2. Brandstof
Controleer het brandstofniveau op de brandstofmeter en vul de brandstoftank
indien nodig bij.
Gebruik diesel.
Gebruik geen verontreinigde of gemengde diesel.
Voorkom dat er vuil, stof of water in de tank komt.
Draai de tankdop na het vullen goed dicht.
WAARSCHUWING
• Diesel is licht ontvlambaar en onder bepaalde omstandigheden
explosief. Vul de tank bij in een goed geventileerde ruimte en met
stilstaande motor.
• Rook niet en voorkom open vuur en vonken tijdens het tanken en in
ruimten waar diesel is opgeslagen.
• Doe de brandstoftank niet te vol, en draai de tankdop na het tanken
goed vast.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof en brandstofdampen kunnen
ontbranden. Verwijder gemorste brandstof alvorens de motor te starten.
• Gebruik alleen diesel. Gebruik geen benzine, kerosine of andere
brandstoffen.
13
BRANDSTOFTANKDOP
BRANDSTOFMETER
LEEG VOL
BRANDSTOFMETER