NL 27GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
– begin heel langzaam en voorzichtig te rijden op de grasgrond, zoals reeds eerder
beschreven is;
– stel de juiste rijsnelheid en maaihoogte in (☛ 4.8) afhankelijk aan de toestand van het
gazon (lengte, dichtheid en vochtigheid van het gras); op vlakke terreinen kunnen de
volgende aanwijzingen worden aangehouden:
Hoog, dicht en nat gras 2 km/h
Normaal onderhouden gazon 3,5 ... 5,5 km/h
Kort en droog gras meer dan 5,5 km/h
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
De snelheid kan trapsgewijs aangepast worden door de druk die op het koppelingspe-
daal wordt uitgevoerd.
Bij het maaien van hellingen dient de rijsnelheid verminderd te
worden om de veiligheidscondities te garanderen (
☛
1.2 - 5.5).
Het is in ieder geval verstandig om, elke keer als er een afname in het aantal toeren van
de motor wordt waargenomen, de snelheid te vertragen, denk eraan dat er nooit een mooi
maaibeeld verkregen wordt als de rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de hoeveelheid
gras.
Ontkoppel de messen en zet het maaidek in de hoogste stand als er over een obstakel
heen moet worden gereden.
5.4.6 H
ET LEGEN VAN DE OPVANGZAK
Het legen van de opvangzak kan alléén worden uitgevoerd als de
messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan slaat de motor af.
Zorg dat de zak niet te vol raakt om verstopping van de afvoer te voorkomen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is; voer dan het volgende uit:
– neem snelheid af;
– zet de koppeling in de vrije stand (N) (☛ 4.22 –mechanische modellen- ofwel 4.32
–hydrostatische modellen-) en stop met rijden;
– schakel de handrem in op hellingen;
OPMERKING
̆
!
LET OP!
➤