Videoapparaten aansluiten met een VGA-kabel (alleen bepaalde modellen) ................... 22
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde modellen) .................. 22
HDMI-audio configureren .................................................................................. 23
Videoapparaten aansluiten met een Displayport-kabel (alleen bepaalde modellen) ......... 24
Verbinding maken draadloze schermen die compatibel zijn met Miracast (alleen
bepaalde modellen) ........................................................................................................... 25
5 Navigeren op het scherm ................................................................................................................................ 26
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................... 26
Tikken ................................................................................................................................ 26
Schuiven met twee vingers ................................................................................................ 26
Zoomen door met twee vingers te knijpen ......................................................................... 27
Klikken met twee vingers ................................................................................................... 27
Rechterrandveegbeweging ................................................................................................ 27
Linkerrandveegbeweging ................................................................................................... 28
Veegbeweging vanaf de bovenrand en onderrand ............................................................ 28
Schuiven met één vinger (alleen aanraakscherm) ............................................................ 29
Een toetsenbord en een optionele muis gebruiken ............................................................................ 29
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 30
De slaap- en sluimerstand activeren en beëindigen .......................................................................... 30
De slaapstand handmatig activeren of beëindigen ............................................................ 30
Slaapstand handmatig activeren en sluimerstand beëindigen (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 31
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand of sluimerstand (de
slaap- of sluimerstand beëindigen) .................................................................................... 31
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 31
Werkt op accustroom ......................................................................................................................... 32
In de fabriek verzegelde accu (alleen bepaalde modellen) ............................................... 32
Accu die door de gebruiker kan worden vervangen (alleen bepaalde modellen) .............. 32
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 33
Accustroom besparen ........................................................................................................ 34
Problemen met een laag accuniveau verhelpen ................................................................ 34
Problemen met een laag accuniveau verhelpen wanneer er een externe
voedingsbron beschikbaar is ............................................................................. 34
Een laag accuniveau verhelpen wanneer er geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 34
Een laag accuniveau verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet
kan beëindigen .................................................................................................. 34
Een door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen) ............. 34
Een door de gebruiker vervangbare accu afvoeren (alleen bepaalde modellen) .............. 35
viii