622914
125
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/154
Next page
Version 03/2011
Gebruiksaanwijzing
Camper VAN, VAN Exclusive, Siesta, Siesta Exclusive
NL
Inleiding
Beste camperbezitter,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw nieuwe HOBBY camper. Het in ons gestelde
vertrouwen is voor ons aanleiding ernaar te streven onze campers voortdurend te verbeteren,
met nieuwe ideeën, technische innovaties en subtiele details. Met compleet uitgeruste en
geperfectioneerde modellen willen wij optimale voorwaarden creëren om te kunnen genieten
van de mooiste dagen van het jaar.
Lees deze gebruiksaanwijzing a.u.b. aandachtig door, ook als u al langere tijd een camper
hebt gehad. U voorkomt daarmee schade aan voertuig en uitrusting als gevolg van verkeerd
handelen. Het correct omgaan met alle technische aspecten verhoogt het rijplezier en draagt
bij tot het behoud van de waarde van uw camper.
Mocht deze gebruiksaanwijzing u op enig moment onverhoopt in de steek laten, dan hebt u
de beschikking over een jnmazig servicenetwerk van dealers in alle delen van Europa. Maak
ook gebruik van de ervaring en vakkennis van uw dealer, met wie u beslist een uitvoerig
gesprek moet hebben voordat u met uw Hobby camper gaat rijden.
Wij wensen u en uw medepassagiers veel ontspannende reizen en altijd en overal een goede
reis met uw nieuwe Hobby camper.
HOBBY campers & caravans
Ing. Harald Striewski GmbH
Inleiding
00-1
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Algemeen
............................................................... 01-1
1.2 Vóór het begin van de eerste rit
............................. 01-1
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen
......... 01-2
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen
............................................................... 02-1
2.2 Brandveiligheid
...................................................... 02-1
2.3 Verkeersveiligheid
.................................................. 02-2
2.4 Voor en tijdens de rit
.............................................. 02-2
2.5 Aanwijzing voor de reis
.......................................... 02-4
2.6 Nooduitrusting
....................................................... 02-7
2.7 Na de rit
................................................................. 02-8
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis
.................................................................. 03-1
3.2 Belading
................................................................. 03-1
3.3 Uitdraaisteunen
...................................................... 03-4
3.4 Opstapje
................................................................. 03-5
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN)
.......................... 03-6
3.6 Extra luchtvering
.................................................... 03-6
3.7 Trekhaak
................................................................. 03-7
3.8 Aanbouwelementen
............................................... 03-8
Hoofdstuk 4: Wielen, banden, remmen
4.1 Wielen
.................................................................... 04-1
4.2 Banden
................................................................... 04-1
4.3 Bandenspanning
.................................................... 04-2
4.4 Proeldiepte ........................................................... 04-2
4.5 Velgen
.................................................................... 04-3
4.6 Sneeuwkettingen
................................................... 04-3
4.7 Pechset
.................................................................. 04-4
4.8 Wiel verwisseln
....................................................... 04-7
4.9 Remmen
................................................................. 04-8
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de tank- en servicekleppen
............. 05-1
5.2 Luchttoevoer en ontluchting
.................................. 05-5
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten.................... 05-5
5.4 Dakreling
.............................................................. 05-10
5.5 Fietsendrager
....................................................... 05-11
5.6 Lastdrager
............................................................ 05-11
5.7 Zonneluifel
............................................................ 05-12
Hoofdstuk 6: Opbouw binnenzijde
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten.................... 06-1
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm
......................... 06-6
6.3 Tafels
...................................................................... 06-7
6.4 Bedombouw
......................................................... 06-11
6.5 Plattegronden kussenconguratie
....................... 06-13
6.6 Alkoof /F-bed achter, dwars
................................. 06-18
6.7 Ramen
.................................................................. 06-20
6.8 Verduisteringssysteem voor cabine
..................... 06-22
6.9 Dakluik opbouw
................................................... 06-23
6.10 Zittingen in de cabine
........................................... 06-25
6.11 Zitplaatsen in het woongedeelte
.......................... 06-27
Inleiding
00-2
6.12 Veiligheidsgordels in het woongedeelte ............... 06-28
6.13 Overzicht van de zitplaatsen
................................ 06-29
6.14 Overzicht van de indeling overdag en ‘s nachts
.. 06-32
Hoofdstuk 7: Elektrische installaties
7.1 Veiligheidsinstructies
.............................................. 07-1
7.2 Elementen van de elektrische installatie
................ 07-1
7.3 Stroomvoorziening
................................................. 07-6
7.4 Werking van de voedingseenheid
.......................... 07-7
7.5 Huisaccu
.............................................................. 07-10
7.6 Zekering van de elektrische installatie
................. 07-11
7.7 Mobiele navigatie
................................................. 07-12
7.8 Achteraf geïnstalleerde apparaten
....................... 07-13
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemeen
............................................................... 08-1
8.2 Watervoorziening
................................................... 08-1
8.3 Warmwaterbereiding
............................................. 08-5
8.4 Toilet met waterspoeling
........................................ 08-5
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het gebruik
van vloeibaar-gasinstallaties
.................................. 09-1
9.2 Gasvoorziening
...................................................... 09-3
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen
............................................................... 10-1
10.2 Heteluchtverwarming
............................................. 10-2
10.3 Elektrische verwarming .......................................... 10-7
10.4 Standverwarming cabine
....................................... 10-8
10.5 Koelkast
................................................................. 10-9
10.6 Gastoestel
............................................................ 10-12
10.7 Oven
..................................................................... 10-14
10.8 Afzuigkap
............................................................. 10-15
10.9 Dak-airconditioning
.............................................. 10-16
Hoofdstuk 11: Onderhoud en verzorging
11.1 Onderhoud
............................................................. 11-1
11.2 Ventileren
............................................................... 11-1
11.3 Verzorging
.............................................................. 11-2
11.4 Winterpauze voor de camper
................................ 11-5
11.5 Gebruik tijdens de winter
....................................... 11-7
Hoofdstuk 12: Afvalverwerking en milieubescherming
12.1 Milieu en mobiel reizen........................................... 12-1
12.2 Terugneming van het voertuig
................................ 12-4
Hoofdstuk 13: Technische gegevens
13.1 Gewichten volgens 92/21/EG
................................ 13-1
13.2 Bandenspanning
................................................... 13-2
13.3 Technische gegevens
............................................ 13-3
13.4 Banden en velgen voor basismodel campers
....... 13-7
13.5 Gewicht accessoires
............................................. 13-9
Index
................................................................................ Ix-1
Bijlage
.................................................................................B-1
Inleiding
01-1
HOBBY geeft u via uw dealer 5 jaar garantie op dichtheid
van de camper volgens de garantiebepalingen. Bij aankoop
van het voertuig krijgt u van uw dealer een garantieboekje
“5 jaar dichtheidsgarantie”.
Hoofdstuk 1: Inleiding
De ontwikkeling van onze campers staat niet stil. We vragen
uw begrip voor het feit dat wijzigingen in uitrusting, vorm
en technische bijzonderheden zijn voorbehouden. In deze
gebruiksaanwijzing zijn ook uitvoeringsvarianten beschreven
die niet tot de standaarduitrusting behoren. Om deze reden
kunnen geen rechten worden ontleend aan de inhoud van de
handleiding. Deze handleiding is bijgewerkt tot het moment
van ter perse gaan: de beschrijvingen van de diverse uitvoe-
ringen zijn tevens van toepassing op de in essentie vergelijk-
bare indelingsvarianten. U zult begrijpen dat het ondoenlijk is
elke variant apart te beschrijven. Voor speciale vragen m.b.t.
uitrusting en technische bijzonderheden kunt u contact opne-
men met uw dealer.
1.1 Algemeen
Uw HOBBY camper is gebouwd volgens de modernste
technische inzichten en met inachtneming van de erkende
veiligheidstechnische voorschriften. Ondanks alle voorzorgs-
maatregelen is het mogelijk dat personen gewond raken of
de camper beschadigd raakt als de veiligheidsvoorschriften
in deze handleiding alsook de waarschuwingsaanwijzingen
(bijv. op stickers) in de camper zelf niet worden opgevolgd.
Gebruik de camper uitsluitend in technisch perfecte staat.
Laat storingen die van invloed (kunnen) zijn op de veiligheid
van personen of van de camper, onmiddellijk door een des-
kundige reparateur verhelpen. Het remsysteem, de elektrische
installatie en de gasinstallatie mogen uitsluitend door een er-
kend reparatiebedrijf worden gecontroleerd en gerepareerd.
Neem de voorgeschreven controle- en inspectietermijnen in
acht.
1.2 Vóór het begin van de eerste rit
Gebruik het voor u liggende handboek niet alleen als naslag-
werk, maar zorg er al vóór het begin van de eerste rit voor dat
u er grondig mee vertrouwd raakt.
Vul de garantiekaarten van de inbouwapparatuur en onder-
delen in de handleidingen in en stuur de garantiekaarten naar
de desbetreffende fabrikant van het apparaat. Daarmee bent u
verzekerd van het recht op garantie voor alle apparaten.
NB: Als de dichtheidscontroles niet worden uitgevoerd,
kunt u geen aanspraak meer maken op de 5 jaar dicht-
heidsgarantie.
Inleiding
01-2
1
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen
In deze handleiding wordt de camper op de volgende manier
aan u uitgelegd:
Teksten en afbeeldingen
Teksten die betrekking hebben op afbeeldingen, staan direct
bij de betreffende afbeeldingen.
Details in afbeeldingen (hier: toegangsdeur) worden aangeduid
met een positienummer
j
.
Opsommingen
Opsommingen verschijnen puntsgewijs en worden voorafgeg-
aan door een koppelteken “-”.
Neem de volgende aanwijzingen in acht alvorens het
voertuig in gebruik te nemen:
Controleer de bandenspanning.
Zie hoofdstuk Bandenspanning
Belaad het voertuig op de juiste wijze. Houd daarbij
rekening met het technisch toelaatbaar totaalgewicht.
Zie hoofdstuk Belading
Laad de accu’s vóór iedere reis volledig op.
Zie hoofdstuk startaccu en huisaccu.
Verwarm het voertuig bij buitentemperaturen onder
0ºC alvorens de waterinstallatie te vullen.
Zie hoofdstuk Watervoorziening / Drinkwatertank vullen.
Draai bij de eerste rit de wielmoeren na 50 km aan.
Schakel vóór het tanken van brandstof alle op gas
werkende inbouwapparatuur uit.
Transporteer gasessen uitsluitend stevig vastges
jord in de daarvoor bestemde gaseskast.
Verwarm het voertuig ook ’s nachts bij gebruik tijdens
de winter en bij bevriezingsgevaar.
Zie Hoofdstuk Gebruik tijdens de winter / Verwarming.
Houd luchttoevoer- en ontluchtingsroosters altijd
vrij.
Zie Hoofdstuk Ramen / Dakventilator / Ventileren.
Als het voertuig niet in gebruik is, moet de gehele
waterinstallatie worden geleegd en de kranen half
open blijven staan. Laat de deur van de koelkast
open staan. Zo wordt schade aan de waterinstallatie
door bevriezing voorkomen.
Zie Hoofdstuk Waterinstallatie leegmaken.
Inleiding
01-3
Handelingsinstructies
Handelingsinstructies worden eveneens puntsgewijs weerge-
geven, waarbij elke alinea wordt voorafgegaan door het teken
(“•”).
Aanwijzingen
Aanwijzingen wijzen op belangrijke details die garanderen
dat de camper en alle onderdelen naar behoren werken.
Bedenk a.u.b. dat er op grond van verschillende uitvoerin-
gen afwijkende beschrijvingen kunnen voorkomen.
Waarschuwingsaanwijzingen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen u op gevaren die
kunnen ontstaan wanneer instructies worden genegeerd,
bijv. materiaal beschadigd of zelfs mensen gewond kunnen
raken.
Milieutips
Milieutips geven mogelijkheden aan hoe u de vervuiling van
het milieu kunt beperken.
Inleiding
01-4
Veiligheid
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen
Zorg voor voldoende ventilatie. Dek ingebouwde ventila-
tieroosters (dakluiken met ventilatierooster of dakventila-
toren in paddestoelvorm) nooit af. Houd ventilatieroosters
vrij van sneeuw en bladeren – verstikkingsgevaar!
Neem m.b.t. de inbouwapparatuur (koelkast, verwarming,
kooktoestel enz.) alsook m.b.t. het basisvoertuig de van
toepassing zijnde gebruiksaanwijzingen beslist in acht.
Door het aan- of inbouwen van accessoires en bij speciale
uitvoeringen kunnen de afmetingen, het gewicht en de rijei-
genschappen van de camper afwijken. Voor sommige toe-
gevoegde delen/elementen geldt een registratieplicht.
Gebruik uitsluitend banden en velgen die voor uw camper
zijn toegestaan. Zie voor specicaties m.b.t. de band- resp.
velgmaat het instructieboekje dat bij het voertuig hoort.
2.2 Brandveiligheid
Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Laat geen kinderen zonder toezicht in de camper.
Houd brandbare materialen uit de buurt van alle verwar-
mings– en kooktoestellen.
Veranderingen aan de elektrische installatie, de gasinstalla-
tie of de inbouwapparatuur mogen uitsluitend worden aan-
gebracht door een erkend vakman.
Bevestig een brandblusser in de buurt van de toegangs-
deur.
Lees de aanwijzingen op de brandblusser, zodat u weet
hoe in noodgevallen te handelen.
Bewaar een branddeken in de buurt van het kooktoestel.
Houd alle vluchtwegen vrij.
Stel u op de hoogte van de veiligheidsmaatregelen die
gelden op het (kampeer)terrein waar u verblijft.
Wat te doen bij brand
Zorg ervoor dat alle inzittenden het voertuig onmiddellijk
verlaten.
Sluit de ventielen van de gasessen.
Schakel de stroomtoevoer af.
Sla alarm en bel de brandweer.
Bestrijd het vuur alleen zelf als dat zonder gevaar voor uzelf
mogelijk is.
02-1
Veiligheid
2.3 Verkeersveiligheid
Controleer voor het begin van de reis of de verlichting, de
richtingaanwijzers, de stuurinrichting en de remmen goed
functioneren.
Laat de remmen en de gasinstallatie door een erkend ga-
ragebedrijf controleren als het voertuig langere tijd heeft
stilgestaan (ca. 10 maanden).
Verduisteringen van de voorruit en de zijramen volledig
openen en vastzetten.
Het is verboden zich tijdens het rijden in de alkoof te bevin-
den.
In de winter moet het dak sneeuw- en ijsvrij zijn voordat u
begint te rijden.
Controleer regelmatig de bandenspanning voordat u gaat
rijden. Een verkeerde bandenspanning kan leiden tot extra
slijtage of beschadigingen aan de banden of een klapband
veroorzaken.
Kinderzitjes mogen alleen worden bevestigd met behulp
van fabrieksmatig aangebrachte driepuntsgordels.
Zet de draaistoelen vast in de rijrichting. Tijdens het rijden
mogen de draaistoelen niet worden gedraaid.
02-2
2.4 Voor en tijdens de rit
Als eigenaar c.q. bestuurder van het voertuig bent u verantwoor-
delijk voor de staat waarin uw voertuig zich bevindt. Daarom
moet u de volgende punten in acht nemen:
Buitenkant
Loop om de camper heen en maak hem als volgt klaar voor
de reis:
Voertuig reisklaar maken
Draai zo nodig de uitgeschoven uitdraaisteunen omhoog.
Sluit alle ramen van de camperopbouw en de dakluiken.
Sluit en beveilig de toegangsdeuren en servicekleppen van
de opbouw.
Veiligheid
02-3
Sluit de afvoerkraan van de vuilwatertank.
Sluit alle kranen en snelsluitkleppen van de gasapparaten.
Een uitzondering vormen gaskranen voor verwarmingsap-
paraten die tijdens de rit moeten worden gebruikt.
Zo nodig SAT-schotel inklappen.
Indien van toepassing: schuif de tv-antenne zo ver mogelijk
in.
Indien van toepassing: maak de bagage op het dak goed
vast en borg deze tegen schuiven.
Indien van toepassing: zet de etsen op de drager goed vast
en beveilig ze tegen schuiven.
Indien van toepassing: schakel de voortentverlichting uit.
Binnen
Ook binnen in de camper moet u enkele voorbereidingen
treffen.
Binnenkant reisklaar maken
Ruim losse voorwerpen op en berg ze in de opbergvakken
op.
Berg zware voorwerpen zo laag mogelijk op.
Indien van toepassing: zet de koelkast op 12V.
Zorg ervoor dat vloeistoffen, ook die in de koelkast, niet
kunnen weglekken.
Bevestig de gasessen.
Klem de tafelbeveiliging vast.
Sluit deuren (ook die van de koelkast), laden en kleppen
goed af.
• Tafel vastmaken en zo mogelijk neerlaten
Zware en/of grote voorwerpen (bijv. TV, radio) moeten vóór
elke rit stevig worden vastgezet.
Open het als optie verkrijgbare verduisteringssysteem in de
cabine volledig en zet het vast.
Breng goed zichtbaar in de camperopbouw en in de cabine
een briefje met alle belangrijke afmetingen en gewichten
aan.
Overlaad het voertuig niet! Houd beslist rekening met de
toelaatbare asbelasting, het technisch toelaatbaar ge-
wicht en de toegestane hoogte, breedte en lengte van de
camper.
Veiligheid
02-4
2.5 Aanwijzing voor de reis
Uw camper is geen personenauto!
Hij gedraagt zich in veel situaties anders dan een ‘normale’ auto.
Daarom dient u op de volgende bijzonderheden te letten:
Belading
M.b.t. de belading geldt:
Gelijkmatig beladen. Zware voorwerpen of voorwerpen die
veel ruimte innemen horen thuis in de onderste opberg-
ruimten!
Sjor bagage op het dak goed vast!
De bagage in de camper zelf dient te worden opbeborgen
in kasten en opbergruimten.
Cabine
Vergeet niet de volgende dingen:
Stel de binnen- en buitenspiegel en de zitpositie in.
Controleer de verlichting.
Bovendien:
Controleer de bandenspanning.
Controleer vloeistoffen als olie, koelwater, remvloeistof en
ruitenwisservloeistof, en vul deze zo nodig bij.
Schakel alle gasapparaten uit (verwarming, koelkast etc.)
alvorens brandstof te tanken.
Voordat de reis begint
Vóór het vertrek dient u de volgende vragen met “ja” te kunnen
beantwoorden:
Zijn verbandtrommel en gevarendriehoek aan boord?
Is de verlichting in orde (achteruitrijlampen, dimlicht, rem-
lichten en richtingaanwijzer)?
Veiligheid
Zet deuren en kleppen vast.
Controleer na belading het totaalgewicht en de asbelasting
op een openbare weeginstallatie.
Daklast (max. 50 kg)
De hoogte van de camper kan per rit variëren vanwege verschil-
len in de hoeveelheid bagage op het dak.
M.b.t. de dakbelasting geldt:
Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van het voer-
tuig.
Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Garageruimte achterin
Let bij het beladen van de garageruimte achterin op de to-
elaatbare asbelasting en op de technisch toelaatbare maxi-
mummassa. Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig. Te
hoge puntlasten beschadigen de vloerbedekking.
02-5
De maximaal toelaatbare belasting van de garageruimte
achterin bedraagt 200 kg.
De toelaatbare achterasbelasting mag in geen geval
worden overschreden.
Bij volledige belading van de garageruimte achterin
wordt de vooras ontlast, waardoor het rijgedrag van de
camper aanzienlijk slechter wordt.
Veiligheid van de inzittenden
Tijdens de rit geldt:
Alleen op plaatsen die zijn uitgerust met veiligheidsgordels,
mogen personen zitten.
Het is verboden zich tijdens het rijden in de alkoof of op
bedden te bevinden.
Passagiers moeten met veiligheidsgordel om op hun plaats
blijven zitten!
Open niet de deurvergrendeling!
Er mogen zich verder geen personen in het voertuig bevin-
den!
Remmen
M.b.t. remmen geldt:
Let op de langere remweg, vooral bij natheid.
Kies bij bergafwaarts rijden geen hogere versnelling dan bij
bergopwaarts rijden.
Rangeren
Uw camper is aanzienlijk groter dan een personenauto.
M.b.t. parkeren geldt:
Ook bij juist ingestelde buitenspiegels is er een aanzienlijke
dode hoek.
Laat u bij het (invoegend) parkeren op onoverzichtelijke plek-
ken helpen door iemand die visuele signalen kan geven.
Veiligheid
02-6
Rijden door bochten
Een camper raakt door zijn opbouwhoogte sneller aan het
slingeren dan een personenauto.
M.b.t. het rijden door bochten geldt:
Rijd niet te snel een bocht in!
Zuinig rijden
De motor van uw camper is er niet voor ontworpen om voort-
durend op topsnelheid te rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
geen plankgas!
De laatste 20 km/h tot aan de topsnelheid kosten tot wel
50% meer brandstof!
Tanken
In de camper is een aantal gasapparaten met open vlam in-
gebouwd.
Bij het tanken geldt:
Schakel alle gasapparaten (verwarming, koelkast etc.) uit!
Schakel mobiele telefoons uit!
Tank uitsluitend dieselbrandstof.
• Vul niet per ongeluk de drinkwatertank met brandstof.
Rijden
Maak vóór de eerste grote rit een proefrit om uzelf vertrouwd
te maken met het rijgedrag van de camper. Oefen ook het
achteruit rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
Onderschat de lengte van de camper niet.
Wees voorzichtig bij het oprijden van binnenplaatsen en het
passeren van poorten en doorritten.
Bij zijwind, ijzel of natheid kunnen in de camper slingerbe-
wegingen optreden.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de wegen en de
verkeersomstandigheden aan.
Lange, licht hellende weggedeelten kunnen gevaarlijk zijn.
Kies uw snelheid van meet af aan zodanig dat u zo nodig
nog kunt versnellen zonder andere weggebruikers in gevaar
te brengen.
Rijd bergafwaarts in principe niet sneller dan bergop-
waarts.
Bij het inhalen van of ingehaald worden door vrachtwagen-
combinaties of bussen kan de camper in een luchtstroom
terecht komen. Licht tegensturen heft het effect hiervan op.
Anticiperend rijden, bij lange ritten regelmatig pauzes
inlassen.
Veiligheid
02-7
2.6 Nooduitrusting
Om goed op noodsituaties te zijn voorbereid, dient u de drie
reddingsmiddelen steeds bij u te hebben en ermee vertrouwd
te zijn.
Verbanddoos
De verbanddoos moet te allen tijde onder handbereik zijn en op
een vaste plaats in de camper worden bewaard. Na gebruik van
materialen uit de verbanddoos moet de inhoud ervan onmid-
dellijk weer worden aangevuld. De uiterste gebruiksdatum van
bepaalde middelen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Veiligheidsvest (niet standaard meegeleverd)
Wij raden u aan een veiligheidsvest conform EN 471 met witte
retroreecterende strepen mee te nemen en dat aan te trekken
bij het verlaten van het voertuig buiten de bebouwde kom en
op pechstroken. De bestuurder dient deze veiligheidskleding
te dragen als de camper
buiten de bebouwde kom op een secundaire weg door
een ongeval of met pech op een onoverzichtelijk wegge-
deelte tot stilstand komt terwijl er sprake is van slecht
zicht, schemering of duisternis, of
op de pechstrook van een autosnelweg door een ongeval
of met pech is blijven steken en door het opstellen van
een gevarendriehoek moet worden beveiligd.
Gevarendriehoek
Ook de gevarendriehoek moet te allen tijde onder handbereik
zijn en een vaste plaats in de camper hebben, bij voorkeur in
de buurt van de verbanddoos.
In geval van nood
Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens
100 m achter het voertuig!
100 m
Veiligheid 02-8
Bij temperaturen onder nul handrem hooguit lichtjes aan-
trekken en beslist in een versnelling zetten, om het bevriezen
van de handrem te voorkomen!
Let er bij het draaien van de chauffeursstoel op dat de
handrem niet per ongeluk wordt ontgrendeld.
2.7 Na de rit
Keuze staplaats
Voor de keuze van de staplaats geldt:
Kies een zo horizontaal mogelijke staanplaats.
Zoek de staanplaats zo mogelijk bij daglicht.
Veilige plaatsing van de camper
Voor de veilige plaatsing van de camper geldt:
Zet de motor in een versnelling.
Trek de handrem aan.
Klap zo nodig extra parkeersteunen uit.
Gebruik zo nodig onderlegkeggen (niet standaard meege-
leverd).
Apparaten omschakelen
Voor het omschakelen van de apparaten geldt:
Schakel de koelkast om van 12V op gas of 230V, omdat
de 12V-voorziening bij staande motor na korte tijd auto-
matisch wordt uitgeschakeld.
Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiters van de benodigde apparaten.
Waterinstallatie
Als de camper bij bevriezingsgevaar niet wordt verwarmd,
moet het gehele waterleidingsysteem worden geleegd. Laat
de kranen en alle overloopventielen openstaan. Zo wordt
vorstschade voorkomen.
Stilstaand water in de drinkwatertank of in de in de waterleidin-
gen wordt na korte tijd ondrinkbaar. Spoel daarom vóór ieder
gebruik de waterleidingen door met enkele liters vers water.
Veiligheid
02-9
Energie besparen in de winter
Op eenvoudige wijze kunt u in het woongedeelte energie be-
sparen. Dit geldt vooral bij het verwarmen in de winter.
M.b.t. energiebesparing geldt:
Doseer nauwkeurig de luchttoevoer en ontluchting in het
voertuig resp. de verwarmingsklep.
Breng in de cabine wintermatten aan voor voor- en zijruiten
(niet standaard meegeleverd).
Breng een gordijn tussen cabine en woongedeelte aan
(niet standaard meegeleverd) resp. sluit de schuifdeur naar
de cabine volledig (alleen Sphinx-serie).
Open de buitendeur zo weinig mogelijk en slechts kort.
Breng bij gebruik tijdens de winter eventueel een kleine
voortent aan als bescherming tegen de kou.
Veiligheid
02-10
Chassis
03-1
Denitie van het gewicht van campers
Voor de berekening van het gewicht en het daaruit voortvloei-
ende laadvermogen van campers geldt op Europees niveau de
EU-richtlijn 92/21/EG. Hieronder worden de gebruikte begrip-
pen en maatstaven verklaard.
1. Technisch toelaatbare maximummassa (TTM)
De aanduiding van de technisch toelaatbare maximummassa
vindt plaats volgens opgave van de Hobby caravanfabriek
in samenwerking met de fabrikanten van de voorafgaande
constructiefasen (FORD). Deze massa is vastgesteld op
grond van uitvoerige berekeningen en tests, is vastgelegd in
basisvergunningen en mag om veiligheidstechnische redenen
in geen geval worden overschreden.
2. Rijklaar gewicht
Het rijklaar gewicht komt overeen met de massa van het lege
voertuig inclusief smeermiddelen, gereedschap, reservewiel
(evt. reparatieset), brandstof (100%), extra accu, alle fabrieks-
matig ingebouwde standaardvoorzieningen, alsmede 75 kg
voor de chauffeur, te vermeerderen met de basisuitrusting als
gas, water en elektrische installatie.
3. Basisuitrusting
De basisuitrusting omvat de massa van de voor 90% van hun
capaciteit gevulde verswatertank en gastank. De volgende
tabel bevat een gedetailleerde opgave van deze gewichten
voor de afzonderlijke series.
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis
Chassisdelen en assen maken deel uit van het chassis. Er mo-
gen geen technische veranderingen worden uitgevoerd, omdat
anders de algemene gebruiksvergunning vervalt!
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met
toestemming van de fabrikant.
Meer informatie is te vinden in de bijgeleverde gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
3.2 Belading
De in de voertuigpapieren geregistreerde maximale asbela-
sting en de technisch toelaatbare maximummassa mogen
niet worden overschreden.
Campergewicht conform 92/21/EG
Houd a.u.b. rekening met de denitie van het gewicht van
campers!
Chassis
03-2
Siesta, Siesta Exclusive,
Van Exclusive en Van
Gewichtsverlaging
T 650 ESC LE
naar 3500 kg
a) Vloeibaargasinstallatie
Aantal ingebouwde gasregelaars: 1 1
Gewicht van een 11 kg aluminium gases: 5,5 5,5
Gewicht gasvulling voor 11 kg gases (90%): 9,9 9,9
Totaal: 15,4 15,4
b) Vloeistoffen
200 l drinkwatertank (90%) - -
100 l drinkwatertank (90%) 90 -
10 l drinkwatertank (90%) - 9
c) Stroomtoevoer
Kabelhaspel:
4 4
Basisuitrusting totaal: 109,4 kg 28,4 kg
Chassis
03-3
5. T 650 ESC LE met toelaatbare maximummassa 3500 kg4. Laadvermogen
Onder laadvermogen wordt verstaan het verschil tussen de
“technisch toelaatbare maximummassa” en “rijklaar gewicht”.
Dit cijfer weerspiegelt het gewicht van de passagiers (con-
ventionele belasting: 75 kg vermenigvuldigd met het aantal
zitplaatsen – de bestuurder niet meegerekend), extra uitru-
sting (bijv. aanvullende pakketten, etsendrager, trekhaak,
airconditioning, zonnescherm etc.) en persoonlijke bagage
(kleding, vrijetijdsartikelen, levensmiddelen, campingstoelen
en tafels etc.).
Het “rijklaar gewicht” omvat een aanvullende waarde voor
vloeistoffen en gas etc. (zie standaarduitvoering). Een deel
van deze aanvullende waarde kan ook als extra laadvermo-
gen worden benut, bijv. als u met lege watertanks of zonder
gasessen wilt reizen.
Onder geen enkel beding mag het technisch toelaatbare
totaalgewicht van een camper in beladen toestand worden
overschreden.
Let er beslist op dat er rekening is gehouden met de mas-
sa van alles wat er in de camper wordt meegevoerd, bijv.
passagiers, extra uitrusting, basisuitrusting en persoonlijke
bagage (als kleding, levensmiddelen, huisdieren, etsen,
surfboards, overige sportuitrusting etc.).
Ter vermindering van het rijklaar gewicht is de drinkwatertank
voorzien van een overloopventiel. Dit bevindt zich rechts in
de zitbank, aangegeven door een waarschuwingsaanwijzing.
Voor het begin van de rit moet het overloopventiel worden ge-
opend; de inhoud van de drinkwatertank wordt ter voorkoming
van overbelasting teruggebracht tot ca. 10 l. Bij verblijf op een
standplaats kan het ventiel worden gesloten, waardoor de vol-
ledige inhoud van de tank kan worden benut.
Een gereduceerde drinkwatervoorraad in rijklare toestand is
een strikte voorwaarde voor de toelating van het voertuig.
Deelname aan het verkeer met de camper is uitsluitend to-
egestaan met geopend overloopventiel. De bestuurder van
het voertuig is verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze
maatregel en moet erop toezien dat de technisch toelaatbare
maximummassa niet wordt overschreden.
Vóór elke rit moet het overloopventiel van de drinkwater-
tank worden geopend.
Chassis
03-4
3.3 Uitdraaisteunen
De optionele uitdraaisteunen bevinden zich aan de achterkant
op de onderstelverlenging van uw camper.
Uitdraaisteunen uitklappen
Plaats de kruk op de buitenzeskant
j
.
De steun wordt door draaien van de kruk in verticale stand
gebracht.
• Beveilig zo nodig de poot
k
tegen wegzakken en plaats
deze op een ondergrond.
Zodra de uitdraaisteun zich in verticale stand bevindt,
wordt de steun telescopisch uitgeschoven.
Draai met de kruk aan de uitdraaisteunen totdat het voer-
tuig horizontaal staat.
Uitdraaisteunen inklappen
Ontspan de uitdraaisteunen met de kruk.
Draai met gelijkmatige bewegingen aan de kruk totdat de
uitdraaisteun weer de horizontale uitgangspositie heeft
bereikt.
- Gebruik de uitdraaisteunen niet als krik! Ze dienen uitslui-
tend voor de stabilisatie van de geparkeerde camper.
- Belast de uitdraaisteunen altijd gelijkmatig.
- Klap uitdraaisteunen vóór het wegrijden altijd in en borg
ze.
- Reinig de uitdraaisteunen regelmatig en smeer ze met een
kleine hoeveelheid vet.
2
1
2
De telescoopvoet mag slechts tot aan de gele markering
worden uitgeschoven!
Chassis
03-5
3.4 Opstapje
Uw camper bezit een elektrisch opstapje
j
.
Dit wordt bediend m.b.v. schakelaar
k
binnen naast de
toegangsdeur.
1
Zorg er beslist voor dat het opstapje vóór het begin van
elke rit wordt ingeschoven!
Let op de verschillende treehoogtes en zorg bij het uitstap-
pen voor een vaste en egale ondergrond.
Ga pas op het opstapje staan wanneer deze volledig is
uitgeschoven!
2
Chassis
03-6
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN)
Het 17-cijferige voertuigidenticatienummer is vóór op de
rechter dwarsbalk van het chassis. Voor een betere leesbaar-
heid is het VIN bij Ford ook van buiten leesbaar op een plaat-
je links op het instrumentenpaneel aangebracht. Tevens is het
VIN zowel aangegeven op het typeplaatje van het basisvoer-
tuig als op het Hobby-typeplaatje (in de motorruimte vóór op
de steunbalk van de radiateur.
Houd a.u.b. het VIN bij de hand bij elke aanvraag en bij elk
bezoek aan uw dealer.
3.6 Extra luchtvering
Extra luchtvering op de achteras (optie) leiden tot een duide-
lijke verbetering van de rijeigenschappen van de camper en
vullen de standaardvering aan. De luchtbalgen zorgen er zo
nodig voor dat de achterzijde van het voertuig iets omhoog
komt.
Met de bedieningseenheid in de cabine wordt met de toets
On/Off
j
de compressor geactiveerd, waarna de luchtbal-
gen worden gevuld. Aan de hand van de manometer
l
kan
men voortdurend de huidige druk in de installatie aezen. Bij
overdruk kan met behulp van de ontluchtingstoets
k
over-
tollige lucht uit de installatie worden verwijderd.
1
2
3
Chassis
03-7
Om beschadigingen van de luchtbalgen uit te sluiten, is het
belangrijk in het kader van onderhoudswerkzaamheden de
luchtbalgen te controleren op opeenhopingen van materiaal
en verontreinigingen en deze zo nodig te reinigen.
De volgende reinigingsmiddelen zijn toegestaan voor de
reiniging van luchtbalgen: zeepoplossing, methanol, etha-
nol en isopropylalcohol.
De maximaal toelaatbare werkdruk van de installatie be-
draagt 4,0 bar.
De optimale luchtdruk is bereikt als het voertuig horizontaal
staat. De minimumluchtdruk moet zo groot zijn dat de lucht-
balg niet kan doorslaan. Bij een leeg voertuig bedraagt deze
waarde ca. 0,5 bar (a.u.b. afzonderlijk bepalen), bij een bela-
den voertuig al naargelang de belading duidelijk hoger.
Uw camper is optioneel uitgerust met een trekhaak. De ma-
ximale kogeldruk (verticale last) en achterasbelasting zijn te
vinden in de kentekenpapieren.
3.7 Trekhaak
Let op de toelaatbare steunlast en achterasbelasting van
de camper, vooral ook in combinatie met de belading van
de garageruimte achterin.
Het gelijktijdig gebruiken van een trekhaak en een achter-
drager is niet toegestaan.
Tijdens het rangeren voor het aan- en afkoppelen mogen
zich geen personen tussen camper en aanhanger bevin-
den.
In verband met richtlijnen van de fabrikant van het basisvo-
ertuig en de vastlegging van de zogeheten D-waarde van
de trekhaak zijn geen verdere gewichtsverhogingen van het
aanhangergewicht mogelijk.
Chassis
03-8
3.8 Aanbouwelementen
Registratie van accessoires in de kentekenpapieren
• Laat aanbouwelementen monteren door uw HOBBY-dealer.
Rijd met uw camper naar een keuringsinstantie of tech-
nische service (bijv. TÜV / DEKRA) voor een keuring.
De keuringsinstantie keurt de aanbouwelementen en maakt
een keuringsrapport op.
• Ga met het keuringsrapport en het kentekenbewijs deel I en
II naar het plaatselijke bureau voor de afgifte van kenteken-
bewijzen. Hier wordt de wijziging in het bestaande kente-
kenbewijs geregistreerd.
Vergeet a.u.b. niet dat voor een trekhaak, motorhouder,
tillift en/of extra veerbladen een registratieplicht geldt.
Houd er a.u.b. rekening mee dat het laadvermogen van
uw camper door de montage van accessoires wordt
beperkt.
Wielen, banden, remmen
04-1
Hoofdstuk 4: Wielen, banden,
remmen
4.1 Wielen
Controleer tijdens de eerste rit met de camper na 50 km of
de wielmoeren nog stevig vastzitten en draai ze zo nodig aan
met een aanhaalmoment van 180 Nm voor 16”-velgen (staal
+ LM). Controleer daarna regelmatig of de wielmoeren nog
stevig vastzitten.
4.2 Banden
Gebruik uitsluitend banden zoals fabrieksmatig gemonteerd zijn.
Gebruik andere bandenmaten uitsluitend met toestemming van
de fabrikant van het basisvoertuig.
Ontzie uw banden tijdens het rijden
Voorkom hard remmen en het starten met plankgas.
Vermijd lange ritten op slechte wegen.
Rijd nooit met een overladen voertuig.
Op uw HOBBY-camper zijn tubeless banden gemonteerd. In
deze banden mogen absoluut geen binnenbanden worden
aangebracht!
Winterbanden verplicht in Duitsland!
Bij sneeuw, ijs en sneeuwbrij moeten alle voertuigen
beschikken over banden met het symbool "M+S". Het
niet naleven van dit wettelijke voorschrift kan leiden tot
strafvervolging.
Wielen, banden, remmen
4.3 Bandenspanning
Controleer de spanning van alle banden en van het reservewiel
ongeveer om de 4 weken en vóór lange ritten.
Voor de controle van de bandenspanning geldt:
De bandenspanning moet in koude toestand worden gecon-
troleerd.
Bij het controleren of bijvullen van warme banden moet de
druk 0,3 bar hoger zijn dan bij koude banden.
Voor de bandenspanning geldt:
- juiste bandenspanning
j
.
- te lage bandenspanning
k
.
- te hoge bandenspanning
l
.
1
2
3
04-2
Een te lage druk leidt tot oververhitting van de band.
Dit kan leiden tot zware beschadiging van de band.
De juiste bandenspanning kunt u vinden in de tabel in het
hoofdstuk “Technische gegevens” resp. de gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
4.4 Proeldiepte
Vervang uw banden tijdig, d.w.z. voordat de proeldiepte minder
dan 1,6 mm bedraagt.
Banden mogen niet kruislings worden verwisseld, d.w.z. van
de rechterzijde van de wagen naar de linker en omgekeerd.
Banden verouderen ook wanneer ze weinig of niet worden
gebruikt.
Aanbeveling van de bandenfabrikant
Vervang de banden na 6 jaar, onafhankelijk van de proel-
diepte.
Voorkom sterke schokken door het rijden tegen trottoirban-
den, in gaten in het wegdek of tegen andere obstakels.
De wettelijk toegestane minimale proeldiepte biedt slechts
een beperkte rijveiligheid. De volgende aanbevelingen moeten
worden opgevolgd:
Veiligheidsgrens in de zomer: 3,0 mm
Veiligheidsgrens in de winter: 4,0 mm
Wielen, banden, remmen
4.5 Velgen
Gebruik alleen de originele velgen. Als u andere velgen wilt
gebruiken, moet u de volgende punten in acht nemen.
Voor het gebruik van andere velgen geldt:
- formaat,
- uitvoering,
- inpersdiepte en
- draagvermogen moeten voldoende zijn voor het max. toe-
laatbaar gewicht.
- De conus van de bevestigingsschroef moet overeenkomen
met de uitvoering van de velg
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met toestem-
ming van de fabrikant.
Aluminium velgen moeten voor elk voertuigtype apart worden
gecontroleerd. De bouten van de aluminium velgen mogen
niet worden gebruikt voor stalen velgen. De vooraf in de
fabriek ingebouwde LM-velgen kunnen m.b.v. de originele
wielbouten worden gemonteerd.
04-3
4.6 Sneeuwkettingen
Rijd niet sneller dan 50 km/h.
Maak op sneeuwvrije straten geen gebruik van sneeuwket-
tingen.
Wieldoppen moeten vóór de montage van sneeuwkettin-
gen worden verwijderd.
Modellen voor voorwielaandrijving
Om sneeuwkettingen te kunnen gebruiken moeten op de voo-
ras banden van de maat 195/75 R 16 C (M+S) op stalen velgen
5,5 J x 16 H2, ET 50 worden gemonteerd. Op de achteras
mag de bandenmaat 215/75 R 16 C blijven zitten. Dit gebruik
van verschillende banden is via de basisvergunning van Ford
toegestaan; hiervoor geldt dus geen registratieplicht.
Banden met de maat 195/75 R 16 C (M+S) moeten worden
gevuld tot de maximaal toelaatbare bandenspanning van
4,8 bar. Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen in combina-
tie met stalen velgen en uitsluitend op de vooras toegestaan.
Gebruik sneeuwkettingen uitsluitend op de vooras.
Wielen, banden, remmen
04-4
4.7 Pechset
Maak geen gebruik van de bandenreparatieset als de band is
beschadigd door het rijden zonder lucht. Kleine scheurtjes,
vooral in het loopvlak van de band, kunnen met de bandenre-
paratieset worden afgedicht. Verwijder geen vreemde elementen
(bijv. schroefje of spijker) uit de band. De bandenreparatieset is
bruikbaar bij buitentemperaturen tot ca. –30°C.
A Schud de es. Schroef de vulslang
j
op de es (hier-
door wordt de folieafsluiting doorbroken).
Wielen, banden, remmen
04-5
B Draai het ventieldopje van het bandventiel af.
Draai het binnenventiel
k
eruit met een ventieluitdraaier
l
. Leg het binnenventiel
k
niet in zand of vuil.
C Verwijder de afsluitplug
m
van de vulslang
j
.
Schuif de vulslang op het bandventiel.
D Houd de vules met de vulslang naar beneden en knijp
erin. Spuit de gehele esinhoud in de band. Verwijder de
vulslang
j
en draai het binnenventiel
k
met de ventiel-
uitdraaier
l
goed vast in het bandventiel.
Wielen, banden, remmen
04-6
E Draai de luchtslang
n
op het bandventiel. Steek de
stekker
o
in het contactpunt van de sigarrettenaanste-
ker. Pomp de band op
p
. Gebruik de elektrische lucht-
pomp niet langer dan 8 minuten! Gevaar voor oververhit-
ting! Als het niet lukt de gewenste luchtdruk te bereiken,
rijd dan met het voertuig ca. 10 meter voor- of achteruit,
zodat het dichtmiddel in de band goed kan worden verde-
eld. Ga door met het oppompen van de band. Vervolg de
rit onmiddellijk, zodat het dichtmiddel in de band kan
worden verdeeld.
De maximumsnelheid is 80 km/h.
Rijd voorzichtig, vooral in bochten.
Controleer na 10 minuten rijden de luchtdruk van de
band. Als de luchtdruk onder deze minimumwaarde
q
is
gezakt, mag niet meer worden doorgereden.
Als de minimumwaarde nog wordt aangegeven
q
, stel
dan de bandenspanning bij volgens de bandenspanning-
stabel in de gaseskast. Rijd voorzichtig naar de dichtst
bijzijnde garage en laat de band vervangen.
Risico van ongevallen: Als de vereiste luchtdruk ook nu
nog niet wordt bereikt, is de band te sterk beschadigd.
In dit geval is de bandenreparatieset niet in staat voor de
vereiste afdichting te zorgen. Rijd beslist niet verder. Waar-
schuw een garagebedrijf of een 24-uurs service.
Wielen, banden, remmen
04-7
Risico van ongevallen: Laat de banden in de dichtstbij-
zijnde garage vervangen.
F Plak de bijgeleverde sticker in het zicht van de chauffeur
op het combi-instrument. Lever gebruikte bandenrepara-
tiesets in bij een servicestation.
Wiel verwisselen
Leg bij een zachte ondergrond een stabiele onderlegger
onder de krik, bijv. een houten plank.
Plaats de krik onder de hiervoor bestemde krikpunten.
Draai de wielbouten met een wielsleutel enkele slagen los,
maar verwijder ze nog niet.
Plaats de krik alleen op de hiervoor bestemde krikpunten!
Als de krik op andere plekken wordt geplaatst, kan dit
leiden tot beschadigingen aan het voertuig of zelfs tot
ongevallen door het wegglijden van het voertuig.
De krik dient alleen voor het verwisselen van een wiel. Hij
mag niet worden gebruikt tijdens werkzaamheden onder
het voertuig! Levensgevaar!
De uitdraaisteunen kunnen niet als krik worden gebruikt!
Raadpleeg bij het verwisselen van een wiel ook de gebru-
iksaanwijzing van de voertuigfabrikant.
4.8 Wiel verwisseln
Wielen, banden, remmen
04-8
Laat de remmen in uw eigen belang regelmatig onderhou-
den door uw Ford-garage.
Trek vervolgens de rechterkant uit de houder (Thetford:
onderkant naar omlaag uit de houder drukken).
Til het voertuig op totdat het wiel zich 2 tot 3 cm boven de
grond bevindt.
Verwijder de wielbouten en vervolgens het wiel.
Breng het wiel in de juiste stand over de wielnaaf aan.
Zet de wielbouten erop en draai ze kruislings licht aan.
Laat de krik zakken en verwijder hem.
Draai de wielbouten gelijkmatig aan met de wielsleutel. De
instelwaarde van het aanhaalmoment van de wielbouten
kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing van het basisvoer-
tuig.
Plaats het gedemonteerde wiel in de (evt. aanwezige)
reservewielhouder en sluit deze weer af.
4.9 Remmen
De onderdelen van de reminrichting maken deel uit van de
EG-gebruiksvergunning.
Zodra onderdelen van de reminrichting worden veranderd,
vervalt de gebruiksvergunning. Veranderingen mogen alleen
worden doorgevoerd met toestemming van de fabrikant.
Voor het onderhoud van de reminrichting geldt:
Controleer regelmatig het remvloeistofpeil.
Controleer reminrichting en remslangen regelmatig op lek-
kage. Rubberslangen kunnen door marters worden aange-
knaagd.
Gebruik uitsluitend remolie met dezelfde eigenschappen als
de in het remcircuit aanwezige olie.
Opbouw buitenzijde
05-1
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de tank- en servicekleppen
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
T500 GFSC Van Classic
T500 FSC Van Classic
T555 GFSC Siesta
T600AK KM Siesta
T650AK GFM Siesta
TL500 GESC Van Exclusive
Opbouw buitenzijde
05-2
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
T600AK FC Siesta Exclusive
T650 FLC Siesta Exclusive
T650 ESC Siesta Exclusive
Opbouw buitenzijde
05-3
5.2 Luchttoevoer en ontluchting
Voor de ventilatie geldt:
Een goede luchttoevoer en ontluchting van de camper is een
voorwaarde voor een aangenaam wooncomfort. In uw camper
is een tochtvrije ventilatie geïntegreerd. De ontluchting vindt
plaats via de dakluiken en mag niet worden belemmerd in zijn
functioneren.
De luchttoevoer en ontluchting van de koelkast kan met de
bijbehorende afdekplaten worden afgesloten als deze niet op
gas werkt.
1
2
De veiligheidsventilatie-openingen mogen onder geen
enkel beding worden afgesloten, ook niet gedeeltelijk.
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar! Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden
geblokkeerd.
Bij gebruik tijdens de winter moeten speciale afdekplaten
worden gebruikt. Deze afdekplaten zijn te koop via uw
dealer.
Neem de aanwijzingen op de afdekplaten in acht. De afdek-
platen mogen alleen worden gebruikt bij werking op elektri-
citeit in de winter. Meer informatie hierover kunt u vinden in
de gebruiksaanwijzingen van de koelkastfabrikant.
Door koken, natte kleding enz. ontstaat waterdamp. Ieder
mens staat per uur ca. 35 g water aan zijn omgeving af.
Daarom moeten, afhankelijk van de relatieve luchtvoch-
tigheid, ook de ramen en dakluiken worden gebruikt voor
de luchttoevoer en ontluchting (zie ook ”Gebruik in de
winter”).
Koelkast
De koelkast wordt van buitenaf door roosters voorzien van
frisse lucht, om voldoende koelvermogen te garanderen. Het
ventilatierooster
j
bevindt zich in de buitenwand van het
voertuig. Het ontluchtingsrooster
k
bevindt zich boven het
ventilatierooster.
1
2
Opbouw buitenzijde
05-4
1
Ventilatieroosters verwijderen
Schuif de vergrendeling
l
tot aan de aanslag naar
boven. (Draai de vergrendelingen
m
naar rechts.)
Klap het ventilatierooster voorzichtig open, te beginnen
aan de linkerkant.
Trek vervolgens de rechterkant uit de houder.
Bij zeer hoge buitentemperaturen is het raadzaam de
ventilatieroosters te verwijderen. Daardoor wordt een
hogere luchtdoorvoer bij de koelkast bereikt en de koeling
versterkt. Tijdens het rijden en bij neerslag moeten de
ventilatieroosters vast gemonteerd zijn.
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar!
Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden geblok-
keerd.
Verwarming
De verwarming wordt van buitenaf voorzien van frisse lucht
j
. Door deze ventilatieschuif wordt ook de afvoerlucht van
de verwarming naar buiten geleid.
3
4
Opbouw buitenzijde
05-5
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten
Voertuigsleutel
Met de camper worden de volgende sleutels geleverd:
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- chauffeurs- en passagiersdeur en motorkapontgrendeling.
Raadpleeg hiervoor a.u.b. de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig.
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- toegangsdeur
- servicekleppen
- toiletluik.
Toegangsdeur
Openen
Open het slot met de sleutel.
Trek aan de deurgreep.
Open de deur.
Sluiten
Sluit de deur.
Draai de sleutel totdat de grendel hoorbaar wordt vergren-
deld.
Draai de sleutel in verticale stand terug en trek hem uit het
sleutelgat.
Opbouw buitenzijde
05-6
Toegangsdeur
Openen
Draai de grendel naar beneden.
Zo kan de deur ook van binnen worden geopend als die
van buiten is afgesloten.
De toegangsdeur is uw vluchtweg in noodgevallen. Blokkeer
de deur daarom nooit aan de buitenkant!
Sluiten
Trek de deur dicht totdat het slot vastklikt.
Vergrendelen
Draai de grendel naar boven.
Om beschadigingen aan slot en deurkozijn te voorkomen,
moet de binnenste deurkruk horizontaal en niet schuin
naar boven staan.
Opbouw buitenzijde
05-7
Toiletluik
Openen
Open het slot
j
met de sleutel.
Druk op beide knoppen
j
en
k
en open het luik.
Sluiten
Duw het luik dicht totdat hij vastklikt.
Sluit het slot
j
af met de sleutel.
Klep van de bergruimte
Openen
Open het slot met de sleutel.
Duw het luik ter hoogte van het slot krachtig met de hand
naar binnen.
Draai de klep naar boven en zet deze vast met de vang-
haak.
Sluiten
Til de vanghaak op en ontgrendel de klep.
Draai de klep naar beneden.
Sluit het slot met de sleutel af.
2
1
Opbouw buitenzijde
05-8
Buitenaansluiting voor gas
Optioneel kan de camper beschikken over een buitenaanslu-
iting voor gas
k
. Via deze aansluiting kunnen gasapparaten
als gasbarbecue of gaslamp aan de buitenkant van de camper
worden aangesloten op de gasvoorziening.
Openen
Pak de klep bij het lipje
j
en trek hem naar buiten open.
Sluiten
Pak de klep bij het lipje
j
en sluit hem totdat hij
vastklikt.
1
2
Opbouw buitenzijde
05-9
2
1
1
Tankdop
De tankdop bevindt zich achter de bestuurdersdeur in het
onderste gedeelte van de B-zuil achter een klep.
Openen
Klep openen: steek een vinger in de uitsparing
j
en trek
de klep naar buiten open.
Sluiten
Duw het luik dicht totdat hij vastklikt.
Voor informatie over de juiste manier van omgaan met de
tankdop verwijzen wij u naar de bijbehorende Ford gebrui-
kershandleiding.
Watervuldop
Openen
Open het slot
j
met de sleutel.
Draai het deksel
k
krachtig open en verwijder hem.
Sluiten
Doe het deksel
k
erop en draai hem weer dicht.
Sluit het slot
j
met de sleutel af.
Opbouw buitenzijde
05-10
5.4 Dakreling
Voor de belading van de dakreling geldt:
Plaats alleen lichte bagage op het dak.
Sjor de bagage op het dak goed vast en beveilig deze tegen
schuiven en naar beneden vallen.
Laad niet te veel bagage op het dak! Hoe groter de da-
klast, hoe onvoorspelbaarder het rijgedrag.
De maximale totale belasting bedraagt 50 kg.
Houd bij belading rekening met de maximaal toelaatbare
asbelasting.
Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van de cam-
per.
Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Dakbagage mag uitsluitend op een speciale, daarvoor
geschikte imperiaal worden getransporteerd.
Opbouw buitenzijde
05-11
De maximaal toelaatbare belasting van de etsendrager
bedraagt 50 kg (deels geïntegreerde modellen) resp. 60 kg
(alkoof).
5.5 Fietsendrager
Het rijgedrag van de voertuigcombinatie verandert aanzienlijk
met een beladen etsendrager. Pas de rijsnelheid aan deze
omstandigheden aan:
Ook bij optimale belading daalt de kritische snelheid dra-
matisch.
De bestuurder van het voertuig is verantwoordelijk voor
een veilige bevestiging van de etsen. Ook in onbeladen
toestand moet het omhooggeklapte laadsysteem met de
aanwezige clips worden beveiligd.
Let erop dat de remlichten en achterverlichting van het
voertuig noch geheel noch gedeeltelijk door de lading aan
het zicht worden onttrokken.
5.6 Lastdrager
Optioneel is uw camper uitgerust met een bagagerek, dat is
voorzien van een montageset voor de bevestiging van een
motorets of scooter. De bestuurder van het voertuig is ver-
antwoordelijk voor een veilige en duurzame bevestiging van
de lading.
Opbouw buitenzijde
05-12
Het maximale draagvermogen bedraagt 130 kg.
De toelaatbare achterasbelasting mag in geen geval
worden overschreden.
door het bagagerek wordt de achterste hellinghoek van
het voertuig kleiner. Bij het rijden op een oneffen onder-
grond kan het voorkomen dat het rek de grond raakt.
Met een volledig beladen bagagerek wordt de ach-
teras be- en de vooras ontlast. Hierdoor kan het rij-,
stuur- en remgedrag van de camper aanzienlijk worden
veranderd.
De achterste kentekenplaat moet in het midden tussen
de nummerplaatverlichting van het bagagerek worden
gemonteerd.
Indien bij een gemonteerd bagagerek een evt. aanwe-
zige trekhaak nog toegankelijk mocht zijn, denk er dan
aan dat het gelijktijdig gebruiken van beide installaties
niet is toegestaan.
Het bagagerek kan worden uitgebreid met speciale
montagesets, bijv. voor etsen, verzendboxen e.d.
Uitsluitend bevestigingsadapters van de producent
SAWIKO zijn toegestaan, anders vervalt elk recht op
schadevergoeding.
5.7 Zonneluifel
Uw camper beschikt optioneel en afhankelijk van het model
ofwel over een in de dakrail geïntegreerde ofwel een tegen de
zijwand aangebrachte zonneluifel.
Een zonneluifel is bedoeld als bescherming tegen de
zon en niet voor permanent gebruik
In het uit- en inklapgebied van de zonneluifel mogen
zich geen personen of obstakels bevinden.
Het aandrijfmechanisme van de zonneluifel beschikt
over een blokkeerinrichting ter begrenzing van de uit-
draai. Ga nooit met geweld door deze blokkade heen.
Ondersteun de uitgeklapte zonneluifel altijd met behulp
van de geïntegreerde steunen.
Voordat u gaat rijden moet de zonneluifel altijd volledig
zijn ingeklapt en vastgemaakt.
Opbouw buitenzijde
05-13
Uitdraaien
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de aandrij-
nrichting.
• Houd de draaihendel met één hand aan de bovenste en
met de andere hand aan de onderste draaigreep vast. Trek
tijdens het uitdraaien de draaihendel enigszins naar u toe
en houd hem zo mogelijk verticaal ten opzichte van het oog
van de aandrijnrichting.
• Draai de draaihendel met de wijzers van de klok mee totdat
de zonneluifel de gewenste positie heeft bereikt.
• Verwijder de draaihendel.
• Klap de telescoopsteunen aan de binnenzijde van het uitval-
proel uit en ondersteun de zonneluifel.
Indraaien
• Schuif de telescoopsteunen in elkaar, klap ze in en borg ze.
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de aandrij-
nrichting.
• Draai de draaihendel tegen de wijzers van de klok in totdat
de zonneluifel volledig is opgerold en beveiligd.
• Maak de draaihendel los en berg hem op in het voertuig.
Als het doek in uitgeklapte toestand niet meer onder span-
ning staat, kunt u de zonneluifel inklappen totdat de doek-
spanning weer bereikt is.
Opbouw buitenzijde
05-14
Opbouw binnenzijde
Hoofdstuk 6: Opbouw binnenzijde
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten
06-1
Bergruimten en keukenbovenkasten
Openen
• Drukoptoets
j
voorhetontgrendelenvandeklep.zum
EntriegelnderKlappedrücken.
• Trekaandegreeptotdatdeklepisgeopend.
Sluiten
•Pakdeklepbijdegreependuwhemdichttotdatdeslui-
tinghoorbaarvastklikt.
1
Opbouw binnenzijde
Bergindebovenstebergruimtenuitsluitendlichtevoor-
werpenop.
Meubeldeuren met klink
Deur wasruimte
• Drukdeklinknaarbenedenomdedeurteopenenenslui-
ten.
06-2
Bergruimten aan voorzijde
Openen
• Trekaandegreependraaideklepnaarbovenopen.
Sluiten
• Duwdeklepbijdegreepdichttotdatdehijhoorbaarsluit.
Opbouw binnenzijde
06-3
Meubeldeuren met draaiknop
Kledingkast
• Draaiaandeknopomdedeurteopenenoftesluiten.
1
Keukenlade
Openen
• Drukopknop
j
omdeladeteontgrendelen.
• Trekaandegreeptotdatdeladeisgeopend.
Sluiten
• Pakdeladebijdegreependuwhemdichttotdatdelade
hoorbaarsluitenvastklikt.
Opbouw binnenzijde
Deuren met drukvergrendeling
Openen
• Drukkortopdedeurgreeptotdatdedeuropenspringt.
• Trekdedeuropen.
Sluiten
• Drukdedeurbijdegreepdichttotdathijweervastklikt.
Deuren met pushlock
Afvalkast, keukenonderkast
Openen
• Drukopdepushlocktotdatdeknopnaarbuitenspringt.
• Trekvoorzichtigaandeknopenopendedeur.
Sluiten
• Duwdedeurbijdeknopdicht.
• Drukopdepushlocktotdatdeknopvastkliktendedeuris
vastgezet.
06-4
Opbouw binnenzijde
06-5
Roldeuren
Kast onder bed, deur wasruimte
Openen
• Pakroldeurenbijhettussenstukvastenschuifzenaar
buiten.
Sluiten
• Pakdeurenvastbijhettussenstukenschuifzedichttot-
datzeinhetmiddengoedaansluiten.
Bar bij toegangsdeur (afhankelijk van het model)
Openen
• Trekaandegreependraaidedeuropen.
Sluiten
• Duwdeklepbijdegreepdichttotdatdehijhoorbaarsluit.
Opbouw binnenzijde
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm
Drukdemetalenrail
j
inomdezeteontgrendelen.Schuif
vervolgensdeTV-houderuit.230V-contactdozenendean-
tenne-aansluitingvoorTVofontvangerbevindenzichvlakbij.
ZetdeTV-houdervóórelkeritvast.
06-6
1
Opbouw binnenzijde
06-7
6.3 Tafels
Zuiltafel
Dezuiltafelkaninneergelatentoestandtevensalsbedonder-
bouwwordengebruikt.
Laten zakken
• Zethetdraaimechanismevanhettafelbladvastdoorde
gekarteldeknop
k
stevigvasttedraaien.
• Trekhettafelbladerverticaalnaarbovenuit.
• Trekhetmiddenstuk
l
vandezuiluitdepoot
m
enleg
hemterzijde.
• Plaatshettafelbladopdepoot
m
.
1
4
3
2
Tafel neerlaten
Draaihet
tafelbladlos
Trekhettafelbladernaar
boventoeaf
Trekdetafelzuileruit
Zethettafelbladnuweerop
detafelpoot
Bevestighettafelblad
weer
1
2
3 4
Opbouw binnenzijde
06-8
Hangtafel
Dehangtafelkanin neergelatentoestandals bedonderbouw
wordengebruikt.
Laten zakken
• Klaphetuitdraaibareonderstetafelblad
j
vollediginen
zethemvastmetdeborgpen
k
.
• Tilhettafelblad
l
aandevoorzijdeca.30°op.
• Trekhetonderstedeelvandetafelpoot
m
ernaarbeneden
uitenleghemterzijde.
• Trekhettafelbladuitdebovenstewandhouder
n
.
• Tilhettafelbladaandevoorzijdeopineenhoekvanonge-
veer30°enhaakhetindeonderstewandhouder
o
.
Aanwijzingen
• Vooreenbeteredoorgangnaardecabinekaneenlange
zijdevandetafelmetbehulpvaneenaandeonderkant
bevestigdegrendel
j
naarbenedenwordengeklapt.
• BijdetafelzuilvanmodelT600FCishetmogelijkom
–dooraandeonderkantaanbeugel
k
trekken–hetta-
felbladenigszinsteverschuivenenzoeendoorgangnaar
decabinetecreëren.
1
2
1
5
3
4
Opbouw binnenzijde
06-9
• Zethettafelbladaandevoorkantopdegrondmetdeinge-
kortesteunvoet
p
.
Uitklappen
• Trekaandeborgpen
k
.
• Draaihetonderstetafelblad
j
indegewenstepositie.
2
6
7
Tafelverlenging
• Draaiaandedraaiknop
j
onderdetafeltotdatdetafel
loszit.
• Tildetafelenigszinsopentrekhemzoveruitdathetver-
lengstukvolledigzichtbaaris.
• Klaphetverlengstukinderichtingvandezijwandom-
hoog.
1
Opbouw binnenzijde
06-10
• Schuifdetafelinderichtingvanhetverlengstukensteek
hemindedaarvoorbestemdeopeningen.
Keukenverlenging
• Klaphetsluitmechanisme
j
omhoogentrekhemterug.
• Klapdeverlengsteun
k
uit.
• Klapdekeukenverlengingomlaag.
2
1
Opbouw binnenzijde
06-11
Verlaging tafel middelste zitgroep
• Schuifdeschakelaar
j
opdetafelpootnaarboven.
• Klapdeonderstetafelpootintotdathijhoorbaarvastklikt.
• Maakdetafellosenklikhemweervastaandeonderste
bevestiging.
1
06-12
6.4 Bedombouw
Dezitgroepenkunnenwordenomgebouwdtotcomfortabelebedden.
Ombouw
• Verwijderzit-enrugkussens.
• Laatdetafelzakken.
• Draaidevergrendeling
j
vandebedverbredinglos.
• Leghetbuitensteblad
k
vandebedverbredingopdevloer.
• Tilhetbinnensteblad
l
ca.15°bovendehorizontalepositie
op.
• Zethetbuitensteblad
k
ineenhoekvanongeveer4ter
ondersteuningonderhetbinnensteblad
l
vast.
• Legdekussensneervolgensdeindelingaangegevenop
onderstaandetekeningen.
1
2
2
3
3
Opbouw binnenzijde 06-12
Dwarse zitbank ombouwen
Omdeextraslaapgelegenheidaandevoorzijdetekunnen
gebruikenmoetdedwarsezitbankwordenomgebouwd.
Ombouw
• Verwijderzit-enrugkussens.
• Laatdehangtafelzakken.
• Klapdeplaat180°naarvorenomenleghemopdehang-
tafel.
1
Opbouw binnenzijde
06-13
6.5 Plattegronden
kussenconguratie
Kussenconguratie
T500 GESCr Van Exclusive
Kussenconguratie
T500 FSC Van Classic
T500 GFSC Van Classic
Rugkussen
925x450x125
Rugkussen
925x450x125
Zitkussen
980x640x125
Zitkussen
980x640x125
Zitkussen
581x590x125
Zitkussen
581x590x125
Extrakussen
480x280x125
Extrakussen
480x300x125
Extrakussen
1090x145x125
Extrakussen
1090x128x125
Opbouw binnenzijde
06-14
Kussenconguratie
T555AK GFSC Siesta Classic
Kussenconguratie
T 600AK KM Siesta
Rugkussen
1000x450x125
Zitkussen
1055x640x125
Zitkussen
581x590x125
Rugkussen
481x360x125
Extrakussen1000x70x125
Extrakussen1060x60x125
Extrakussen
1945x220x125
Zitkussen
1095x640x125
Zitkussen
1095x640x125
Rugkussen
1040x450x125/90
Extrakussen
140x215x125
Opbouw binnenzijde
06-15
Kussenconguratie
T 650AK GFM Siesta
Kussenconguratie
T 600 FCr Siesta Exclusive
Zitkussen
1095x640x125
Zitkussen
1095x640x125
Extrakussen
1945x220x125
Rugkussen
1040x450x125/90
Extrakussen
140x215x125
Rugkussen
640x450x125/90
Rugkussen
545x360x125
Rugkussen
300x450x
125/90
Extrakussen940x130x125
Zitkussen
640x560x125
Zitkussen
645x590x125
Zitkussen
640x380
x125
Opbouw binnenzijde
06-16
Kussenconguratie
T 650 FLCr (F) Siesta Exclusive
Kussenconguratie
T 650 ESCr (H) Siesta Exclusive
Zitkussen
1040x450x125/90
Extrakussen1040x80x125
Extrakussen1170x248x125
Zitkussen
1095x640x125
Zitkussen
1082x590x125
Rugkussen
982x360x125
Extrakussen1170x248x125
Zitkussen
1040x450x125/90
Extrakussen1040x80x125
Zitkussen
1095x640x125
Zitkussen
765x590x125
Rugkussen
675x360x125/90
Opbouw binnenzijde
06-17
Inschuifbaar bed
• Haalhetmatrasuitdelattenbodem.Trekdelattenbodem
eruitenleghetmatrasc.q.dematrassenneer.
Bedverbreding
BijhetmodelVanExclusiveLkunnendetweeeenpersoons-
beddenbovendegarageruimteachterinmetbehulpvaneen
uitklapbareextraplankwordenverbreedresp.metelkaar
wordenverbonden.
• Opendeklep
j
onderdeextraplankenpakhettrapje.
• Klapdeextraplank
k
naarvorenomenklikhettrapjein
dedaarvoorbestemdegatenstevigvast.
• Legdetweeextrakussensopdeplanken.
1
2
Opbouw binnenzijde
06-18
6.6 Alkoof /F-bed achter, dwars
Oudersdieneneroptoeteziendatkleinekinderennietuitde
bovenstebeddenvallen.Alskleinekinderenzichindealkoof,
hetbovenstekinderbedofinhetverhoogdeachterbedbevin-
den,moetendeaanwezigeveiligheidsnettenwordenopge-
trokkenenindehouderswordengehangenomtevoorkomen
daterkinderennaarbuitenvallen.
Denkbijgebruikvanhetbovenstebeddoorkleinekinderen
aanhetrisicovanvallen!
Dealkoofbodemkanvooreenaangenamerezitpositiehy-
draulischomhoogwordengeklapt.Daarvoorwordthijmet
behulpvandegemonteerdegreepomhooggeduwdresp.
omlaaggetrokken.
Opbouw binnenzijde
06-19
Bedladder inklapbaar
• Opendedeurmetpushlock.
• Schuifdebedladderuitoverderailgeleider,traptreden
klappentegelijkertijduitindejuistepositie.
Trapje garagebed/alkoof
• Haakhettrapjevastaandedaarvoorbestemdegreep.
• Leteropdathettrapjenietkangaanschuiven.
Opbouw binnenzijde
06-20
6.7 Ramen
Uitzetraam met raamuitzetters
Openen
•Draaidegrendelinverticalestanddoordeknopingedrukt
tehouden.
• Duwhetraamnaarbuitentotdatereenklikhoorbaaris.Het
raamblijftautomatischindezestandstaan.Erzijnmeerdere
standeninstelbaar.
Sluiten
• Tilhetraamlichtopzodatdeuitzetterlosspringt.
• Klaphetraamdicht.
• Draaidegrendelinhorizontalestand.
Zonne- en insectenrolgordijn
Zonne-eninsectenrolgordijnenzijninhetraamkozijngeïnte-
greerdenkunnenafzonderlijkvanelkaarwordenbediend.
Insectenhor
Sluiten
• Trekhetverbindingslipjeomlaagtotdathetrolgordijnhoor-
baarvastklikt.
Openen
• Trekhetrolgordijnaanhetverbindingslipjeevenvoorzich-
tigomlaagtotdathetrolgordijnlosspringt.
• Laatdeinsectenhorlangzaamnaarbovenglijden.
Opbouw binnenzijde
06-21
Dakraam
Hetdakraamkannietwordengeopend.Hetbeschiktover
eengeïntegreerdverduisteringsrolgordijndatdesgewenstkan
wordengeslotendooreraantetrekken.
Zonnerolgordijn
Sluiten
• Zethetzonnerolgordijnlangzaamengelijkmatiginde
gewenstestand.
Openen
• Schuifhetrolgordijnlangzaamengelijkmatigomhoog.
Opbouw binnenzijde
06-22
6.8 Verduisteringssysteem voor cabine
Hetverduisteringsgordijnmaguitsluitendwordenuitgetrokken
alshetvoertuigstilstaatendemotorisuitgeschakeld.Vóórhet
beginvaneenritmoethetsysteemvolledigwordensamenge-
vouwenenvergrendeld.
Alsdecampernietwordtgebruiktmoethetverduisteringssys-
teemwordeningeklapt,omdatditandersdoorwarmte-inwer-
kingenUV-stralingpermanentbeschadigdraakt.
Hetverduisteringssysteemmagnooittijdensderitworden
gebruiktalszonnegordijnofwordengesloten.
Frontsysteem
• Schuifdevergrendelingen
j
naarbuitenomhetsluitme-
chanismeteopenen.
• Brengdebeidegreeplijsten
k
inhetmiddensamen.Ma-
gneetsluitingvergrendeltautomatisch.
Zijsysteem
• Trekdegreeplijst
l
totaandeaanslaglijst.Magneetsluiting
vergrendeltautomatisch.
2
3
1
Opbouw binnenzijde
06-23
6.9 Dakluik opbouw
Veiligheidsaanwijzingen
- Openhetdakluiknietalshethardwaait,regent,hagelt
enz.,ofbijbuitentemperaturenonder20°C!
- Verwijdersneeuw,ijsofvuilvoordatuhetdakluikopent.
Houdrekeningmetderuimtediehetgeopendedaklu-
ikinneemtalsuhetonder een boom ofineengarage
opent.
- Ganietophetdakluikstaan.
- Sluitenvergrendelhetdakluikvóórhetbeginvaniedere
rit.Openinsectenrolgordijnenplooigordijn(ruststand).
- Sluitbijsterkezonneschijndeverduisteringslechtsvoor
¾deel,omdatandersgevaarvooroververhittingdreigt.
De ventilatieopeningen van de luchtroosters
moeten steeds open blijven. Luchtroosters nooit
sluiten of afdekken!
Vergewisuervóórhetbeginvanelkeritvandathetdaklu-
ikveiligvergrendeldis.
• Hetdakluikkantegenderijrichtinginwordenopengezetin
driestanden.Drukopdevergrendelknopaandezijkant,zet
hetdakluikmetdeinstelbeugelindegewenstestandenklik
hemvast.Demaximaleopeningshoekbedraagt50°.
Sluiten
• Maakdeinstelbeugeluithetvergrendelpuntlosensluithet
dakluik.Hetluikisingeslotentoestandautomatischverg-
rendeld.
Voordatuhetluikopent,dientuzichervantevergewissen
daterbovendecaravanvoldoenderuimteisvoorhetluik
ingeopendetoestand.
Klein dakluik
Openen
Opbouw binnenzijde
06-24
Openen
• Klapdedraaihendelindegebruikspositie.Doormetde
wijzersvandeklokaandehendeltedraaienkuntunuhet
luikopenentotdegewenstepositie.Bijhetbereikenvan
demax.openingshoekvan60°voeltuweerstand.
Sluiten
• Draaidedraaihendeltegendewijzersvandeklokintotdat
hetluikisgeslotenenuweerstandvoelt.Ingesloten
positiekandedraaihendelweerindeuitsparingklappen.
Vooreenveiligevergrendelingmoetdedraaihendelinde
uitsparinggeklaptzijn.Controleerdevergrendelingdoor
metdehandtegenhetglastedrukken.
Verduisteringsrolgordijn
Trekhetrolgordijnaandeonderstegreeplijstomlaagtotinde
gewenstepositieoftotdesluitinginkliktindegreeplijstvan
hetinsectenrolgordijn.
Insectenhor
Schuifdegreeplijstvandeinsectenhorentegendegreeplijst
vanhetverduisteringsrolgordijntotdatzevastklikken.
Groot dakluik
Opbouw binnenzijde
06-25
6.10 Zittingen in de cabine
Aanwijzingenm.b.t.debedieningkuntuvindeninde
gebruiksaanwijzingvanhetbasisvoertuig.
•Zetdedraaistoelenvóórelkeritvastinderijrichting.
•Laatdestoelentijdenshetrijdenvergrendeldinde
rijrichtingstaanendraaizeniet.
•Bijeenstilstaandvoertuig:Leterbijhetdraaienvan
dechauffeursstoelopdatdehandremnietperongeluk
wordtontgrendeld.
1
Dakluik rond
Openen
• Trekalledriedevergrendelingen
j
aandeonderkantin
derichtingvanhetmiddenvanhetraamendraaizelos.
• Duwhetdakluiktotaandeaanslagoverhetgeheleop-
pervlaknaarboven.
Sluiten
• Trekhetdakluikdicht.
• Duwdevergrendelingen
j
krachtigdichttotdatzevast-
klikken.
Opbouw binnenzijde
06-26
Stoelen draaien
• Zetdearmleuningenomhoog.
• Schuifdestoelindemiddenstand.
• Beweegdehendelomdestoelteverdraaien.Destoel
wordtuitdevergrendelinglosgemaakt.
• Drukdegordelsluitingnaarbenedenomdezeniettebe-
schadigen.
• Draaidestoelindegewenstepositie.
Opbouw binnenzijde
06-27
Ombouw van de L-zitgroep/afzonderlijke zitplaats
Omgebruiktekunnenmakenvandebuitenstezitplaatsbij
modellenmeteenL-zitgroepresp.vandeafzonderlijkezitplaats
indeT600FC,moetendezevóórelkeritwordenomgebouwd.
Ombouw
• Verwijderzitkussensenrugleuningen.
• Klapdeplaat
j
180°naarachterenomenleghemopde
dwarsbank.
• Opendegrendel
k
,draaidesteunwand90°ensluitde
grendel
k
weerveiligaf.
• Legzitkussenenrugleuningweeropdedwarsezitbank.
Zorgervoordatderiemenengordelsluitingenzichtbaaren
gebruiksklaarzijn.
1
1
2
1
Hoogteverstelling van de hoofdsteunen
• Pakhetkussenvandehoofdsteunmetdehandvasten
schuifhetindegewenstestand.
6.11 Zitplaatsen in het woongedeelte
Bevestiging zitkussens
Dezit-enrugkussenswordendooreenanti-slipmatophun
plaatsgehouden.
Zorgervoordatdezit-enrugkussensgoedvastzitten.
Opbouw binnenzijde
06-28
6.12 Veiligheidsgordels in het woongedeelte
Demiddelstezitgroepenzijnvoorzienvanveiligheidsgordels
enoptioneelmetextraveiligheidsgordels.
Veiligheidsgordel omdoen
Degordelmagnietwordenverdraaid.
•Pakdetongdiezichaanhetuiteindebevindtvastensteek
hemindegesptotdathijhoorbaarvastklikt.
• Leghetbovenstegedeeltevandegordeloverdeschouder
endiagonaaloverdeborst.
•Maakvoorhetbeginvanderitdeveiligheidsgordelvast
enhoudhemtijdenshetrijdenvoortdurendom.
•Beschadigdeveiligheidsgordelsnietenzorgervoordat
zenietbeklemdraken.Laatbeschadigdeveiligheidsgor-
delsdooreenerkendgaragebedrijfvervangen.
•Verandernietsaandebevestigingenvandegordels,het
rolmechanismeendesluitingenvandegordels.
•Gebruikelkeveiligheidsgordelslechtsvooréénvolwas-
senpersoontegelijk.Maakvoorwerpennietsamenmet
personenvastdoormiddelvaneenveiligheidsgordel.
•Veiligheidsgordelszijnnietgeschiktvoorpersonenmet
eenlichaamslengtevanminderdan150cm.Gebruikin
voorkomendegevallenextrabevestigingssystemen.
•Vervangveiligheidsgordelsnaeenongeval.
•Deveiligheidsgordelmagnietgedraaidworden,maar
moetplattegenhetlichaamaanliggen.
• Leghetonderstedeelvandegordeloverdeheupenheen.
Gordel losmaken
• Drukopdeknopinhetgordelslotvoorhetontgrendelenvan
deslottong.
Neemgoedenotavanhetdesbetreffendezitplaatseno-
verzichtvanuwvoertuig.Opbepaaldezitplaatsenmogen
tijdenshetrijdengeenpersonenzitten!
Opbouw binnenzijde
06-29
T500 GFSC Van Classic
T500 FSC Van Classic
TL 500 GESC Van Exclusive
T 600 FC Siesta Exclusive
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-3:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 4:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
4
3
1
2
6.13 Overzicht van de zitplaatsen
Opbouw binnenzijde
06-30
T 650 FLC Siesta Exclusive
T 650 ESC Siesta Exclusive
T 555 AK GFSC Siesta
T 600 AK KM Siesta
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaatsen5-7:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaatsen5-6:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Sitzplätze1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
*Zitplaatsen5-6:Alleenbijoptieextragordelsysteemtijdenshetrijdentoege-
staan.Bijversiezonderextragordelsysteemishetgebruik
vandezezitplaatsentijdenshetrijdenniettoegestaan.
1
2
1
2
1
2
4
3
5
7
6
6
4
3
5
4
3
4
3
5
5*
6*
Opbouw binnenzijde
06-31
T650 AK GFM Siesta
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
*Zitplaatsen5-6:Alleenbijoptieextragordelsysteemtijdenshetrijdentoege-
staan.Bijversiezonderextragordelsysteemishetgebruik
vandezezitplaatsentijdenshetrijdenniettoegestaan.
1
2
4
3
5*
6*
Opbouw binnenzijde
06-32
Indelingoverdag
Indeling’snachts
T 500 FSC Van T 500 GFSC Van
6.14 Overzicht van de indeling overdag en ‘s nachts
Opbouw binnenzijde
06-33
Indelingoverdag
Indeling’snachts
TL 500 GESC Van Exclusive T 555 AK GFSC Siesta
Opbouw binnenzijde
06-34
T 600 AK KM Siesta T 650 AK GFM Siesta
Indelingoverdag
Indeling’snachts
Opbouw binnenzijde
06-35
Indelingoverdag
Indeling’snachts
T 600 FC Siesta Exclusive T 650 FLC Siesta Exclusive
Opbouw binnenzijde
06-36
Elektrische installaties
Hoofdstuk 7: Elektrische
installaties
7.1 Veiligheidsinstructies
Let op het volgende:
Zorg ervoor dat de veiligheidsinstructies resp. risicowaar-
schuwingen in de vorm van aanwijsbordjes op elektrische
onderdelen niet worden verwijderd.
Gebruik de installatieruimten van huisaccu, Board Control
Panel, oplaadapparaat en 230V-verdeelkast niet als extra
opbergruimte.
Roken en open vuur zijn verboden tijdens de controle van
elektrische installaties.
Werkzaamheden bij storingen aan de elektrische installatie
mogen alleen worden uitgevoerd door erkende bedrijven.
Ondeskundige ingrepen in de elektrische installatie van
het voertuig kunnen een gevaar vormen voor het eigen
leven en voor dat van anderen.
Gebruik voor de aansluiting op het externe 230V-net uit-
sluitend een weerbestendig, drie-aderig verlengsnoer en
een randaardestekker of een CEE-stekker en een koppe-
ling.
07-1
7.2 Elementen van de elektrische installatie
De stroomvoorziening vindt plaats via het HOBBY Board
Control Panel in combinatie met een automatische acculader.
Hoofdelementen van de elektrische installatie
• CONTROLEPANEEL –
aansturing van de apparaten en toestandsaanduidingen.
• 12V VERDEELMODULE -
hoofdrelais, accu-parallelrelais (12V, 70A), koelkastrelais,
pomprelais, laadinrichting, zekeringen, onderspanningsbe-
veiliging
• ACCULADER –
Laadt de accu op met bufferfunctie.
• SONDE MET STAVEN –
Meet de inhoud van de drinkwatertank.
• SONDE MET SCHROEVEN –
LED-indicatie: vuilwatertank maximaal gevuld
• HUISACCU MET HOOFDSCHAKELAAR
Voorziet alle apparaten van stroom
• VOERTUIGACCU
• DYNAMO –
laadt accu’s voor voertuig en apparaten parallel op.
• 230V HOOFDSCHAKELAAR –
voorziet de 230V-apparaten van stroom en zekert ze
• 50A-ZEKERINGEN ACCU’S VOERTUIG en APPARATEN
Elektrische installaties
Adviezen en controle
Belangrijk
• Eventuele veranderingen aan de elektrische installatie mo-
gen uitsluitend door een erkend vakman worden uitgevoerd.
• Open de accuhoofdschakelaar en schakel de 230V stroom-
voorziening uit voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat
uitvoeren.
Accu’s
• Neem de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de
accu in acht.
• Het zuur in de voertuigaccu is giftig en bijtend. Vermijd
contact met de huid en de ogen.
De volledig ontladen accu moet minstens 10 uur worden
opgeladen. Als de accu langer dan 8 weken leeg heeft
gestaan, kunnen er beschadigingen zijn opgetreden.
• Voorkom diepontlading, omdat anders de capaciteit en de
levensduur van de zekering duidelijk worden verminderd.
• Gelaccu’s zijn onderhoudsvrij, maar moeten steeds weer
worden opgeladen.
Controleer of de klemmen goed vast zitten en verwijder
eventuele oxidatieresten.
• Open de accuhoofdschakelaar als de huisaccu gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt (langer dan 1-2 maanden).
07-2
Ondanks een onderbroken accuhoofdschakelaar kan de accu
door de acculader worden opgeladen (onderhoudslading).
• Als de accu voor de apparaten wordt verwijderd, moet de
pluspool worden geïsoleerd (om kortsluiting bij het inscha-
kelen van de motor te vermijden).
Acculader
• De acculader heeft een vermogen van 220W.
• De acculader werkt volgens de laadtechniek IU
0
U
1
.
• In geval van misbruik vervalt de garantie en is de fabrikant
niet langer aansprakelijk.
Dek het ventilatierooster niet af en zorg voor een adequate
ventilatie.
Tankinhoudsmeters
• Laat het water in de tanks niet te lang staan om korstvor-
ming te voorkomen, vooral in de vuilwatertank.
• Spoel de tanks regelmatig.
230V hoofdschakelaar
• Zet de 230V-hoofdschakelaar op ‘0’ (OFF) om de stroom-
voorziening in de gehele installatie uit te schakelen.
Zekeringen
• Vervang de defecte zekering pas nadat de oorzaak van de
storing door een erkend bedrijf is gevonden en verholpen.
• De nieuwe zekering moet dezelfde amperage hebben als de
verwijderde.
Elektrische installaties
Controlepaneel
Verklaring van de symbolen
j
Toets voor de bewaking van de drinkwatertank.
k
Toets voor de bewaking van de huisaccu (B2).
l
Toets voor de bewaking van de voertuigaccu (B1).
m
LED geeft aan dat de drinkwatertank wordt getest, knip-
peren geeft lege tank aan.
n
LED’s geven het niveau van de drinkwatertank aan.
o
LED geeft aan dat de vuilwatertank wordt getest, knip-
peren geeft volle tank aan.
p
Knipperende LED geeft volle vuilwatertank aan, het alarm
wordt ook aangegeven door LED 6.
07-3
q
Geeft aan dat voertuig- en huisaccu door de dynamo
worden opgeladen.
r
LED geeft aan dat de voertuigaccu wordt getest, knip-
peren duidt op een lege accu.
s
LED geeft aan dat de huisaccu wordt getest, knipperen
duidt op een lege accu.
LED geeft aangesloten 230V-boordnet aan.
LED-voltmeter voor spanningsbewaking van voertuig- en
huisaccu.
Eindschakelaar weerstand vuilwatertank, is afhankelijk
van de hoofdschakelaar en werkt met ingeschakelde
motor of aangesloten 230V-boordnet.
Schakelaar waterpomp, die pomprelais bedient en af-
hangt van hoofdschakelaar.
Hoofdschakelaar verbruiker, het knipperen van de LED
geeft aan dat de verbruikersaccu bijna leeg is en de
diepontladingsbeveiliging spoedig wordt geactiveerd.
13
14
15
11
12
1
2
3
4
5 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Elektrische installaties
07-4
45123
Intelligente accusensor (IBS)
Uw voertuig is optioneel uitgerust met een accusensor. De
IBScontrol meet de nog beschikbare capaciteit van de accu
en geeft eveneens de veroudering ervan weer.
Verklaring van de symbolen
j
Indicatie resterende looptijd
Geeft de resterende looptijd bij het huidige verbruik weer.
k
Stroomindicatie
rood = ontlading
groen = oplading
l
Stroom als getalswaarde
Voorbeeld: stroomafname 0,1 A.
m
Veroudering van de accu
(SOH = State of Health)
Voorbeeld: de oorspronkelijke accucapaciteit is al met
2% verminderd.
n
Oplaadniveau
(SOC = State of Charge)
Het huidige oplaadniveau van de accu
Voorbeeld: oplaadniveau 88%
Elektrische installaties
07-5
10
10 20 30 25 3
10 20 20 3
AUX
B
A
1
3 5 7 9
2
4 6 8 10
-B2 +B2 +B1
1 2 3 4
1 2
1
4
7
01
2
5
8
11
3
6
9
21
1
9
8
16
1
4
2
5
3
6
1
4
7
2
5
8
3
6
9
1
2
20
19A
15
11
14
13
17
18
16
232221
12
A
B
19B
Verdeelmodule
Zekeringen
j
10A-zekering voor de stroomvoorziening van de voor-
tentverlichting
k
10A-zekering voor de stroomvoorziening van de water-
pomp
l
10A-zekering voor de stroomvoorziening van de verwar-
ming/boiler
m
20A-zekering voor de verlichting
n
20A-zekering voor de verlichting
o
30A-zekering voor de stroomvoorziening van de 12V
AES-absorptiekoelkast
p
20A-zekering voor de stroomvoorziening van de Aux-uit-
gang (laadregelaar zonne-energie)
q
25A-zekering voor de stroomvoorziening van het elek-
trische opstapje
r
3A-zekering
s
3A-zekering
Brug
Gesimuleerde D+ dynamo-uitgang voor elektrische
Omschakelaar voor aansluiting van het controlepaneel:
A: PC100 HB ; PC 200 HB
B: PC100 HB T
Apparaataansluiting A
Apparaataansluiting B
Aansluiting vuilwatertanksonde
Aansluiting drinkwatertanksonde
Aansluiting controlepaneel
A Signaalingang ontsteking – variant A
B Signaalingang ontsteking – variant B
Aardverbinding voor apparaten
Aansluiting voor minpool huisaccu
Aansluiting voor pluspool huisaccu
Aansluiting voor de pluspool van de voertuigaccu
17
18
19
14
15
16
19
20
21
23
22
13
11
12
Elektrische installaties
07-6
7.3 Stroomvoorziening
De camper wordt via de volgende aansluitingen voorzien van
elektriciteit:
- netaansluiting (wisselspanning 230V).
- huisaccu (gelijkspanning 12V).
Stroomvoorziening via netaansluiting
De 230V-installatie is beveiligd d.m.v. een 2-polige scha-
kelautomaat met FI-veiligheidsschakelaar en 2 x 13 A. De
schakelautomaat bevindt zich ofwel in de zitgroep achter
de chauffeursstoel of in de kledingkast (afhankelijk van het
model). Bij een optredende storing onderbreekt de aard-
lekschakelaar de volledige 230V-stroomkring. In de meeste
gevallen is een defect elektrisch apparaat of een defect in de
toevoerkabel ervan de oorzaak.
Herstel het defect alvorens de automaat weer in te scha-
kelen.
Raadpleeg een elektrotechnisch installateur als een defect
niet kan worden verholpen.
Voor de netaansluiting geldt:
Aansluiting van de camper op het 230V-stroomnet mag
alleen plaatsvinden met een max. 25 m lange aansluitka-
bel 3 x 2,5 mm² met CEE-stekker en koppeling.
Bij kabelhaspels zonder oververhittingsbeveiliging moet
de elektriciteitskabel volledig van de kabelhaspel worden
afgewikkeld.
Gebruik alleen stekkers en kabels volgens CEE-norm.
Breng eerst de verbinding met de ingangscontactdoos van
het voertuig tot stand.
Steek daarna de andere stekker in de onder spanning staan-
de contactdoos.
Ga bij het eruit trekken van de stekker in omgekeerde
volgorde te werk.
Elektrische installaties
07-7
7.4 Werking van de voedingseenheid
Installatieplaats van de acculader
De acculader bevindt zich onder de bijrijdersstoel.
Werking op netaansluiting 230V
Na het aankoppelen van de netaansluiting worden huis- en
voertuigaccu automatisch door de acculader in de camper
opgeladen (ook als het controlepaneel niet is ingeschakeld).
Acculader
De acculader voldoet aan de laatste stand van de techniek en
laadt volgens de zogeheten IU
0
U
1
-karakteristiek in drie fasen.
Elk laadproces moet minstens 12 uur duren.
Accu’s kunnen niet tegen kou, ze leveren dan noch
stroom aan het boordnet, noch nemen zij energie van de
acculader op. Daarom moet in de winter vóór aanvang
van de reis eerst de verwarming worden ingeschakeld en
vervolgens pas de accu volledig worden opgeladen.
De spanning van motoraccu en huisaccu kan voortdurend
worden afgelezen op het controlepaneel.
1
2
Buitencontactdoos
Openen
Pak de afdekklep
j
onderaan vast en draai hem naar boven
toe.
Sluiten
• Trek de CEE-stekker
k
eruit.
• Duw de afdekklep
j
naar beneden totdat deze vastklikt.
Elektrische installaties
07-8
Werking van de acculader
Apparaatbeveiliging
Mocht de acculader door te hoge omgevingstemperaturen of
hoge laadstromen heet worden, dan schakelt een ingebouwde
thermische schakelaar de acculader uit totdat de temperatuur
in de acculader weer is gedaald.
Checklist voor controle
Schakel de motor uit.
Schakel netschakelaar acculader uit.
Breng netaansluiting tot stand.
Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
Schakel alle 12V-apparaten (ook koelkast) uit.
De spanning van de huisaccu moet toenemen tot de maximale
spanning van 14,4V.
Als de dynamo niet voor voldoende spanning zorgt, moet het
volgende worden gecontroleerd:
Is de acculader correct op het net aangesloten?
Is de netzekering van de acculader in orde?
Ligt de accuspanning van de acculader boven de 1V?
Is de huisaccu met de juiste poling aangesloten?
De acculader werkt alleen bij accu’s waarvan de polen
juist zijn aangesloten.
Bij ingeschakelde 12V-apparaten duurt de minimale laad-
tijd van 12 uur navenant langer.
Ontladingsbeveiliging
Als de accuspanning van de huisaccu tot onder de 10,5V daalt,
worden alle 12V-apparaten door een relais uitgeschakeld.
Schakel de 12V-hoofdschakelaar bij het in werking treden
van de ontladingsbeveiliging uit om extra ontlading van de
huisaccu te voorkomen.
Elektrische installaties
07-9
De spanning van de huisaccu moet toenemen, wanneer
- het motortoerental boven het stationaire toerental ligt.
- de voertuigaccu niet volledig ontladen is.
Het laadniveau van de dynamo wordt weergegeven op het
controlepaneel. Indien dit niet het geval is, controleer dan het
volgende:
Is de 50A-zekering in de toevoer naar de huisaccu in de
buurt van de voertuigaccu in orde?
Is het signaal ‘motor’ aangesloten op de 12V-zekeringver-
deler?
Werking via 12V-huisaccu
Bij een stilstaande camper zonder 230V-netaansluiting en uit-
geschakelde motor worden alle apparaten automatisch gevo-
ed door de huisaccu. Hiervoor moet de 12V-hoofdschakelaar
zijn ingeschakeld en de accuhoofdschakelaar zijn gesloten.
De huisaccu mag slechts tot een spanning van 11V worden
ontladen. Zorg uiterlijk bij deze accuspanning voor een
oplading door dynamo of netaansluiting.
Werking bij draaiende motor
Zodra de motor loopt, schakelt een relais de startaccu en de
huisaccu parallel. Het signaal D+ is aangesloten op de dynamo.
De dynamo laadt dus beide accu’s op. Zodra het signaal D+ niet
meer brandt, worden beide accu’s weer van elkaar gescheiden.
De startaccu kan dus niet worden ontladen door apparaten in
het woongedeelte.
De 12V-voorziening van de koelkast is alleen mogelijk tijdens
het rijden. Bij stilstaande motor wordt het 12V-bedrijf van de
koelkast automatisch weer uitgeschakeld.
Checklist voor controle
Schakel de motor uit.
Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
Schakel alle 12V-apparaten uit.
• Start de motor.
Om een lege huisaccu tijdens de rit optimaal op te laden,
mag allereerst de koelkast niet op 12V worden aangesloten
en mogen verder zo weinig mogelijk 12V-apparaten worden
ingeschakeld.
Elektrische installaties
07-10
Accu vervangen
A.u.b. niet roken tijdens het vervangen van de accu.
Verbreek de verbinding met het 230V-net.
Vóór het af- of aankoppelen van de accu moeten alle 12V-
apparaten worden uitgeschakeld en de accuhoofdscha-
kelaar worden geopend.
Maak eerst de min (-) aansluitklem los.
Maak vervolgens de plus (+) aansluitklem los.
Verwijder de accu.
Plaats een nieuwe accu.
Sluit de nieuwe accu in omgekeerde volgorde aan.
7.5 Huisaccu
Installatieplaats
- Onder de bijrijdersstoel of in een apart opbergvak, van
buiten toegankelijk (bij SW extra accu).
Eigenschappen
- De accu is onderhoudsvrij. Er hoeft geen water te worden
bijgevuld.
- De accu is goed afgesloten en kan niet leeglopen.
- De accu is cyclusvast en daarmee bijzonder geschikt voor
de stroomvoorziening van het boordnet. Daarbij zijn ver-
scheidene ontlaad-/laadprocessen mogelijk.
Gebruik bij vervanging van de accu alleen een accu van
hetzelfde type (zelfde capaciteit en spanning, cyclusvast,
onderhoudsvrij en dicht).
Elektrische installaties
07-11
1
7.6 Zekering van de elektrische installatie
Huisaccu
De hoofdbeveiliging vindt plaats door een 50A-smeltzekering
j
. De zekering bevindt zich vlakbij de huisaccu.
12V-circuits
Beveiliging vindt plaats door zekeringen op de 12V-verdeel-
module.
Bij uitval van een apparaat geldt:
Controleer de zekering van de desbetreffende stroomkring.
Vervang de zekering.
Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op
met uw erkende Hobby-dealer.
Hoofdschakelaar
Ter beveiliging van de huisaccu tegen diepontlading – als
het voertuig niet wordt gebruikt – is deze voorzien van een
hoofd¬schakelaar
j
, die zich onder aan de achterzijde van
de bijrijdersstoel bevindt. Bij het openen van de schakelaar
wordt de huisaccu volledig van het 12V-net losgekoppeld.
Voor het opladen van de huisaccu moet de accuhoof-
dschakelaar gesloten zijn.
Het elektrische opstapje klapt bij een geopende hoof-
dschakelaar niet automatisch in.
1
Elektrische installaties
07-12
3
2
Acculader met verdeelmodule
Acculader
l
en verdeelmodule
k
met geïntegreerde
zekeringen bevinden zich voor de huisaccu onder de bijrij-
dersstoel.
7.7 Mobiele navigatie
Uw camper beschikt optioneel over een mobiel navigatie-
systeem met geïntegreerde achteruitrijcamera, die aan een
speciale houder op het dashboard kan worden bevestigd en
onmiddellijk gereed is voor gebruik.
Druk de schakelaar rechts
j
naar voren.
Maak het navigatieapparaat eerst aan de rechterzijde en
vervolgens aan de linkerzijde los.
1
1
Elektrische installaties
07-13
7.8 Achteraf geïnstalleerde apparaten
Achteraf ingebouwde elektronische apparaten, die tijdens de
rit kunnen worden gebruikt (bijv. mobiele telefoon, zendappa-
ratuur, radio’s, achteruitrijcamera’s, navigatie-apparatuur e.d.)
moeten volledig voldoen aan de EMV-bepalingen. De appa-
raten moeten zijn goedgekeurd conform de richtlijn 72/245/
EG, versie 95/54/EG, aangezien anders verstoringen van
de aanwezige elektronische systemen niet kunnen worden
uitgesloten.
Voor achteraf ingebouwde apparaten die tijdens het rijden
niet kunnen worden gebruikt is een CE-keurmerk dwingend
vereist.
• De houder is uitsluitend geschikt voor de bevestiging
van het Blaupunkt navigatiesysteem TravelPilot 500.
• Verwijder het apparaat uit de houder zodra u uw cam-
per ergens laat staan, omdat het anders stroom blijft
verbruiken en de startaccu anders zou kunnen leeglo-
pen.
• Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het
apparaat vóór de eerste ingebruikneming aandachtig
door.
• Blijf altijd alert op de verkeerssituatie; laat u niet aei-
den door het navigatiesysteem, omdat dit zou kunnen
leiden tot ongelukken.
• Bedien het apparaat niet tijdens het rijden.
• Kijk alleen in veilige verkeerssituaties op de display.
Elektrische installaties
07-14
Water
08-1
De complete waterinstallatie van uw camper voldoet aan
de laatste stand der techniek 10/2009 [richtlijn 2002/72/EG].
De camper is uitgerust met een vaste verswatertank. Een
elektrische drukpomp pompt het water naar de afzonderlijke
tapplaatsen. Door het openen van een waterkraan wordt de
pomp automatisch ingeschakeld en wordt water naar de
betreffende tapplaats gepompt. De vuilwatertank vangt het
vuile gebruikte water op. Op het controlepaneel kunnen het
peil van de verswatertank en dat van de vuilwatertank worden
afgelezen.
Het (bij)vullen van de tank met vers water vindt plaats via de
vulopening aan de zijwand. De vulopening van de verswater-
tank is gekenmerkt door een blauwe afsluitdop
j
en een
waterkraansymbool op de onderste rand van het frame. De
afsluitdop
j
kan worden geopend en afgesloten met de
sleutel voor het woongedeelte.
Waterinstallatie vullen
• Sluit alle uitlaatopeningen en ventielen af.
• Klap de afdekklep
k
van de vulopening open door eraan
te trekken.
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemene informatie
8.1 Watervoorziening
Gebruik in de omgang met levensmiddelen altijd water
van drinkwaterkwaliteit. Dit geldt ook voor de reiniging
van de handen en van voorwerpen die met levensmid-
delen in aanraking komen.
Om een perfecte waterkwaliteit te kunnen waarborgen,
dient het water zo mogelijk rechtstreeks uit het openbare
drinkwaternet te worden getapt.
Tuinslangen, gieters en vergelijkbare voor drinkwater
ongeschikte materialen mogen in geen geval worden
gebruikt voor het vullen van de mobiele installatie.
Als de camper gedurende langere tijd niet wordt gebruikt
moet de gehele waterinstallatie volledig worden geleegd.
Het watersysteem moet vóór ingebruikneming en na lan-
ge periodes van stilstand grondig worden gespoeld. Als
er verontreinigingen worden vastgesteld, dan moet het
materiaal worden gedesinfecteerd met hiervoor goedge-
keurde en geschikte middelen.
Water
08-2
Drinkwatertank leegmaken
De aftapkraan
j
bevindt zich naast de drinkwatertank in
de zitgroep tegen de buitenwand, dan wel is toegankelijk
via een serviceklep.
1
2
1
Laat de drinkwatertank altijd volledig leeglopen – vooral bij
vorst – als de verwarming niet is ingeschakeld en als het
voertuig niet wordt gebruikt.
De complete waterinstallatie van uw camper voldoet aan
de laatste stand der techniek 10/2009 [richtlijn 2002/72/EG].
• Ontgrendel en open de afsluitdop
j
.
• Vul de tank met drinkwater.
• Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
• Schakel zo nodig via het controlepaneel de waterpomp in
• Zet alle waterkranen op ‘warm’, draai ze open en wacht
zolang totdat het water zonder luchtbelletjes uit de kranen
stroomt. Alleen zo kan men zeker zijn dat de boiler eve-
neens met water is gevuld.
Schakel de pomp alleen bij gevulde drinkwatertank in,
omdat de pomp door drooglopen onherstelbaar bescha-
digd kan raken!
Doe nooit antivriesmiddel of andere chemicaliën in het
waterleidingsysteem. Gevaar voor vergiftiging! Zorg er bij
gebruik tijdens de winter voor dat de drinkwatertank niet
kan bevriezen.
Water
08-3
Vuilwatertank
De vuilwatertank is optioneel voorzien van een verwarmings-
element (ca. 40 W) dat voorkomt dat het afvalwater bij lichte
vorst bevriest. Nadat het afvalwater-verwarmingselement op
het controlepaneel is ingeschakeld wordt deze geactiveerd
zodra de afvalwatertemperatuur onder ca. 8°C daalt.
Waterinstallatie leegmaken
Zet de camper horizontaal.
Voeg bij zware vorst tevens een beetje antivriesmiddel (bijv.
keukenzout) toe aan de inhoud van de vuilwatertank, zodat
het afvalwater niet kan bevriezen.
Als het voertuig niet wordt gebruikt, is de vuilwatertank niet
voldoende beschermd tegen vorst. Laat daarom bij bevrie-
zingsgevaar de vuilwatertank volledig leeglopen.
Laat nooit kokend water rechtstreeks in de afvoer van de
wasbak weglopen. Dit kan leiden tot vervormingen en lek-
kage in het afvalwatersysteem.
Waterlter
Uw voertuig is standaard voorzien van een drinkwaterlter om
zoveel mogelijk chloor, schimmels en algen uit het leidingwa-
ter te verwijderen.
Aansluiten
Steek de lterkop in de daarvoor bestemde opening en
draai hem erin.
Verwijderen
Draai het lter totdat hij merkbaar los zit en trek hem ver-
volgens uit de bevestiging.
Het afvalwater-verwarmingselement kan alleen worden
ingeschakeld bij een 230V stroomvoorziening.
Water
08-4
Schakel de 12V-stroomvoorziening via het controlepaneel
uit.
Zet alle aftapkranen open.
Open zo mogelijk de afsluitdop van de drinkwatertank.
Draai alle kranen half open.
Hang de handdouche naar boven in de douchestand.
Controleer de waterafvoer.
Reinig de tanks en spoel ze grondig door.
Laat waterinstallatie zo lang mogelijk uitdrogen.
Vergeet niet de toiletcassette te legen.
Als de camper bij bevriezingsgevaar niet wordt gebruikt,
moet het gehele waterleidingsysteem beslist worden ge-
leegd! Laat de waterkranen half open staan. Laat alle aftap-
kranen openstaan.
Vuilwatertank leegmaken
Aan de linker kant onder het voertuig bevindt zich de
afvalwateruitlaat.
De schuif
k
voor het openen van de afvalwateruitlaat
bevindt zich afhankelijk van het model ofwel direct bij de
uitlaat of afgeschermd in de gaseskast.
Schroef het deksel
j
open, open de schuif
k
resp. de
kogelkraan en laat het afvalwater weglopen.
Sluit de schuif weer en schroef het deksel erop nadat het
afvalwater volledig is weggelopen.
1
2
2
Leeg uw vuilwatertank alleen bij een speciaal hiervoor
bestemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije
natuur! Vuilwaterinzamelpunten zijn doorgaans te vinden
bij wegrestaurants, kampeerterreinen of tankstations.
Water
08-5
8.4 Toilet met waterspoeling
Toilet voorbereiden
Open de Thetford-deur en trek de klembeugel naar boven
om de toilettank te verwijderen.
Trek de toilettank er tot aan de aanslag recht uit.
Kantel de toilettank enigszins en trek hem er vervolgens
helemaal uit.
Zet de toilettank rechtop.
Draai de aftappijp naar boven.
De toilettank kan alleen worden verwijderd als de schuif
is gesloten.
8.3 Warmwaterbereiding
De verwarming van water vindt plaats m.b.v. een in het ver-
warmingsapparaat geïntegreerde boiler met een inhoud van
10 l. Bij gebruik tijdens de zomer kan het water onafhanke-
lijk van de werking van de verwarming worden verwarmd.
Aanwijzingen over de bediening van de boiler vindt u in
hoofdstuk 9.3 “Verwarming”.
Bij temperaturen onder ca. 3°C bij het spanningsvrije vei-
ligheidsventiel resp. aftapkraan opent deze automatisch
en tapt bij bevriezingsgevaar de inhoud van de boiler af via
een aftappijp.
Als gebruik wordt gemaakt van de koudwatervoorziening
zonder boiler, dan wordt de boilerketel toch met water
gevuld. Om vorstschade te vermijden, moet de boiler via
de aftapkraan worden geleegd, ook als hij niet in gebruik is
geweest.
Water
08-6
Doe de aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de toilet-
tank.
Voeg daarna zo veel water toe totdat de bodem van de
toilettank volledig bedekt is.
Draai de aftappijp weer terug.
Doseer de toiletvloeistof zeer zuinig. Een overdosis is geen
waarborg voor het voorkomen van geurvorming!
Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug.
Let erop dat de toilettank d.m.v. de klembeugel is ge-
borgd.
Sluit de serviceklep weer.
Doe nooit rechtstreeks toiletvloeistof in de toiletpot.
Water
08-7
Toilettank leegmaken
De toilettank moet geleegd worden uiterlijk als de LED gaat
branden. Aanbevolen wordt om de tank al te legen vóór het
zover is. De LED gaat branden als de tank meer dan 15 liter
bevat. Op dat moment heeft de tank nog een restcapaciteit
van 2 l (genoeg voor ca. 5 toiletbezoeken).
• Open de toiletklep en trek de klembeugel naar boven om
de toilettank te verwijderen.
De toilettank kan alleen worden verwijderd als de schuif
is gesloten.
Bediening
• Draai de toiletpot in de gewenste positie.
• Laat wat water in de toiletpot lopen door op de spoelknop
te drukken, of open de schuif door de schuifgreep onder
de toiletpot naar u toe te trekken.
• Maak gebruik van het toilet.
• Open na gebruik de schuif (als die dan nog gesloten is) en
activeer de spoeling. Sluit de schuif na het spoelen.
Water
2
1
08-8
Leeg de toilettank alleen bij een speciaal hiervoor be-
stemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije natuur!
• Breng de toilettank naar een speciaal hiervoor bestemd
vuilwaterinzamelpunt. Richt daarbij de aftappijp naar bo-
ven.
• Verwijder de sluiting van de aftappijp.
• Richt de aftappijp op de toilettank naar beneden.
• Druk met de duim op de ontluchtingsknop en houd deze
ingedrukt. De toilettank loopt leeg.
• Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug. Schuif de
toilettank daarbij zover naar binnen totdat de bevesti-
gingsbeugel de toilettank in vergrendelde stand vasthoudt.
• Sluit de serviceklep weer.
Wateraansluiting buitendouche (optie)
Openen
• Schuif de afdekklep
j
na boven om de wateraansluiting
te kunnen bedienen.
Sluiten
• Verwijder de slang van de buitendouche van de aansluit-
mof
k
en bevestig de beschermkap.
• Schuif de afdekklep naar beneden.
Gas
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
Keuring van de gasinstallatie
Laat vloeibaar-gasinstallaties keuren door een deskundige
alvorens ze in gebruik te nemen.
Ook regelaars en verbrandingsgasgeleidingen moeten wor-
den gekeurd.
Wij adviseren de veiligheidsregelaar na uiterlijk 6 jaar te
vervangen.
Ook de aansluitslang moet regelmatig op beschadigingen
worden gecontroleerd. Zodra er in de slang scheurtjes,
poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij on-
middellijk worden vervangen.
09-1
Als het vermoeden bestaat dat er gas vrijkomt, moeten
onmiddellijk de volgende maatregelen worden genomen:
Sluit de hoofdafsluiter van de gases.
Ontstekingsbronnen als open vuur of roken zijn ten
strengste verboden.
Ventileer de ruimtes.
Ontruim de gevarenzone.
Stel de directe omgeving (terreinbeheerder) en zo no-
dig de brandweer op de hoogte.
De gasinstallatie mag pas weer in gebruik worden
genomen nadat deze is gecontroleerd door een des-
kundige.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasinstalla-
tie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend
vakman.
Er mogen uitsluitend apparaten worden gebruikt met een
uniforme aansluitdruk van 30 mbar.
Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de
installatie opnieuw gekeurd worden door een erkend
installateur en is een schriftelijk keuringsrapport vereist.
Gas
09-2
Regelaars en ventielen
Drukregelinstallaties moeten een vaste druk van 30 mbar
hebben. Hiervoor gelden de eisen van EN 12864, bijlage D.
Het debiet van de drukregelinstallatie bedraagt 1,2 kg/h.
Sluit de hogedrukslang zorgvuldig met de hand aan op de es
(NB: linkse schroefdraad). Gebruik daarbij geen sleutels,
tangen of vergelijkbaar gereedschap.
Gebruik bij temperaturen onder de 5ºC een ontdooi-instal-
latie (Eis-Ex) voor regelaars.
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Vóór ingebruikname
• De gasafvoerbuis moet dicht en vast zijn aangesloten aan
verwarming en schoorsteen. Hij mag geen beschadigingen
vertonen.
• Houd ventilatie-openingen vrij.
• Verwijder zo nodig sneeuw uit (de buurt van) de schoors-
teen.
• Ontdoe de aanzuigopening voor verbrandingslucht in de
zijwand zo nodig van vuil en sneeuw. De verbrandingsgas-
sen kunnen anders een ontoelaatbaar hoog CO-gehalte
krijgen.
• De veiligheidsventilatie-openingen mogen niet worden af-
gesloten.
Gebruik nooit draagbare kook- of verwarmingsapparaten,
met uitzondering van elektrische verwarmingsapparaten,
maar geen straalkachel, omdat die brand kan veroorzaken
of tot verstikking kan leiden.
Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het ap-
paraat aandachtig door!
Gas
09-3
Gaseskast
De toegang tot de gaseskast bevindt zich afhankelijk van de
uitvoering in de garageruimte achterin of apart in de zijwand.
De gaseskast biedt plaats aan 2 x 11 kg propaangasessen.
De gasessen worden via hogedrukslangen met geïnte-
greerde slangbreukbeveiliging aangesloten op de op de wand
gemonteerde gasdrukregelaar. Deze is voorzien van een
gasstromingsbewaking en een geïntegreerde testaansluiting.
Het gebruik van de verwarming tijdens de rit is dus uitdruk-
kelijk toegestaan. De essen worden bevestigd met twee
onafhankelijke riemen.
9.2 Gasvoorziening
De camper is uitgerust met een propaangasinstallatie (gases
niet standaard meegeleverd). Deze installatie levert gas aan de
volgende apparaten:
- kooktoestel
- koelkast
- Verwarming
- boiler
- oven
- in voorkomende gevallen: accessoires
Gas
09-4
Gases verwisselen
• Open de deur van de gaseskast.
• Sluit de hoofdafsluiter van de gases. Let op de richting
van de pijl.
Tijdens het verwisselen van de gases niet roken en geen
open vuur ontsteken!
• Houd de slangbreukbeveiliging vast, open de kartelmoer
(linkse schroefdraad) en verwijder de slangbreukbeveili-
ging met de hogedrukslang van de gases.
• Maak de bevestigingsriemen los en neem de gases eruit.
• Zet de gevulde gases weer in de gaseskast en zet hem
m.b.v. de bevestigingsriemen stevig vast.
• Zet de slangbreukbeveiliging met hogedrukslang op de
gases en draai de kartelmoer met de hand stevig vast
(linkse schroefdraad).
• Open de hoofdafsluiter, druk de groene knop van
de slangbreukbeveiliging en de zilveren knop op de
SecuMotion (gasregelaar) in.
• Controleer of er bij de aansluitpunten gas weglekt.
Besproei de aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
• Sluit de deur van de gaseskast.
Gasafsluiters
Voor elk geïnstalleerd gasapparaat is een bijbehorende
gasafsluiter ingebouwd. De gasafsluiters bevinden zich in de
keukenla boven de bestekbak en zijn aangegeven met een
symbool.
Voor de gaseskast geldt:
• Controleer de bevestiging van de gasessen vóór iedere
rit. De gasessen moeten rechtop staan en ventielen moe-
ten worden gesloten (behalve bij gebruik van de verwar-
ming tijdens het rijden).
• Trek losse riemen vast.
• Steeds als een gases verwisseld is, moet met een lekzo-
ekmiddel worden gecontroleerd of de hogedrukslang op
de es helemaal dicht is.
• De gaseskast is niet geschikt voor het transporteren van
goederen.
• De afsluiters van de gasessen moeten te allen tijde be-
reikbaar blijven.
• De ventilatie-openingen van de gaseskast mogen niet
worden afgesloten.
• Sluit de gaseskast af met een slot om te voorkomen dat
onbevoegden zich toegang verschaffen tot de gasessen.
Gas
09-5
Voor afsluitkranen en ventielen geldt:
• Tijdens het rijden moeten alle kranen van gasapparaten
dicht zijn. Een uitzondering vormen gaskranen voor ver-
warmingsapparaten die tijdens het rijden in gebruik zijn.
Door schokken kan in de loop der jaren geringe lekkage
optreden. Wanneer u lekkage vermoedt, laat uw gasin-
stallaties dan controleren door uw dealer of een gasin-
stallatiebedrijf.
Een dichtheidscontrole mag nooit worden uitgevoerd in
de buurt van open vuur.
Verwarming (Oven) Gasfornuis Koelkast
Omschakelklep gasinstallatie met twee essen
Uw voertuig beschikt optioneel over een omschakelklep voor
de gasinstallatie. Zonder dat de gasvoorziening wordt onder-
broken wisselt het ventiel zonodig automatisch van gases.
a Met de draaiknop, die naar links
j
resp. rechts kan
worden gedraaid, kan de ene resp. andere gases in bedrijf
worden gesteld.
b Geeft de status weer van de gases die op dat moment in
gebruik is.
Groen: vol
Rood: leeg
1
D
uo
C
om
f
or
t
min.
50 cm
b
a
b
a
Gas
09-6
Werking
Sluit de gasessen aan en open de kranen van beide gas-
essen. Draai de draaiknop tot aan de aanslag naar links
resp. rechts.
Bij een esdruk onder de 0,5 bar wisselt het ventiel automa-
tisch van hoofdes.
Tijdens het verwisselen van gasessen niet roken en geen
open vuur ontsteken!
Afstandsindicatie voor omschakelklep
Uw voertuig is optioneel voorzien van een afstandsindicatie
voor de omschakelklep van de gasinstallatie met twee essen.
a Gebruik tijdens de zomer. Schakelaar is naar beneden
gedrukt: LED geeft status hoofdes weer.
b Display uitgeschakeld.
c Gebruik tijdens de winter. Schakelaar is naar boven
gedrukt: aanvullend op statusweergave wordt de
omschakelklep verwarmd (gele LED brandt).
d Rode LED (hoofdes leeg)
e Groene LED (hoofdes vol)
f Gele LED (winterstand)
DuoC
f
b
d
e
c
a
Inbouwapparatuur
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen
Raadpleeg voor het juiste gebruik van gasapparaten,
gasregelaars en gasessen a.u.b. ook de aanwijzingen in
hoofdstuk 9.
10-1
Reparaties aan inbouwapparaten mogen uitsluitend door
een erkend vakman worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen met betrekking tot de
inbouwapparatuur van de camper. De aanwijzingen hebben
alleen betrekking op de bediening van de apparaten. In som-
mige gevallen behoren de beschreven apparaten niet tot de
standaarduitrusting. Voor verdere informatie over de afzon-
derlijke inbouwapparaten verwijzen wij u naar de bijbehoren-
de gebruikershandleidingen, die te vinden zijn in de blauwe
servicemap in de camper.
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen al-
leen originele onderdelen van de fabrikant worden gebruikt.
Door het aanbrengen van veranderingen aan inbouwappa-
ratuur alsook door het niet naleven van de gebruiksvoor-
schriften vervalt de garantie en aanvaart HOBBY geen enkele
aansprakelijkheid meer. Bovendien vervalt de gebruiksvergun-
ning voor het betreffende apparaat en daardoor in sommige
landen tevens de gebruiksvergunning voor de camper.
Raadpleeg voor het juiste gebruik van elektrische appara-
ten a.u.b. ook de aanwijzingen in hoofdstuk 7.
Inbouwapparatuur
10-2
De verwarming op vloeibaar gas in uw camper is zo ont-
worpen dat het gebruik ervan tijdens de rit is toegestaan.
Er is voldaan aan de eisen van de richtlijn m.b.t. verwar-
mingsapparaten 2001/56/EG, zodat er in geval van een
ongeval geen vloeibaar gas onbedoeld kan ontsnappen.
10.2 Heteluchtverwarming
Bedieningspaneel
a draaiknop voor kamertemperatuur (1-5)
b groene LED brandt ‘in bedrijf’
groene LED knippert, ‘naloop’ voor de temperatuurver-
mindering van het apparaat is actief
De Combi verwarming op vloeibaar gas is een heteluchtver-
warming met geïntegreerde boiler (inhoud: 10 l). Het gebruik
van de verwarming is zowel met als ook zonder waterinhoud
onbeperkt mogelijk.
Ingebruikneming
Stel de luchtafvoer-jets in de camper zo in dat de warme
lucht daar terechtkomt waar u haar hebben wilt.
• Controleer of de schoorsteen vrij is. Verwijder beslist even-
tuele afdekplaten.
• Zet gases en gasafsluiters open.
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
c gebruik tijdens de zomer
(watertemperatuur 40°C of 60°C)
d gebruik tijdens de winter
(verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur of
met lege waterinstallatie)
e
gebruik tijdens de winter
(verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur)
f draaischakelaar ‘uit’
g gele LED brandt ‘boiler opwarmfase’, h) rode LED brandt,
rode LED knippert:
‘storing’, neem een kwastje en reinig voorzichtig de venti-
latorrotor
Inbouwapparatuur
10-3
Activeren
Druk de knop licht in stand (m) en draai tegelijkertijd de
schakelaar 90° in stand (k).
Zolang de schakelaar in stand (k) staat, blijft de knop in stand
(m)
Deactiveren
Draai de schakelaar vanuit stand (k) 90° in parallelstand naar
Frost-Control.
De knop springt tegelijkertijd uit stand (m) in stand (n).
k
m
n
o
FrostControl
FrostControl is een spanningsvrij veiligheidsventiel resp.
aftapkraan. Het tapt bij bevriezingsgevaar automatisch de
inhoud van de boiler af via een aftappijp.
Bij overdruk in het systeem volgt automatisch een stootsge-
wijze drukcompensatie via het veiligheidsventiel.
De aftapkraan bevindt zich bij de aansluiting van de verwar-
ming in uw voertuig.
k
draaischakelaar stand ‘in bedrijf’
m drukknop stand ‘gesloten’
n drukknop stand ‘aftappen’
o aftappijp (naar buiten door de bodem van het voertuig
geleid)
Pas bij temperaturen vanaf ca. 7°C bij de aftapkraan
kan deze met de drukknop (stand m) handmatig wor-
den gesloten en de boiler worden gevuld.
Bij temperaturen onder ca. 3°C bij de aftapkraan
opent deze automatisch, de drukknop springt naar
buiten (stand n) en het water van de boiler loopt via de
aftappijp (o) af.
Inbouwapparatuur
10-4
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de zomer
Zet de draaischakelaar op het bedieningspaneel in stand
(c – gebruik tijdens de zomer) 40°C of 60°C.
De groene (b) en gele (g) LED branden. Na het bereiken
van de ingestelde watertemperatuur (40°C of 60°C) wordt
de brander uitgeschakeld en dooft de gele LED (g).
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de winter
Verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur
Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (e). Zet de
draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g) toont de opwarmfase van het boilerwater. Het
apparaat kiest automatisch de benodigde vermogensstand.
Nadat de op het bedieningspaneel ingestelde kamertempe-
ratuur is bereikt schakelt de brander terug naar de kleinste
stand en verwarmt de waterinhoud tot 60°C. De gele LED
(g) dooft na het bereiken van de watertemperatuur.
Inbouwapparatuur
10-5
Verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur
Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g – opwarmfase van het water) brandt alleen bij
watertemperaturen onder 5°C. Het apparaat kiest auto-
matisch de benodigde vermogensstand. Nadat de op het
bedieningspaneel ingestelde kamertemperatuur is bereikt
wordt de brander uitgeschakeld. De heteluchtblazer blijft
met een laag toerental doorlopen zolang de uitblaastem-
peratuur (bij het apparaat) hoger is dan 40°C. Bij een ge-
vulde boiler wordt het water automatisch mee verwarmd.
De watertemperatuur hangt dan af van de afgegeven
verwarmingscapaciteit en de verwarmingsduur voor het
bereiken van de kamertemperatuur.
Verwarmen met geleegde waterinstallatie
• zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
• Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont gelijktij-
dig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De gele
LED (g) brandt alleen bij temperaturen van het apparaat
onder 5°C. Het apparaat kiest automatisch de benodigde
vermogensstand. Nadat de op het bedieningspaneel
ingestelde kamertemperatuur is bereikt wordt de brander
uitgeschakeld.
Inbouwapparatuur
10-6
Uitschakelen
Schakel de verwarming uit met de draaischakelaar
(stand f). De groene LED (b) dooft.
Als de groene LED (b) na het uitschakelen knippert, is
er een naloop voor de temperatuurvermindering van
het apparaat actief. Deze eindigt na enkele minuten en
de groene LED (b) dooft.
Bij een storing brandt de rode LED (h). Mogelijke
foutoorzaken kunt u vinden in de aparte aanwijzingen
m.b.t. de storingsdiagnose in de gebruiksaanwijzing
van het apparaat.
Boiler vullen
• Sluit de aftapkraan m.b.v. de drukknop totdat deze vast-
klikt.
• Schakel de 12V-stroomvoorziening in m.b.v. de hoof-
dschakelaar op het controlepaneel.
• Open alle waterkranen en zet ze op ‘warm’ en laat ze zo
lang geopend tot de boiler door het verdringen van de
lucht is gevuld.
Schakel bij temperaturen onder ca. 7°C eerst de ver-
warming in om de inbouwruimte en de FrostControl bij
de aftapkraan te verwarmen. Na enkele minuten, als de
temperatuur bij de FrostControl boven 7°C ligt, kan de
aftapkraan worden gesloten.
Boiler aftappen
• Schakel de 12V-stroomvoorziening uit via het controlepanel.
• Zet de warmwaterkranen open.
• Draai de draaischakelaar van de aftapkraan 180° totdat hij
vastklikt (daarbij springt de drukknop naar buiten), de aftap-
kraan gaat open en de boilerinhoud wordt afgetapt.
Inbouwapparatuur
10-7
10.3 Elektrische verwarming (accessoire)
Voor de werking op elektriciteit beschikt de elektrische ver-
warming aanvullend over verwarmingselementen die hand-
matig kunnen worden ingeschakeld resp. gecombineerd.
a
Draaischakelaar energiekeuze
b Werking op elektriciteit 230 V, 1800 W
c Werking op elektriciteit 230 V, 900 W
d Werking op gas
e Combifunctie* (werking op gas en elektriciteit 900 W)
f Combifunctie* (werking op gas en elektriciteit 1800 W)
g Gele LED brandt “werking op elektriciteit”
* Uitsluitend gebruik tijdens de winter!
Bij gebruik tijdens de zomer kiest het apparaat automatisch
de werking op elektriciteit met het vooringestelde elektrische
vermogen van 900 W of 1800 W.
Combi E
230
V~
e
d
f
g
b
c
a
Inbouwapparatuur
10.4
Standverwarming cabine (accessoire)
Met optionele uitrusting beschikt uw voertuig over een stand-
verwarming voor cabine en motor.
De verwarming is in de waterkringloop geïntegreerd, de
stroomvoorziening vindt plaats via de 12V-huisaccu.
Werking
M.b.v. de schakelaar in de cabine wordt de verwarmingsfunc-
tie handmatig bediend.
Schakelaar in stand
j
: alleen de cabine wordt verwarmd.
Schakelaar in stand
k
: met voorrang wordt de motor
verwarmd, maar de binnenruimte wordt eveneens voorver-
warmd.
10-8
1
2
Inbouwapparatuur
10-9
Neem a.u.b. vóór ingebruikneming goede nota van de
aanwijzingen in de handleiding van de fabrikant.
Werking op 12V
Het 12V-bedrijf kan alleen tijdens de rit bij een draaiende
motor worden gebruikt. Schakel bij rustpauzes en langere
tussenstops het 12V-bedrijf uit of kies zo nodig een andere
bedrijfsmodus.
Zet de energiekeuzeschakelaar op accuvoeding.
j
Het 12V-bedrijf werkt alleen bij een draaiende voertuigmotor.
De koelkast werkt zonder thermostaatregeling (continubedrijf).
Het 12V-bedrijf is daarom alleen bedoeld voor het op peil
houden van een eenmaal bereikte temperatuur.
Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de 0-stand.
1
2
3
10.5 Koelkast
Bedrijfsmodi
De koelkast werkt op drie manieren.
- op 12V:
j
elektriciteitsvoorziening via de accu van de
camper
- op 230V:
k
elektriciteitsvoorziening van externe bron.
- op vloeibaar gas:
l
gasvoorziening uit de gasessen
van de camper.
Inbouwapparatuur
Tijdens het rijden moet de deur van de koelkast altijd
gesloten en vergrendeld zijn.
Op de deur van de koelkast bevindt zich een automatische
vergrendeling. Als u de koelkastdeur sluit en goed aandrukt,
wordt deze automatisch vergrendeld.
Vergrendeling 1:
Schuif de vergrendeling naar links/rechts om de deur te openen/
sluiten.
Vergrendeling 2:
Druk de toets in en trek de deur van de koelkast open.
Vergrendeling koelkastdeur
Vergrendeling Dometic 1
Werking op 230V
• Zet de energiekeuzeschakelaar op netvoeding.
k
• Regel de temperatuur met de thermostaat.
• Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de
0-stand.
Werking op gas
• Zet de energiekeuzeschakelaar op ‘werking op gas’.
l
• Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiter voor de koelkast.
• Draai de thermostaat volledig open en houd deze inge-
drukt. De koelkast ontbrandt ofwel automatisch ofwel door
te drukken op de knop voor de handmatige ontsteking
(afhankelijk van het model).
• Laat de thermostaat los nadat de brander is ontstoken.
Herhaal de laatste stap als er geen ontsteking heeft
plaatsgevonden.
• Regel het koelvermogen met de thermostaat.
• Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de
0-stand.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiter voor de koelkast.
Vergrendeling Dometic 2
10-10
Inbouwapparatuur
10-11
Zet de koelkastdeur – als de koelkast niet in gebruik is – al-
tijd vast in de ventilatiestand, om de vorming van schimmel
en onaangename geurtjes te voorkomen.
Vriesvak
Bij hoge buitentemperaturen en een hoge luchtvochtigheid
kunnen zich waterdruppels vormen op de metalen rand van
het vriesvak. Daarom is deze rand voorzien van verwarming
(alleen Dometic). Schakel bij hoge temperaturen en hoge
luchtvochtigheid de randverwarming in via toets nr.
j
. Zo
voorkomt u corrosie. Als de randverwarming is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
k
.
1
2
Inbouwapparatuur
10-12
10.6 Gastoestel
Het keukenblok van de camper is uitgerust met een 3-pits-
gastoestel.
Vóór ingebruikname
• Open de esafsluiter en de snelafsluiter in de gasleiding.
• Open het dakluik of keukenraam
• Bedieningsknoppen van gasapparaten die t.b.v. de ont-
steking moeten worden ingedrukt, horen na het indrukken
vanzelf weer terug te veren.
Het kooktoestel mag niet worden gebruikt wanneer het
glazen deksel is gesloten.
Kooktoestellen of andere toestellen die bij de verbranding
lucht aan de binnenruimte onttrekken, mogen nooit voor
verwarming van het voertuig gebruikt worden. Bij veron-
achtzaming bestaat acuut levensgevaar door zuurstofge-
brek en de mogelijke vorming van het reukloze koolmo-
noxide.
Inbouwapparatuur
10-13
2
1
Werking
Open de rookglazen afdekking
j
.
Zet de draaiknop
k
van de gewenste brander in de ont-
stekingsstand (grote vlam) en druk hem in.
Steek de brander aan met een gasaansteker, lucifer of
aansteker.
Houd de draaiknop nog 5 à 10 seconden lang ingedrukt
zodat de vlambeveiliging wordt geactiveerd.
Laat de draaiknop
k
los en draai hem op de gewenste
stand (grote resp. kleine vlam).
Indien het aansteken is mislukt, probeer het dan nog eens.
Draai voor het uitschakelen van de gasvlam de draaiknop
k
terug in de stand ‘0’.
Sluit de gasafsluiter van het gaskomfoor.
Gebruik voor het vastpakken van hete potten, pannen en
vergelijkbare voorwerpen kookhandschoenen of pannen-
lappen. Gevaar voor verbranding!
Bewaar licht ontvlambare voorwerpen als theedoeken,
servetten etc. niet in de buurt van het kooktoestel. Brand-
gevaar!
Laat de glasplaat na het koken nog zo lang openstaan
als de branders hitte afgeven. De glasplaat zou anders
kunnen barsten.
Inbouwapparatuur
10-14
De ventilatieopeningen bij de oven mogen niet worden
afgesloten.
Neem de oven alleen in bedrijf bij een 230V-netaanslu-
iting (automatische ontsteking).
Bij gebruik van de oven moet er een dakluik of raam
open staan.
De ovendeur moet tijdens de ontsteking geopend
blijven.
Als er geen ontsteking heeft plaatsgevonden, probeer
het dan nog eens.
10.7 Oven (accessoire)
Als de brandervlam per ongeluk wordt gedoofd, zet
dan de draaiknop in de nulstand en laat de brander
minstens een minuut uitgeschakeld. Probeer pas daar-
na opnieuw de oven te ontsteken.
Gebruik de oven nooit zonder inhoud (te verwarmen
gerechten).
Gebruik de grill (accessoire) nooit langer dan 25 minu-
ten en uitsluitend bij een geopende ovendeur.
De oven mag nooit worden ge-
bruikt om de caravan te verwarmen.
Inschakelen
Schakel de 12V-stroomvoorziening in via de hoofdscha-
kelaar van het bedieningspaneel.
Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiter van de oven.
Open de ovendeur volledig.
Plaats de bakplaat resp. het rooster van de oven zodanig
dat de vlammen er niet rechtstreeks mee in aanraking
komen.
Druk de draaiknop enigszins in en zet hem in de gewenste
ontstekingsstand (oven of evt. grill).
Druk de draaiknop in. Er stroomt gas naar de brander en
de vlam wordt automatisch ontstoken.
Inbouwapparatuur
10-15
10.8 Afzuigkap (accessoire)
De kookinstallatie is optioneel voorzien van een afzuigkap. De
ingebouwde blazer leidt de kookdampen rechtstreeks naar
buiten.
Het lter, waarin de vettige aanslag van de kookdampen
zich verzamelt, moet regelmatig worden gereinigd.
j
Verlichting
k
Inschakelen
l
Ventilatorsnelheid instellen
1 2 3
Houd de draaiknop enkele seconden ingedrukt totdat het
veiligheidsventiel van de ontsteking de gastoevoer open
houdt.
Laat de draaiknop los en zet hem op de gewenste vermo-
gensstand (alleen oven).
Sluit de ovendeur voorzichtig zodat de vlam niet uitgaat.
Uitschakelen
Zet de draaiknop in de nulstand. De vlam dooft.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafslu-
iter van de oven.
Inbouwapparatuur
10-16
10.9 Dak-airconditioning (accessoire)
Optioneel beschikt uw voertuig over een klimaatinstallatie in
het woongedeelte i.p.v. een dakraam.
Voor de juiste bediening en om het vermogen van de klimaa-
tinstallatie te optimaliseren moet u de volgende punten in
acht nemen:
Let op warmte-isolatie, dicht kieren af en dek glazen oppervlak-
ken af.
Vermijd het onnodig openen van deuren en ramen.
Dek luchtinlaten en openingen niet af en zorg dat ze niet ver-
stopt raken.
Spuit geen water in de klimaatinstallatie.
Houd licht ontvlambare materialen uit de buurt van de installatie.
Ventilatierichting instellen
Draai eerst de draaiknop tegen de wijzers van de klok in.
Zet de schuif in de gewenste ventilatierichting.
Draai de draaiknop met de klok mee.
Onderhoud en verzorging
11-1
Hoofdstuk 11: Onderhoud en ver-
zorging
11.1 Onderhoud
Onderhoudsintervallen
Voor de camper en de daarin aanwezige installaties bestaan
voorgeschreven onderhoudsintervallen.
Houd ook rekening met de onderhoudsintervallen van het
basisvoertuig Ford.
11.2 Ventileren
Een voldoende luchttoevoer en ontluchting van het interieur is
voor een behaaglijk binnenklimaat absoluut noodzakelijk. Tevens
wordt corrosieschade door condenswater vermeden.
Condenswater wordt gevormd door
- gering ruimtevolume
- ademhaling en lichaamstranspiratie van de inzittenden
- naar binnen meenemen van vochtige kleding
- gebruik van het gastoestel
Zorg voor voldoende luchtverversing ter voorkoming van
schade door condensvorming!
M.b.t. de onderhoudsintervallen geldt:
Laat de eerste onderhoudsbeurt 12 maanden na de eerste
toelating uitvoeren bij een HOBBY-dealer.
Laat alle verdere onderhoudsbeurten eens per jaar uitvoeren
bij een HOBBY-dealer.
Onderhoud het basisvoertuig en alle inbouwapparatuur in
overeenstemming met de in de gebruiksaanwijzing aange-
geven onderhoudsintervallen.
De keuring van de gasinstallatie moet elke twee jaar door
een vloeibaargas-deskundige worden herhaald. Dit moet
op het keuringsrapport conform DVGW werkblad G 607
worden bevestigd.
De gebruiker is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren
van de keuring.
Vervang de gas-veiligheidsregelaar na uiterlijk 6 jaar!
Uit veiligheidsoverwegingen moeten de vervangende on-
derdelen voor verwarmingsapparaten voldoen aan de spe-
cicaties van de fabrikant van het betreffende verwarmings-
apparaat. Ze moeten worden ingebouwd door de fabrikant
zelf of door een door hem geautoriseerde monteur.
Onderhoud en verzorging
11-2
Was de camper slechts op wasplaatsen die speciaal zijn
bestemd voor het wassen van voertuigen. Vermijd direct
zonlicht en zorg voor milieubeschermende maatregelen.
Gebruik geen oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen.
11.3 Verzorging
Buitenreiniging
Was het voertuig niet vaker dan nodig.
Was het voertuig alleen op speciaal hiervoor bestemde
wasplaatsen.
Maak zo spaarzaam mogelijk gebruik van reinigingsmid-
delen. Agressieve middelen als velgenreiniger belasten
ons milieu.
M.b.t. de reiniging van de buitenkant geldt:
Spoel het voertuig af met een zwakke waterstraal.
Was het voertuig met een zachte spons en een normale
autoshampoo. Spoel de spons daarbij regelmatig uit.
Spoel de camper daarna met ruim water af.
Droog het voertuig af met een leren zeem.
Laat de camper na het wassen nog een tijdje in de buitenlucht
staan om volledig te kunnen drogen.
Droog schijnwerpers en lamphouders grondig af, omdat
zich daar water kan ophopen.
Wassen met hogedrukspuit
Richt de straal van de hogedrukspuit niet rechtstreeks op
stickers en stripings. Deze zouden kunnen loslaten.
Lees de handleiding van de hogedrukspuit voordat u de
caravan met een hogedrukspuit gaat wassen. Houd tijdens
het wassen altijd minimaal een afstand van 700 mm in acht.
Realiseer u dat de waterstraal onder grote druk uit de sproei-
kop komt. Door een verkeerd gebruik van de hogedrukspuit
kan de caravan beschadigd raken. De watertemperatuur
mag de 60°C niet overschrijden. Blijf de waterstraal constant
bewegen tijdens het wassen. De straal mag niet rechtstreeks
worden gericht op deur en raamkieren, elektrische aanbou-
welementen, aansluitstekkers, afdichtingen, ventilatieroosters
van de koelkast of dakluiken. Het voertuig zou beschadigd
kunnen raken of water zou in het interieur kunnen binnendrin-
gen.
Onderhoud en verzorging
11-3
Binnenreiniging
M.b.t. zitbekleding, kussens en gordijnen geldt:
reinigen met een stofzuiger of een borstel.
Voor het in de was zetten van de oppervlakken geldt:
De gelakte oppervlakken dienen af en toe te worden na-
behandeld met was. Neem daarbij de door de fabrikant
aanbevolen aanwijzingen voor het gebruik van de was in
acht.
Voor het glimmend poetsen van de oppervlakken geldt:
Behandel in uitzonderingsgevallen verweerde gelakte op-
pervlakken met een glansmiddel na. Wij adviseren oplos-
middelvrije polijstpasta.
Voer alleen in bijzondere gevallen en niet te vaak poetswerk-
zaamheden uit, omdat bij het poetsen de bovenste laag
van de lak wordt verwijderd. Veelvuldig poetsen vergroot
de slijtage daarom enorm.
M.b.t. verontreinigingen door teer en hars geldt:
Verwijder teer- en harsaanslag alsmede andere organische
verontreinigingen met wasbenzine of spiritus.
Gebruik geen agressieve oplosmiddelen als ester- of ke-
tonhoudende producten.
Bij beschadigingen geldt:
Repareer beschadigingen onmiddellijk om verdere schade
door corrosie te voorkomen. Maak hiervoor a.u.b. gebruik
van de hulp van uw HOBBY-dealer.
Dakluiken, ramen en deuren
De ramen moeten in verband met hun kwetsbaarheid bijzon-
der zorgvuldig worden behandeld.
M.b.t. de verzorging geldt:
Wrijf de afdichtingsrubbers van deuren en ramen licht met
talkpoeder in.
Reinig ramen van acrylglas alleen nat met een schone spons
en een zachte doek. Bij droogreinigen kunnen de ruiten door
krassen worden beschadigd.
Gebruik geen scherpe en agressieve schoonmaakmiddelen,
die weekmakers of oplosmiddelen bevatten!
Onderhoud en verzorging
11-4
Laat sterk vervuilde bekleding, bedspreien en gordijnen
reinigen en was ze niet zelf!
Voer de reiniging zo nodig voorzichtig uit met het schuim
van een jnwasmiddel.
M.b.t. het tapijt geldt:
reinigen met een stofzuiger of een borstel.
zo nodig met tapijtschuim behandelen of shampooën.
Voor de PVC-vloerbedekking geldt:
Gebruik geen schuurmiddelen, omdat deze krassen kunnen
maken op het oppervlak!
M.b.t. de toiletruimte geldt:
Reinig met neutrale vloeibare zeep en een niet-schurende
doek.
Gebruik ook in de toiletruimte geen schuurmiddelen!
Zand en stof op een PVC-vloerbedekking die regelmatig
wordt betreden, kunnen het oppervlak beschadigen. Reinig
de vloer bij gebruik dagelijks met een stofzuiger of bezem.
M.b.t. meubeloppervlakken geldt:
Reinig houten meubelfronten met een vochtige doek of
spons.
Wrijf met een stofvrije doek droog.
Gebruik een mild meubelverzorgingsmiddel.
Maak de vloerbedekking schoon met schoon water en
schoonmaakmiddelen die geschikt zijn voor PVC. Leg
geen tapijt bovenop de natte PVC-vloerbedekking. Het
tapijt en de PVC-vloerbedekking zouden dan aan elkaar
kunnen plakken.
Gebruik in geen geval chemische reinigingsmiddelen of
staalwol, omdat hierdoor de PVC-vloerbedekking bescha-
digd raakt.
Gebruik voor het schoonmaken van het toilet en de wa-
terinstallatie alsook bij het ontkalken van de waterinstal-
latie geen azijnhoudend schoonmaakmiddel, omdat dit
afdichtingen en delen van de installatie kan beschadigen.
Gooi geen bijtende stoffen in de afvoeropeningen. Gooi
geen kokend water in de afvoeropeningen. Bijtende
stoffen of kokend water beschadigen afvoerpijpen en
sifons.
Voor spoelbak en kooktoestel geldt:
Reinig edelstalen onderdelen met een middel voor hu-
ishoudelijk gebruik of een speciaal onderhoudsmiddel
voor edelstaal.
Onderhoud en verzorging
11-5
Accessoires
M.b.t. de verzorging geldt:
Reinig kunststof onderdelen (bijv. bumpers, ommantelingen)
met water van maximaal 60°C en een mild huishoudelijk
schoonmaakmiddel.
Reinig vettige of olieachtige oppervlakken met spiritus.
Vet deurscharnieren en uitdraaisteunen zo nodig in.
Reinig drinkwaterleidingen, drinkwatertank en vuilwatertank
eens per jaar.
Gebruik geen schuurmiddelen, omdat deze krassen kunnen
maken op het oppervlak!
Verwijder na het schoonmaken alle spuitbussen met rei-
nigings- en onderhoudsmiddelen uit het voertuig! Anders
bestaat bij temperaturen boven de 50°C explosiegevaar!
11.4 Winterpauze voor de camper
Met het invallen van de winter eindigt vaak ook het cam-
pingseizoen. Voor de nu volgende winterpauze moet uw
camper goed worden voorbereid.
Een gesloten ruimte mag slechts dan als standplaats worden
gekozen wanneer deze droog is en goed kan worden geven-
tileerd. Laat de camper anders liever in de buitenlucht staan.
Voor het basisvoertuig en de buitenkant van de opbouw geldt:
• Conserveer de gelakte vlakken aan de buitenzijde met
geschikte middelen.
Bescherm de metalen onderdelen van de bodemplaat te-
gen roest met een beschermingsmiddel op basis van was.
• Krik – om de banden te ontzien – het voertuig op of ver-
plaats het voertuig elke twee maanden een stukje.
• Plaats afdekzeilen met een tussenruimte, zodat de ventila-
tie niet wordt belemmerd.
• Laat de ventilatieroosters geopend.
• Ventileer de camper elke drie à vier weken grondig.
• Controleer het antivriesmiddel in het koelsysteem en vul
dit zo nodig bij.
Onderhoud en verzorging
11-6
Voor het interieur van de camper geldt:
Leeg en reinig de koelkast, laat de koelkastdeur geopend.
Laat deuren van bergruimten en kasten open staan i.v.m.
de ventilatie.
Kussens en matrassen zo neerzetten dat ze niet in contact
kunnen komen met condenswater.
Maak de camper zonodig grondig droog door hem voor
het stallen goed te verwarmen; zo voorkomt u schimmel-
vorming door condenswater.
Voor de reservoirs geldt:
Leeg en reinig de drinkwatertank.
Leeg en reinig de vuilwatertank.
Leeg en reinig de toilettank.
Maak de boiler volledig leeg. Schakel daartoe de stroom-
voorziening m.b.v. het controlepaneel uit en zet alle water-
kranen open.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases en alle afzonderlijke
gasafsluiters. Verwijder gasessen altijd uit de gaseskast,
ook als ze leeg zijn.
Neem ook de instructies en gebruiksaanwijzingen van de
fabrikant van de inbouwapparatuur in acht.
Zet luchtontvochtigers in de caravan en droog of vervang
het granulaat regelmatig.
Open de accuhoofdschakelaar. Demonteer de accu zo
mogelijk en/of controleer ongeveer eenmaal per maand
het oplaadniveau; laad de accu zo nodig bij.
Schakel 12V-hoofdschakelaar uit.
Onderhoud en verzorging
11-7
Als er toch condenswater is ontstaan, veeg dit dan
gewoon weg.
M.b.t. de voorbereidingen geldt:
Controleer het voertuig op lak- en roestschade en herstel
deze zo nodig.
Zorg ervoor dat er geen water in de beluchting en
ontluchting en in de verwarming kan binnendringen.
Bescherm de metalen onderdelen van de bodemplaat te-
gen roest met een beschermingsmiddel op basis van was.
Conserveer de gelakte vlakken aan de buitenzijde met een
geschikt middel.
Vul de brandstoftank met winterdiesel, controleer of rui-
tensproeivloeistof en koelvloeistof antivries bevatten.
Bij gebruik tijdens de winter ontstaat door het bewonen van
het voertuig bij lage temperaturen condenswater. Om een
goede binnenluchtkwaliteit te garanderen en schade aan
het voertuig door condenswater te voorkomen, is voldoende
ventilatie zeer belangrijk.
11. 5 Gebruik tijdens de winter
Voorbereidingen
Door het algehele voertuigontwerp is uw camper tot op zekere
hoogte bestand tegen de winter. Om echt te kunnen kamperen
tijdens de winter adviseren wij uw camper naar uw persoonlijke
voorkeur te optimaliseren. De dealer in uw rayon adviseert u graag.
Voor de ventilatie geldt:
• Zet de verwarming op hoogste stand tijdens de opwarm-
fase van het voertuig, en open plafondkasten, gordijnen en
rolgordijnen. Hierdoor wordt een optimale luchttoevoer en
ontluchting bereikt.
• Zet ‘s morgens alle kussens omhoog, ventileer de bergru-
imten en maak vochtige plekken droog.
• Ventileer meermaals dagelijks kort en grondig.
• Bij buitentemperaturen onder 8°C moeten er winterafdek-
platen op de koelkastventilatierooster worden gemon-
teerd.
Verwijder vóór het instappen sneeuw van schoenen en kle-
ding, ter voorkoming van verhoging van de luchtvochtigheid.
Voor het verwarmen geldt:
• Zowel de aanzuig- alsook de uitlaatgasopeningen van de
verwarmingsinstallatie moeten sneeuw- en ijsvrij zijn.
• Het opwarmingsproces van de camper heeft een lange
aanlooptijd; dit geldt vooral voor de warmwaterverwar-
ming.
Onderhoud en verzorging
Na aoop van het winterseizoen
M.b.t. de verzorging geldt:
Was het chassis en de motor grondig. Hierdoor worden cor-
rosiebevorderende ontdooimiddelen (zouten, loogrestanten)
verwijderd.
Maak de buitenkant schoon en behandel metaalplaten
met autowas.
Vergeet niet schoorsteenverlengstukken, koelkastpanelen
e.d. te verwijderen.
Was het voertuig alleen op speciaal hiervoor bestemde
wasplaatsen.
Maak zo spaarzaam mogelijk gebruik van reinigingsmid-
delen. Agressieve middelen als velgenreiniger belasten
ons milieu.
11-7
Verwarm het voertuig beslist ook ’s nachts bij bevriezings-
gevaar en bij overnachting in de camper!
Let bij gebruik tijdens de winter op de gasvoorziening, er wordt
dan tot wel driemaal zoveel gas verbruikt als gewoonlijk..
Voor de reservoirs geldt:
• Als de binnenruimte voldoende wordt verwarmd bestaat er
geen gevaar voor het bevriezen van de drinkwatertank, de
waterleidingen en de elektrische geiser c.q. gasboiler. Vul
alle watervoorraden pas nadat de binnenruimte volledig is
opgewarmd.
• Omdat het afvalwater buiten het voertuig wordt opgevan-
gen, moet er antivriesmiddel of keukenzout aan worden
toegevoegd. De uitloop van de afvoerbuis moet wordt
vrijgehouden.
• Het toilet kan ook bij koud weer normaal worden gebruikt,
zolang de binnenruimte van de camper wordt verwarmd.
Als er bevriezingsgevaar bestaat, moeten zowel toilettank
als spoelwatertank worden geleegd.
Laat ook bij afwezigheid en ’s nachts de binnenruimte niet
geheel afkoelen en laat de verwarming op een laag vermo-
gen branden.
Afvalverwerking en milieubescherming
Hoofdstuk 12: Afvalverwerking
en milieubescherming
12.1 Milieu en mobiel reizen
Milieuvriendelijk gebruik
Gebruikers van een camper of caravan dragen vanzelfsprekend
een bijzondere verantwoordelijkheid voor het milieu. Daarom
dient het voertuig altijd op milieuvriendelijke wijze te worden
gebruikt.
12-1
M.b.t. een milieuvriendelijk gebruik geldt:
Verstoor de rust en schoonheid van de natuur niet.
Verwijder afvalwater, fecaliën en afval volgens de voor-
schriften.
Geef het goede voorbeeld, zodat camper- en caravan-
bestuurders niet generaliserend worden bestempeld als
milieubarbaren.
Afvalverwerking en milieubescherming
M.b.t. afvalwater geldt:
Verzamel afvalwater aan boord alleen in ingebouwde vuil-
watertanks of desnoods in hiervoor geschikte reservoirs!
Laat afvalwater nooit weglopen in de vrije natuur of in riool-
putten! De riolering in dorpen en steden komt meestal niet
uit op waterzuiveringsinstallaties.
Maak de vuilwatertank zo vaak mogelijk leeg, ook als hij
niet helemaal gevuld is (hygiëne). Spoel de vuilwatertank zo
mogelijk bij elke lediging met schoon water uit.
12-2
Leeg de toilettank alleen bij een speciaal hiervoor bestemd
vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije natuur! Vuilwa-
terinzamelpunten zijn doorgaans te vinden bij wegrestau-
rants, kampeerterreinen of tankstations.
M.b.t. fecaliën geldt:
Voeg uitsluitend toegelaten toiletvloeistof aan de toilettank
toe.
Door het installeren van een systeem met een actieve-kool-
lter (onderdelenhandel) kan het gebruik van toiletvloeistof
evt. worden vermeden!
Doseer de toiletvloeistof zeer zuinig. Een overdosis is geen
waarborg voor het voorkomen van geurvorming!
Afvalverwerking en milieubescherming
12-3
Afvalverwerking
Laat de toilettank nooit te vol worden. Maak uiterlijk wanneer
niveau-indicator gaat branden, de tank onmiddellijk leeg.
Laat fecaliën nooit in rioolputten weglopen! De riolering in
dorpen en steden komt meestal niet uit op waterzuiveringsin-
stallaties.
Leeg uw vuilwatertank alleen bij een speciaal hiervoor
bestemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije
natuur!
M.b.t. afval geldt:
Scheid afval en lever recyclebare stoffen in voor hergebruik.
Maak afvalbakken zo vaak mogelijk leeg in de hiervoor be-
stemde vuilnisbakken of containers. Zo worden onaangena-
me en problematische opeenhopingen van afval aan boord
voorkomen.
Voor parkeerterreinen geldt:
Verlaat parkeerterreinen altijd in schone toestand, ook als
het vuil van anderen afkomstig mocht zijn.
Het behoedzaam omgaan met het milieu is niet alleen in
het belang van de natuur, maar ook in het belang van alle
camper- en caravanbestuurders!
Afvalverwerking en milieubescherming
12-4
12.2 Terugneming van het voertuig
Mocht het werkelijk ooit zover komen dat u denitief afscheid
moet nemen van uw camper en dat deze als afval moet worden
verwerkt, dan is (op het moment van ter perse gaan) de fabrikant
van het basisvoertuig verantwoordelijk voor de terugneming
ervan.
Uw HOBBY-camper moet dus gratis via het complete netwerk
van Ford-dealers teruggenomen en vakkundig verwerkt wor-
den.
Technische gegevens
13-1
Hoofdstuk 13: Technische gegevens
13.1 Gewichten volgens 92/21/EG
De gegevens hebben betrekking op het standaard voertuig zonder accessoires. Er zijn afwijkingen tot 5 % mogelijk.
Model
Bouwserie
Gewicht
basisvoer-
tuig
Chauf-
feur
Diesel
[kg]
Basis-
uitrusting
Rijklaar-
gewicht
TTM
Laadver-
mogen
Zit-
plaatsen
Conven-
tionele
belasting
Overbel.
massa
Voertuig-
lengte
Persoonlijke
uitrusting
Rest-
laad-
verm.
T 500 GFSC Van (A) 2420 75 68 110 2673 3500 827 4 225 602 6,0 100 502
T 500 FSC Van (A) 2444 75 68 110 2697 3500 803 4 225 578 6,0 100 478
T 500 FSC LE Van (A) 2505 75 68 110 2758 3500 742 4 225 517 6,0 100 417
TL 500 GESC Van Exclusive (K) 2600 75 68 110 2853 3500 647 4 225 422 6,8 108 315
T 600 FC Siesta Exclusive (X) 2603 75 68 110 2856 3500 644 3 150 494 6,5 95 399
T 650 FLC Siesta Exclusive (X) 2744 75 68 110 2997 3500 503 4 225 278 7,0 110 169
T 555 AK GFSC Siesta (C) 2610 75 68
110 2863 3500 637 4 225 412 5,8 98 314
T 555 AK GFSC LE Siesta (C) 2690 75 68 110 2943 3500 557 4 225 332 5,8 98 234
T 600 AK KM Siesta (C) 2728 75 68 110 2981 3500 519 4 225 294 6,4 104 190
T 650 AK GFM Siesta (C) 2815 75 68 110 3068 3500 432 4 225 207 6,9 109 98
T 650 AK GFM Siesta (C) 2815 75 68 29 2987 3500 513 6 375 138 6,9 129 9
T 650 ESC LE Siesta Exclusive (V) 2990 75 68 110 3243 3850 607 4 225 382 7,0 110 272
T 650 ESC LE Siesta Exclusive (V) 2990 75 68 29 3162 3500 338 4 225 113 7,0 110 3
*
**
*
Verlaging van het gewicht tot 3500 kg.
**
Optie extra gordelsysteem
Technische gegevens
13-2
13.2 Bandenspanning
* Deze bandenspanningswaarden zijn alleen geldig voor standaard-
banden van alternatieve merken (bijv. Continental, Goodyear etc.).
Band Spanning (bar) Basis
Michelin XC Camping
215/75 R 16 C vo: 3,5 hi: 5,5 FORD
Overige bandenfabrikanten*
185/75 R 16 C vo: 4,7 hi: 3,5 FORD
215/75 R 16 C vo: 3,5 hi: 4,75 FORD
Technische gegevens
13-3
13.3 Technische gegevens
alle afmetingen zijn in [mm] alle gewichten in [kg]
1) incl. dakreling, indien standaarduitvoering
2) zonder buitenspiegels, zonder zijknipperlicht
3) trekhaak behoort tot de accessoires. Neem het maximum toelaatbaar gewicht in acht a.u.b.
4) achterzijde drijfkop tot achterzijde camper
5) 2,2 TDCi 85 kW (115 PS); 2,2 TDCi 103 kW (140 PS); 2,4 TDCi 103 kW (140 PS)
6) 2-punts gordelsysteem tegen de rijrichting in (SW): UTP 620 (20-10006950)
Hobby Bouwserie Type Basis- Motor
5)
Chassis Onderstelverlenging Trekhaak
model voertuig standaard Trekbok Kogelkop
FORD Transit V347 (voorwielaandrijving)
T 500 GFSC
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
T 500 FSC
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
T 500 FSC LE
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (103 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
TL 500 GESC
Van Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205913 verlaagd SAWIKO 30LF70001P Typ 05 (3009000500)
T 600 FC
Siesta Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205821 recht SAWIKO 30LF70008P Typ 04 (3009000400)
T 650 FLC
Siesta Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205823 recht SAWIKO 30LF70002P Typ 04 (3009000400)
T 555 AK GFSC
Siesta H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 206381 recht SAWIKO 30LF70010P Typ 04 (3009000400)
T 555 AK GFSC LE
Siesta H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (103 kW) Platte bodem 206381 recht SAWIKO 30LF70010P Typ 04 (3009000400)
T 600 AK KM
Siesta H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205822 recht SAWIKO 30LF70007P Typ 04 (3009000400)
T 650 AK GFM
Siesta H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205824 recht SAWIKO 30LF70009P Typ 04 (3009000400)
FORD Transit V348 (achterwielaandrijving)
T 650 ESC LE
Siesta Exclusive H3 FT 350 L 2.4 TDCi (103 KW) Ladderchassis 204310 recht BOSAL 3959-A ---
Technische gegevens
13-4
Gordel- Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
Max. toel.
totaalgew.
Opbouw
lengte
4)
Tot.
lengte
1)
Hoogte
1)
Breedte
2)
Spoor-
breedte
vóór
Spoor-
breedte
achter
Wiel-
basis
OV OA
1)
systeem plaatsen [kg]
FORD Transit V347 (voorwielaandrijving)
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4397 6750 2710 2180 1757 1718 3750 933 2067
MSP 500 (20-10005970) 3 3500 1750 2250 750 1000 4500 4083 6452 2830 2360 1757 1718 3750 933 1769
UAP 141 (20-10006948) 4 3500 1750 2250
750 1000 4500 4586 6955 2830 2360 1757 1718 3750 933 2272
UAP 325 (20-10007513) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3699 5999 2940 2286 1757 1718 3300 933 1766
UAP 325 (20-10007513) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3699 5999 2940 2286 1757 1718 3300 933 1766
UAP 380 (20-10006949)
6)
4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4031 6407 2940 2286 1757 1718 3750 933 1724
UAP 380 (20-10006949)
6)
4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4547 6923 2940 2286 1757 1718 3750 933 2240
FORD Transit V348 (achterwielaandrijving)
UAP 390 (20-10006951) 4 3850 1750 2600 750 2000 5850 4586 7028 2845 2360 1737 1642 3954 933 2141
Technische gegevens
13-5
alle afmetingen zijn in [mm] alle gewichten in [kg]
1) incl. dakreling, indien standaarduitvoering
2)
zonder buitenspiegels, zonder zijknipperlicht
3) trekhaak behoort tot de accessoires. Neem het maximum toelaatbaar gewicht in acht a.u.b.
4)
achterzijde drijfkop tot achterzijde camper
5) 2,2 TDCi 85 kW (115 PS); 2,2 TDCi 103 kW (140 PS); 2,4 TDCi 103 kW (140 PS)
6) 2-punts gordelsysteem tegen de rijrichting in (SW): UTP 620 (20-10006950)
Gewichtsverlaging en -verhoging campers
Hobby Bouwserie Type Basisvoertuig
Motor
5)
Chassis Onderstelverlenging Trekhaak
model
standaard Trekbok Kogelkop
FORD Transit V347 (voorwielaandrijving)
T 500 GFSC
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
T 500 FSC
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
T 500 FSC LE
Van H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (103 kW) Platte bodem 205914 verlaagd SAWIKO 30LF70003P Typ 05 (3009000500)
TL 500 GESC
Van Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205913 verlaagd SAWIKO 30LF70001P Typ 05 (3009000500)
T 600 FC
Siesta Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205821 recht SAWIKO 30LF70008P Typ 04 (3009000400)
T 650 FLC
Siesta Exclusive H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205823 recht SAWIKO 30LF70002P Typ 04 (3009000400)
T 555 AK GFSC
Siesta H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 206381 recht SAWIKO 30LF70010P Typ 04 (3009000400)
T 555 AK GFSC LE
Siesta H2 FORD Transit FT 350 M 2.2 TDCi (103 kW) Platte bodem 206381 recht SAWIKO 30LF70010P Typ 04 (3009000400)
T 600 AK KM
Siesta H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205822 recht SAWIKO 30LF70007P Typ 04 (3009000400)
T 650 AK GFM
Siesta H2 FORD Transit FT 350 L 2.2 TDCi (85 kW) Platte bodem 205824 recht SAWIKO 30LF70009P Typ 04 (3009000400)
FORD Transit V348 (achterwielaandrijving)
T 650 ESC LE
Siesta Exclusive H3 FT 350 L 2.4 TDCi (103 KW) Ladderchassis 204310 recht BOSAL 3959-A ---
Gewichtsverhoging door Goldschmitt extra luchtvering
Verlaging van het gewicht tot 3500 kg
Technische gegevens
13-6
Gewichtsverhoging door Goldschmitt extra luchtvering
Gordel- Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
Max. toel.
totaalgew.
Opbouw
lengte
4)
Tot.
lengte
1)
Hoogte
1)
Breedte
2)
Spoor-
breedte
vóór
Spoor-
breedte
achter
Wiel-
basis
OV OA
1)
systeem plaatsen [kg]
FORD Transit V347 (voorwielaandrijving)
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3701 5999 2710 2140 1757 1718 3300 933 1766
UAP 324 (20-10006953) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4397 6750 2710 2180 1757 1718 3750 933 2067
MSP 500 (20-10005970) 3 3500 1750 2250 750 1000 4500 4083 6452 2830 2360 1757 1718 3750 933 1769
UAP 141 (20-10006948) 4 3500 1750 2250
750 1000 4500 4586 6955 2830 2360 1757 1718 3750 933 2272
UAP 325 (20-10007513) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3699 5999 2940 2286 1757 1718 3300 933 1766
UAP 325 (20-10007513) 4 3500 1750 2250 750 1000 4500 3699 5999 2940 2286 1757 1718 3300 933 1766
UAP 380 (20-10006949)
6)
4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4031 6407 2940 2286 1757 1718 3750 933 1724
UAP 380 (20-10006949)
6)
4 3500 1750 2250 750 1000 4500 4547 6923 2940 2286 1757 1718 3750 933 2240
FORD Transit V348 (achterwielaandrijving)
UAP 390 (20-10006951) 4 3850 1750 2600 750 2000 5850 4586 7028 2845 2360 1737 1642 3954 933 2141
Technische gegevens
13-7
13.4 Banden en velgen voor basismodel campers
Basisuitvoering met stalen velgen Basisuitvoering met LM-velgen (SW)
Hobby
model
Bouwserie
TTM
[kg]
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
Stalen
velgen
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
LM
Velgen
Velg-
aanduiding
T 500 GFSC
Van 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 500 FSC
Van 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 500 FSC LE
Van 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
TL 500 GESC
Van Exclusive 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 600 FC
Siesta Exclusive 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 650 FLC
Siesta Exclusive 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 555 AK GFSC
Siesta 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 555 AK GFSC LE
Siesta 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 600 AK KM
Siesta 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 650 AK GFM
Siesta 3500 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel
geen LM-velgen beschikbaar
T 650 ESC LE
Siesta Exclusive 3850 1750 2600 185/75 R 16 C 6 / 139 / 178 5 J x 16, ET 107 --- --- --- ---
* Aantal boutgaten /centreerring /steekcirkel
Toegestane LM-velgen voor Ford Transit met voorwielaandrijving: CWC65640 en CG 65650 (Borbet)
in de maten 6½ J x 16, ET 60 (momenteel alleen beschikbaar via de onderdelenhandel en niet voor OEM-klanten)
*
*
*
Technische gegevens
13-8
Basisuitvoering met LM-velgen (SW)
Banden en velgen voor verzwaarde campers
Hobby
model
Bouwserie
TTM
[kg]
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
Stalen
velgen
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
LM
Velgen
Velg-
aanduiding
T 500 GFSC
Van 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 500 FSC
Van 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 500 FSC LE
Van 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
TL 500 GESC
Van Exclusive 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 600 FC
Siesta Exclusive 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 650 FLC
Siesta Exclusive 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 555 AK GFSC
Siesta 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 555 AK GFSC LE
Siesta 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 600 AK KM
Siesta 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 650 AK GFM
Siesta 3850 1750 2250 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160 5½ J x 16, ET 56 215/75 R 16 C 5 / 65 / 160
Fabrieksmatig momenteel geen
LM-velgen beschikbaar
T 650 ESC LE
Siesta Exclusive --- --- --- --- --- --- --- --- --- ---
* *
Basisuitvoering met LM-velgen (SW)Basisuitvoering met stalen velgen
* Aantal boutgaten /centreerring /steekcirkel
Toegestane LM-velgen voor Ford Transit met voorwielaandrijving: CWC65640 en CG 65650 (Borbet)
in de maten 6½ J x 16, ET 60 (momenteel alleen beschikbaar via de onderdelenhandel en niet voor OEM-klanten)
*
Gewichtsverhoging door Goldschmitt extra luchtvering
Fabrieksmatig geen gewichtsverhoging mogelijk
Technische gegevens
Voorwerp Gewicht [kg]
FORD Comfort-pakket 44,5
Hobby starterpakket 54,5
Hobby All-Inclusive pakket 68,0
Accusensor 0,9
Achterladder 12,0
Achtersteunen 6,0
Achteruitrijdvideosysteem 2,0
Afzuigkap 3,0
Beddensprei 1,5
Buitendouche 0,5
Chauffeurs- en bijrijdersstoel bekleed in stof woongedeelte 3,0
Comfortbedsysteem incl. koudschuimmatras 2,7
Dakluik met elektrische ventilator 8,5
Dakluik Midi-Heki 4,5
Dakluik Midi-Heki elektrisch 5,5
Dakreling 6,0
DuoComfort 3,0
DuoComfort afstandsindicatie 0,3
DVD/CD-radio met navigatiesysteem en camera 3,2
Extra contactdoos 0,5
Extra gel-accu 28,0
Extra gordelsysteem 20,0
Extra luidsprekers 2,0
Fietsdrager voor 2 etsen 8,0
Fietsdrager voor 3 etsen 9,0
Gasalarm 1,0
Gas-buitencontactdoos 1,0
Gasesinhoudsmeter 1,0
GOLDSCHMITT extra luchtvering 12,0
13.5 Gewicht accessoires
13-9
Hobby multimediapakket 23,0
Hobby stereo geluidsinstallatie ELAC 4,5
Klimaatinstallatie 2200, 230V 34,0
Leren bekleding 12,0
Met hout afgewerkt dashboard 0,5
Motorhouder 36,0
Oven met grill en verlichting 4,5
Oven met grill, verlichting en elektrische ontsteking 16,0
Pilootstoelen, draaibaar 4,8
Radioalarmsysteem met gasalarm 1,0
Satellietantenne 65 cm 16,0
Satellietantenne 85 cm 18,0
Satellietontvanger 2 2,0
Spatlappen achter 2,0
Speciale laklaag zilvermetallic 3,0
Telescoopladder 2,8
Trekhaak 33,0
Trekhaak Siesta / Siesta Exclusive 35,0
Truma Combi 6 E 1,1
Twee gel-accu’s 55,0
Uittrekbare arm voor plat beeldscherm 3,0
Voortent-contactdoos 0,4
WEBASTO standverwarming 9,5
Winterafdekplaat voor koelkastrooster 0,5
Technische gegevens
13-10
Index
Ix-1
Index
A
Aanbouwelementen 03-8
Accuhoofdschakelaar 07-2
Acculader
installatieplaats 07-12
Achteruit rijden 02-6
Achteruitrijcamera 07-12
Afvoer verbrandingsgassen 09-2
Afzuigkap 10-15
Alkoof 06-18
Apparaten omschakelen 02-9
B
Banden 04-1
Bandenspanning (waarden) 13-2
Bandenspanning 04-2
Bar 06-5
Basisuitrusting 03-1
Buitendouche
wateraansluiting 08-8
Bedladder
inklapbaar 06-19
Bedombouw 06-12
Bedverbreding 06-17
Belading 02-5
dakreling 05-10
Belading 03-3
Brandveiligheid 02-1
Buitencontactdoos 07-7
Buitenreiniging 11-2
poetsen 11-3
in de was zetten 11-3
C
Campersleutel 05-5
Chassis 03-1
Condensatiewater 11-1
Controlepaneel 07-1
D
Dak-airconditioning 10-16
Daklast 02-6
Dakluiken 06-23
Dakraam 06-21
Dakreling 05-10
Deuren en kleppen
binnen 06-1
Deuren
openen en sluiten 05-5
Drinkwatertank 08-2
leegmaken 08-2
Dwarse zitbank ombouwen 06-12
E
Elektrische installatie
zekeringen 07-11
Elektrische installaties
veiligheidsinstructies 07-1
Elektrische verwarming 10-7
Energie besparen 02-10
Extra luchtvering 03-6
F
Fietsendrager 05-11
Frost-Control 10-3
G
Garageruimte achterin 02-6
Gas 09-1
Gasbuitenaansluiting 05-10
Gaseskast 09-3
Gasinstallatie
afvoer verbrandingsgassen 09-2
afsluitkranen en ventielen 09-4
inbouwwerkzaamheden en wijzi-
gingen 09-1
keuring 09-1
regelaars en ventielen 09-2
Gastoestel 10-12
werking 10-13
Gasvoorziening 09-3
Gebruik tijdens de winter 11-7
ventilatie 11-7
vorstwerende maatregelen 11-8
Gebruik van het kooktoestel 10-13
Gevarendriehoek 02-8
Gewichten voor accessoires 13-9
Gewichtsverlaging 03-2
H
Hangtafel 06-8
Hoofdsteunen
hoogteverstelling 06-15
Huisaccu 07-10
batterijen vervangen 07-10
eigenschappen 07-10
installatieplaats 07-10
Huisaccu 07-11
I
Indeling overdag en ‘s nachts
overzicht 06-32
Inschuifbaar bed 06-17
Insectenhor 06-20
Intelligente accusensor 07-4
K
Keukenlade 06-3
Keukenverlenging 06-10
Keuring van de gasinstallatie 09-1
Keuze staanplaats 02-9
Kleppen
openen en sluiten 06-1
Koelkast 10-9
werking op 230V 10-10
werking op 12V 10-9
bedrijfsmodi 10-9
werking op gas 10-10
luchttoevoer 05-3
deurvergrendeling 10-10
Kofferruimteklep 05-9
Krik 02-8
L
Laadproces 07-7
bij draaiende motor 07-9
apparaatbeveiliging 07-8
ontladingsbeveiliging 07-8
Lastdrager 05-11
Luchtafvoeropeningen 05-3
L-zitgroep ombouwen 06-27
M
Meubeldeuren 06-2
Meubeloppervlakken
verzorging 11-4
Milieu 12-1
afval 12-3
Index
Ix-2
toiletruimte 11-4
onderdelen 11-5
Voedingseenheid 07-7
Voertuig voorbereiden 02-3
Vorstwerende maatregelen 11-5
Vriesvak 10-11
Vuilwatertank 08-2
leegmaken 08-4
W
Warmwaterbereiding 08-5
Waterlter 08-3
Watervuldop 05-9
Wiel verwisselen 04-7
Winterbanden 04-1
Winterpauze 11-5
buitenkant opbouw en basisvoer-
tuig 11-5
reservoirs 11-6
interieurinrichting 11-7
Z
Zekering van de elektrische instal-
latie
12V-circuits 07-11
Zitplaatsen in het woongedeelte
06-27
Zitplaatsen
overzicht 06-29
Zonneluifel 05-12
Zonnerolgordijn 06-21
Zuiltafel 06-7
Zuinig rijden 02-7
afvalwater 12-2
afvalverwerking 12-3
fecaliën 12-2
parkeerterreinen 12-3
Milieubescherming 12-1
N
Navigatie 07-12
Netaansluiting 07-6
Nooduitrusting 02-8
verbanddoos 02-8
gevarendriehoek 02-9
O
Omschakelklep 09-5
Onderdelen
verzorging 11-5
Onderhoud
reminrichting 04-8
Onderhoudsintervallen 11-1
Onderlegwiggen 02-9
Ontladingsbeveiliging 07-7
Opstapje 03-5
Overloopventiel
drinkwatertank 03-3
P
Periodieke keuring 02-2
Plattegronden kussenconguratie
06-13
Proeldiepte 04-2
Pushlock 06-4
R
Ramen 06-20
Rangeren 02-6
Remmen 02-6, 04-8
Rijden 02-7
bochten 02-7
banden ontzien 04-1
achteruit 02-6
Rijden door bochten 02-7
Rijklaar gewicht 03-1
S
Schuif voor vuilwatertank 08-4
Servicekleppen 05-1
Slaapplaatsen 06-13
Standverwarming 10-8
Stroomvoorziening 07-6
T
Tafels 06-7
Tafelverlenging 06-9
Tankdop 05-9
Tanken 02-7
Technisch toelaatbaar totaalgewicht
03-1
Toegangsdeur 05-5
Toelating 02-2
Toilet met waterspoeling 08-5
Toilet
gebruik 08-5
cassette leegmaken 08-7
Toiletluik 05-7
Toiletruimte
verzorging 11-4
Trapje
garagebed/alkoof 06-19
TV-houder 06-6
U
Uitdraaisteunen 03-4
Uitval van apparaten 07-11
Uitzetraam 06-19
V
Veilige plaatsing van de camper
02-9
Veiligheidsgordels in het woonge-
deelte 06-28
Velgen 04-3
Ventielen, kleppen 09-2
Ventilatieroosters 05-3
Ventilatieroosters 05-4
Ventileren 11-1
Verbanddoos 02-8
Verdeelmodule 07-5
Verduisteringssysteem
cabine 06-22
Verontreinigingen door hars 10-3
Verontreinigingen door teer 11-3
Verwarming
uitschakelen 10-6
werking 10-4
installatieplaats bedieningseen-
heid 10-2
zomerstand 10-4
winterstand 10-4
Verzorging 11-2
ramen en deuren 11-3
meubeloppervlakken 11-4
zitbekleding, kussens en gordijnen
11-3
PVC-vloerbedekking 11-4
tapijt 11-4
Bijlage
B-1
Massaberekening voor Hobby campers
Hier kunt u een massabalans van uw persoonlijke camper opstellen op basis van de gewichten van deze gebruiksaanwijzing. Deze
berekening moet in principe een positief restlaadvermogen opleveren om te voldoen aan de actuele wettelijke eisen.
Voor de berekening van het restlaadvermogen hoeft alleen maar het “rijklaar gewicht”, de “conventionele belasting”, de complete
“extra uitrusting” alsmede de “persoonlijke uitrusting” te worden afgetrokken van de “technisch toelaatbare maximummassa”. Vul
hiervoor a.u.b. de gegevens van uw persoonlijke droomcamper in onderstaande tabel in. Bij vragen of onduidelijkheden hieromtrent
staat uw Hobby-dealer u graag met raad en daad terzijde.
HOBBY caravanfabriek
Ing. Harald Striewski GmbH
Bijlage
B-2
Technisch toelaatbare maximummassa:
Rijklaar gewicht (incl. gas, water, elektrische installatie, chauffeur en brandstof):
-
Conventionele belasting (aantal zitplaatsen [behalve chauffeur] x 75 kg:
-
Extra uitrusting:
1.) -
2.) -
3.) -
4.) -
5.) -
6.) -
7.) -
8.) -
9.) -
10.) -
11.) -
12.) -
13.) -
14.) -
15.) -
Persoonlijke uitrusting = (10 x N) + (10 x L):
-
N - aantal geregistreerde zitplaatsen (inclusief chauffeur)
L - lengte van het voertuig in meter
Restlading:
Model:
De technisch toelaatbare maximummassa van de camper mag onder geen
enkel beding worden overschreden!
125


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Hobby VAN Exclusive 2011 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Hobby VAN Exclusive 2011 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 3,79 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Hobby VAN Exclusive 2011

Hobby VAN Exclusive 2011 User Manual - English - 154 pages

Hobby VAN Exclusive 2011 User Manual - German - 154 pages

Hobby VAN Exclusive 2011 User Manual - French - 154 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info