a. Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en typ
vervolgens cmd.
b. Typ ping, gevolgd door het IP-adres voor uw apparaat.
In Mac: open het netwerkhulpprogramma en typ het IP-adres in het juiste veld in het paneel Ping.
c. Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
2. Als de ping-opdracht is mislukt, controleer dan of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en controleer
vervolgens of de netwerkinstellingen, het apparaat en de computer allemaal voor hetzelfde netwerk
zijn geconfigureerd.
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen
voor het netwerk
HP raadt aan deze instelling op de automatische modus te laten staan (de standaardinstelling). Wanneer u
deze instellingen wijzigt, dient u deze ook voor uw netwerk te wijzigen.
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen
Controleer of nieuwe softwareprogramma's juist zijn geïnstalleerd en de juiste printerdriver gebruiken.
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld
1. Controleer de netwerkstuurprogramma's, printerdrivers en netwerkomleiding.
2. Controleer of het besturingssysteem juist is geconfigureerd.
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn niet juist
1. Controleer op de configuratiepagina de status van het netwerkprotocol. Schakel het protocol indien
nodig in.
2. Configureer de netwerkinstellingen zo nodig opnieuw.
228 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW