de machine, zowel bij het voor- als bij
het achteruit rijden.
– Om de machine vooruit te laten rij-
den dient het pedaal met de punt
van de voet in richting «F» geduwd
te worden; hoe meer druk er op het
pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger
de snelheid van de machine.
– De achteruitversnelling wordt in
werking gesteld door met de hak op
het pedaal in richting «R» te druk-
ken.
– Als het pedaal wordt losgelaten
komt het automatisch weer in de
vrije stand «N» terug.
– De “Vrije” stand «N» wordt aange-
geven doordat het controlelampje
brandt (4.7.h).
Het inschake-
len van de achteruitversnelling
dient uitgevoerd te worden als de machine stilstaat
Als het koppelingspedaal zowel bij het voor- als het achteruitrij-
den bediend wordt met een ingeschakelde handrem (4.5) slaat de motor af.
4.33 O
NTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
Deze hendel heeft twee standen die op de desbetreffende sticker staan aangegeven:
«A» = Aandrijving ingeschakeld: voor alle gebruikscondities, tijdens het rijden en het
maaien;
«B» = Aandrijving uitgeschakeld: vermindert aanzienlijk de kracht die nodig is om de
machine, met de motor uit, met de hand te verplaatsen.
OPMERKING
̆
!
LET OP!
NL 19BEDIENINGSELEMENTEN