volgt aangeven op de sticker:
«LANGZAAM» laagste toerental van de motor
«SNEL» hoogste toerental van de motor
– Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te wor-
den.
– Zet de gashendel tijdens het maaien in de «SNEL» stand.
4.4 C
ONTACTSLOT
Het contactslot heeft drie verschillende standen:
«UIT» alles uit;
«DRAAIEN» alle bedieningselementen worden in werking gesteld;
«START» schakelt de startmotor aan.
Zodra vanuit de «START» stand de sleutel losgelaten wordt, komt deze vanzelf weer in de
«DRAAIEN» stand terug.
4.5 H
ANDREM
De handrem voorkomt dat de machine gaat rijden na het parkeren. De hendel heeft twee
standen:
«A» = Handrem uitgeschakeld
«B» = Handrem ingeschakeld
– Om de handrem in te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwell 4.31) volledig te worden
ingetrapt en de hendel in stand «B» gezet te worden; als de voet van het pedaal
gehaald wordt blijft het in deze lage stand staan.
– De positie “Handrem ingeschakeld” wordt aangegeven door het controlelampje (4.10.d -
voor de modellen die ermee uitgerust zijn).
– Om de handrem weer uit te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwel 4.31) weer te wor-
den ingetrapt, waarna de hendel automatisch terug komt in stand «A».
4.6 G
RASHOOGTEREGELAAR
Deze hendel heeft zeven standen, «1» t/m «7» die op de desbetreffende sticker staan aan-
NL 16 BEDIENINGSELEMENTEN