4.5 SCHAKELAAR KOPLAMPEN
Hiermee kunnen de koplampen worden aangezet als de sleutel (4.3) in de
«DRAAIEN» stand staat.
4.6 C
ONTROLELAMPJE EN AKOESTISCHE MELDINRICHTING
Dit controlelampje gaat branden wanneer de sleutel (6) zich in de stand
«DRAAIEN» bevindt en blijft branden tijdens de werking.
– Wanneer de lampje knippert betekent dit dat er een toestemming ontbreekt om
de motor te starten (☛ 5.2).
– Het akoestisch signaal meldt dat de zak vol is (☛ 5.4.6).
4.7 H
ENDEL OM DE MESSEN EN DE REM VAN DE MESSEN IN TE SCHAKELEN
De hendel heeft twee standen die op de sticker staan aangegeven:
«A» = Messen uitgeschakeld
«B» = Messen ingeschakeld
– Het inschakelen van de messen zonder het in acht nemen van de voorgesch-
reven veiligheidsmaatregelen veroorzaakt het afslaan van de motor die niet
meer kan worden aangezet (☛ 5.2).
– Het ontkoppelen van de messen (stand «A») brengt een rem in werking die
binnen enkele seconden het draaien van de messen stopt.
4.8 G
RASHOOGTE REGELAAR
Deze hendel heeft zeven standen, «1» t/m «7», die op de desbetreffende sticker
staan aangegeven en overeenkomen met dezelfde aantal maaihoogtes tussen 3
en 8 cm.
– Om van de ene naar de ander stand over te gaan dient er op de ontgrendelk-
nop aan het einde van de hendel gedrukt te worden.
4.9 D
RUKKNOP LOSHAKEN ZAK
Wanneer deze knop wordt ingedrukt en terug wordt gebracht in de stand «A»,
wordt de onderste blokkeerinrichting van de zak vrijgemaakt en kan de zak wor-
den geledigd. Om de zak daarna terug vast te haken, drukt u nogmaals op deze
knop en brengt u hem in de normale werkingsstand «B».
NL 16 BEDIENINGSELEMENTEN