelijkmatige
maairesultaten
De robotmaaier werkt te weinig uren
per dag.
Verhoog het aantal maaiuren. Zie6.3Timerop
pagina43.
Niet van toepassing voor Automower® 310.
De Weertimer detecteert dat het gazon vaker is
gemaaid dan in werkelijkheid het geval is. Verhoog
het gevoeligheidsniveau van de Weertimer.
Schakel de Weertimer uit als dit niet helpt.
Vanwege de vorm van het werkgebied
zijn handmatige instellingen nodig om
ervoor te zorgen dat de robotmaaier
de weg naar alle afgelegen gebieden
kan vinden.
Gebruik ook Tuindekkingom de robotmaaier
naar een of meer afgelegen gebieden te
sturen. Zie6.7Installatieoppagina49.
Werkgebied te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen of
de maaitijd te verlengen. Zie6.3Timerop
pagina43.
Botte messen. Vervang alle messen en schroeven zodat de
draaiende onderdelen zijn uitgebalanceerd.
Zie8.7Messenoppagina72.
Gras verzameld door de maaischijf of
rond de motoras.
Controleer of de glijplaat van de maaischijf vrij en
soepel draait. Als dat niet het geval is, schroeft
u de maaischijf los en verwijdert u alle gras
en vreemde voorwerpen. Zie8.5Transporten
verplaatsingoppagina71.
Derobotmaaierwerkt
ophetverkeerde
tijdstip
De klok van de robotmaaier moet
worden ingesteld.
Stel de klok in. Zie6.9Instellingenop
pagina59.
De start- en stoptijden voor het
maaien zijn verkeerd.
Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien.
Zie6.3Timeroppagina43.
Derobotmaaiertrilt Beschadigde messen leiden tot
onbalans in het maaisysteem.
Controleer de messen en schroeven en vervang
ze indien nodig. Zie8.7Messenoppagina72.
Veel messen in dezelfde positie leiden
tot onbalans in het maaisysteem.
Controleer of er bij elke schroef slechts één mes is
gemonteerd.
Derobotmaaierrijdt,
maardemaaischijf
draaitniet
De robotmaaier volgt
een begeleidingsdraad of een
begrenzingsdraad van en naar het
laadstation.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
310,315,NL.indd 78 2015-04-14 16.28
Nederlands - 79
PROBLEMEN OPLOSSEN
De robotmaaier zoekt naar
een begeleidingsdraad of een
begrenzingsdraad en de accu is bijna
leeg.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te
worden ondernomen.
Derobotmaaiermaait
minderlangdan
gewoonlijktussentwee
laadbeurtenin
Maaischijf geblokkeerd door gras of
ander vreemd voorwerp.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie8.4Reinigen
oppagina70.
De accu is versleten. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Zoweldemaaitijdals
delaadtijdiskorterdan
normaal
De accu is versleten. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt.
Derobotmaaier
beweegtvaakincirkels
ofspiralen
Spiraalvormig maaien is een
natuurlijke vorm van de beweging van
de robotmaaier.
Stel in hoe vaak spiraalvormig maaien moet
worden uitgevoerd. De functie kan indien nodig
worden uitgeschakeld. Zie 6.9Instellingenop
pagina59.
9.5 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook
beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond
bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden
veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Bepaalde beschadigingen aan de isolatie zorgen soms
pas weken of maanden later voor problemen.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat de
las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een foutieve
las kan onder meer worden veroorzaakt doordat de
originele koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt
met behulp van een tang of doordat een koppeling van
een mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende lassen
voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de afstand
van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden steeds te
halveren, totdat er nog maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de ECO-
modus actief is. Zorg dat de ECO-modus eerst wordt
uitgeschakeld. Zie6.9Instellingenoppagina59.
310,315,NL.indd 79 2015-04-14 16.28
Nederlands - 80
PROBLEMEN OPLOSSEN
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in de
begrenzingslus aangeeft. Zie9.3Indicatielampje
inhetlaadstationoppagina77.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3. Verwissel de aansluitingen van de
begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het
laadstation.
a) Verwissel de aansluitingen AL en G1.
Als het indicatielampje constant groen
brandt, bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AL en het punt waar
de begeleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
b) Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke
posities. Verwissel vervolgens AR en G1.
Als het indicatielampje constant groen
brandt, bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AR en het punt
waar de begeleidingsdraad is aangesloten op
de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
3012-1066
3012-1341
Guide
3012-1343
3012-1342
310,315,NL.indd 80 2015-04-14 16.28
Nederlands - 81
PROBLEMEN OPLOSSEN
4. a) Stel dat het indicatielampje constant groen
brandde tijdens test 3a) hierboven. Herstel de
oorspronkelijke posities van alle aansluitingen.
Koppel vervolgens AR los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde
van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het
midden van de installatie.
Als het indicatielampje groen is, bevindt de breuk
zich ergens in de draad tussen het losgekoppelde
uiteinde en het punt waar de nieuwe draad is
aangesloten (dikke zwarte lijn op afbeelding).
Verplaats de aansluiting voor de nieuwe draad in
dat geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde
(grofweg in het midden van het verdachte
draaddeel) en controleer opnieuw of het
indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen
een knipperend blauw licht en een constant groen
licht.
b) Als het indicatielampje tijdens test 3b)
hierboven constant groen brandde, moet u een
nieuwe test uitvoeren, maar nu met de nieuwe
lusdraad aangesloten op AL.
3018-053
3018-054
3012-1210
310,315,NL.indd 81 2015-04-14 16.28
Nederlands - 82
PROBLEMEN OPLOSSEN
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan
worden weggeknipt als het mogelijk is om de
begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd
originele koppelingen.
3012-1323
310,315,NL.indd 82 2015-04-14 16.28
Nederlands - 83
TECHNISCHE GEGEVENS
10 Technische gegevens
Gegevens Automower® 310 Automower® 315
Afmetingen
Lengte 63 cm 63 cm
Breedte 51 cm 51 cm
Hoogte 25 cm 25 cm
Gewicht 9 kg 9 kg
Elektrisch systeem
Accu Speciale Lithium-ion-accu,
18 V/2,1 Ah
Speciale Lithium-ion-accu,
18 V/2,1 Ah
Transformator 100-240 V/28 V 100-240 V/28 V
Lengte laagspanningskabel 10 m 10 m
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal
gebruik
15 kWh/maand voor een
werkgebied van 1.000 m
2
20 kWh/maand voor een
werkgebied van 1.500 m
2
Laadstroom 1,3A DC 1,3A DC
Gemiddelde laadtijd 60-70 minuten 60-70 minuten
Gemiddelde maaitijd 60-80 minuten 60-80 minuten
Geluidsemissies
Gemeten geluidsniveau 58 dB (A) 58 dB (A)
Gegarandeerd geluidsniveau 60 dB (A) 60 dB (A)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende mesbladen Drie scharnierende mesbladen
Toerental maaimotor 2.450 rpm 2.450 rpm
Energieverbruik tijdens maaien 25 W +/- 20% 25 W +/- 20%
Maaihoogte 2-6 cm 2-6 cm
Maaibreedte 22 cm 22 cm
Smalst mogelijke doorgang 60 cm 60 cm
Maximale hoek voor maaigebied 40% 40%
Maximale hoek voor begrenzingsdraad 15% 15%
Maximale lengte begrenzingsdraad 800 m 800 m
Maximale lengte geleidingsdraad 400 m 400 m
Werkcapaciteit 1.000 m
2
+/- 20% 1.500 m
2
+/- 20%
310,315,NL.indd 83 2015-04-14 16.28
Nederlands - 84
TECHNISCHE GEGEVENS
IP-classicatie
Robotmaaier IPX4 IPX4
Laadstation IPX1 IPX1
Transformator IPX4 IPX4
Husqvarna Group AB kan niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze
systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
310,315,NL.indd 84 2015-04-14 16.28
Nederlands - 85
GARANTIEVOORWAARDEN
11 Garantievoorwaarden
Husqvarna AB garandeert de werking van dit product
gedurende een periode van twee jaar (vanaf de
aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of
productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij
kosteloos het product vervangen of repareren, indien aan
de volgende voorwaarden is voldaan:
• De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend
worden gebruikt overeenkomstig de instructies in
deze gebruikershandleiding.
• Gebruikers of onbevoegde derden mogen geen
pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
• Schade veroorzaakt door water dat van onderaf
de robotmaaier binnendringt. Deze schade
wordt gewoonlijk veroorzaakt door reinigings- of
besproeiingssystemen of één of meer gaten/kuilen in
het werkgebied waar waterplassen worden gevormd
wanneer het regent.
• Schade veroorzaakt door blikseminslag.
• Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of
onjuist gebruik van de accu.
• Schade veroorzaakt door het gebruik van een niet-
originele accu van Husqvarna AB.
• Schade aan de lusdraad.
De messen worden beschouwd als verbruiksartikelen en
vallen niet onder de garantie.
Indien er een fout optreedt bij uw robotmaaier, neemt
u contact op met de dealer (zie Aantekeningen op
pag. 2 voor meer informatie). Zorg dat u het
betalingsbewijs en het serienummer van de maaier bij de
hand hebt.
310,315,NL.indd 85 2015-04-14 16.28
Nederlands - 86
INFORMATIE OVER HET MILIEU
12 Informatie over het milieu
De symbolen op de robotmaaier van Husqvarna of de
bijbehorende verpakking geven aan dat het product niet
mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats
daarvan moet de robotmaaier worden achtergelaten
bij een geschikt recyclingcentrum om de elektronsche
componenten en accu's te recyclen.
Op de robotmaaier bevinden de accu's zich in het
chassis. Voor toegang tot de accu's moet het chassis
worden gedemonteerd. Raadpleeg uw dealer of volg de
onderstaande instructies voor verwijdering.
Als u ervoor zorgt dat dit product goed wordt verwerkt,
helpt u mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu en
mensen door verkeerd afvalbeheer van dit product tegen
te gaan.
Neem voor meer informatie over het recyclen
van dit product contact op met de gemeente, het
afvalverwerkingsbedrijf of de winkel waar u het product
hebt gekocht.
12.1 Accu verwijderen om te recyclen
Volg deze stappen om de accu te verwijderen uit de
robotmaaier.
De kap demonteren
De kap is op het chassis gemonteerd met vier
kliksluitingen. De laadkabel die op de laadstrip van de
kap is bevestigd, moet worden losgekoppeld om de kap
volledig van het chassis te verwijderen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Reinig het gebied rond de doorvoer voor de laadkabel
helemaal aan de voorkant onder de maaier.
3. Trek de rubberen doorvoer op de laadkabel los en haal
de stekker voorzichtig los.
4. Haal de kap los van het chassis door de kap hoek voor
hoek op te tillen terwijl u het chassis op zijn plek houdt.
Het chassis demonteren
1. Haal alle 14 schroeven los (Torx 20).
2. Verwijder het garantiezegel op het scheidingspunt
tussen de helften van het chassis aan de rechterkant.
3. Til voorzichtig de achterste rand van het bovenste deel
van het chassis op.
4. Koppel de MMI-kabel los uit de hoofdprint en verwijder
het bovenste deel van het chassis.
3012-689
310,315,NL.indd 86 2015-04-14 16.28
Nederlands - 87
INFORMATIE OVER HET MILIEU
De accu verwijderen
1. Demonteer de kap.
2. Demonteer het chassis.
3. Draai de schroeven (Torx 20) los waarmee het
accudeksel op zijn plaats wordt gehouden.
4. Koppel de accu-aansluiting los van de hoofdprint.
5. Open het accudeksel en verwijder de accu.
310,315,NL.indd 87 2015-04-14 16.28
Nederlands - 88
EG-CONFORMITEITSVERKLARING
13 EG-conformiteitsverklaring
EU-verklaring van overeenstemming (alleen van toepassing op Europese versies)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.: + 46 36 14 65 00, verklaart hierbij dat de robotmaaiers
Husqvarna Automower® 310 en Automower® 315 met serienummers van jaartal 2014 week 40 en later (het jaartal
en de week staan duidelijk vermeld op het productplaatje, gevolgd door het serienummer), in overeenstemming zijn
met de voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
• Richtlijn "betreffende machines" 2006/42/EG.
• Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven robotmaaiers met accu IEC 60335-2-107:2012.
• Richtlijn "beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU.
• Richtlijn "betreffende de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis" 2000/14/EG.
Zie ook de Technische gegevens voor informatie over de geluidsemissie en maaibreedte. Aangemelde instantie
0404, SMP Svensk Maskinprovning AB, Box 7035, SE 750 07 Uppsala, Zweden, heeft een rapport opgesteld
inzake een beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad
van8mei2000betreffende"degeluidsemissiedoormaterieelvoorgebruikbuitenshuis".Hetcerticaatheeft
nummer: 01/901/225.
• Richtlijn "inzake elektromagnetische compatibiliteit" 2004/108/EG en toepasselijke aanvullingen.
De volgende normen zijn van toepassing:
- EN 61000-6-3:2007/A1:2011 (emissie).
- EN 61000-6-1:2007 (immuniteit).
- EN 62233:2008 (elektromagnetische velden).
Huskvarna, 28 september 2014
Tom Söberg, Director R&D Electric, Husqvarna robotic lawnmowers
(Geautoriseerde vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor de technische documentatie)
310,315,NL.indd 88 2015-04-14 16.28
310, 315 cover.indd 3 2015-04-14 16.37
www.automower.com
ORIGINELE INSTRUCTIES
AUTOMOWER is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2014 HUSQVARNA.
115 70 64-36
310, 315 cover.indd 2 2015-04-14 16.37
31


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules
1

Forum

husqvarna-automower-310
  • What number should I set Husqvarna 310 at for best cutting height? Submitted on 30-4-2023 at 16:52

    Reply Report abuse


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Husqvarna AUTOMOWER 310 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Husqvarna AUTOMOWER 310 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 13,3 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Husqvarna AUTOMOWER 310

Husqvarna AUTOMOWER 310 User Manual - English - 152 pages

Husqvarna AUTOMOWER 310 User Manual - English - 92 pages

Husqvarna AUTOMOWER 310 Quick start guide - German - 8 pages

Husqvarna AUTOMOWER 310 User Manual - German - 92 pages

Husqvarna AUTOMOWER 310 Quick start guide - Dutch, French - 8 pages

Husqvarna AUTOMOWER 310 User Manual - Italian, Portuguese, Spanish - 152 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info