NEDERLANDS
14
MONTAGE-INSTRUCTIES
1. Schroef de vier kruiskopschroeven (3) aan de onderkant
van de ventilator los en verwijder de schroeven.
2. Plaats eerst de voorste standvoet (1) op de onderkant
van de ventilator en zet vervolgens de achterste standvoet
(2) met de vier aanwezige geleidingsopeningen op de vier
geleidingsstangen van de voorste standvoet (1). De
voorste standvoet (1) heeft aan de voorste rand van de
bovenkant een welving; de achterste standvoet (2) is aan
de onderkant voorzien van een geleider (4) voor de
netkabel. Zorg er tijdens de montage van de standvoeten
voor dat de netkabel (5) door de opening in het midden
van de standvoeten wordt geleid.
3. Monteer de voorste en achterste standvoet (1+2) met
de vier kruiskopschroeven (3) aan de onderkant van de
ventilator. Zorg ervoor dat de voorste en achterste
standvoet (1 +2) goed met de ventilator verbonden zijn.
4. Leid de netkabel (5) door de geleiding (4) aan de
onderkant van de achterste standvoet (2) naar buiten.
5. Zet de ventilator rechtop. Zorg ervoor dat de netkabel
(5) door de opening aan de achterste standvoet (2) wordt
geleid en dat de standvoet (1+2) niet op de netkabel (5)
staat.
AFSTANDBEDIENING
1. Plaats twee batterijen AAA, 1,5 V in het batterijvak (8)
en schuif de afdekking (9) dicht, totdat u een klik hoort.
Voor een optimale signaaloverdracht bedraagt de maximale
afstand tussen de afstandbediening (7) en de ventilator vijf
meter. Zorg ervoor dat andere voorwerpen de
signaaloverdracht niet verstoren.
2. Wanneer u de afstandbediening (7) niet gebruikt, legt u
deze in het bijbehorende vak (10) boven op de ventilator.
3. Wanneer u de batterijen vervangt, dient u uitsluitend
nieuwe alkaline-batterijen AAA, 1,5 V te gebruiken.
Verwijder de oude batterijen conform de milieurichtlijnen
van uw land.
4. Wanneer u de afstandbediening (7) gedurende langere
tijd (4 weken) niet gebruikt, dient u de batterijen uit de
afstandbediening te verwijderen.
GEBRUIKSHANDLEIDING
1. Plaats de ventilator op een effen, stabiel oppervlak.
Zorg ervoor dat de ventilator stevig staat, zodat hij niet kan
omvallen of ergens vanaf kan vallen. U dient een veilig-
heidsafstand van minimaal 50 cm ten opzichte van andere
voorwerpen aan te houden.
2. Zorg ervoor dat de ventilator uitgeschakeld is. Stop de
netstekker (5) in de contactdoos. Plaats de batterijen in de
afstandbediening (7).
3. U kunt de ventilator handmatig via het bedieningsveld
(11) bedienen of via de afstandbediening (7).
4. Druk op de toets (13) om de ventilator in te
schakelen. Druk nogmaals op de toets (13) om de
ventilatorsnelheid in te stellen:
„I“ = laag
„II“ = gemiddeld
„III“ = hoog.
De betreffende LED „I“, „II“ of „III“ (17) brandt. De
ventilator werkt in normaal ventilatorbedrijf.
5. Druk op de oscillatie-toets (15) om de oscillatie
van de ventilator van links naar rechts te starten. Om de
oscillatie te stoppen, drukt u nogmaals op de toets
(15).
6. Wanneer u op de toets (16) drukt, kunt u tussen
twee bedrijfsmodi kiezen die een natuurlijke bries simuleren:
-LED (19) brandt groen:
De ventilator schakelt zichzelf aan en uit en simuleert door
de steeds wijzigende sterkte van de luchtstroom een
natuurlijke bries. Kies een snelheidsniveau „I“, „II“ of
„III“. De intensiteit van de luchtstroom varieert tussen
zwak-sterk-zwak-uit.
-LED (19) brandt groen (nachtverlaging):
De ventilator schakelt zichzelf aan en uit en simuleert door
de steeds wijzigende sterkte van de luchtstroom een
natuurlijke bries. Selecteer snelheidsniveau „III“. Na een
bedrijfsduur van een half uur verlaagt de ventilator de
snelheid automatisch tot niveau „II“, na weer een half uur
tot „I“. De ventilator houdt snelheidsniveau „I“ aan, totdat
hij wordt uitgeschakeld. De ventilator verandert de
intensiteit van de luchtstroom tijdens de totale bedrijfsduur
van uit over zwak tot sterk. De snelheids-LED’s (17)
veranderen dienovereenkomstig de lagere snelheden.
Wanneer u op de oscillatie-toets (15) drukt, kunt u
in beide bedrijfsmodi aanvullend de oscillatie van de
ventilator van links naar rechts activeren.
7. De ventilator is voorzien van een “TIMER”-functie. Deze
functie schakelt de ventilator na de geprogrammeerde
periode uit. De periode bedraagt minimaal 30 minuten en
maximaal 7,5 uur en kan in stappen van 0,5 uur via de
Timer-toets (14) worden ingesteld. De betreffende
Timer-LED’s (17) gaan branden. Voorbeelden:
1 x drukken: 0,5 uur – de LED “0,5h” brandt groen
5 x drukken: 2,5 uur – de LED’s “2h” en “0,5h” branden
groen
10 x drukken: 5,0 uur – de LED’s “4h” en “1h” branden
groen
15 x drukken: 7,5 uur – de LED’s “4h”, “2h”, “1h” en
“0,5h” branden groen