622853
196
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/201
Next page
Version 09/2012
PREMIUM VAN PREMIUM DRIVE
Gebruiksaanwijzing
NL
Inleiding
Beste camperbezitter,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw nieuwe HOBBY camper. Het in ons gestelde
vertrouwen is voor ons aanleiding ernaar te streven onze campers voortdurend te verbeteren,
met nieuwe ideeën, technische innovaties en subtiele details. Met compleet uitgeruste en
geperfectioneerde modellen willen wij optimale voorwaarden creëren om te kunnen genieten
van de mooiste dagen van het jaar.
Lees deze gebruiksaanwijzing a.u.b. aandachtig door, ook als u al langere tijd een camper
hebt gehad. U voorkomt daarmee schade aan voertuig en uitrusting als gevolg van verkeerd
handelen. Het correct omgaan met alle technische aspecten verhoogt het rijplezier en draagt
bij tot het behoud van de waarde van uw camper.
Mocht deze gebruiksaanwijzing u op enig moment onverhoopt in de steek laten, dan hebt u
de beschikking over een jnmazig servicenetwerk van dealers in alle delen van Europa. Maak
ook gebruik van de ervaring en vakkennis van uw dealer, met wie u beslist een uitvoerig
gesprek moet hebben voordat u met uw Hobby camper gaat rijden.
Wij wensen u en uw medepassagiers veel ontspannende reizen en altijd en overal een goede
reis met uw nieuwe Hobby camper.
HOBBY campers & caravans
Ing. Harald Striewski GmbH
Inleiding
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Algemeen
............................................................... 01-1
1.2 Vóór het begin van de eerste rit
............................. 01-1
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen
......... 01-2
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen
............................................................... 02-1
2.2 Brandveiligheid
...................................................... 02-1
2.3 Verkeersveiligheid
.................................................. 02-2
2.4 Voor en tijdens de rit
.............................................. 02-3
2.5 Aanwijzing voor de reis
.......................................... 02-5
2.6 Boordgereedschap
................................................ 02-8
2.7 Nooduitrusting
....................................................... 02-9
2.8 Na de rit
............................................................... 02-10
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis
.................................................................. 03-1
3.2 Belading
................................................................. 03-1
3.3 Uitdraaisteunen
...................................................... 03-4
3.4 Opstapje
................................................................. 03-5
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN)
.......................... 03-6
3.6 Extra luchtvering
.................................................... 03-6
3.7 Trekhaak
................................................................. 03-7
3.8 Aanbouwelementen
............................................... 03-8
3.9 Automatische transmissie
...................................... 03-9
Hoofdstuk 4: Wielen, banden, remmen
4.1 Wielen
.................................................................... 04-1
4.2 Banden
................................................................... 04-1
4.3 Bandenspanning
.................................................... 04-2
4.4 Proeldiepte
........................................................... 04-2
4.5 Velgen
.................................................................... 04-3
4.6 Pechset
.................................................................. 04-3
4.7 Remmen
................................................................. 04-8
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de servicekleppen
........................... 05-1
5.2 Luchttoevoer en ontluchting
.................................. 05-5
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten
Voertuigsleutel
........................................................ 05-7
5.4 Dakreling
.............................................................. 05-13
5.5 Dakafvoeren
......................................................... 05-14
5.6 E-bike drager Velo
................................................ 05-14
5.7 Zonneluifel
............................................................ 05-15
Hoofdstuk 6. Opbouw binnen
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten sulkeminen
06-1
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm
......................... 06-4
6.3 Tafels
...................................................................... 06-5
6.4 Bedombouw
........................................................... 06-7
6.5 Verhoogde slaapplaatsen
..................................... 06-11
6.6 Wasruimte met verschuifbare wastafel
................ 06-11
6.7 Plattegronden kussenconguratie
....................... 06-16
6.8 Ramen
.................................................................. 06-20
6.9 Verduisteringssysteem voor cabine
..................... 06-21
6.10 Dakluik opbouw
................................................... 06-23
6.11 Draaibare zittingen in de cabine........................... 06-25
6.12 Zitplaatsen in het woongedeelte
.......................... 06-26
00-1
Inleiding
6.13 Veiligheidsgordels in het woongedeelte ............... 06-27
6.14 Overzicht van de zitplaatsen
................................ 06-28
6.15 Overzicht van de indeling overdag en ‘s nachts
.. 06-33
Hoofdstuk 7: Elektrische installaties
7.1 Veiligheidsinstructies
.............................................. 07-1
7.2 Control Panel
......................................................... 07-1
7.3 Stroomvoorziening
............................................... 07-16
7.4 Boordnet
.............................................................. 07-26
7.5 Contactschema ingangsmodule
.......................... 07-29
7.6 Speciale verlichting
.............................................. 07-30
7.7 Mobiele navigatie
................................................. 07-31
7.8 Achteraf geïnstalleerde apparaten
....................... 07-31
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemeen
............................................................... 08-1
8.2 Watervoorziening
................................................... 08-1
8.3 Warmwaterbereiding
............................................. 08-5
8.4 Toilet met waterspoeling
........................................ 08-5
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
..................... 09-1
9.2 Gasvoorziening
...................................................... 09-3
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen
............................................................... 10-1
10.2 Heteluchtverwarming
............................................. 10-2
10.3 Elektrische verwarming
.......................................... 10-7
10.4 Warmwaterverwarming
.......................................... 10-8
10.5 Koelkast
............................................................... 10-17
10.6 Gastoestel
............................................................ 10-22
10.7 Oven
..................................................................... 10-24
10.8 Afzuigkap
............................................................. 10-25
10.9 Dak-airconditioning
.............................................. 10-26
Hoofdstuk 11: Onderhoud en verzorging
11.1 Onderhoud
............................................................. 11-1
11.2 Ventileren
................................................................ 11-1
11.3 Verzorging
.............................................................. 11-2
11.4 Winterpauze voor de camper
................................. 11-6
11.5 Gebruik tijdens de winter
....................................... 11-8
Hoofdstuk 12: Afvalverwerking en milieubescherming
12.1 Milieu en mobiel reizen........................................... 12-1
12.2 Terugneming van het voertuig
................................ 12-4
Hoofdstuk 13: Technische gegevens
13.1 Gewichten volgens 92/21/EG
................................ 13-1
13.2 Bandenspanning
................................................... 13-2
13.3 Technische gegevens
............................................ 13-3
13.4 Banden en velgen voor basismodel campers
....... 13-9
13.5 Gewicht accessoires
........................................... 13-11
Index
................................................................................ Ix-1
Bijlage
...............................................................................Ah-1
00-2
Inleiding
01-1
HOBBY geeft u via uw dealer 5 jaar garantie op dichtheid
van de camper volgens de garantiebepalingen. Bij aankoop
van het voertuig krijgt u van uw dealer een garantieboekje
“5 jaar dichtheidsgarantie”.
Hoofdstuk 1: Inleiding
De ontwikkeling van onze campers staat niet stil. We vragen
uw begrip voor het feit dat wijzigingen in uitrusting, vorm
en technische bijzonderheden zijn voorbehouden. In deze
gebruiksaanwijzing zijn ook uitvoeringsvarianten beschreven
die niet tot de standaarduitrusting behoren. Om deze reden
kunnen geen rechten worden ontleend aan de inhoud van de
handleiding. Deze handleiding is bijgewerkt tot het moment
van ter perse gaan: de beschrijvingen van de diverse uitvoe-
ringen zijn tevens van toepassing op de in essentie vergelijk-
bare indelingsvarianten. U zult begrijpen dat het ondoenlijk is
elke variant apart te beschrijven. Voor speciale vragen m.b.t.
uitrusting en technische bijzonderheden kunt u contact opne-
men met uw dealer.
1.1 Algemeen
Uw HOBBY camper is gebouwd volgens de modernste
technische inzichten en met inachtneming van de erkende
veiligheidstechnische voorschriften. Ondanks alle voorzorgs-
maatregelen is het mogelijk dat personen gewond raken of
de camper beschadigd raakt als de veiligheidsvoorschriften
in deze handleiding alsook de waarschuwingsaanwijzingen
(bijv. op stickers) in de camper zelf niet worden opgevolgd.
Gebruik de camper uitsluitend in technisch perfecte staat.
Laat storingen die van invloed (kunnen) zijn op de veiligheid
van personen of van de camper, onmiddellijk door een des-
kundige reparateur verhelpen. Het remsysteem, de elektrische
installatie en de gasinstallatie mogen uitsluitend door een er-
kend reparatiebedrijf worden gecontroleerd en gerepareerd.
Neem de voorgeschreven controle- en inspectietermijnen in
acht.
1.2 Vóór het begin van de eerste rit
Gebruik het voor u liggende handboek niet alleen als naslag-
werk, maar zorg er al vóór het begin van de eerste rit voor dat
u er grondig mee vertrouwd raakt.
Vul de garantiekaarten van de inbouwapparatuur en onder-
delen in de handleidingen in en stuur de garantiekaarten naar
de desbetreffende fabrikant van het apparaat. Daarmee bent u
verzekerd van het recht op garantie voor alle apparaten.
NB: Als de dichtheidscontroles niet worden uitgevoerd,
kunt u geen aanspraak meer maken op de 5 jaar dicht-
heidsgarantie.
Inleiding
01-2
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen
In deze handleiding wordt de camper op de volgende manier
aan u uitgelegd:
Teksten en afbeeldingen
Teksten die betrekking hebben op afbeeldingen, staan direct
bij de betreffende afbeeldingen.
Details in afbeeldingen (hier: toegangsdeur) worden aangeduid
met een positienummer
j
.
Opsommingen
Opsommingen verschijnen puntsgewijs en worden voorafgeg-
aan door een koppelteken “-”.
Neem de volgende aanwijzingen in acht alvorens het
voertuig in gebruik te nemen:
Controleer de bandenspanning.
Zie hoofdstuk Bandenspanning
Belaad het voertuig op de juiste wijze. Houd daarbij
rekening met het technisch toelaatbaar totaalgewicht.
Zie hoofdstuk Belading
Laad de accu’s vóór iedere reis volledig op.
Zie hoofdstuk startaccu en huisaccu.
Schakel de accuhoofdschakelaar in.
Verwarm het voertuig bij buitentemperaturen onder
0ºC alvorens de waterinstallatie te vullen.
Zie hoofdstuk Watervoorziening /Drinkwatertank vullen.
Draai bij de eerste rit de wielmoeren na 50 km aan.
Schakel vóór het tanken van brandstof alle op gas
werkende inbouwapparatuur uit.
Transporteer gasessen uitsluitend stevig vastges-
jord in de daarvoor bestemde gaseskast.
Verwarm het voertuig ook ’s nachts bij gebruik
tijdens de winter en bij bevriezingsgevaar.
Zie Hoofdstuk Gebruik tijdens de winter /Verwarming.
Houd luchttoevoer- en ontluchtingsroosters altijd vrij.
Zie Hoofdstuk Ramen /Dakventilator /Ventileren.
1
Inleiding
01-3
Handelingsinstructies
Handelingsinstructies worden eveneens puntsgewijs weerge-
geven, waarbij elke alinea wordt voorafgegaan door het teken
(“•”).
Aanwijzingen
Aanwijzingen wijzen op belangrijke details die garanderen
dat de camper en alle onderdelen naar behoren werken.
Bedenk a.u.b. dat er op grond van verschillende uitvoerin-
gen afwijkende beschrijvingen kunnen voorkomen.
Waarschuwingsaanwijzingen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen u op gevaren die
kunnen ontstaan wanneer instructies worden genegeerd,
bijv. materiaal beschadigd of zelfs mensen gewond kunnen
raken.
Milieutips
Milieutips geven mogelijkheden aan hoe u de vervuiling van
het milieu kunt beperken.
Inleiding
Veiligheid
02-1
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen
Zorg voor voldoende ventilatie. Dek ingebouwde ventila-
tieroosters (dakluiken met ventilatierooster of dakventila-
toren in paddestoelvorm) nooit af. Houd ventilatieroosters
vrij van sneeuw en bladeren – verstikkingsgevaar!
Neem m.b.t. de inbouwapparatuur (koelkast, verwarming,
kooktoestel enz.) alsook m.b.t. het basisvoertuig de van
toepassing zijnde gebruiksaanwijzingen beslist in acht.
Door het aan- of inbouwen van accessoires en bij speciale
uitvoeringen kunnen de afmetingen, het gewicht en de rijei-
genschappen van de camper afwijken. Voor sommige toe-
gevoegde delen/elementen geldt een registratieplicht.
Gebruik uitsluitend banden en velgen die voor uw camper
zijn toegestaan. Zie voor specicaties m.b.t. de band- resp.
velgmaat het instructieboekje dat bij het voertuig hoort.
2.2 Brandveiligheid
Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Laat geen kinderen zonder toezicht in de camper.
Houd brandbare materialen uit de buurt van alle verwar-
mings– en kooktoestellen.
Veranderingen aan de elektrische installatie, de gasinstalla-
tie of de inbouwapparatuur mogen uitsluitend worden aan-
gebracht door een erkend vakman.
Bevestig een brandblusser in de buurt van de toegangs-
deur.
Lees de aanwijzingen op de brandblusser, zodat u weet
hoe in noodgevallen te handelen.
Bewaar een branddeken in de buurt van het kooktoestel.
Houd alle vluchtwegen vrij.
Stel u op de hoogte van de veiligheidsmaatregelen die
gelden op het (kampeer)terrein waar u verblijft.
Wat te doen bij brand
Zorg ervoor dat alle inzittenden het voertuig onmiddellijk
verlaten.
Sluit de ventielen van de gasessen.
Schakel de stroomtoevoer af.
Sla alarm en bel de brandweer.
Bestrijd het vuur alleen zelf als dat zonder gevaar voor uzelf
mogelijk is.
Veiligheid
02-2
2.3 Verkeersveiligheid
Controleer voor het begin van de reis of de verlichting, de
richtingaanwijzers (accuhoofdschakelaar inschakelen), de
stuurinrichting en de remmen goed functioneren.
Laat de remmen en de gasinstallatie door een erkend ga-
ragebedrijf controleren als het voertuig langere tijd heeft
stilgestaan (ca. 10 maanden).
Verduisteringen van de voorruit en de zijramen volledig
openen en vastzetten.
Het is verboden zich tijdens het rijden in de alkoof te bevin-
den.
In de winter moet het dak sneeuw- en ijsvrij zijn voordat u
begint te rijden.
Controleer regelmatig de bandenspanning voordat u gaat
rijden. Een verkeerde bandenspanning kan leiden tot extra
slijtage of beschadigingen aan de banden of een klapband
veroorzaken.
Kinderzitjes mogen alleen worden bevestigd met behulp
van fabrieksmatig aangebrachte driepuntsgordels.
Zet de draaistoelen vast in de rijrichting. Tijdens het rijden
mogen de draaistoelen niet worden gedraaid.
Veiligheid
02-3
2.4 Voor en tijdens de rit
Als eigenaar c.q. bestuurder van het voertuig bent u verantwoor-
delijk voor de staat waarin uw voertuig zich bevindt. Daarom
moet u de volgende punten in acht nemen:
Buitenkant
Loop om de camper heen en maak hem als volgt klaar voor
de reis:
Voertuig reisklaar maken
Draai zo nodig de uitgeschoven uitdraaisteunen omhoog.
Sluit alle ramen van de camperopbouw en de dakluiken.
Sluit en beveilig de toegangsdeuren en servicekleppen van
de opbouw.
Veiligheid
02-4
Sluit de afvoerkraan van de vuilwatertank.
Sluit alle gasafsluiters van gasapparaten met uitzondering
van de afsluiter voor de verwarming als het voertuig is
voorzien van een gasdrukregelaar voor tijdens het rijden
(bijv. Control CS)
Zo nodig SAT-schotel inklappen.
Indien van toepassing: schuif de tv-antenne zo ver mogelijk
in.
Indien van toepassing: maak de bagage op het dak goed
vast en borg deze tegen schuiven.
Indien van toepassing: zet de etsen op de drager goed vast
en beveilig ze tegen schuiven.
Indien van toepassing: schakel de voortentverlichting uit.
Binnen
Ook binnen in de camper moet u enkele voorbereidingen
treffen.
Binnenkant reisklaar maken
Ruim losse voorwerpen op en berg ze in de opbergvakken
op.
Berg zware voorwerpen zo laag mogelijk op.
Indien van toepassing: zet de koelkast op 12V.
Zorg ervoor dat vloeistoffen, ook die in de koelkast, niet
kunnen weglekken.
Breng goed zichtbaar in de camperopbouw en in de cabine
een briefje met alle belangrijke afmetingen en gewichten
aan.
Overlaad het voertuig niet! Houd beslist rekening met de
toelaatbare asbelasting, het technisch toelaatbaar ge-
wicht en de toegestane hoogte, breedte en lengte van de
camper.
Bevestig de gasessen.
Klem de tafelbeveiliging vast.
Zet het hefbed (indien aanwezig) in de bovenste stand en
zet hem vast.
Sluit deuren (ook die van de koelkast), laden en kleppen
goed af.
• Tafel vastmaken en zo mogelijk neerlaten
Zware en/of grote voorwerpen (bijv. TV, radio) moeten vóór
elke rit stevig worden vastgezet.
Open het als optie verkrijgbare verduisteringssysteem in de
cabine volledig en zet het vast.
Zet de verschuifbare wand van de wasruimte vast en
vergrendel hem.
Veiligheid
02-5
Cabine
Vergeet niet de volgende dingen:
Stel de binnen- en buitenspiegel en de zitpositie in.
Controleer de verlichting.
Bovendien:
Controleer de bandenspanning.
Controleer vloeistoffen als olie, koelwater, remvloeistof en
ruitenwisservloeistof, en vul deze zo nodig bij.
Voordat de reis begint
Vóór het vertrek dient u de volgende vragen met “ja” te kunnen
beantwoorden:
Zijn verbandtrommel en gevarendriehoek aan boord?
Is de verlichting in orde (achteruitrijlampen, dimlicht, rem-
lichten en richtingaanwijzer)?
2.5 Aanwijzing voor de reis
Uw camper is geen personenauto!
Hij gedraagt zich in veel situaties anders dan een ‘normale’ auto.
Daarom dient u op de volgende bijzonderheden te letten:
Belading
M.b.t. de belading geldt:
Gelijkmatig beladen. Zware voorwerpen of voorwerpen die
veel ruimte innemen horen thuis in de onderste opberg-
ruimten!
Sjor bagage op het dak goed vast!
De bagage in de camper zelf dient te worden opbeborgen
in kasten en opbergruimten.
Veiligheid
02-6
De maximaal toelaatbare belasting van de garageruimte
achterin bedraagt 200 kg.
De toelaatbare achterasbelasting mag in geen geval
worden overschreden.
Bij volledige belading van de garageruimte achterin
wordt de vooras ontlast, waardoor het rijgedrag van de
camper aanzienlijk slechter wordt.
Zet deuren en kleppen vast.
Controleer na belading het totaalgewicht en de asbelasting
op een openbare weeginstallatie.
Daklast (max. 50 kg)
De hoogte van de camper kan per rit variëren vanwege verschil-
len in de hoeveelheid bagage op het dak.
M.b.t. de dakbelasting geldt:
Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van het voer-
tuig.
Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Garageruimte achterin
Let bij het beladen van de garageruimte achterin op de toe-
laatbare asbelasting en op de technisch toelaatbare maxi-
mummassa. Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig. Te
hoge puntlasten beschadigen de vloerbedekking.
Veiligheid van de inzittenden
Tijdens de rit geldt:
Alleen op plaatsen die zijn uitgerust met veiligheidsgordels,
mogen personen zitten.
Het is verboden zich tijdens het rijden op de bedden te
bevinden.
Passagiers moeten met veiligheidsgordel om op hun plaats
blijven zitten!
Open niet de deurvergrendeling!
Er mogen zich verder geen personen in het voertuig bevin-
den!
Remmen
M.b.t. remmen geldt:
Let op de langere remweg, vooral bij natheid.
Kies bij bergafwaarts rijden geen hogere versnelling dan bij
bergopwaarts rijden.
Rangeren
Uw camper is aanzienlijk groter dan een personenauto.
M.b.t. parkeren geldt:
Ook bij juist ingestelde buitenspiegels is er een aanzienlijke
dode hoek.
Laat u bij het (invoegend) parkeren op onoverzichtelijke plek-
ken helpen door iemand die visuele signalen kan geven.
Veiligheid
02-7
Rijden
Maak vóór de eerste grote rit een proefrit om uzelf vertrouwd
te maken met het rijgedrag van de camper. Oefen ook het
achteruit rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
Onderschat de lengte van de camper niet.
Wees voorzichtig bij het oprijden van binnenplaatsen en het
passeren van poorten en doorritten.
Bij zijwind, ijzel of natheid kunnen in de camper slingerbe-
wegingen optreden.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de wegen en de
verkeersomstandigheden aan.
Lange, licht hellende weggedeelten kunnen gevaarlijk zijn.
Kies uw snelheid van meet af aan zodanig dat u zo nodig
nog kunt versnellen zonder andere weggebruikers in gevaar
te brengen.
Rijd bergafwaarts in principe niet sneller dan bergop-
waarts.
Bij het inhalen van of ingehaald worden door vrachtwagen-
combinaties of bussen kan de camper in een luchtstroom
terecht komen. Licht tegensturen heft het effect hiervan op.
Anticiperend rijden, bij lange ritten regelmatig pauzes
inlassen.
Achteruit rijden
M.b.t. achteruit rijden geldt:
Laat u bij het achteruit rijden assisteren door iemand die
visuele signalen kan geven.
Rijden door bochten
Een camper raakt door zijn opbouwhoogte sneller aan het
slingeren dan een personenauto.
M.b.t. het rijden door bochten geldt:
Rijd niet te snel een bocht in!
Zuinig rijden
De motor van uw camper is er niet voor ontworpen om voort-
durend op topsnelheid te rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
geen plankgas!
De laatste 20 km/h tot aan de topsnelheid kosten tot wel
50% meer brandstof!
Tanken
In de camper is een aantal gasapparaten met open vlam in-
gebouwd.
Bij het tanken geldt:
Schakel alle gasapparaten (verwarming, koelkast etc.) uit!
Schakel mobiele telefoons uit!
Tank uitsluitend dieselbrandstof.
• Vul niet per ongeluk de drinkwatertank met brandstof.
Veiligheid
02-8
2.6 Boordgereedschap
In elk voertuig is een individuele basisuitrusting boordge-
reedschap en toebehoren aanwezig:
Fiat:
De gereedschapskist
j
bevindt zich onder de bijrijdersstoel.
Om bij de gereedschapskist te komen moet de klep onder de
bijrijdersstoel worden geopend en moet de greep op de ge-
reedschapskist tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid
en verwijderd. Vervolgens kan de kist naar buiten worden
geschoven.
21
Renault:
De gereedschapskist
k
bevindt zich onder de bestuurders-
stoel.
Schuif de zitting naar voren om het gereedschap eruit te
kunnen halen.
Veiligheid
02-9
2.7 Nooduitrusting
Om goed op noodsituaties te zijn voorbereid, dient u de drie
reddingsmiddelen steeds bij u te hebben en ermee vertrouwd
te zijn.
Verbanddoos (standaarduitvoering)
De verbanddoos moet te allen tijde onder handbereik zijn en op
een vaste plaats in de camper worden bewaard. Na gebruik van
materialen uit de verbanddoos moet de inhoud ervan onmid-
dellijk weer worden aangevuld. De uiterste gebruiksdatum van
bepaalde middelen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Veiligheidsvest (niet standaard meegeleverd)
Wij raden u aan een veiligheidsvest conform EN 471 met witte
retroreecterende strepen mee te nemen en dat aan te trekken
bij het verlaten van het voertuig buiten de bebouwde kom en
op pechstroken. De bestuurder dient deze veiligheidskleding
te dragen als de camper
buiten de bebouwde kom op een secundaire weg door
een ongeval of met pech op een onoverzichtelijk wegge-
deelte tot stilstand komt terwijl er sprake is van slecht
zicht, schemering of duisternis, of
op de pechstrook van een autosnelweg door een ongeval
of met pech is blijven steken en door het opstellen van
een gevarendriehoek moet worden beveiligd.
Gevarendriehoek
Ook de gevarendriehoek moet te allen tijde onder handbereik
zijn en een vaste plaats in de camper hebben, bij voorkeur in
de buurt van de verbanddoos.
In geval van nood
Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens
100 m achter het voertuig!
100 m
Veiligheid
02-10
2.8 Na de rit
Keuze staplaats
Voor de keuze van de staplaats geldt:
Kies een zo horizontaal mogelijke staanplaats.
Zoek de staanplaats zo mogelijk bij daglicht.
Veilige plaatsing van de camper
Voor de veilige plaatsing van de camper geldt:
Zet de motor in een versnelling.
Trek de handrem aan.
Klap zo nodig extra parkeersteunen uit.
Gebruik zo nodig onderlegkeggen (niet standaard meege-
leverd).
Bij temperaturen onder nul handrem hooguit lichtjes aan-
trekken en beslist in een versnelling zetten, om het bevriezen
van de handrem te voorkomen!
Let er bij het draaien van de chauffeursstoel op dat de
handrem niet per ongeluk wordt ontgrendeld.
Apparaten omschakelen
Voor het omschakelen van de apparaten geldt:
schakel de koelkast om van 12V op gas of 230V, omdat
de 12V-voorziening bij staande motor na korte tijd auto-
matisch wordt uitgeschakeld.
Waterinstallatie
Als de camper bij bevriezingsgevaar niet wordt verwarmd,
moet het gehele waterleidingsysteem worden geleegd. Zet de
kranen in de middenstand en laat alle overloopventielen open-
staan. Zo wordt vorstschade voorkomen.
Stilstaand water in de drinkwatertank of in de in de waterleidin-
gen wordt na korte tijd ondrinkbaar. Spoel daarom vóór ieder
gebruik de waterleidingen door met enkele liters vers water.
Veiligheid
02-11
Energie besparen in de winter
Op eenvoudige wijze kunt u in het woongedeelte energie be-
sparen. Dit geldt vooral bij het verwarmen in de winter.
M.b.t. energiebesparing geldt:
Doseer nauwkeurig de luchttoevoer en ontluchting in het
voertuig resp. de verwarmingsklep.
Breng in de cabine wintermatten aan voor voor- en zijruiten
(niet standaard meegeleverd).
Breng een gordijn tussen cabine en woongedeelte aan
(niet standaard meegeleverd).
Open de buitendeur zo weinig mogelijk en slechts kort.
Breng bij gebruik tijdens de winter eventueel een kleine
voortent aan als bescherming tegen de kou.
Veiligheid 02-12
Chassis
03-1
Denitie van het gewicht van campers
Voor de berekening van het gewicht en het daaruit voortvloei-
ende laadvermogen van campers geldt op Europees niveau de
EU-richtlijn 92/21/EG. Hieronder worden de gebruikte begrip-
pen en maatstaven verklaard.
1. Technisch toelaatbare maximummassa (TTM)
De aanduiding van de technisch toelaatbare maximummassa
vindt plaats volgens opgave van de Hobby caravanfabriek
in samenwerking met de fabrikanten van de voorafgaande
constructiefasen (Fiat, Renault). Deze massa is vastgesteld
op grond van uitvoerige berekeningen en tests, is vastge-
legd in basisvergunningen en mag om veiligheidstechnische
redenen in geen geval worden overschreden.
2. Rijklaar gewicht
Het rijklaar gewicht komt overeen met de massa van het lege
voertuig inclusief smeermiddelen, gereedschap, reservewiel
(evt. reparatieset), brandstof (100%), extra accu, alle fabrieks-
matig ingebouwde standaardvoorzieningen, alsmede 75 kg
voor de chauffeur, te vermeerderen met de basisuitrusting als
gas, water en elektrische installatie.
3. Basisuitrusting
De basisuitrusting omvat de massa van de voor 90% van hun
capaciteit gevulde verswatertank en gastank. De volgende
tabel bevat een gedetailleerde opgave van deze gewichten
voor de afzonderlijke series.
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis
Chassisdelen en assen maken deel uit van het chassis. Er mo-
gen geen technische veranderingen worden uitgevoerd, omdat
anders de algemene gebruiksvergunning vervalt!
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met
toestemming van de fabrikant.
Meer informatie is te vinden in de bijgeleverde gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
3.2 Belading
De in de voertuigpapieren geregistreerde maximale asbela-
sting en de technisch toelaatbare maximummassa mogen
niet worden overschreden.
Campergewicht conform 92/21/EG
Houd a.u.b. rekening met de denitie van het gewicht van
campers!
Chassis
03-2
FIAT
Premium Drive
RENAULT
Premium Van
a) Vloeibaargasinstallatie
Aantal ingebouwde gasregelaars: 1 1
Gewicht van een 11 kg aluminium gases: 5,5 5,5
Gewicht gasvulling voor 11 kg gases (90%): 9,9 9,9
Totaal: 15,4 15,4
b) Vloeistoffen
100 l drinkwatertank (90%) 90 90
10 l drinkwatertank (90%)
-
-
c) Stroomtoevoer
Kabelhaspel:
4 4
Basisuitrusting totaal: 109,4 kg 109,4 kg
Chassis
03-3
4. Laadvermogen
Onder laadvermogen wordt verstaan het verschil tussen de
“technisch toelaatbare maximummassa” en “rijklaar gewicht”.
Dit cijfer weerspiegelt het gewicht van de passagiers (con-
ventionele belasting: 75 kg vermenigvuldigd met het aantal
zitplaatsen de bestuurder niet meegerekend), extra uitrusting
en persoonlijke bagage.
Onder geen enkel beding mag het technisch toelaatbare
totaalgewicht van een camper in beladen toestand worden
overschreden.
Let er beslist op dat er rekening is gehouden met de mas-
sa van alles wat er in de camper wordt meegevoerd, bijv.
passagiers, extra uitrusting, basisuitrusting en persoonlijke
bagage (als kleding, levensmiddelen, huisdieren, etsen,
surfboards, overige sportuitrusting etc.).
Chassis
03-4
3.3 Uitdraaisteunen (accessoire)
De uitdraaisteunen bevinden zich aan de achterkant op de
onderstelverlenging van uw camper.
Uitdraaisteunen uitklappen
Plaats de kruk op de buitenzeskant
j
.
De steun wordt door draaien van de kruk in verticale stand
gebracht.
• Beveilig zo nodig de poot
k
tegen wegzakken en plaats
deze op een ondergrond.
Zodra de uitdraaisteun zich in verticale stand bevindt,
wordt de poot telescopisch uitgeschoven.
Draai met de kruk aan de uitdraaisteunen totdat het voer-
tuig horizontaal staat.
Uitdraaisteunen inklappen
Ontspan de uitdraaisteunen met de kruk.
Draai met gelijkmatige bewegingen aan de kruk totdat de
uitdraaisteun weer de horizontale uitgangspositie heeft
bereikt.
- Gebruik de uitdraaisteunen niet als krik! Ze dienen uits-
luitend voor de stabilisatie van de geparkeerde camper.
- Belast de uitdraaisteunen altijd gelijkmatig.
- Klap uitdraaisteunen vóór het wegrijden altijd in en borg ze.
- Reinig de uitdraaisteunen regelmatig en smeer ze met een
kleine hoeveelheid vet.
2
1
2
De telescoopvoet mag slechts tot aan de gele markering
worden uitgeschoven!
Chassis
03-5
Openen
Druk op de toets met de pijl naar links
k
bij de toegangs-
deur.
Het opstapje schuift automatisch uit.
Sluiten
Druk op de toets met de pijl naar rechts
l
bij de toegangs-
deur.
Het opstapje schuift automatisch in.
Indien het opstapje door verontreiniging of vorst slecht
functioneert of defect is, moeten de scharnieren worden
schoongemaakt of ontdooid.
3.4 Opstapje
De camper bezit een elektrisch uitschuifbaar opstapje
j
,
dat voor voertuigen op Fiat-basis is uitgevoerd met één trede
(zie foto), en voor voertuigen op Iveco-basis – ter overbrug-
ging van de instaphoogte – met twee treden.
Zorg er beslist voor dat het opstapje vóór het begin van
elke rit wordt ingeschoven!
Let op de verschillende treehoogtes en zorg bij het uitstap-
pen voor een vaste en egale ondergrond.
Ga pas op het opstapje staan wanneer deze volledig is
uitgeschoven!
2
3
1
Chassis
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN)
Het 17-cijferige voertuigidenticatienummer bevindt zich bij
de Renault-modellen boven het rechter opstapje, en bij de
Fiat-modellen op de binnenkant van de wielkast aan pas-
sagierszijde te vinden. Voor een betere leesbaarheid is het
VIN bij Fiat ook van buiten door de voorruit leesbaar op een
plaatje op het instrumentenpaneel aangebracht. Tevens is het
VIN zowel aangegeven op het typeplaatje van het basisvoer-
tuig als op het Hobby-typeplaatje (in de motorruimte vóór op
de steunbalk van de radiateur.
Houd a.u.b. het VIN bij de hand bij elke aanvraag en bij elk
bezoek aan uw dealer.
1
2
3
03-6
3.6 Extra luchtvering (alleen Fiat)
Extra luchtvering op de achteras (optie) leiden tot een duide-
lijke verbetering van de rijeigenschappen van de camper en
vullen de standaardvering aan. De luchtbalgen zorgen er zo
nodig voor dat de achterzijde van het voertuig iets omhoog
komt.
Met de bedieningseenheid in de cabine wordt met de toets
On/Off
j
de compressor geactiveerd, waarna de luchtbal-
gen worden gevuld. Aan de hand van de manometer
l
kan
men voortdurend de huidige druk in de installatie aezen. Bij
overdruk kan met behulp van de ontluchtingstoets
k
over-
tollige lucht uit de installatie worden verwijderd.
Chassis
03-7
Kijk voor de bediening van de luchtvering van de Iveco
Daily a.u.b. in de Iveco-gebruiksaanwijzing.
Om beschadigingen van de luchtbalgen uit te sluiten, is het
belangrijk in het kader van onderhoudswerkzaamheden de
luchtbalgen te controleren op opeenhopingen van materiaal
en verontreinigingen en deze zo nodig te reinigen.
De volgende reinigingsmiddelen zijn toegestaan voor
de reiniging van luchtbalgen: zeepoplossing, methanol,
ethanol en isopropylalcohol.
De maximaal toelaatbare werkdruk van de installatie be-
draagt 4,0 bar.
De optimale luchtdruk is bereikt als het voertuig horizontaal
staat. De minimumluchtdruk moet zo groot zijn dat de lucht-
balg niet kan doorslaan. Bij een leeg voertuig bedraagt deze
waarde ca. 0,5 bar (a.u.b. afzonderlijk bepalen), bij een bela-
den voertuig al naargelang de belading duidelijk hoger.
De maximale kogeldruk (verticale last) en achterasbelasting
zijn te vinden in de kentekenpapieren.
3.7 Trekhaak (accessoire)
FIAT RENAULT
Max. aanhangergewicht: 1600 kg 2000 kg
Max. kogeldruk: 75 kg 80 kg
Max. toelaatbaar gewicht: 5100 kg 5500 kg
Max. achterasbelasting.: 2000 kg 2100 kg
Chassis
03-8
Let op de toelaatbare steunlast en achterasbelasting van de
camper, vooral ook in combinatie met de belading van de
garageruimte achterin.
Het gelijktijdig gebruiken van een trekhaak en een achter-
klepdrager resp. e-bike drager is niet toegestaan.
Tijdens het rangeren voor het aan- en afkoppelen mogen
zich geen personen tussen camper en aanhanger bevinden.
In verband met richtlijnen van de fabrikant van het basisvo-
ertuig en de vastlegging van de zogeheten D-waarde van
de trekhaak zijn geen verdere gewichtsverhogingen van het
aanhangergewicht mogelijk.
3.8 Aanbouwelementen
Registratie van accessoires in de kentekenpapieren
• Laat aanbouwelementen monteren door uw HOBBY-dealer.
• Rijd met uw camper naar een keuringsinstantie of tech-
nische service (bijv. TÜV / DEKRA) voor een keuring.
De keuringsinstantie keurt de aanbouwelementen en maakt
een keuringsrapport op.
• Ga met het keuringsrapport en het kentekenbewijs deel I en
II naar het plaatselijke bureau voor de afgifte van kenteken-
bewijzen. Hier wordt de wijziging in het bestaande kente-
kenbewijs geregistreerd.
De Fiat modellen 70 GE, 70 GF, 70 HGE en 70 HGF met
chassisverlaging beschikken over een maximaal aanhan-
gergewicht van 2000 kg. De toelaatbare steunlast was bij
sluiting van de redactie nog niet bekend en is te vinden in
de voertuigpapieren.
Vergeet a.u.b. niet dat voor een trekhaak, motorhouder,
tillift en/of extra veerbladen een registratieplicht geldt.
Houd er a.u.b. rekening mee dat het laadvermogen van
uw camper door de montage van accessoires wordt
beperkt.
Chassis
03-9
Handmatige modus
Deze modus laat de chauffeur de keuze van de geschikte
versnelling overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van
het voertuig. Schakelen gaat als volgt:
Beweeg de versnellingspook in de richting (+) om een
hogere versnelling te kiezen of in de richting (-) om terug te
3.9 Automatische transmissie
Optioneel is uw camper voorzien van een automatische
transmissie (Fiat: Comfort-Matic; Renault: Quickshift), die
beschikt over de bedieningswijzen MANUAL/ handgescha-
keld en AUTO. Omdat het koppelen en ontkoppelen wordt
geregeld door een elektrohydraulisch mechanisme dat wordt
gecontroleerd door de transmissiecontroller, is een koppe-
lingspedaal overbodig en is daarom niet aanwezig. Zowel de
gekozen modus als de ingeschakelde versnelling worden op
het multifunctionele display weergegeven.
FIAT Comfort-Matic
De versnellingspook op het dashboard heeft drie vaste standen:
de middelste stand voor de keuze van de vooruitversnelling.
N voor de neutrale stand (stationair toerental).
R voor de achteruitversnelling.
Vanuit de middelste stand, die overeenkomt met de vooruit,
kan de hendel als volgt worden bewogen:
− naar voren (stand -), om een lagere versnelling te kiezen
(d.w.z. terugschakelen).
− naar achteren (stand +), om in een hogere versnelling te
schakelen.
− naar links (stand A/M), om naar keuze de automatische of
de handmatige modus te kiezen.
Bij deze drie standen blijft de hendel niet in de gekozen posi-
tie staan, d.w.z. na activering keert de hendel in de midden-
stand terug.
Renault Quickshift
De versnellingspook heeft één vaste uitgangspositie.
Vanuit deze uitgangspositie (middelste stand) kan hij in de
volgende richtingen worden bewogen:
naar links: wisselen tussen handgeschakelde modus en
automatische transmissie
naar rechts: stationaire stand
naar rechts achter: achteruitversnelling
naar voren: opschakelen naar een hogere versnelling
(in de handgeschakelde modus)
naar achteren: terugschakelen naar een lagere versnelling
(in de handgeschakelde modus)
Nach jeder Betätigung des Wählhebels springt dieser
automatisch wieder in die Mittelposition zurück.
Chassis
Bij een ingeschakelde achteruitversnelling (R) mag
uitsluitend in de eerste versnelling wordt geschakeld – of
omgekeerd – als het voertuig helemaal stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Meer informatie is te vinden in de gebruiksaanwijzing
van het basisvoertuig. Maak u vóór de eerste rit beslist
vertrouwd met de schakelmodi van de automatische
transmissie.
Het voertuig mag nooit worden verlaten terwijl de versnel-
lingspook in stationaire stand (N) staat.
Houd in een stilstaand voertuig met ingeschakelde vers-
nelling altijd het rempedaal ingedrukt tot het moment dat
men weer wegrijdt: laat dan het rempedaal los en geef
langzaam gas.
Aanbevolen wordt het aandrijfmechanisme bij langdurige
stilstand bij een draaiende motor in de stationaire stand
(N) te schakelen.
03-10
Het gaspedaal mag niet worden gebruikt om het voertuig
op één en dezelfde plaats te houden (bijv. op een helling).
Gebruik in plaats daarvan het rempedaal en trap pas bij
het wegrijden het gaspedaal in.
schakelen. Tijdens het wisselen van versnelling hoeft het
gaspedaal niet te worden losgelaten.
Het systeem staat het schakelen alleen toe als de schakel-
opdracht de juiste werking van motor of aandrijving niet in
gevaar brengt. Het systeem schakelt automatisch terug zodra
de motor het stationaire toerental bereikt (bijv. bij afremmen).
Automatische modus
Om de automatische modus in- resp. uit te schakelen moet
de versnellingspook in de richting A/M worden geduwd. Het
systeem schakelt automatisch op basis van voertuigsnelheid,
motortoerental en gaspedaalstand. Zo nodig schakelt het
systeem na het intrappen van het gaspedaal één of meerdere
versnellingen terug om het nodige vermogen en koppel voor
de door de chauffeur gewenste acceleratie beschikbaar te
stellen.
Voertuig parkeren
Om het voertuig veilig te kunnen parkeren moet bij een
ingetrapt rempedaal in de 1ste versnelling of in de achteruit-
versnelling (R) worden geschakeld. Bovendien moet bij het
parkeren op een helling de handrem worden aangetrokken.
Wielen, banden, remmen
04-1
Velgmaat Fiat Ducato Renault Master
16'' 180 Nm 172 Nm
15'' 160 Nm
Hoofdstuk 4: Wielen, banden,
remmen
4.1 Wielen
Draai bij een nieuw voertuig en na elke (de-)montage van de
wielen de wielbouten of wielmoeren na de eerste 50 km en de
daaropvolgende 100 km aan. Gebruik voor uw eigen veilig-
heid uitsluitend de originele wielen en bevestigingsmaterialen.
Controleer daarna regelmatig of de wielbouten resp. wielmo-
eren nog stevig vastzitten.
Aandraaimomenten van de wielmoeren resp. wielbouten:
4.2 Banden
Gebruik uitsluitend banden zoals fabrieksmatig gemonteerd zijn.
Gebruik andere bandenmaten uitsluitend met toestemming van
de fabrikant van het basisvoertuig.
Ontzie uw banden tijdens het rijden
Voorkom hard remmen en het starten met plankgas.
Vermijd lange ritten op slechte wegen.
Rijd nooit met een overladen voertuig.
Op uw HOBBY-camper zijn tubeless banden gemonteerd. In
deze banden mogen absoluut geen binnenbanden worden
aangebracht!
Winterbanden verplicht in Duitsland!
Bij sneeuw, ijs en sneeuwbrij moeten alle voertuigen
beschikken over banden met het symbool "M+S". Het
niet naleven van dit wettelijke voorschrift kan leiden tot
strafvervolging.
Sneeuwkettingen kunnen uitsluitend worden gemonteerd
op banden die even groot zijn als de oorspronkelijk op uw
voertuig gemonteerde banden.
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend worden gemonteerd
op de voorste aandrijfwielen; de montage op de achter-
wielen is streng verboden.
Wielen, banden, remmen
1
2
3
04-2
4.3 Bandenspanning
Controleer de spanning van alle banden en van het reservewiel
ongeveer om de 4 weken en vóór lange ritten.
Voor de controle van de bandenspanning geldt:
De bandenspanning moet in koude toestand worden gecon-
troleerd.
Bij het controleren of bijvullen van warme banden moet de
druk 0,3 bar hoger zijn dan bij koude banden.
Voor de bandenspanning geldt:
- juiste bandenspanning
j
.
- te lage bandenspanning
k
.
- te hoge bandenspanning
l
.
Een te lage druk leidt tot oververhitting van de band.
Dit kan leiden tot zware beschadiging van de band.
De juiste bandenspanning kunt u vinden in de tabel in het
hoofdstuk “Technische gegevens” resp. de gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
4.4 Proeldiepte
Vervang uw banden tijdig, d.w.z. voordat de proeldiepte minder
dan 1,6 mm bedraagt.
Banden mogen niet kruislings worden verwisseld, d.w.z. van
de rechterzijde van de wagen naar de linker en omgekeerd.
Banden verouderen ook wanneer ze weinig of niet worden
gebruikt.
Aanbeveling van de bandenfabrikant
Vervang de banden na 6 jaar, onafhankelijk van de proel-
diepte.
Voorkom sterke schokken door het rijden tegen trottoirban-
den, in gaten in het wegdek of tegen andere obstakels.
De wettelijk toegestane minimale proeldiepte biedt slechts
een beperkte rijveiligheid. De volgende aanbevelingen moeten
worden opgevolgd:
Veiligheidsgrens in de zomer: 3,0 mm
Veiligheidsgrens in de winter: 4,0 mm
Wielen, banden, remmen
04-3
4.6 Pechset
Maak geen gebruik van de bandenreparatieset als de band is
beschadigd door het rijden zonder lucht. Kleine scheurtjes,
vooral in het loopvlak van de band, kunnen met de bandenre-
paratieset worden afgedicht. Verwijder geen vreemde elementen
(bijv. schroefje of spijker) uit de band. De bandenreparatieset is
bruikbaar bij buitentemperaturen tot ca. –30°C.
4.5 Velgen
Gebruik alleen de originele velgen. Als u andere velgen wilt
gebruiken, moet u de volgende punten in acht nemen.
Voor het gebruik van andere velgen geldt:
- formaat,
- uitvoering,
- inpersdiepte en
- draagvermogen moeten voldoende zijn voor het max. toe-
laatbaar gewicht.
- De conus van de bevestigingsschroef moet overeenkomen
met de uitvoering van de velg
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met toestem-
ming van de fabrikant.
Aluminium velgen moeten voor elk voertuigtype apart worden
gecontroleerd. De bouten van de aluminium velgen mogen niet
worden gebruikt voor stalen velgen.
FIAT
RENAULT
De bandenreparatieset heeft een houdbaarheidsdatum.
Let daarom op de vervaldatum. Als de datum oversch-
reden is, kan een perfect functioneren van de set niet
worden gegarandeerd.
Wielen, banden, remmen
04-4
A Schud de es. Schroef de vulslang
j
op de es (hier-
door wordt de folieafsluiting doorbroken).
B Draai het ventieldopje van het bandventiel af.
Draai het binnenventiel
k
eruit met een ventieluitdraaier
l
. Leg het binnenventiel
k
niet in zand of vuil.
Wielen, banden, remmen
04-5
C Verwijder de afsluitplug
m
van de vulslang
j
.
Schuif de vulslang op het bandventiel.
D Houd de vules met de vulslang naar beneden en knijp
erin. Spuit de gehele esinhoud in de band. Verwijder de
vulslang
j
en draai het binnenventiel
k
met de ventiel-
uitdraaier
l
goed vast in het bandventiel.
E Draai de luchtslang
n
op het bandventiel. Steek de
stekker
o
in het contactpunt van de sigarrettenaanste-
ker. Pomp de band op
p
. Gebruik de elektrische lucht-
pomp niet langer dan 8 minuten! Gevaar voor oververhit-
ting! Als het niet lukt de gewenste luchtdruk te bereiken,
rijd dan met het voertuig ca. 10 meter voor- of achteruit,
zodat het dichtmiddel in de band goed kan worden verde-
eld. Ga door met het oppompen van de band. Vervolg de
rit onmiddellijk, zodat het dichtmiddel in de band kan
worden verdeeld.
De maximumsnelheid is 80 km/h.
Rijd voorzichtig, vooral in bochten.
Wielen, banden, remmen
04-6
Controleer na 10 minuten rijden de luchtdruk van de
band. Als de luchtdruk onder deze minimumwaarde
q
is
gezakt, mag niet meer worden doorgereden.
Als de minimumwaarde nog wordt aangegeven
q
, stel
dan de bandenspanning bij volgens de bandenspanning-
stabel in de gaseskast. Rijd voorzichtig naar de dichtst
bijzijnde garage en laat de band vervangen.
Risico van ongevallen: Als de vereiste luchtdruk ook nu
nog niet wordt bereikt, is de band te sterk beschadigd.
In dit geval is de bandenreparatieset niet in staat voor de
vereiste afdichting te zorgen. Rijd beslist niet verder. Waar-
schuw een garagebedrijf of een 24-uurs service.
Risico van ongevallen: Laat de banden in de dichtstbij-
zijnde garage vervangen.
Wielen, banden, remmen
Waarschuwingsaanwijzingen m.b.t. het verwis-
selen van een wiel
Wiel verwisselen
Leg bij een zachte ondergrond een stabiele onderlegger
onder de krik, bijv. een houten plank.
Plaats de krik onder de hiervoor bestemde krikpunten.
Draai de wielbouten met een wielsleutel enkele slagen los,
maar verwijder ze nog niet.
04-7
Plaats de krik alleen op de hiervoor bestemde krikpunten!
Als de krik op andere plekken wordt geplaatst, kan dit
leiden tot beschadigingen aan het voertuig of zelfs tot
ongevallen door het wegglijden van het voertuig.
De krik dient alleen voor het verwisselen van een wiel. Hij
mag niet worden gebruikt tijdens werkzaamheden onder
het voertuig! Levensgevaar!
De uitdraaisteunen kunnen niet als krik worden gebruikt!
Raadpleeg bij het verwisselen van een wiel ook de gebru-
iksaanwijzing van de voertuigfabrikant.
Til het voertuig op totdat het wiel zich 2 tot 3 cm boven de
grond bevindt.
Verwijder de wielbouten en vervolgens het wiel.
Breng het reservewiel (niet standaard meegeleverd) in de
juiste stand over de wielnaaf aan.
Zet de wielbouten erop en draai ze kruislings licht aan.
Laat de krik zakken en verwijder hem.
Draai de wielbouten gelijkmatig aan met de wielsleutel. De
instelwaarde van het aanhaalmoment van de wielbouten
kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing van het basisvoer-
tuig.
Plaats het gedemonteerde wiel in de (evt. aanwezige)
reservewielhouder en sluit deze weer af.
Wielen, banden, remmen
Laat de remmen in uw eigen belang regelmatig onder-
houden door uw Fiat- resp. Renault-garage.
04-8
4.7 Remmen
De onderdelen van de reminrichting maken deel uit van de
EG-gebruiksvergunning.
Zodra onderdelen van de reminrichting worden veranderd,
vervalt de gebruiksvergunning. Veranderingen mogen alleen
worden doorgevoerd met toestemming van de fabrikant.
Voor het onderhoud van de reminrichting geldt:
Controleer regelmatig het remvloeistofpeil.
Controleer reminrichting en remslangen regelmatig op lek-
kage. Rubberslangen kunnen door marters worden aange-
knaagd.
Gebruik uitsluitend remolie met dezelfde eigenschappen als
de in het remcircuit aanwezige olie.
Opbouw buitenzijde
05-1
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de tank- en servicekleppen
55 GF 60 HGF
60 GF 65 GE
j
RENAULT Premium Van
k
l
jj
k
l
j
l
k
j
l
j k
Opbouw buitenzijde
05-2
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
65 HGE 65 FL
65 GF
j
FIAT Premium Drive
k
l
j
k
l
j
l
j k
Opbouw buitenzijde
05-3
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
70 GF
70 GE
65 HFL
65 HGF
k
l
j
l
j
k
l
j
k
l
j
k
Opbouw buitenzijde
05-4
70 Q
70 HQ
70 HGE
70 HGF
l
k
j
l
j
k
j
l
j k
j
l
j k
Bagageluik
j
Toiletluik
k
Klep gaseskast
l
Opbouw buitenzijde
05-5
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar! Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden
geblokkeerd.
Bij gebruik tijdens de winter moeten speciale afdekplaten
worden gebruikt. Deze afdekplaten zijn te koop via uw
dealer.
5.2 Luchttoevoer en ontluchting
Voor de ventilatie geldt:
Een goede luchttoevoer en ontluchting van de camper is een
voorwaarde voor een aangenaam wooncomfort. In uw camper
is een tochtvrije ventilatie geïntegreerd. De ontluchting vindt
plaats via de dakluiken en mag niet worden belemmerd in zijn
functioneren.
De luchttoevoer en ontluchting van de koelkast kan met de
bijbehorende afdekplaten worden afgesloten als deze niet op
gas werkt.
Neem de aanwijzingen op de afdekplaten in acht. De afdek-
platen mogen alleen worden gebruikt bij werking op elektri-
citeit in de winter. Meer informatie hierover kunt u vinden in
de gebruiksaanwijzingen van de koelkastfabrikant.
Door koken, natte kleding enz. ontstaat waterdamp. Ieder
mens staat per uur ca. 35 g water aan zijn omgeving af.
Daarom moeten, afhankelijk van de relatieve luchtvoch-
tigheid, ook de ramen en dakluiken worden gebruikt voor
de luchttoevoer en ontluchting (zie ook ”Gebruik in de
winter”).
Koelkast
De koelkast wordt van buitenaf door roosters voorzien van
frisse lucht, om voldoende koelvermogen te garanderen. Het
ventilatierooster bevindt zich in de buitenwand van het voertuig.
Het ontluchtingsrooster bevindt zich op het dak.
Opbouw buitenzijde
05-6
Ventilatieroosters verwijderen
Schuif de vergrendelingen tot aan de aanslag naar boven.
Klap het ventilatierooster voorzichtig open, te beginnen
aan de linkerkant
Trek vervolgens de rechterkant uit de houder.
1
Bij zeer hoge buitentemperaturen is het raadzaam de
ventilatieroosters te verwijderen. Daardoor wordt een
hogere luchtdoorvoer bij de koelkast bereikt en de koeling
versterkt. Tijdens het rijden en bij neerslag moeten de
ventilatieroosters vast gemonteerd zijn.
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar!
Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden geblok-
keerd.
Verwarming
De verwarming wordt van buitenaf voorzien van frisse lucht
j
. Door deze ventilatieschuif wordt ook de afvoerlucht van
de verwarming naar buiten geleid.
Opbouw buitenzijde
05-7
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten
Voertuigsleutel
Voertuigsleutel
Met de camper worden de volgende sleutels geleverd:
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- chauffeurs- en passagiersdeur
- een codekaart.
Toegangsdeur
Openen
Open het slot met de sleutel.
Trek aan de deurgreep.
Open de deur.
Sluiten
Sluit de deur.
Draai de sleutel totdat de grendel hoorbaar wordt vergren-
deld.
Draai de sleutel in verticale stand terug en trek hem uit het
sleutelgat.
Tevens wordt een zelfklevend aluminium plaatje met het
sleutelnummer van het basisvoertuig meegeleverd.
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- toegangsdeur
- servicekleppen
- toiletluik.
Raadpleeg hiervoor a.u.b. de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig.
Opbouw buitenzijde
05-8
Om beschadigingen aan slot en deurkozijn te voorkomen,
moet de binnenste deurkruk horizontaal en niet schuin
naar boven staan.
De toegangsdeur is uw vluchtweg in noodgevallen. Ver-
sper de deur daarom nooit van buiten!
Toegangsdeur
Openen
Draai de grendel naar beneden (groene zone
j
).
Zo kan de deur ook van binnen worden geopend als die
van buiten is afgesloten.
1
2
Opbouw buitenzijde
Klep van de bergruimte
Openen
Open het slot met de sleutel.
Draai de greep naar links.
Draai de klep naar boven open.
Sluiten
Draai de klep naar beneden resp. naar opzij dicht.
Draai de greep naar rechts totdat de klep tegen de af-
dichting wordt getrokken.
Sluit het slot met de sleutel af.
05-9
De toegangsdeur is uw vluchtweg in noodgevallen. Blokkeer
de deur daarom nooit aan de buitenkant!
Sluiten
Trek de deur dicht totdat het slot vastklikt.
Vergrendelen
Draai de grendel naar boven (rode zone
k
, zie foto pagina
05-8).
Zo kan de deur ook van binnen worden geopend als die
van buiten is afgesloten.
Opbouw buitenzijde
05-10
Garageluik
Openen
Open beide sloten met de sleutel.
Draai de grepen naar links.
Draai de klep naar boven open.
Sluiten
Draai de klep dicht.
Draai de greep naar rechts totdat de klep tegen de af-
dichting wordt getrokken.
Sluit de sloten af met de sleutel.
Toiletluik
Openen
Open het slot
j
met de sleutel.
Druk op beide knoppen
j
en
k
en open het luik.
Sluiten
Duw het luik dicht totdat hij vastklikt (beide zijden)..
Sluit het slot
j
af met de sleutel.
1
2
Opbouw buitenzijde
05-11
1
Geopende kleppen van de gaseskast aan de zijkant kunnen
met behulp van de haak in geopende stand aan de buiten-
wand worden vergrendeld.
Vastzetten
Zet de klep van de gaseskast helemaal open.
Klap de klem open.
Haak de neus van de klem in de groef van de klep van de
gaseskast.
Klep van de gaseskast
Het ventilatierooster van de klep van de gaseskast mag
niet worden afgesloten of afgedekt.
Openen
Ontgrendel het slot
j
met de sleutel; de greep springt
een stukje uit.
Draai de greep linksom open; de klep wordt ontgrendeld
en kan worden opengedraaid.
Sluiten
Draai de greep rechtsom dicht, zodat de klep in de af-
dichting wordt getrokken.
Steek de sleutel in het slot, druk de greep er tegen aan en
vergrendel het slot.
Opbouw buitenzijde
05-12
Watervuldop
Openen
Open het slot
j
met de sleutel.
Draai het deksel
k
krachtig open en verwijder hem.
Sluiten
Doe het deksel
k
erop en draai hem weer dicht.
Sluit het slot (1) met de sleutel af.
Buitenaansluiting voor gas
Optioneel kan de camper beschikken over een buitenaanslu-
iting voor gas
k
. Via deze aansluiting kunnen gasapparaten
als gasbarbecue of gaslamp aan de buitenkant van de camper
worden aangesloten op de gasvoorziening.
Openen
Pak de klep bij het lipje
j
en trek hem naar buiten open.
Sluiten
Pak de klep bij het lipje
j
en sluit hem totdat hij
vastklikt.
1
2
2
1
Opbouw buitenzijde
05-13
Houd bij belading rekening met de maximaal toelaatbare
asbelasting.
Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van de camper.
Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Dakbagage mag uitsluitend op een speciale, daarvoor
geschikte imperiaal worden getransporteerd.
5.4 Dakreling (accessoire)
Voor de belading van de dakreling geldt:
Plaats alleen lichte bagage op het dak.
Sjor de bagage op het dak goed vast en beveilig deze tegen
schuiven en naar beneden vallen.
Laad niet te veel bagage op het dak! Hoe groter de da-
klast, hoe onvoorspelbaarder het rijgedrag.
De maximale totale belasting bedraagt 50 kg.
Voor informatie over de juiste manier van omgaan met de
tankdop verwijzen wij u naar de bijbehorende Fiat resp.
Renault gebruikershandleiding.
Tankdop
De tankdop van alle Van en Drive modellen bevindt zich ach-
ter de bestuurdersdeur in het onderste gedeelte van de B-zuil
achter een klep.
Openen
Klep openen: steek een vinger in de uitsparing
j
en trek de klep
naar buiten open (open bij Renault eerst de bestuurdersdeur).
Sluiten
• Duw het luik dicht totdat hij vastklikt.
1
Opbouw buitenzijde
05-14
2
1
5.5 Dakafvoeren
Bij voertuigen met hefbed zijn speciale afvoeren in het dak
geïntegreerd, die het water van het dak via de zijwand af-
voeren.
Deze afvoeren moeten voortdurend worden schoongehouden
om te voorkomen dat ze verstopt raken.
5.6 E-bike drager Velo (accessoire)
De bestuurder van het voertuig is verantwoordelijk voor een
veilige bevestiging van de lading. Dit houdt in dat de etsen
dubbel aan de drager worden geborgd.
Borgen
De aanwezige klembeugel
j
moet zo hoog mogelijk aan
de ets worden bevestigd. Geschikte bevestigingspunten
zijn bijvoorbeeld de zadelpen of de stuurstang.
De etsen worden in de onderste montageriempjes
k
vastgegespt. Als extra ladingbeveiliging kunt u gebruik
maken van een spanriem.
Opbouw buitenzijde
05-15
5.7 Zonneluifel (accessoire)
Uw camper kan optioneel worden voorzien van een op het
dak geplaatste zonneluifel.
Een zonneluifel is bedoeld als bescherming tegen de
zon en niet voor permanent gebruik
In het uit- en inklapgebied van de zonneluifel mogen
zich geen personen of obstakels bevinden.
Het aandrijfmechanisme van de zonneluifel beschikt
over een blokkeerinrichting ter begrenzing van de uit-
draai. Ga nooit met geweld door deze blokkade heen.
Ondersteun de uitgeklapte zonneluifel altijd met behulp
van de geïntegreerde steunen.
Voordat u gaat rijden moet de zonneluifel altijd volledig
zijn ingeklapt en vastgemaakt.
Neem altijd het toegestane draagvermogen van de drager
ter hoogte van 75 kg in acht en zorg ervoor dat deze nooit
wordt overbelast.
Met een volledig beladen achterdrager wordt afhankelijk
van de overhang van de lading de achteras belast en de
vooras ontlast. Hierdoor kan het rij-, stuur- en remgedrag
van het voertuig worden beïnvloed.
Door de drager wordt de achterste hellinghoek van het
voertuig kleiner. Bij het rijden op een oneffen ondergrond
kan het daarom voorkomen dat de drager de grond raakt.
De achterste kentekenplaat moet in het midden tussen
de nummerplaatverlichting van de drager worden gemon-
teerd.
Reinig de drager niet met een hogedrukspuit (beschadi-
ging van de oppervlaktebescherming).
Maak alleen gebruik van originele SAWIKO-
gecerticeerde reserveonderdelen en accessoires, anders
kunnen eventuele garantieclaims in geen geval in behan-
deling worden genomen.
Het gelijktijdig gebruiken van e-bike drager en trekhaak is
niet toegestaan. Er mag in principe slechts één systeem
zijn gemonteerd, dus een e-bike drager of een trekhaak.
Lees voor meer informatie en gegevens a.u.b. de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de producent.
Beaar deze ook bij uw voertuigpapieren. De gebruiksaanwijzing
is een belangrijk document, waaraan u de toestemming ontleent
om de drager mee te voeren. Bij een controle moet het document
op verzoek worden getoond aan de controlerende instantie.
Opbouw buitenzijde
05-16
Uitdraaien
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de
aandrijnrichting.
• Houd de draaihendel met één hand aan de bovenste en
met de andere hand aan de onderste draaigreep vast. Trek
tijdens het uitdraaien de draaihendel enigszins naar u toe
en houd hem zo mogelijk verticaal ten opzichte van het oog
van de aandrijnrichting.
• Draai de draaihendel met de wijzers van de klok mee totdat
de zonneluifel de gewenste positie heeft bereikt.
• Verwijder de draaihendel.
• Klap de telescoopsteunen aan de binnenzijde van het uit-
valproel uit en ondersteun de zonneluifel.
Indraaien
• Schuif de telescoopsteunen in elkaar, klap ze in en borg ze.
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de
aandrijnrichting.
• Draai de draaihendel tegen de wijzers van de klok in totdat
de zonneluifel volledig is opgerold en beveiligd.
• Maak de draaihendel los en berg hem op in het voertuig.
Als het doek in uitgeklapte toestand niet meer onder span-
ning staat, kunt u de zonneluifel inklappen totdat de doek-
spanning weer bereikt is.
Opbouw binnenzijde
06-1
Hoofdstuk 6. Opbouw binnen
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten
sulkeminen
Voorafgaand aan het wegrijden kastdeurtjes goed sluiten.
Het per ongeluk opengaan van de deurtjes en het naar
buiten vallen van voorwerpen wordt zo voorkomen.
Berg in de bovenste bergruimten uitsluitend lichte voor-
werpen op.
Bergruimten aan voorzijde
Openen
Kantel de greeplijst voorzichtig en trek eraan totdat de klep
open staat.
Sluiten
Duw de klep dicht totdat de sluiting hoorbaar vastklikt.
Opbouw binnenzijde
06-2
Meubeldeuren met klink
Druk de klink naar beneden om de deur te openen en slui-
ten.
Laden met druksluiting
Openen
Druk van onderen op knop
j
om de lade te ontgrendelen.
Trek aan de greep totdat de lade is geopend.
Sluiten
Pak de lade bij de greep en duw hem dicht totdat de lade
hoorbaar sluit en vastklikt.
1
Opbouw binnenzijde
06-3
Deuren met pushlock
Openen
• Druk op de pushlock totdat de knop naar buiten springt.
• Trek voorzichtig aan de knop en open de deur.
Sluiten
• Duw de deur bij de knop dicht.
• Druk op de pushlock totdat de knop vastklikt en de deur is
vastgezet.
Bar bij toegangsdeur
Openen
Trek aan de greep en draai de deur open.
Sluiten
Duw de klep bij de greep dicht totdat de hij hoorbaar sluit.
Opbouw binnenzijde
06-4
Roldeuren
Openen
Pak roldeuren bij het tussenstuk vast en schuif ze naar
buiten.
Sluiten
• Pak deuren vast bij het tussenstuk en schuif ze dicht tot-
dat ze in het midden goed aansluiten.
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm drievoudig
geleed (accessoire)
Beweeg de uittrekbare arm handmatig bij de gemarkeerde
scharnieren
j
,
k
en
l
om de TV-houder in en uit te
klappen.
2
1
3
Zet de TV-houder vóór elke rit vast.
De gemonteerde TV mag niet meer dan 8 kg wegen.
We adviseren de TV tijdens het rijden van de houder te
verwijderen en veilig op te bergen.
Opbouw binnenzijde
06-5
1 2
6.3 Tafels
Luxe salontafel, 360° draaibaar
De optionele luxe salontafel kan zowel worden neergelaten als
worden gedraaid. Tevens kan de positie van de draaias wor-
den veranderd.
De tafel kan in elke positie 360° worden gedraaid.
Draaias veranderen
Druk op hendel
j
en breng de kolompoot in de gewenste
stand.
Breng hendel
j
terug in de uitgangspositie om de kolom-
poot weer vast te zetten.
Laten zakken
Zet de kussens overeind, zodat de bedplaten vrijkomen en
de exacte daalpositie zichtbaar is.
Haal de hendel
k
over en druk met beide handen op het
tafelblad.
Breng hendel
k
terug in de uitgangspositie om de hoogte
van het tafelblad vast te zetten.
Opbouw binnenzijde
06-6
Hangtafel
De hangtafel kan in neergelaten toestand als bedonderbouw
worden gebruikt.
Laten zakken
Schuif het uitdraaibare onderste tafelblad
j
volledig onder
het bovenste blad vandaan totdat het zichzelf vergrendelt.
Til het tafelblad
l
aan de voorzijde ca. 30° op.
Trek het onderste deel van de tafelpoot
m
er naar beneden
uit en leg hem terzijde.
• Trek het tafelblad uit de bovenste wandrail
n
.
• Haak het tafelblad – nog steeds in een hoek van 30° – in de
onderste wandrail
o
vast en zet de tafel op de verkorte
poot
p
.
2
1
5
3
4
6
7
Uitklappen
Trek borgpen
k
naar beneden en laat hem weer los.
Draai het onderste tafelblad
j
in de gewenste positie.
De hangtafel moet vóór het laten zakken van het hefbed in
de onderste positie worden gebracht om contact tussen
hefbed en tafel te voorkomen.
Opbouw binnenzijde
06-7
6.4 Bedombouw
De zitgroepen kunnen om te slapen worden omgebouwd tot
comfortabele bedden.
Ombouw
Verwijder zit- en rugkussens.
Laat de tafel zakken (zie 6.3 Tafels).
Dwarse zitbank ombouwen
Om de extra slaapgelegenheid aan de voorzijde te kunnen
gebruiken moet de dwarse zitbank worden omgebouwd.
Ombouw
Verwijder zit- en rugkussens.
Laat de hangtafel zakken.
Klap de plaat
j
180° naar voren om en leg hem op de
hangtafel.
1
Opbouw binnenzijde
06-8
Bedverbreding (accessoire)
Bij modellen met eenpersoonsbedden boven de garageru-
imte achterin kunnen de twee bedden met behulp van een
uitschuifbare verbreding met elkaar worden verbonden.
Open beide pushlocks
j
.
Trek de verbreding
k
tot aan de aanslag naar buiten.
Sluit beide pushlocks
j
weer, zodat de verbreding wordt
vergrendeld.
Plaats het extra kussen
l
.
1
2
3
Opbouw binnenzijde
06-9
Hefbed
Afhankelijk van het model is uw voertuig voorzien van een
hefbed als extra slaapgelegenheid.
Voorbereiding
Ontgrendel de serie-hangtafel en laat hem zakken.
(zie hoofdstuk Tafels).
Steek de sleutel in het bedieningspaneel van het hefbed en
draai hem naar rechts op “ON”.
Laat het hefbed tot aan de aanslag zakken door de knop
met de pijl naar beneden in te drukken.
Opbouw binnenzijde
06-10
Neem in dit verband ook de aanwijzingen in de gebruikers-
handleiding van de fabrikant in acht.
1
Hang de ladder
j
op
(bevindt zich bij aevering in de garage).
Klik vóór het slapengaan de veiligheidsnetten in de pla-
fondvoorziening vast (bevinden zich onder de matras).
De maximale belasting bedraagt 200 kg.
Gebruik het hefbed nooit zonder dat de veiligheidsspijlen
zijn opgesteld.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in het hefbed.
Het hefbed moet vóór elke rit omhoog worden gezet en
weer worden afgesloten.
Let erop dat de verlichting aan de onderkant van het
hefbed uit staat.
Opbouw binnenzijde
06-11
6.5 Verhoogde slaapplaatsen
Ouders dienen erop toe te zien dat kleine kinderen niet uit
de bovenste bedden vallen. Als kleine kinderen zich in het
verhoogde achterbed bevinden, moeten de aanwezige bevei-
ligingsnetten worden opgetrokken en in de houders worden
vastgeklikt om te voorkomen dat er kinderen naar buiten
vallen.
De valbescherming bevindt zich onder de matras.
Denk bij gebruik van het bovenste bed door kleine kinderen
aan het risico van vallen.
6.6 Wasruimte met verschuifbare wastafel
Bij het model kan de wand van de doucheruimte worden
verschoven, waarna de douche kan worden gebruikt.
Duw hendel
j
onder de wasbak naar boven en schuif
de wasbak samen met de achterwand langs de geleiding
naar het toilet.
1
Draai de handdouche vóór de verplaatsing 90°!
De verschuifbare wand van de wasruimte moet tijdens
het rijden in de basispositie vergrendeld zijn.
Opbouw binnenzijde
06-12
Schuif resp. klap de douchewanden uit en trek de wa-
terkraan uit de bevestiging, zodat hij als douchekop kan
worden gebruikt.
Maak de ombouw ongedaan door de douchewanden
weer in te klappen en terug te schuiven en schuif de
wastafelwand terug totdat deze hoorbaar wordt vergrendeld.
Opbouw binnenzijde
06-13
Wasruimte met verschuifbare wasbak t.b.v.
douchen (modelspeciek)
Gebruik van de douche
Trek de wasbak aan de greep
j
langs de rail in de
richting van de Porta Potti.
Maak vervolgens de drukknop van de bevestingsband los
en klap de douchewand tot aan de spiegel uit.
Tijdens het rijden moet de douchewand met de bevest-
ingsband zijn bevestigd en de wasbak merkbaar in de
uitgangspositie zijn vergrendeld.
1
Opbouw binnenzijde
06-14
Ruimtebadkamer (afhankelijk van het model)
In het Hobby ruimtebadkamer-concept kan de wasruimte wor-
den verbonden met een aparte douche of kleedkamer.
Open de deur van de wasruimte zover dat de ijzerkern
j
van het sluitmechanisme aansluit op de tegenoverliggende
magneet
k
.
1
2
Opbouw binnenzijde
06-15
Uitklapbare douchezitting (accessoire)
De ruimtebadkamer kan optioneel worden voorzien van een
uitklapbare douchezitting.
Maak de vergrendeling
j
los door deze in een horizontale
stand te zetten.
Klap de zitting uit en zet het onderste paneel
k
in de
daarvoor bestemde voeg
l
.
Vóór elke rit moet de uitklapbare zitting weer in de uit-
gangspositie worden vergrendeld.
1
2
3
Opbouw binnenzijde
06-16
6.7 Plattegronden kussenconguratie
Kussenconguratie
Renault 60 GF Premium Van
Extra kussen
960x460x110
55 GF Van heeft geen om te bouwen zitgroep. Geen van
de campers met hefbed kan worden omgebouwd, omdat
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is bij een neer-
gelaten hefbed.
Opbouw binnenzijde
06-17
Kussenconguratie
Renault 65 GE Premium Van
Kussenconguratie
Fiat 65 FL Premium Drive
Extra kussen
960x460x110
Extra kussen
1110x740x110
Opbouw binnenzijde
06-18
Kussenconguratie
Fiat 65 GF Premium Drive
Kussenconguratie
Fiat 70 GE Premium Drive
Extra kussen
1110x540x110
Extra kussen
1110x540x110
Opbouw binnenzijde
06-19
Kussenconguratie
Fiat 70 GF Premium Drive
Extra kussen
1110x540x110
Kussenconguratie
Fiat 70 Q Premium Drive
Extra kussen
1110x470x110
Opbouw binnenzijde
06-20
6.8 Ramen
Uitzetraam met raamuitzetters
Openen
Draai de grendels in verticale stand.
Duw het raam naar buiten totdat er een klik hoorbaar is. Het
raam blijft automatisch in deze stand staan. Er zijn meerdere
standen instelbaar.
Sluiten
Til het raam licht op zodat de uitzetter losspringt.
Klap het raam dicht.
Draai de grendel in horizontale stand.
Gecombineerd zonne- en insectenrolgordijn
Zonne- en insectenrolgordijnen zijn in het raamkozijn geïnte-
greerd en met elkaar gecombineerd. Het gecombineerde
rolgordijn kan in verschillende standen worden vastgezet.
Zonnerolgordijn verstellen
Houd de metalen rail van het zonnerolgordijn links en
rechts vast en schuif het gordijn gelijkmatig naar boven of
beneden.
Insectenhor verstellen
Schuif het zonnerolgordijn naar beneden en schuif de
insectenhor aan het lipje in de gewenste positie.
Opbouw binnenzijde
06-21
6.9 Verduisteringssysteem voor cabine
(accessoire)
Het verduisteringsgordijn mag uitsluitend worden uitgetrokken
als het voertuig stilstaat en de motor is uitgeschakeld. Vóór het
begin van een rit moet het systeem volledig worden samenge-
vouwen en vergrendeld.
Als de camper niet wordt gebruikt moet het verduisterings-
systeem worden ingeklapt, omdat dit anders door warmte-
inwerking en UV-straling permanent beschadigd raakt.
Het verduisteringssysteem mag nooit tijdens de rit worden
gebruikt als zonnegordijn of worden gesloten.
Dakraam
(acrylglas frame is accessoire)
Het dakraam kan niet worden geopend. Het beschikt over
een geïntegreerd verduisteringsrolgordijn dat desgewenst kan
worden gesloten door eraan te trekken.
2
Opbouw binnenzijde
06-22
Frontsysteem
k
Druk de vergrendelingen
j
naar elkaar toe om het sluit-
mechanisme te openen.
Trek de greeplijst tot aan de aanslaglijst. Magneetsluiting
vergrendelt automatisch.
3
1
2
Zijsysteem
l
Trek de greeplijst tot aan de aanslag. Vergrendeling gebeurt
automatisch en traploos.
Opbouw binnenzijde
06-23
6.10 Dakluik opbouw
Veiligheidsaanwijzingen
- Open het dakluik niet als het hard waait, regent, hagelt
enz., of bij buitentemperaturen onder 20°C!
- Verwijder sneeuw, ijs of vuil voordat u het dakluik opent.
Houd rekening met de ruimte die het geopende dak-
luik inneemt als u het onder een boom of in een garage
opent.
- Ga niet op het dakluik staan.
- Sluit en vergrendel het dakluik vóór het begin van iedere
rit. Open insectenrolgordijn en plooigordijn (ruststand).
- Sluit bij sterke zonneschijn de verduistering slechts voor
• deel, omdat anders gevaar voor oververhitting dr eigt.
De ventilatieopeningen van de luchtroosters
moeten steeds open blijven. Luchtroosters nooit
sluiten of afdekken!
Vergewis u er vóór het begin van elke rit van dat het dak-
luik veilig vergrendeld is.
Het dakluik kan tegen de rijrichting in worden opengezet in
drie standen. Druk op de vergrendelknop aan de zijkant, zet
het dakluik met de instelbeugel in de gewenste stand en klik
hem vast. De maximale openingshoek bedraagt 50°.
Sluiten
Maak de instelbeugel uit het vergrendelpunt los en sluit het
dakluik. Het luik is in gesloten toestand automatisch ver-
grendeld.
Voordat u het luik opent, dient u zich ervan te vergewissen
dat er boven de caravan voldoende ruimte is voor het luik
in geopende toestand.
Klein dakluik
Openen
Opbouw binnenzijde
06-24
Openen
• Klap de draaihendel in de gebruikspositie. Door met de
wijzers van de klok aan de hendel te draaien kunt u nu het
luik openen tot de gewenste positie. Bij het bereiken van
de max. openingshoek van 60° voelt u weerstand.
Sluiten
• Draai de draaihendel tegen de wijzers van de klok in totdat
het luik is gesloten en u weerstand voelt. In gesloten
positie kan de draaihendel weer in de uitsparing klappen.
Voor een veilige vergrendeling moet de draaihendel in de
uitsparing geklapt zijn. Controleer de vergrendeling door
met de hand tegen het glas te drukken.
Groot dakluik
Verduisteringsrolgordijn
Trek het rolgordijn aan de onderste greeplijst omlaag tot in de
gewenste positie of tot de sluiting inklikt in de greeplijst van
het insectenrolgordijn.
Insectenhor
Schuif de greeplijst van de insectenhor en tegen de greeplijst
van het verduisteringsrolgordijn totdat ze vastklikken.
Opbouw binnenzijde
06-25
Stoelen draaien
• Zet de armleuningen omhoog.
• Schuif de stoel in de middenstand.
• Beweeg de hendel om de stoel te verdraaien. De stoel
wordt uit de vergrendeling losgemaakt.
• Druk de gordelsluiting naar beneden om deze niet te be-
schadigen.
• Draai de stoel in de gewenste positie.
6.11 Draaibare zittingen in de cabine
Alle campers beschikken over draaibare bestuurders- en
bijrijdersstoelen waarmee het woongedeelte met extra
zitplaatsen kan worden uitgebreid. Aanwijzingen m.b.t. de
bediening kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig.
• Zet de draaistoelen vóór elke rit vast in de rijrichting.
• Laat de stoelen tijdens het rijden vergrendeld in de
rijrichting staan en draai ze niet.
• Bij een stilstaand voertuig: Let er bij het draaien van
de chauffeursstoel op dat de handrem niet per ongeluk
wordt ontgrendeld.
Opbouw binnenzijde
06-26
6.12 Zitplaatsen in het woongedeelte
Bevestiging zitkussens
De zit- en rugkussens worden door een anti-slip mat op hun
plaats gehouden.
Zorg ervoor dat de zit- en rugkussens goed vast zitten.
Ombouwen van de L-zitgroep
(accessoire)
Om de buitenste zitplaats bij modellen met een L-zitgroep te
kunnen gebruiken, moet deze vóór elke rit worden
omgebouwd.
Verwijder zitkussens en rugleuningen.
Klap de plaat
j
180° naar achteren om en leg hem op
de dwarsbank.
Open de grendel
k
, draai de steunwand 90° naar buiten
en sluit de grendel
k
weer veilig af.
2
1
Opbouw binnenzijde
06-27
6.13 Veiligheidsgordels in het woongedeelte
De in de zitgroepen in de rijrichting geplaatste zittingen zijn
uitgerust met veiligheidsgordels.
Veiligheidsgordel omdoen
De gordel mag niet worden verdraaid.
Pak de tong die zich aan het uiteinde bevindt vast en steek
hem in de gesp totdat hij hoorbaar vastklikt.
Leg het bovenste gedeelte van de gordel over de schouder
en diagonaal over de borst.
Maak voor het begin van de rit de veiligheidsgordel vast
en houd hem tijdens het rijden voortdurend om.
Beschadig de veiligheidsgordels niet en zorg ervoor dat
ze niet beklemd raken. Laat beschadigde veiligheidsgor-
dels door een erkend garagebedrijf vervangen.
Verander niets aan de bevestigingen van de gordels, het
rolmechanisme en de sluitingen van de gordels.
Gebruik elke veiligheidsgordel slechts voor één volwas-
sen persoon tegelijk. Maak voorwerpen niet samen met
personen vast door middel van een veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels zijn niet geschikt voor personen met
een lichaamslengte van minder dan 150 cm. Gebruik in
voorkomende gevallen extra bevestigingssystemen.
Vervang veiligheidsgordels na een ongeval.
De veiligheidsgordel mag niet gedraaid worden, maar
moet plat tegen het lichaam aan liggen.
Leg het onderste deel van de gordel over de heupen heen.
Gordel losmaken
Druk op de knop in het gordelslot voor het ontgrendelen van
de slottong.
Neem goede nota van het desbetreffende zitplaatsenover-
zicht van uw voertuig. Op bepaalde zitplaatsen mogen
tijdens het rijden geen personen zitten!
Opbouw binnenzijde
06-28
6.14 Overzicht van de zitplaatsen
Renault 60 HGF Premium Van
Renault 65 GE Premium Van
Renault 60 GF Premium Van
Renault 55 GF Premium Van
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaang
Opbouw binnenzijde
06-29
Renault 65 HGE Premium Van
Fiat 65 FL Premium Drive
Fiat 65 GF Premium Drive
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaatsen 5 - 6: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Opbouw binnenzijde
06-30
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Fiat 65 HGF Premium Drive
Fiat 70 GE Premium Drive
Fiat 70 GF Premium Drive
Fiat 65 HFL Premium Drive
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaatsen 5 - 6: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Opbouw binnenzijde
06-31
Fiat 70 HGF Premium Drive
Fiat 70 HQ Premium Drive
Fiat 70 Q Premium Drive
Fiat 70 HGE Premium Drive
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan wanneer het
max. toelaatbaar gewicht =
3650
kg/4250kg
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan wanneer het
max. toelaatbaar gewicht =
3650
kg/4250kg
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Zitplaatsen 1 - 4: het gebruik ervan is tijdens het rijden toegestaan
Zitplaats 5: het gebruik ervan is tijdens het rijden niet toegestaan
Opbouw binnenzijde
06-32
Opbouw binnenzijde
06-33
6.15 Overzicht van de indeling overdag en ‘s
nachts
Renault 55 GF Premium Van Renault 60 GF Premium Van
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-34
Indeling overdag
Renault 60 HGF Premium Van Renault 65 GE Premium Van
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-35
Renault 65 HGE Premium Van
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-36
Fiat 65 FL Premium Drive
Indeling overdag
Fiat 65 GF Premium Drive
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-37
Indeling overdag
Fiat 65 HGF Premium DriveFiat 65 HFL Premium Drive
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-38
Fiat 70 GF Premium DriveFiat 70 GE Premium Drive
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-39
Fiat 70 HGF Premium DriveFiat 70 HGE Premium Drive
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Opbouw binnenzijde
06-40
Fiat 70 Q Premium DriveFiat 70 HQ Premium Drive
Indeling overdag
Indeling ’s nachts
Elektrische installaties
Hoofdstuk 7: Elektrische instal-
laties
7.1 Veiligheidsinstructies
De elektrische installatie in HOBBY-campers is uitgevoerd
overeenkomstig de geldende voorschriften en normen.
07-1
Adviezen en controle
Belangrijk
Eventuele veranderingen aan de elektrische installatie mogen
uitsluitend door een erkend vakman worden uitgevoerd.
Koppel de accu los en schakel de 230V stroomvoorziening uit
voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoeren.
Accus
Neem de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de accu
in acht.
Het zuur in de voertuigaccu is giftig en bijtend. Vermijd
contact met de huid en de ogen.
De volledig ontladen accu moet minstens 10 uur worden op-
geladen. Als de accu langer dan 8 weken leeg heeft gestaan,
kunnen er beschadigingen zijn opgetreden.
Voorkom diepontlading, omdat anders de capaciteit en de
levensduur van de zekering duidelijk worden verminderd.
Gelaccus zijn onderhoudsvrij, maar moeten steeds weer
worden opgeladen.
Controleer of de klemmen goed vast zitten en verwijder
eventuele oxidatieresten.
Zorg ervoor dat de veiligheidsinstructies resp. risico-
waarschuwingen in de vorm van aanwijsbordjes op
elektrische onderdelen niet worden verwijderd.
Gebruik de installatieruimten van huisaccu, Board
Control Panel, oplaadapparaat en 230V-verdeelkast
niet als extra opbergruimte.
Roken en open vuur zijn verboden tijdens de controle
van elektrische installaties.
Werkzaamheden bij storingen aan de elektrische instal-
latie mogen alleen worden uitgevoerd door erkende
bedrijven.
Ondeskundige ingrepen in de elektrische installatie van
het voertuig kunnen een gevaar vormen voor het eigen
leven en voor dat van anderen.
Gebruik voor de aansluiting op het externe 230V-net
uitsluitend een weerbestendig, drie-aderig verleng-
snoer met een CEE-stekker en een koppeling.
7.2 Control Panel
Elektrische installaties
07-2
Open de accuhoofdschakelaar als de huisaccu gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt (langer dan 1-2 maanden).On-
danks een onderbroken accuhoofdschakelaar kan de accu
door de acculader worden opgeladen (onderhoudslading).
Als de accu voor de apparaten wordt verwijderd, moet de
pluspool worden geïsoleerd (om kortsluiting bij het inscha-
kelen van de motor te vermijden).
Acculader
De acculader heeft een vermogen van 360W.
De acculader werkt volgens de laadtechniek IU0U1.
In geval van misbruik vervalt de garantie en is de fabrikant
niet langer aansprakelijk.
Dek het ventilatierooster niet af en zorg voor een adequate
ventilatie.
Tankinhoudsmeters
De sonde met staven meet de inhoud van de drink- en vuil-
watertank.
Laat het water in de tanks niet te lang staan om korstvorming
te voorkomen, vooral in de vuilwatertank.
Spoel de tanks regelmatig.
230 V-hoofdschakelaar
De 230V-hoofdschakelaar voorziet de 230V-apparaten van
stroom en zekert ze.
Zet de 230V-hoofdschakelaar op ‘0’ (OFF) om de stroom-
voorziening in de gehele installatie uit te schakelen.
Zekeringen
Vervang de defecte zekering pas nadat de oorzaak van de
storing door een erkend bedrijf is gevonden en verholpen.
De nieuwe zekering moet dezelfde amperage hebben als de
verwijderde.
Elektrische installaties
07-3
Controlpanel
Functie hoofdschakelaar
Nadat de camper voor het eerst is aangesloten op het 230V-
stroomnet moet de hoofd-schakelaar of een willekeurige
functietoets worden geactiveerd om alle 12V-apparaten en de
via het systeem aangesloten 230V-apparaten (bijv. warmwater-
boiler, vloerverwarming) aan te zetten.
Als de installatie in bedrijf is, wordt door het kort indrukken van
de hoofdschakelaar de verlichting helemaal uitgeschakeld.
Alle permanente 12V-voorzieningen (bijv. warmwatervoorzie-
ning, koelkast, heteluchtblazer) blijven aanstaan. Het systeem
slaat de instellingen van de eerder ingeschakelde apparaten
op; door opnieuw op de knop te drukken, kunnen deze weer
worden aangezet. Hierbij wordt ook de dimtoestand van de
regelbare verlichtingen weer tot stand gebracht.
Als de installatie in bedrijf is en de hoofdschakelaar wordt
minstens vier seconden lang ingedrukt, dan worden niet alleen
alle op dat moment geactiveerde apparaten maar ook de 12V-
installatie volledig uitgeschakeld).
Bij stroomuitval wordt er in het geheugen opgeslagen of de
hoofdschakelaar was in- of uitgeschakeld. Zodra de stroom-
voorziening weer is geactiveerd, wordt de hoofdschakelaar
weer ingeschakeld. Apparaten die permanent stroom afnemen,
zoals bijv. de verwarming, worden dan weer ingeschakeld.
Als de motor van het voertuig is ingeschakeld, schakelt de
koelkast automatisch over op 12V; hiervoor hoeft niet de hoofd-
schakelaar te worden geactiveerd. De keuzeschakelaar van de
koelkast moet daarvoor op 12V staan. Alle andere 12V-appa-
raten moeten bij stroomvoorziening via de voertuigaccu door
middel van de hoofdschakelaar worden geactiveerd.
plafondlamp
Door deze toets kort in te drukken wordt de desbetreffen-
de verlichting in- en uitgeschakeld. Door de toets langer
ingedrukt te houden kan de lichtsterkte worden geregeld.
Verlichte
bovenkasten en
Elektrische installaties
07-4
De ingestelde lichtsterkte wordt opgeslagen, zodat deze
na het uit- en weer inschakelen van de lamp bewaard blijft
Als de stroomvoorziening van het systeem onderbroken is
geweest, dan brandt de wandlamp de eerstvolgende keer dat
hij wordt ingeschakeld op maximaal vermogen.
Toets Memory
Met deze toets kunnen eerdere verlichtingsinstellingen
worden opgeslagen en weer worden opgeroepen. Door
deze toets kort in te drukken wordt de laatst opgeslagen
toestand van alle schakelbare 12V-lampen weer opgeroe-
pen. Een verlichtingsinstelling wordt opgeslagen door
deze toets langer ingedrukt te houden. De instellingen van
de 230V-apparaten (elektrische boiler en vloerverwarming)
worden met deze toets niet opgeslagen.
Instapverlichting
Door deze toets in te drukken wordt de instapverlichting in-
en uitgeschakeld. Deze lamp kan niet worden ingeschakeld
als de motor loopt. Bij het inschakelen van de motor gaat de
lamp automatisch uit.
De instapverlichting moet tijdens deelname aan het verkeer zijn
uitgeschakeld.
Keukenlamp
Door deze toets kort in te drukken wordt de keukenlamp
in- en uitgeschakeld.
Lichtsfeer 1, 2 en 3
1: schakelt lichtbalk op de bovenkast aan/uit.
2
: schakelt leeslampen in de zitgroep en indirecte ver-
lichting aan de voorzijde aan/uit.
3: schakelt vitrine- en vloerverlichting aan/uit,
laatstgenoemde is ook dimbaar.
Stroomvoorziening 1 en 2
Dit zijn twee extra schakelmogelijkheden voor 230V-toe-
passingen (bijv. accessoire vloerverwarming).
Elektrische installaties
07-5
Radioschakelaar
Door deze toets kort in te drukken wordt de radio in- of
uitgeschakeld.
Niveau-indicator
Door deze toets kort in te drukken wordt het peil van drink-
water- en vuilwatertank grasch weergegeven.
Terug
Door deze toets kort in te drukken gaat u terug naar de
voorafgaande menuoptie resp. naar het basismenu.
Alle voertuigen zijn uitgerust met een meet-verlichtings-
programma. Dit programma loopt alleen bij aansluiting op
het stroomnet en wordt bij voorafgaande activering na een
reset opgeslagen. Alle lampen worden ingeschakeld. Zodra
er een toets wordt ingedrukt, wordt de gewenste lamp
ingeschakeld. Na ca. 1 minuut worden alle overige lampen
weer ingeschakeld, zolang geen verdere toets wordt geac-
tiveerd.
Inschakelen: stroomvoorziening 1 + 2 en lichtsfeer 1
gedurende enige tijd ingedrukt houden.
Uitschakelen: stroomvoorziening 1 + 2 en instapverlichting
gedurende enige tijd ingedrukt houden.
Oplaadniveau accu
Door deze toets kort in te drukken komt u bij de instelling
en weergave van het accumenu. Het voertuig is standaard
uitgerust met een intelligente accusensor.
In het menu kunnen daarom niet alleen type en capaciteit
van de accu worden ingesteld, maar ook laadtijd, -stroom,
-spanning en de resterende looptijd van de accu worden
afgelezen.
Elektrische installaties
07-6
1
2 3
45
678
Hoofddisplay
j
Draaischakelaar
Door te draaien kan het menu worden gekozen. Door te
drukken komt u in de submenus voor het aanbrengen van
wijzigingen.
k
Digitale klok
In dit veld wordt de huidige tijd weergegeven.
LCD-Display
Basismenu
Als gedurende ca. 30 seconden geen navigatietoets wordt
ingedrukt, verschijnt het basismenu. Dit menu is niet verlicht.
In dit menu worden tijd, datum en wekfunctie ingesteld.
l
Datumaanduiding
In dit veld wordt de huidige datum weergegeven.
m
Wekker
Met dit symbool wordt de wekker ingeschakeld. Het
voorbeeld toont een uitgeschakelde wekfunctie. Bij geac-
tiveerde functie ontbreekt de streep door het symbool.
n
Oplaadniveau huisaccu
Als de pijl naar de accu wijst, wordt de accu opgeladen.
Als de pijl van de accu af wijst, wordt de accu ontladen.
o
Hoofdschakelaar
Het symbool hoofdschakelaar wordt altijd weergegeven als
de 12V-hoofdschakelaar van het systeem is ingeschakeld.
p
Netaansluiting
Als de camper is aangesloten op het 230V-boordnet, ver-
schijnt dit symbool.
q
Generator/motor loopt
Als de motor van de camper is gestart, verschijnt hier
een symbool.
rAirconditioning
Het symbool Airconditioning verschijnt alleen als de camper
is voorzien van een CI-compatibele klimaatinstallatie en als
die in bedrijf is. In een submenu kunnen de basisfuncties
van de airconditioning met de draaiknop en toets worden
geregeld en verschillende bedrijfstoestanden worden weer-
gegeven.
9
Elektrische installaties
07-7
Temperatuurindicatie 12 V
Als uw voertuig beschikt over een 12V-aansluiting, dan
verschijnt deze temperatuurindicatie. Binnentemperatuur
(boven) en buitentemperatuur (beneden).
De aanduiding vindt plaats in stappen van 0,5°C.
Niveauaanduiding
Na eenmaal naar rechts of links draaien verschijnt het
menu voor de weergave van het niveau in vuilwater- en
drinkwatertank.
Voor een realistisch weergave van het vulniveau dient het
voertuig horizontaal te staan.
Elektrische installaties
07-8
Buitentemperatuur
Na nogmaals draaien naar rechts verschijnt het menu voor
de weergave van de buitentemperatuur. De buitentem-
peratuursensor bevindt zich onder het voertuig vlakbij de
instap.
Binnentemperatuur
Na nogmaals draaien naar rechts verschijnt het menu voor
de weergave van de binnentemperatuur.
De binnentemperatuursensor bevindt zich aan de achter-
zijde van de printplaat van het LCD-scherm.
Eventuele oververhitting op deze plaats, bijv. door de
verwarming van de printplaat, kan de temperatuurindicatie
vertekenen.
Elektrische installaties
07-9
Kalibratie temperatuur
Aangezien temperatuurinvloeden bij de sensoren kunnen
leiden tot een afwijking tussen weergegeven en daadwerke-
lijke temperatuur, is het mogelijk de weergegeven binnen- en
buitentemperatuur te kalibreren.
• Ga voor het kalibreren van de weergegeven temperaturen
naar de temperatuurindicatie. Daarbij maakt het niet uit of
de binnen- of buitentemperatuur wordt weergegeven.
• Houd de draai-keuzeschakelaar enkele seconden inge-
drukt. Het systeem schakelt nu automatisch over op de
kalibratiemodus.
• Draai aan de keuzeschakelaar en kies het gewenste bereik
(binnen of buiten). Selecteer het bereik door de schakelaar
kort in te drukken.
• Nu kunt u de weergegeven temperatuur met max. +/–7°C
in stappen van 1°C verhogen of verlagen. Zodra de
gewenste waarde is ingesteld, verlaat dan de menuoptie
door kort op de keuzeschakelaar te drukken.
• Verlaat het instelmenu via het Return-symbool, dat u met
de keuzeschakelaar kunt selecteren. Nu wordt in de tem-
peratuurindicatie de gewijzigde waarde weergegeven.
Elektrische installaties
07-10
Accu opladen
Na het instellen van het type en de capaciteit van de accu en
een korte insteltijd bewaakt de accusensor voortdurend de
toestand van de accu’s (startaccu, huisaccu).
De intelligente accusensor wordt rechtstreeks op de minpool
van de huisaccu aangesloten.
Acculaadfunctie
230V-spanning is aangesloten en de acculader is sensorge-
stuurd actief.
In dit menu kan de ventilator worden aan- en uitgeschakeld,
de afbeelding geeft een ingeschakelde ventilator weer.
Deze menu’s tonen
- de laadspanning (U)
- de laadstroom (I)
- de resterende looptijd afhankelijk van de capaciteit en de
huidige stroom
- en het oplaadniveau van de accu’s in %.
Huisaccu
Startaccu
Elektrische installaties
07-11
Airconditioning (accessoire)
De volgende functies van de klimaatinstallatie kunnen worden
ingesteld via de bedieningseenheid:
- On/Off – AAN/UIT
- Cool Mode: koeling en ventilatie
Cool Low / Cool / Cool High
- Fan Mode: alleen ventilatie
Fan Low / Fan High
Bovengenoemde functies zijn alleen beschikbaar bij
CI-compatibele klimaatinstallaties.
Instelling van het type accu
Type en capaciteit van de accu zijn fabrieksmatig ingesteld,
bij verandering van het accutype moeten deze instellingen
worden gewijzigd.
Om in dit menu te komen, moet de draaiknop in het menu
“Accu opladen” ca. 2 seconden lang ingedrukt worden ge-
houden.
Elektrische installaties
07-12
Alde warmwaterverwarming (radiatorsymbool)
De Alde warmwaterverwarming kan behalve m.b.v. de aparte
bedieningseenheid ook worden bediend via de LCD-bedien-
ingseenheid.
Instellingen:
Instelling van de gewenste binnentemperatuur:
in stappen van 0, graden, van +5°C tot +30°C
Douchesymbool: kortstondige toename van de hoeveelheid
warm water.
Elektrisch verwarmen (bliksemsymbool):
instelling van het vermogen in Off, 1kW, 2kW of 3kW
Vlamsymbool: verwarmen met gas AAN
(On) / UIT(Off)
Verlaat het menu via het Return-symbool en bevestig
de instellingen door op het wiel te drukken. Pas dan wor-
den de wijzigingen door de verwarming overgenomen en
verschijnen deze na een korte vertraging op de display.
Elektrische installaties
07-13
Instellen van tijd, wektijd en datum
Nadat men gedurende enige tijd (ca. 2 seconden) de me-
nuknop ingedrukt heeft gehouden, komt men in het menu
voor het instellen van de huidige tijd, de huidige datum, de
wektijd en voor het in- en uitschakelen van de wekfunctie.
Binnen dit menu kan men met de pijltoetsen “rechts” en
“links” de verschillende instelwaarden selecteren.
Plintverlichting
Via de toets lichtsfeer 3 komt u ook in het submenu voor de
regeling van de plintverlichting.
Elektrische installaties
07-14
Algemene aanwijzingen m.b.t. het
LCD-scherm
De tijd en de datum worden opgeslagen door een knoopcel
van het type 3V 210 mAh, CR2032. Mocht de tijdweergave
dus onnauwkeurig zijn of helemaal niet meer functioneren,
dan moet deze knoopcel worden vervangen.
De knoopcel
j
bevindt zich in een houder aan de ach-
terzijde van de printplaat van het LCD-scherm. Om hem te
vervangen moet het LCD-scherm uit het meubelfront worden
gedemonteerd. Daarvoor moet de verchroomde omlijsting
voorzichtig uit de houder worden gehaald.
1
Let bij vervanging beslist op de juiste polariteit van de
knoopcel in de houder! Een foutieve plaatsing (+/-) van de
knoopcel kan leiden tot een defect aan het scherm.
Dan worden de schroeven zichtbaar waarmee het kunststof-
deel in het meubel is bevestigd.
Door deze schroeven los te draaien kan het scherm worden
gedemonteerd.
Elektrische installaties
07-15
Zijpanelen wasruimte / bed
Door deze toets kort in te drukken wordt de plafondver-
lichting
j
verlichting bed rechts
k
of verlichting bed
links
l
in- of uitgeschakeld. Door de toets langer in te
drukken kan de lichtsterkte van de lampen worden gere-
geld. De ingestelde lichtsterkte wordt opgeslagen, zodat
deze na het uit- en weer inschakelen van de lamp bewaard
blijft.
Door deze toets kort in te drukken wordt de verlichting
douche
m
, verlichting wastafel
n
in- of uitgeschakeld.
Bed rechts Bed links
Plafondlamp
Verlichting
douche
Verlichting
wastafel
4312
5
Opstapje naar
buiten
Opstapje
Toets opstapje met plafondlamp
Deze toets bevindt zich aan de linkerkant in de entree.
Hij regelt het elektrische opstapje en schakelt de plafondlamp
aan en uit. Deze functie werkt ook zonder dat het LCD-
scherm ingeschakeld is.
Elektrische installaties
07-16
Afstandsbediening (accessoire)
Met de handzender kunnen zes functies van het bedie-
ningspaneel op afstand worden aan-/uitgeschakeld.
Opstapje naar
buiten
Opstapje naar
binnen
Wandlamp
Plafondlamp
Hoofdschakelaar
Instapverlichting
Houd de knop van de handzender slechts zolang ingedrukt
totdat de gewenste functie is geactiveerd, om het vermo-
gen van de gebruikte batterij te sparen.
Voor verdere aanwijzingen verwijzen wij u naar de afzon-
derlijke gebruikershandleiding van de fabrikant.
7.3 Stroomvoorziening
De inbouwplaats voor de centrale elektrische installatie zit bij
alle voertuigen onder de koelkast (een uitzondering vormen
55 GF Van en 65 FL Drive).
De camper kan op de volgende manieren van stroom worden
voorzien:
- via een 230V-netaansluiting (50 Hz)
- via de huisaccu
Alle 12V-apparaten als verlichting, watervoorziening enz.
zijn beschikbaar.
Elektrische installaties
07-17
Aansluiten
Schakel de zekeringsautomaat
m
uit door de wipscha-
kelaar naar beneden te drukken.
Pak de afdekklep
j
van de buitencontactdoos van onde-
ren vast en draai hem naar boven toe.
Wikkel het netsnoer compleet af, doe de stekker
k
erin
en klik hem vast.
Schakel de zekeringsautomaat
m
weer in.
1
2
3
Stroomvoorziening via netaansluiting
De camper moet worden aangesloten via de 230V-toevoer-
stekker CEE in de zijwand van het voertuig.
Elektrische installaties
07-18
Voor de netaansluiting geldt
Aansluiting van de camper op het 230V-stroomnet mag
alleen plaatsvinden met een max. 25 m lange aansluitkabel
3 x 2,5 mm
2
met CEE-stekker en koppeling.
Na het aankoppelen van de netaansluiting worden huis- en
voertuigaccu automatisch door de acculader in de camper
opgeladen (ook als het controlepaneel niet is ingeschakeld).
Bij netvoeding via een kabelhaspel moet deze helemaal
zijn afgerold, omdat anders de kabel als gevolg van
inductie te heet zou kunnen worden – met het risico dat
de kabel vlam vat.
(voor zover er geen oververhittingsbeveiliging aanwezig is)
Het 230V-boordnet in de camper is berekend op een totaal
energieverbruik van 3000 W. Indien extra apparaten als
waterkokers enz. worden aangesloten, moet erop gelet te
worden dat, in combinatie met de reeds aanwezige gebru-
ikers (koelkast, boiler enz.), het energieverbruik als geheel
niet boven deze grens uitkomt.
4
5
Ontkoppelen
Schakel de zekeringsautomaat
m
uit door de wipscha-
kelaar
n
naar beneden te drukken.
Duw de hendel
l
in de buitencontactdoos naar beneden.
Trek de CEE-stekker
k
eruit.
Duw de afdekklep
j
naar beneden totdat deze vastklikt.
Het zekeren van de 230V-installatie gebeurt d.m.v. een
tweepolige 13A-veiligheidsschakelaar
m
, die zich onder de
koelkast bevindt. (Met uitzondering van inbouwapparaten als
warmwaterverwarming enz. Hiervoor wordt een extra twee-
Gebruik alleen stekkers en kabels volgens CEE-norm.
De uitgang van de veiligheidsschakelaar beschikt over
11 vrije slots.
polige 16A-beveiligingsautomaat geïnstalleerd). In dit geval
moeten beide automaten worden ingeschakeld.
Elektrische installaties
07-19
Aardlekscakelaar
Uw voertuig is standaard uitgerust met een FI-aardlekscha-
kelaar voor de onderbreking van een stroomkring bij een
eventuele foutstroom.
Aan de aardlekschakelaar mogen geen reparaties worden
uitgevoerd.
Een FI-veiligheidsschakelaar biedt geen bescherming
tegen het gevaar van een elektrische schok.
Na ingebruikneming van de elektrische installatie moet de werking
van de aardlekschakelaar worden gecontroleerd. De onder span-
ning staande en ingeschakelde schakelaar
j
stand op I-ON
moet bij het drukken op de testknop
k
worden geactiveerd.
Deze controle moet minstens eens per maand worden uitge-
voerd om te garanderen dat de aardlekschakelaar in geval van
storing perfect functioneert.
Apparaten waarvan de aardlekschakelaar tijdens bedrijf wordt
geactiveerd vertonen een defect en moeten door een elektrotech-
nicus worden gecontroleerd en gerepareerd.
1
2
De aanspreektijd van de FI-schakelaar met een 30 mA
foutstroom bedraagt minder dan 0,1 seconden.
Elektrische installaties
07-20
Stroomvoorziening via huisaccu
Positie huisaccu 12V 80 AH GEL Fiat/Drive
De huisaccu is in de console van de bijrijdersstoel op een
accubevestigingsplaat door een voetbevestiging gemonteerd.
Voor het achteraf monteren of vervangen van accu’s moet de
bijrijdersstoel inclusief draaikrans worden gedemonteerd.
j
Zekering 10A voor accusensor.
k
De resterende ruimte naast de huisaccu is bestemd voor
de optie ‘extra GEL-accu 80 AH’.
Positie huisaccu 12V 80 AH GEL Renault/Van
De huisaccu bevindt zich vóór de afzonderlijke zitplaats
rechts vooraan en wordt eveneens vastgehouden door een
accubevestigingsplaat met voetbevestiging.
Voor demontage moeten de warmeluchtbuis en het houten
paneel worden verwijderd.
j
Bladzekering 50 A met zekeringhouder, plusleiding van
de huisaccu.
k
Zekering 10A voor accusensor.
1
2
1
2
Elektrische installaties 07-21
Positie Hoofdschakelaar
De accuhoofdschakelaar bevindt zich bij de Premium Van
(Renault) ter hoogte van de B-zuil van de passagiersdeur.
• Er mogen uitsluitend accumulators met gebonden
elektrolyten (Gel- of AGM-accus) ingebouwd worden op
door de fabrikant aangeven plaatsen.
• De geïnstalleerde gel-accu mag niet worden geopend.
• Gebruik bij vervanging van de huisaccu alleen een
accu van hetzelfde type en met dezelfde capaciteit.
• Voordat u de huisaccu afkoppelt of aankoppelt moeten
alle apparaten worden uitgeschakeld.
• Voor het vervangen van de zekeringen moet de accula-
der spanningsvrij worden geschakeld.
• Voordat u een defecte zekering vervangt, moet de
oorzaak van de overbelasting worden opgespoord en
verholpen.
• De zekeringen mogen alleen worden vervangen door
zekeringen met dezelfde zekeringwaarde.
• Onvoldoende ventilatie van de laadregelaar heeft een
geringere laadstroom tot gevolg.
• De buitenkant van de behuizing van de acculader kan
tijdens bedrijf heet worden.
Tijdens het gebruik van de camper en tijdens de rit moet
de accuhoofdschakelaar zijn ingeschakeld.
Het elektrische opstapje klapt bij een geopende hoof-
dschakelaar niet automatisch in.
Ter bescherming/beveiliging van de huisaccu tegen diepont-
lading – als het voertuig niet wordt gebruikt – is deze voorzien
van een hoofdschakelaar. Bij het openen van de schakelaar
wordt de huisaccu volledig van het 12V-net losgekoppeld.
Elektrische installaties 07-22
Werking en opladen van de huisaccu
Als de camper niet is aangesloten op het 230V-stroomnet,
voorziet de huisaccu het boordnetwerk van 12V-gelijkspan-
ning. Omdat de accu maar een beperkte capaciteit heeft,
mogen de elektrische gebruikers niet gedurende langere tijd
worden gebruikt zonder dat de accu wordt opgeladen of
zonder de 230V-stroomvoorzien-ing.
De huisaccu wordt opgeladen via de volgende stroombronnen:
- via de generator bij een draaiende motor;
- via de acculader CA 360;
- via de schakelnetvoeding 350 VA.
Punt 2 en 3 slechts via 230V-netvoeding.
De ingangsbron met de hoogste ingangsspanning levert
daarbij de laadstroom voor de aangesloten accu.
De accuhoofdschakelaar van de serie Premium Drive (Fiat)
bevindt zich onder de handrem bij de bestuurdersstoel.
Elektrische installaties
07-23
Laad de huisaccu ór iedere reis, direct ná iedere reis en ór
elke periode van langdurige stilstand minstens 10 uur op.
Benut tijdens uw reis iedere gelegenheid om de accu op te
laden.
Na een bepaalde gebruiksduur en na blootstelling aan lage
temperaturen verliest de accu aan vermogen.
Als tijdens het ontladen de resterende looptijd onder 1 uur
zakt, wordt er een akoestische waarschuwing gegeven.
Mocht de accuspanning onder de 10,0 V komen, dan worden
automatisch alle apparaten uitgeschakeld.
Als de accu door veroudering onder 50% van zijn nominale
capaciteit zakt, wordt een waarschuwing gegeven.
Bij langdurige stilstand zonder gebruik van het voertuig moet
de accu na volledig te zijn opgeladen worden losgekop-
peld door de hoofdschakelaar van de accu uit te schakelen.
Acculader CA-360, 25A powerlaadmodule
De acculader voorziet de accu’s bij 230V-netvoeding busge-
stuurd van elektrisch vermogen.
Bij toenemende verwarming regelt de acculader zijn stroom-
capaciteit terug, zodat oververhitting wordt voorkomen.
Elektrische installaties
07-24
j
Stekkerbus, de middelste pin is de sensor.
k
Printplaatschakelaar. Elke schakelaar moet naar boven
wijzen, dus op UIT staan.
m
Wisselcontact vrij beschikbaar.
n
LED geeft door knipperen de huidige laadmodus weer.
1 2 3 4 5
Elektrische installaties
07-25
De spanning van de huisaccu moet toenemen, wanneer
- het motortoerental boven het stationaire toerental ligt.
- de voertuigaccu niet volledig ontladen is.
Het laadniveau van de dynamo wordt weergegeven op het
controlepaneel. Indien dit niet het geval is, controleer dan het
volgende:
Is de 50A-zekering in de toevoer naar de huisaccu in de
buurt van de voertuigaccu in orde?
Is het signaal ‘motor’ aangesloten op de 12V-zekeringver-
deler?
Werking bij draaiende motor
Zodra de motor loopt, schakelt een relais de startaccu en de
huisaccu parallel. Het signaal D+ is aangesloten op de dynamo.
De dynamo laadt dus beide accu’s op. Zodra het signaal D+ niet
meer brandt, worden beide accu’s weer van elkaar gescheiden.
De startaccu kan dus niet worden ontladen door apparaten in
het woongedeelte.
De 12V-voorziening van de koelkast is alleen mogelijk tijdens
het rijden. Bij stilstaande motor wordt het 12V-bedrijf van de
koelkast automatisch weer uitgeschakeld.
Om een lege huisaccu tijdens de rit optimaal op te laden,
mag allereerst de koelkast niet op 12V worden aangesloten
en mogen verder zo weinig mogelijk 12V-apparaten worden
ingeschakeld.
Checklist voor controle
Schakel de motor uit.
Schakel alle 12V-apparaten uit.
• Start de motor.
Elektrische installaties
07-26
De schakelnetvoeding (350 VA) zet de externe netspanning
om voor de 12V-apparaten.
Alle lampen in de camper zijn 12V-LED-lampen
Alleen grote elektrische apparaten als boiler, vloerverwar-
ming, airconditioning enz. werken op
230 Volt.
j
5 x smeltzekering 15 A, toegankelijk door de kunststof
afdekplaat te verwijderen.
k
Hierin zitten de reservezekeringen.
1
2
7.4 Boordnet
De omschakeling van accuvoeding naar netvoeding gebeurt
automatisch zodra het boordnet op het stroomnet wordt
aangesloten.
Elektrische installaties
07-27
Toewijzing zekeringen, Ingangsmodule
De zekeringen van de afzonderlijke interne stroomkringen
bevinden zich in de ingangsmodule.
Bij sommige modellen kan er sprake zijn van geringe
afwijkingen in de toewijzing.
Vervang defecte zekeringen pas nadat de foutoorzaak
bekend en verholpen is.
20A koelkast
7,5A continu plus S13,
koelkastverlichting, verwarming
15A D+ geschakeld, continu plus S15
7,5A zijlicht
7,5A radio
15A tankverwarming
25A opstapje
Elektrische installaties
07-28
Uw camper beschikt optioneel over een gecombineerde
voortent-buitencontactdoos met antenne-aansluiting. Hierop
kan bijv. een TV in de voortent worden aangesloten. De
geïntegreerde antenne-aansluiting kan afhankelijk van de
gewenste bekabeling als ingangs- resp. uitgangsbus worden
gebruikt. Meer informatie is verkrijgbaar bij uw Hobby dealer.
Voortent-buitencontactdoos met antenne-
aansluiting
Lichtregeling
De zekeringen van de lichtregeling zijn bereikbaar via een
opening in de deksel van de behuizing.
20A koelkast
7,5A continu plus S13,
koelkastverlichting, verwarming
15A D+ geschakeld, continu plus S15
7,5A zijlicht
7,5A radio
15A tankverwarming
25A opstapje
Elektrische installaties 07-29
7.5 Contactschema ingangsmodule
-
+
M
M
S
S
-
-
-
+
+ +
+ +
++ +
+
+
+ +
+
+
-
-
- - -
-
-
-
-
Programmier-
schnittstelle
E1: Verbindung zum Lichtsteuersystem
E3: Sat-Antenne D+ geschaltet
E7: Heizung Dauerplus
E13: Kühlschrank 12V; Dauerplus
E6: Seitenlicht
E4: Seitenlicht
E15: Steckdose Küche max 15A
E5: Tankheizung
E10: Trittstufe (Motor; Endschalter)
E11: B2 Verbindung Ladegerät
E12: B2 Verbindung Lichtsteuerung
12V / 70A
Relais
2
0
A
7
,
5
A
7
,
5
A
25A
1
5
A
1
5
A
2
5
A
Masse
Aufbaubatt.
Starterbatt.
Engine-run
minus 200mA
Zündung
KL. 15
Standlicht
Minus 200 mA
Anschluss
Schnittstelle
Basisfahrzeug
Temperatur
aussen
FWT-Sonde
E-Stufentaster
mit Vorzeltleuchte
Verbindung zum
Bedienpanel 5pol.
Starterbatterie
Eingangsmodul EL 475
Aufbaubatterie
Option
Aufbaubatt. C
Option
Aufbaubatt. B
Dok. Nr. 150729
S 11 E-Stufe
S 12 AWT-Heizung
S 13 Radio
S 14 Seitenlicht
S 15 12V-Steckdose Küche
S 16 Dauerplus E13,
Kühlschrankbeleuchtung E13
S 17 Kühlschrank 12V bei
laufenden Motor
AWT-Sonde
6mm Schraubanschlüsse
7
,
5
A
2x2,5 mm²
Spannungsversorgung
Hubbett
E14: Radioschaltung
Eingangsmodul Motorcaravan 2013
E1: verbinding met lichtregeling
E3: SAT-antenne D+ geschakeld
E4: zijlicht
E5: tankverwarming
E6: zijlicht
E7: verwarming continu plus
E10: opstapje (motor; eindschakelaar)
E11: B2 verbinding acculader
E12: B2 verbinding lichtregeling
E13: koelkast 12V; continu plus
E14: radioschakeling
E15: contactdoos keuken max. 15A
S 11 E-fase
S 12 verwarming vuilwatertank
S 13 radio
S 14 zijlicht
S 15 12V-contactdoos keuken
S 16 continu plus E13, koelkastverlichting E13
S 17 koelkast 12V bij draaiende motor
Verbinding met bedieningspaneel 5-polig
Startaccu
Optie huisaccu C
Optie huisaccu B
Huisaccu
Aansluiting interface
basisvoertuig
Parkeerlicht minus 200 mA
Ontsteking KL 15
Startaccu
Huisaccu
Aarde
Temperatuur
buiten
sonde
vuilwatertank
sonde
drinkwatertank
Stroomvoorziening
hefbed
Elektr. fasetoets
met voortentlamp
Programmeer-
interface
Ingangsmodule EL 475
6 mm schroefmoffen
Engine-run
minus 200mA
Elektrische installaties 07-30
7.6 Speciale verlichting
Leeslampen
De LED-leeslampen zijn afzonderlijk te bedienen.
De hier beschreven verlichting wordt direct op het apparaat
aan- en uitgeschakeld en is niet centraal regelbaar via het
bedieningspaneel.
Elektrische installaties 07-31
7.8 Achteraf geïnstalleerde apparaten
Achteraf ingebouwde elektronische apparaten, die tijdens de
rit kunnen worden gebruikt (bijv. mobiele telefoon, zendappa-
ratuur, radio’s, achteruitrijcamera’s, navigatie-apparatuur e.d.)
moeten volledig voldoen aan de EMV-bepalingen. De appa-
raten moeten zijn goedgekeurd conform de richtlijn 72/245/
EG, versie 95/54/EG, aangezien anders verstoringen van
de aanwezige elektronische systemen niet kunnen worden
uitgesloten.
Voor achteraf ingebouwde apparaten die tijdens het rijden
niet kunnen worden gebruikt is een CE-keurmerk dwingend
vereist.
7.7 Mobiele navigatie
Uw camper kan optioneel worden uitgerust met een mobiel
navigatiesysteem met geïntegreerde achteruitrijcamera.
1
Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het
apparaat vóór de eerste ingebruikneming aandachtig
door.
• Blijf altijd alert op de verkeerssituatie; laat u niet
aeiden door het navigatiesysteem, omdat dit zou
kunnen leiden tot ongelukken.
• Bedien het apparaat niet tijdens het rijden.
• Kijk alleen in veilige verkeerssituaties op de display.
Elektrische installaties
07-32
Water
08-1
De camper is uitgerust met een vaste verswatertank. Een elek-
trische drukpomp pompt het water naar de afzonderlijke tap-
plaatsen. Door het openen van een waterkraan wordt de pomp
automatisch ingeschakeld en wordt water naar de betreffende
tapplaats gepompt. De vuilwatertank vangt het vuile gebruikte
water op. Op het controlepaneel kunnen het peil van de verswa-
tertank en dat van de vuilwatertank worden afgelezen.
Het (bij)vullen van de tank met vers water vindt plaats via de
vulopening aan de zijwand. De vulopening van de verswatertank
is gekenmerkt door een blauwe afsluitdop
j
en een waterkra-
ansymbool op de onderste rand van het frame. De afsluitdop
j
kan worden geopend en afgesloten met de sleutel voor het
woongedeelte.
Waterinstallatie vullen
Sluit alle uitlaatopeningen en ventielen af.
Klap de afdekklep
k
van de vulopening open door eraan te
trekken.
Ontgrendel en open de afsluitdop
j
.
Vul de tank met drinkwater.
Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
Schakel zo nodig via het controlepaneel de waterpomp in
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemene informatie
8.1 Watervoorziening
Gebruik in de omgang met levensmiddelen altijd water
van drinkwaterkwaliteit. Dit geldt ook voor de reiniging
van de handen en van voorwerpen die met levensmid-
delen in aanraking komen.
Om een perfecte waterkwaliteit te kunnen waarborgen,
dient het water zo mogelijk rechtstreeks uit het openbare
drinkwaternet te worden getapt.
Tuinslangen, gieters en vergelijkbare voor drinkwater
ongeschikte materialen mogen in geen geval worden
gebruikt voor het vullen van de mobiele installatie.
Als de camper gedurende langere tijd niet wordt gebruikt
moet de gehele waterinstallatie volledig worden geleegd.
Het watersysteem moet vóór ingebruikneming en na lan-
ge periodes van stilstand grondig worden gespoeld. Als
er verontreinigingen worden vastgesteld, dan moet het
materiaal worden gedesinfecteerd met hiervoor goedge-
keurde en geschikte middelen.
Water
08-2
Drinkwatertank leegmaken
De aftapkraan
j
bevindt zich afhankelijk van het model
achter de klep van de gaseskast, naast de drinkwater-
tank in de zitgroep tegen de buitenwand, is toegankelijk
via de toiletklep of bevindt zich in de zitkist van de zitgro-
ep aan de zijkant.
Laat de drinkwatertank altijd volledig leeglopen – vooral bij
vorst – als de verwarming niet is ingeschakeld en als het
voertuig niet wordt gebruikt.
Zet alle waterkranen op ‘warm’, draai ze open en wacht
zolang totdat het water zonder luchtbelletjes uit de kranen
stroomt. Alleen zo kan men zeker zijn dat de boiler eveneens
met water is gevuld.
Schakel de pomp alleen bij gevulde drinkwatertank in, omdat de
pomp door drooglopen onherstelbaar beschadigd kan raken!
Doe nooit antivriesmiddel of andere chemicaln in het water-
leidingsysteem. Gevaar voor vergiftiging! Zorg er bij gebruik
tijdens de winter voor dat de drinkwatertank niet kan bevriezen.
1
1
2
Water
08-3
Waterinstallatie leegmaken
Zet de camper horizontaal.
Schakel de 12V-stroomvoorziening via het controlepaneel
uit.
Zet alle aftapkranen open.
Open zo mogelijk de afsluitdop van de drinkwatertank.
Draai alle kranen half open.
Hang de handdouche naar boven in de douchestand.
Controleer de waterafvoer.
Reinig de tanks en spoel ze grondig door.
Laat waterinstallatie zo lang mogelijk uitdrogen.
Vergeet niet de toiletcassette te legen.
Als de camper bij bevriezingsgevaar niet wordt gebruikt,
moet het gehele waterleidingsysteem beslist worden ge-
leegd! Laat de waterkranen half open staan. Laat alle aftap-
kranen openstaan.
Leeg uw vuilwatertank alleen bij een speciaal hiervoor
bestemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije
natuur! Vuilwaterinzamelpunten zijn doorgaans te vinden
bij wegrestaurants, kampeerterreinen of tankstations.
Vuilwatertank
De vuilwatertank is geïsoleerd d.m.v. een mantel van piep-
schuim waar warme lucht doorheen stroomt (alleen als de
heteluchtverwarming in werking is). Hierdoor wordt voorko-
men dat het afvalwater bij lichte vorst bevriest.
Voeg bij zware vorst tevens een beetje antivriesmiddel (bijv.
keukenzout) toe aan de inhoud van de vuilwatertank, zodat
het afvalwater niet kan bevriezen.
Als het voertuig niet wordt gebruikt, is de vuilwatertank niet
voldoende beschermd tegen vorst. Laat daarom bij bevrie-
zingsgevaar de vuilwatertank volledig leeglopen.
Laat nooit kokend water rechtstreeks in de afvoer van de
wasbak weglopen. Dit kan leiden tot vervormingen en lek-
kage in het afvalwatersysteem.
Het afvalwater-verwarmingselement kan alleen worden
ingeschakeld bij een 230V stroomvoorziening.
Water
08-4
Vuilwatertank leegmaken
Aan de linker kant onder het voertuig bevindt zich de
afvalwateruitlaat.
De schuif
k
voor het openen van de afvalwateruitlaat
bevindt zich ofwel direct bij de uitlaat of afgeschermd in
de gaseskast.
Schroef het deksel
j
open, open de schuif
k
resp. de
kogelkraan en laat het afvalwater weglopen.
Sluit de schuif weer en schroef het deksel erop nadat het
afvalwater volledig is weggelopen.
1
2
Water
08-5
8.4 Toilet met waterspoeling
Toilet voorbereiden
Open de Thetford-deur en trek de klembeugel naar boven
om de toilettank te verwijderen.
Trek de toilettank er tot aan de aanslag recht uit.
Kantel de toilettank enigszins en trek hem er vervolgens
helemaal uit.
Zet de toilettank rechtop.
Draai de aftappijp naar boven.
De toilettank kan alleen worden verwijderd als de schuif
is gesloten.
8.3 Warmwaterbereiding
De verwarming van water vindt plaats m.b.v. een in het ver-
warmingsapparaat geïntegreerde boiler met een inhoud van
10 l. Bij gebruik tijdens de zomer kan het water onafhanke-
lijk van de werking van de verwarming worden verwarmd.
Aanwijzingen over de bediening van de boiler vindt u in
hoofdstuk 9.3 “Verwarming”.
Bij temperaturen onder ca. 3°C bij het spanningsvrije vei-
ligheidsventiel resp. aftapkraan opent deze automatisch
en tapt bij bevriezingsgevaar de inhoud van de boiler af via
een aftappijp.
Als gebruik wordt gemaakt van de koudwatervoorziening
zonder boiler, dan wordt de boilerketel toch met water
gevuld. Om vorstschade te vermijden, moet de boiler via
de aftapkraan worden geleegd, ook als hij niet in gebruik is
geweest.
Water
08-6
Doe de aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de toilet-
tank.
Voeg daarna zo veel water toe totdat de bodem van de
toilettank volledig bedekt is.
Draai de aftappijp weer terug.
Doseer de toiletvloeistof zeer zuinig. Een overdosis is geen
waarborg voor het voorkomen van geurvorming!
Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug.
Let erop dat de toilettank d.m.v. de klembeugel is ge-
borgd.
Sluit de serviceklep weer.
Doe nooit rechtstreeks toiletvloeistof in de toiletpot.
Water
08-7
Toilettank leegmaken
De toilettank moet geleegd worden uiterlijk als de LED gaat
branden. Aanbevolen wordt om de tank al te legen vóór het
zover is. De LED gaat branden als de tank meer dan 15 liter
bevat. Op dat moment heeft de tank nog een restcapaciteit
van 2 l (genoeg voor ca. 5 toiletbezoeken).
• Open de toiletklep en trek de klembeugel naar boven om
de toilettank te verwijderen.
De toilettank kan alleen worden verwijderd als de schuif
is gesloten.
Bediening
• Draai de toiletpot in de gewenste positie.
• Laat wat water in de toiletpot lopen door op de spoelknop
te drukken, of open de schuif door de schuifgreep onder
de toiletpot naar u toe te trekken.
• Maak gebruik van het toilet.
• Open na gebruik de schuif (als die dan nog gesloten is) en
activeer de spoeling. Sluit de schuif na het spoelen.
Water
2
1
08-8
Leeg de toilettank alleen bij een speciaal hiervoor be-
stemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije natuur!
• Breng de toilettank naar een speciaal hiervoor bestemd
vuilwaterinzamelpunt. Richt daarbij de aftappijp naar bo-
ven.
• Verwijder de sluiting van de aftappijp.
• Richt de aftappijp op de toilettank naar beneden.
• Druk met de duim op de ontluchtingsknop en houd deze
ingedrukt. De toilettank loopt leeg.
• Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug. Schuif de
toilettank daarbij zover naar binnen totdat de bevesti-
gingsbeugel de toilettank in vergrendelde stand vasthoudt.
• Sluit de serviceklep weer.
Wateraansluiting buitendouche (accessoire)
Openen
• Schuif de afdekklep
j
na boven om de wateraansluiting
te kunnen bedienen.
Sluiten
• Verwijder de slang van de buitendouche van de aansluit-
mof
k
en bevestig de beschermkap.
• Schuif de afdekklep naar beneden.
Gas
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
09-1
Als het vermoeden bestaat dat er gas vrijkomt, moeten
onmiddellijk de volgende maatregelen worden genomen:
Sluit de hoofdafsluiter van de gases.
Ontstekingsbronnen als open vuur of roken zijn ten
strengste verboden.
Ventileer de ruimtes.
Ontruim de gevarenzone.
Stel de directe omgeving (terreinbeheerder) en zo no-
dig de brandweer op de hoogte.
De gasinstallatie mag pas weer in gebruik worden
genomen nadat deze is gecontroleerd door een des-
kundige.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasinstalla-
tie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend
vakman.
Er mogen uitsluitend apparaten worden gebruikt met een
uniforme aansluitdruk van 30 mbar.
Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de
installatie opnieuw gekeurd worden door een erkend
installateur en is een schriftelijk keuringsrapport vereist.
Keuring van de gasinstallatie
Laat vloeibaar-gasinstallaties keuren door een deskundige
alvorens ze in gebruik te nemen.
Ook regelaars en verbrandingsgasgeleidingen moeten wor-
den gekeurd.
Wij adviseren de veiligheidsregelaar na uiterlijk 6 jaar te
vervangen.
Ook de aansluitslang moet regelmatig op beschadigingen
worden gecontroleerd. Zodra er in de slang scheurtjes,
poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij on-
middellijk worden vervangen.
Het gebruik van de verwarming is verboden tijdens het
rijden!
Uitzondering:
Het voertuig is optioneel voorzien van een gasdrukregelaar
voor tijdens het rijden (bijv. Control CS).
Gas
09-2
Regelaars en ventielen
Gebruik uitsluitend speciale voor voertuigen regelaars met
veiligheidsklep. Andere regelaars zijn volgens DVWG-werk-
blad G 607 niet toegestaan en voldoen niet aan de zware
belasting.
Drukregelinstallaties moeten een vaste druk van 30 mbar
hebben. Hiervoor gelden de eisen van EN 12864, bijlage D.
Het debiet van de drukregelinstallatie bedraagt 1,2 kg/h.
Sluit de hogedrukslang zorgvuldig met de hand aan op de es
(NB: linkse schroefdraad). Gebruik daarbij geen sleutels,
tangen of vergelijkbaar gereedschap.
Gebruik bij temperaturen onder de 5ºC een ontdooi-instal-
latie (Eis-Ex) voor regelaars.
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Vóór ingebruikname
• De gasafvoerbuis moet dicht en vast zijn aangesloten aan
verwarming en schoorsteen. Hij mag geen beschadigingen
vertonen.
• Houd ventilatie-openingen vrij.
• Verwijder zo nodig sneeuw uit (de buurt van) de schoorsteen.
• Ontdoe de aanzuigopening voor verbrandingslucht in de
zijwand zo nodig van vuil en sneeuw. De verbrandingsgas-
sen kunnen anders een ontoelaatbaar hoog CO-gehalte
krijgen.
• De veiligheidsventilatie-openingen mogen niet worden af-
gesloten.
Wij raden u aan te zorgen voor een poederblusser met een
capaciteit van minstens 1 kg bij de toegangsdeur en voor
een branddeken naast het kooktoestel. Stel u op kam-
peerterreinen e.d. op de hoogte van de ter plekke genomen
voorzorgsmaatregelen tegen brand.
Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het ap-
paraat aandachtig door!
Gebruik nooit draagbare kook- of verwarmingsapparaten,
met uitzondering van elektrische verwarmingsapparaten,
maar geen straalkachel, omdat die brand kan veroorzaken
of tot verstikking kan leiden.
Gas
09-3
Gaseskast
De toegang tot de gaseskast bevindt zich afhankelijk van de
uitvoering in de garageruimte achterin of apart in de zijwand.
De gaseskast biedt plaats aan 2 x 11 kg propaangasessen
j
. De gasessen zijn via een veiligheidsregelaar
k
met
een slang
l
aangesloten op de aanvoerleiding
m
. Elke es
is met twee aparte riemen
n
aan de camperwand resp. aan
de bodem van de gaseskast bevestigd.
9.2 Gasvoorziening
De camper is uitgerust met een propaangasinstallatie (gases
niet standaard meegeleverd). Deze installatie levert gas aan de
volgende apparaten:
- kooktoestel
- koelkast
- verwarming
- boiler
- oven
- in voorkomende gevallen: accessoires
5
1
2
4
3
Gasessen mogen uitsluitend in de gaseskast worden
vervoerd.
Gas
09-4
Gasregelaar voor Frankrijk en Groot-Brittannië
In verband met landspecieke voorschriften is de gasregelaar
bij voertuigen voor Frankrijk en Groot-Brittannië vast aan de
wand van de gaseskast gemonteerd. Dit vereist het gebruik
van een hogedrukslang en sluit het gebruik van de standaard
toegepaste lagedrukslangen uit.
- Gasregelaar voor wandmontage
j
- Hogedrukslang
k
1
2
Houd er bij het verwisselen van de slang beslist rekening
mee dat bij op de wand gemonteerde gasregelaars hoge-
drukslangen vereist zijn.
Gas
09-5
Gasregelaar met crashsensor (accessoire)
Met de MonoControl CS is het mogelijk het voertuig ook
tijdens het rijden te verwarmen.
De geïntegreerde crashsensor onderbreekt bij een ongeval
automatisch de gastoevoer en voorkomt zodoende het uit-
stromen van gas.
(effect van de vertraging 3,5g ± 0,5 g; komt overeen met een
botssnelheid van 15-20 km/u tegen een vast obstakel)
Ingebruikneming
j
Open de esafsluiter
k
Duw krachtig op de slangbreukbeveiliging (groene knop)
op de hogedrukslang.
l
Duw zo nodig (bijv. na een nieuwe installatie of na de
gases per ongeluk tegen de gasdrukregelinstallatie te
hebben geslagen) op de groene resetknop (terugzetten
van het crashsensor-uitschakelelement) van de Mono-
Control CS.
1
2
3
Gas
09-6
Omschakelklep gasinstallatie met twee essen
(accessoire)
De omschakelklep DuoControl CS maakt een automatische
omschakeling van gebruikses naar reservegases mogelijk.
De crashsensor is in de DuoControl gntegreerd en maakt het
mogelijk om tijdens het rijden de verwarming te gebruiken.
a Met de draaiknop, die naar links
j
resp. rechts kan
worden gedraaid, kan de ene resp. andere gases in bedrijf
worden gesteld.
b Geeft de status weer van de gases die op dat moment in
gebruik is.
Groen: vol
Rood: leeg
1
D
uo
C
om
f
or
t
min.
50 cm
b
a
b
a
Werking
Sluit de gasessen aan en open de kranen van beide gas-
essen. Draai de draaiknop tot aan de aanslag naar links
resp. rechts.
Bij een esdruk onder de 0,5 bar wisselt het ventiel automa-
tisch van hoofdes.
De werking is aangepast aan de MonoControl.
Gas
09-7
Voor de gaseskast geldt:
• Controleer de bevestiging van de gasessen vóór iedere
rit. De gasessen moeten rechtop staan en ventielen moe-
ten worden gesloten.
• Trek losse riemen vast.
• Steeds als een gases verwisseld is, moet met een lekzo-
ekmiddel worden gecontroleerd of de hogedrukslang op
de es helemaal dicht is.
• De gaseskast is niet geschikt voor het transporteren van
goederen.
• De afsluiters van de gasessen moeten te allen tijde be-
reikbaar blijven.
• De ventilatie-openingen van de gaseskast mogen niet
worden afgesloten.
• Sluit de gaseskast af met een slot om te voorkomen dat
onbevoegden zich toegang verschaffen tot de gasessen.
Gasessen moeten tijdens het rijden gesloten zijn.
Afstandsindicatie voor omschakelklep
(accessoire)
De afstandsindicatie is gekoppeld aan de omschakelklep van
de gasinstallatie met twee essen.
a Gebruik tijdens de zomer. Schakelaar is naar beneden
gedrukt: LED geeft status hoofdes weer.
b Display uitgeschakeld.
c Gebruik tijdens de winter. Schakelaar is naar boven
gedrukt: aanvullend op statusweergave wordt de
omschakelklep verwarmd (gele LED brandt).
d Rode LED (hoofdes leeg)
e Groene LED (hoofdes vol)
f Gele LED (winterstand)
DuoC
f
b
d
e
c
a
Gas
09-8
Gases verwisselen
Tijdens het verwisselen van de gases niet roken en geen
open vuur ontsteken! Controleer na het verwisselen van de
gases of er bij de aansluitpunten gas weglekt. Besproei de
aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
Gasafsluiters
Voor elk geïnstalleerd gasapparaat is een bijbehorende
gasafsluiter ingebouwd. De gasafsluiters bevinden zich in de
keukenkast onder de spoelbak en zijn aangegeven met een
symbool.
Open de deur van de gaseskast.
Sluit de hoofdafsluiter van de gases. Let op de richting
van de pijl.
Schroef – afhankelijk van de uitvoering – de gasdrukrege-
laar of de hogedrukslang met de hand van de gases af (let
op: linkse schroefdraad).
Maak de bevestigingsriemen los en neem de gases eruit.
Zet de gevulde gases weer in de gaseskast en zet hem
m.b.v. de bevestigingsriemen stevig vast.
Schroef – afhankelijk van de uitvoering – de gasdrukrege-
laar of de hogedrukslang met de hand op de volle gases.
Open het ventiel van de volle, aangesloten gases (open
bij uitvoering met DuoControl CS beide gasessen).
Duw op de slangbreukbeveiliging (groene knop) op de hoge-
drukslang (alleen bij Mono/Duo Control CS).
Controleer of er bij de aansluitpunten gas weglekt.
Besproei de aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
Sluit de deur van de gaseskast.
Gas
09-9
Voor afsluitkranen en ventielen geldt:
• Tijdens het rijden moeten alle kranen van gasapparaten
dicht zijn.
• Op de onderste foto zijn de afsluitkranen in gesloten
toestand weergegeven. Om de ventielen te openen moeten
deze door draaien verticaal worden gezet.
• Tijdens het tanken van brandstof, op veerboten en in de
garage mag geen enkel gasapparaat in bedrijf zijn.
Door schokken kan in de loop der jaren geringe lekkage
optreden. Wanneer u lekkage vermoedt, laat uw gasin-
stallaties dan controleren door uw dealer of een gasin-
stallatiebedrijf.
Een dichtheidscontrole mag nooit worden uitgevoerd in
de buurt van open vuur.
Verwarming (Oven) Gasfornuis Koelkast
Als er een vermoeden van een lekkage in de gasinstalla-
tie bestaat, moeten onmiddellijk de afsluitkranen in het
voertuig en de gasesventielen in de gaseskast worden
afgesloten.
Gas
09-10
Inbouwapparatuur
10-1
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen
Raadpleeg voor het juiste gebruik van gasapparaten,
gasregelaars en gasessen a.u.b. ook de aanwijzingen in
hoofdstuk 9.
Reparaties aan inbouwapparaten mogen uitsluitend door
een erkend vakman worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen met betrekking tot de
inbouwapparatuur van de camper. De aanwijzingen hebben
alleen betrekking op de bediening van de apparaten. In som-
mige gevallen behoren de beschreven apparaten niet tot de
standaarduitrusting. Voor verdere informatie over de afzon-
derlijke inbouwapparaten verwijzen wij u naar de bijbehoren-
de gebruikershandleidingen, die te vinden zijn in de blauwe
servicemap in de camper.
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen al-
leen originele onderdelen van de fabrikant worden gebruikt.
Door het aanbrengen van veranderingen aan inbouwappa-
ratuur alsook door het niet naleven van de gebruiksvoor-
schriften vervalt de garantie en aanvaart HOBBY geen enkele
aansprakelijkheid meer. Bovendien vervalt de gebruiksvergun-
ning voor het betreffende apparaat en daardoor in sommige
landen tevens de gebruiksvergunning voor de camper.
Raadpleeg voor het juiste gebruik van elektrische appara-
ten a.u.b. ook de aanwijzingen in hoofdstuk 7.
Inbouwapparatuur
10-2
10.2 Heteluchtverwarming
Bedieningspaneel
a draaiknop voor kamertemperatuur (1-5)
b groene LED brandt ‘in bedrijf’
groene LED knippert, ‘naloop’ voor de temperatuurver-
mindering van het apparaat is actief
De Combi verwarming op vloeibaar gas is een heteluchtver-
warming met geïntegreerde boiler (inhoud: 10 l). Het gebruik
van de verwarming is zowel met als ook zonder waterinhoud
onbeperkt mogelijk.
Ingebruikneming
Stel de luchtafvoer-jets in de camper zo in dat de warme
lucht daar terechtkomt waar u haar hebben wilt.
• Controleer of de schoorsteen vrij is. Verwijder beslist even-
tuele afdekplaten.
• Zet gases en gasafsluiters open.
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
c gebruik tijdens de zomer
(watertemperatuur 40°C of 60°C)
d gebruik tijdens de winter
(verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur of
met lege waterinstallatie)
e
gebruik tijdens de winter
(verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur)
f draaischakelaar ‘uit’
g gele LED brandt ‘boiler opwarmfase’, h) rode LED brandt,
rode LED knippert:
‘storing’, neem een kwastje en reinig voorzichtig de venti-
latorrotor
Inbouwapparatuur
10-3
Activeren
Druk de knop licht in stand (m) en draai tegelijkertijd de
schakelaar 90° in stand (k).
Zolang de schakelaar in stand (k) staat, blijft de knop in stand (m)
Deactiveren
Draai de schakelaar vanuit stand (k) 90° in parallelstand naar
Frost-Control.
De knop springt tegelijkertijd uit stand (m) in stand (n).
k
m
n
o
FrostControl
FrostControl is een spanningsvrij veiligheidsventiel resp. aftap-
kraan. Het tapt bij bevriezingsgevaar automatisch de inhoud van
de boiler af via een aftappijp.
Bij overdruk in het systeem volgt automatisch een stootsgewijze
drukcompensatie via het veiligheidsventiel.
De aftapkraan bevindt zich bij de aansluiting van de verwarming
in uw voertuig. (doorgaans in de zitgroep aan de zijkant naast de
toegangsdeur).
k draaischakelaar standin bedrijf’
m
drukknop stand ‘gesloten
n drukknop stand ‘aftappen’
o aftappijp (naar buiten door de bodem van het voertuig geleid)
Pas bij temperaturen vanaf ca. 7°C bij de aftapkraan
kan deze met de drukknop (stand m) handmatig wor-
den gesloten en de boiler worden gevuld.
Bij temperaturen onder ca. 3°C bij de aftapkraan
opent deze automatisch, de drukknop springt naar
buiten (stand n) en het water van de boiler loopt via de
aftappijp (o) af.
k
Inbouwapparatuur
10-4
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de zomer
Zet de draaischakelaar op het bedieningspaneel in stand
(c – gebruik tijdens de zomer) 40°C of 60°C.
De groene (b) en gele (g) LED branden. Na het bereiken
van de ingestelde watertemperatuur (40°C of 60°C) wordt
de brander uitgeschakeld en dooft de gele LED (g).
1
3
5
7
9
40
°
60
°
60
°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de winter
Verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur
Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (e). Zet de
draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g) toont de opwarmfase van het boilerwater. Het
apparaat kiest automatisch de benodigde vermogensstand.
Nadat de op het bedieningspaneel ingestelde kamertempe-
ratuur is bereikt schakelt de brander terug naar de kleinste
stand en verwarmt de waterinhoud tot 60°C. De gele LED
(g) dooft na het bereiken van de watertemperatuur.
Inbouwapparatuur
10-5
Verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur
Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g – opwarmfase van het water) brandt alleen bij
watertemperaturen onder 5°C. Het apparaat kiest auto-
matisch de benodigde vermogensstand. Nadat de op het
bedieningspaneel ingestelde kamertemperatuur is bereikt
wordt de brander uitgeschakeld. De heteluchtblazer blijft
met een laag toerental doorlopen zolang de uitblaastem-
peratuur (bij het apparaat) hoger is dan 40°C. Bij een ge-
vulde boiler wordt het water automatisch mee verwarmd.
De watertemperatuur hangt dan af van de afgegeven
verwarmingscapaciteit en de verwarmingsduur voor het
bereiken van de kamertemperatuur.
Verwarmen met geleegde waterinstallatie
• zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
• Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont gelijktij-
dig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De gele
LED (g) brandt alleen bij temperaturen van het apparaat
onder 5°C. Het apparaat kiest automatisch de benodigde
vermogensstand. Nadat de op het bedieningspaneel
ingestelde kamertemperatuur is bereikt wordt de brander
uitgeschakeld.
Inbouwapparatuur
10-6
Uitschakelen
Schakel de verwarming uit met de draaischakelaar
(stand f). De groene LED (b) dooft.
Als de groene LED (b) na het uitschakelen knippert, is
er een naloop voor de temperatuurvermindering van
het apparaat actief. Deze eindigt na enkele minuten en
de groene LED (b) dooft.
Bij een storing brandt de rode LED (h). Mogelijke
foutoorzaken kunt u vinden in de aparte aanwijzingen
m.b.t. de storingsdiagnose in de gebruiksaanwijzing
van het apparaat.
Boiler vullen
• Sluit de aftapkraan m.b.v. de drukknop totdat deze vast-
klikt.
• Schakel de 12V-stroomvoorziening in m.b.v. de hoofd-
schakelaar op het controlepaneel.
• Open alle waterkranen en zet ze op ‘warm’ en laat ze zo
lang geopend tot de boiler door het verdringen van de
lucht is gevuld.
Schakel bij temperaturen onder ca. 7°C eerst de ver-
warming in om de inbouwruimte en de FrostControl bij
de aftapkraan te verwarmen. Na enkele minuten, als de
temperatuur bij de FrostControl boven 7°C ligt, kan de
aftapkraan worden gesloten.
Boiler aftappen
• Schakel de 12V-stroomvoorziening uit via het controlepanel.
• Zet de warmwaterkranen open.
• Draai de draaischakelaar van de aftapkraan 180° totdat hij
vastklikt (daarbij springt de drukknop naar buiten), de aftap-
kraan gaat open en de boilerinhoud wordt afgetapt.
Inbouwapparatuur
10-7
10.3 Elektrische verwarming (accessoire)
Voor de werking op elektriciteit beschikt de elektrische ver-
warming aanvullend over verwarmingselementen die hand-
matig kunnen worden ingeschakeld resp. gecombineerd.
a
Draaischakelaar energiekeuze
b Werking op elektriciteit 230 V, 1800 W
c Werking op elektriciteit 230 V, 900 W
d Werking op gas
e Combifunctie* (werking op gas en elektriciteit 900 W)
f Combifunctie* (werking op gas en elektriciteit 1800 W)
g Gele LED brandt “werking op elektriciteit”
* Uitsluitend gebruik tijdens de winter!
Bij gebruik tijdens de zomer kiest het apparaat automatisch
de werking op elektriciteit met het vooringestelde elektrische
vermogen van 900 W of 1800 W.
Combi E
230
V~
e
d
f
g
b
c
a
Inbouwapparatuur
10-8
10.4 Warmwaterverwarming (accessoire)
De verwarming op vloeibaar gas Compact 3010 is een warm-
waterverwarming met aparte warmwaterboiler (inhoud: 8,5 l).
Het verwarmingssysteem kan worden verwarmd zonder dat
de warmwaterinstallatie met schoon water is gevuld.
Installatieplaats
- in de kledingkast
Frischwasser aus
Glykolflüssigkeit Ausgang zu den Heizkörpern
Steuerkarte
Brennerlüfter
Luftzufuhr
Abgasauslass
Magnetventil
Glykolflüssigkeit Eingang Rücklauf
Frischwasser ein
Elektrische
Heizpatrone 1 kW
Elektrische
Heizpatrone 2 kW
Belangrijke aanwijzingen
Lees a.u.b. vóór ingebruikneming van de verwarming de
aparte gebruiksaanwijzing zorgvuldig door.
Schakel altijd de hoofdschakelaar van de verwarming uit
als het voertuig niet wordt gebruikt.
Laat het water bij bevriezingsgevaar altijd uit de warmwa-
terinstallatie weglopen.
Zonder glycolvulling mag de verwarming niet worden
gestart.
Om het principe van de convectie optimaal te benutten,
mag de circulatie van de lucht in de camper (bijv. achter
rugkussens, winterventilatie, in de bedbakken en achter
de bergruimten) op geen enkele manier worden belem-
merd.
Inbouwapparatuur
10-9
Bedrijfsmodi
- Werking op vloeibaar gas
- Werking met dompelaar (230V)
- Gecombineerde werking op vloeibaargas c.q. met dompe-
laar
Functiemodi
- Warmwaterbereiding
- Verwarming en warmwaterbereiding
- Verwarming
Bedieningseenheid
In ruststand wordt weergegeven welke functies van de
verwarming geactiveerd zijn; de achtergrondverlichting op de
display is uitgeschakeld. De bedieningseenheid gaat – als er
geen knop wordt ingedrukt – vanuit de instelstand na twee
minuten automatisch over in de ruststand; ook kan de rust-
functie met de pijltjestoetsen worden ingesteld.
Verwarming aanzetten
Druk op de AAN/UIT-knop. De verwarming start met de
laatst gekozen instellingen. Op de display verschijnt het
Alde-logo.
Meer gedetailleerde informatie over bediening, gebruik en
verzorging van de warmwaterverwarming kunt u vinden in
de aparte gebruiksaanwijzing “Alde Compact 3010”.
De basisfuncties van de warmwaterverwarming kunnen
worden bediend via het controlepaneel bij de ingang.
Inbouwapparatuur
10-10
Ruststand
A Tijd
B Buitentemperatuur
C Binnentemperatuur
D Circulatiepomp
E Afstandsindicator
F 230 Volt aansluiting
G Menuknop
H AAN/UIT-knop
Menu instellingen
Het instellingenmenu wordt bereikt door op de menuknop te
drukken. Vastgelegde instellingen worden na 10 seconden
automatisch opgeslagen. Als er geen toetsen worden inge-
drukt, keert de bedieningseenheid na 2 minuten weer terug
naar de ruststand.
Inbouwapparatuur
10-11
Instelling van de gewenste temperatuur
(+5°C tot +30°C)
door op – of + te drukken in stappen van 0,5°C.
Bij het inschakelen is er steeds warm water beschikbaar
(50°C), dat met vloeibaar gas of elektrisch wordt verwarmd.
Instelling voor warm water
Indien er meer warm water nodig is, kan de temperatuur
tijdelijk worden verhoogd van 50°C naar 65°C. Na 30 minu-
ten schakelt de verwarming weer over op normaal bedrijf.
Hoeveelheid verhogen met +, warm water uitzetten met –.
Instelling voor elektrisch verwarmen
Vermogen kiezen met – en +. (Off, 1/2/3 kW) Bij de keuze
van zowel elektrische- als gasverwarming wordt met voor-
rang elektrische verwarming ingesteld.
Instelling voor verwarmen met gas
Hiermee wordt de verwarming op gas ingeschakeld. Scha-
kel de gasverwarming in met de On-knop. De verwarming
slaat aan en blijft branden totdat de ingestelde temperatuur
is bereikt. Schakel de gasverwarming weer uit met de Off-
knop.
Inbouwapparatuur
10-12
Menu Tools vrijgeven
Via het menu Tools kunnen de overige functies van de
bedieningseenheid worden geregeld.
Om het menu Tools vrij te geven moeten – zoals hier links
aangegeven – de volgende symbolen worden aangeraakt:
Inbouwapparatuur
10-13
Functies van het menu Tools
1
Pijlsymbolen om te kunnen wisselen tussen de diverse
toolvelden.
2
Instelling van de klok om functies als automatische
start of automatische temperatuur te kunnen gebru-
iken.
3
Automatische temperatuurverandering om tempera-
turen bijv. tijdens de nacht of op bepaalde dagen in te
stellen.
4
Automatische start op een later tijdstip. De verwarming
werkt gedurende 24 uur en herhaalt deze procedure
wekelijks op hetzelfde tijdstip. De On/Off-knop moet op
Off staan.
5 De overbelastingsbeveiliging voorkomt overbelasting
van de 230V-zekeringen. Indien het stroomverbruik de
ingestelde waarde te boven gaat, wordt het elektrische
vermogen van de verwarming automatisch verlaagd.
Inbouwapparatuur
10-14
1 Continubedrijf van de pompen, om de voorraad warm
water met name bij een geringe verwarmingsbehoefte
te beperken.
2
Pomp AUTO / 12V – In de AUTO-stand werkt de 230V-
pomp standaard; zodra de 230V-stroomvoorziening
wordt onderbroken, start de 12V-pomp. In de 12V-stand
wordt de 12V-pomp ook gebruikt als de 230V-stroom-
voorziening is aangesloten.
3
Pompsnelheid instellen.
4 Deze functie wordt gebruikt in combinatie met de auto-
matische esomschakeling (DuoComfort) en geeft aan
of de es met vloeibaar gas leeg is.
1 Temperatuurinstelling voor de kalibratie van de tempe-
ratuur via de bedieningseenheid.
2
Automatische temperatuurverhoging om 2.00 uur ’s
nachts, om het risico van verontreiniging door legionella-
bacteriën te verlagen.
3
Taalinstelling (Duits, Engels, Frans)
4 Functie voor externe start, bijv. via GSM.
Inbouwapparatuur
10-15
1 Instelling voor de toetstoon.
2 Toegang tot menu Tools blokkeren en vrijgeven.
3 Instelling van de lichtsterkte van 1-10.
1 M.b.v. de servicefunctie kunnen bepaalde waarden op
de display worden afgelezen. (uitsluitend in het Engels)
2
Systeem resetten naar fabrieksinstelling. (verwarming
UIT; elektrisch bedrijf 1kW; verwarmen met vloeibaar
gas AAN; binnentemperatuur 22°C)
3
Menu Tools verlaten
Inbouwapparatuur
10-16
Foutmeldingen
Foutmeldingen worden op de display weergegeven. (paneel
in ruststand)
Accu laag: Zodra de spanning daalt onder 10,5V,
wordt de verwarming uitgeschakeld.
Automatische reset boven de 11V.
Uitval van de
ventilator:
Onjuiste ventilatorsnelheid.
Automatische reset na 5 minuten.
Gasuitval: Gases leeg. Reset door uitschakelen of
herstarten.
Oververhitting rood:
Voor reset: 12V-stroom-voorziening
onderbreken en weer aansluiten.
Oververhitting blauw:
Voor reset: 12V-stroom-voorziening
onderbreken en weer aansluiten.
Raam geopend:
Verwarming onderbreekt de
gastoevoer bij geopend raam.
Sluit het raam.
Uitval van de
aansluiting:
Verbindingsfout tussen verwarming en
bedieningspaneel. Hoofdspanning
uit- en inschakelen.
Uitval
bedieningspaneel 1:
fout bedieningspaneel
Uitval
bedieningspaneel 2:
fout bedieningspaneel
Inbouwapparatuur
10-17
Neem a.u.b. vóór ingebruikneming goede nota van de
aanwijzingen in de handleiding van de fabrikant.
10.5 Koelkast
Bedrijfsmodi
De koelkast werkt op drie manieren.
- op 12V:
j
elektriciteitsvoorziening via de accu van de
camper
- op 230V:
k
elektriciteitsvoorziening van externe bron.
- op vloeibaar gas:
l
gasvoorziening uit de gasessen
van de camper.
Meer gedetailleerde informatie over bediening, gebruik en
verzorging van de warmwaterverwarming kunt u vinden in
de aparte gebruiksaanwijzing “Alde Compact 3010”.
1
Wasruimte
Omdat de convector in de wasruimte achter de panelen moet
worden gemonteerd en er dus niet voldoende luchtcirculatie
is, is er een ventilator aanwezig die de warme lucht in de rui-
mte transporteert. Deze ventilator kan via de schakelaar
j
op twee verschillende standen worden ingeschakeld.
Inbouwapparatuur
10-18
1
2
3
4
5
6
Werking op 12V
Het 12V-bedrijf kan alleen tijdens de rit bij een draaiende
motor worden gebruikt. Schakel bij rustpauzes en langere
tussenstops het 12V-bedrijf uit of kies zo nodig een andere
bedrijfsmodus.
Zet de energiekeuzeschakelaar op accuvoeding.
j
Het 12V-bedrijf werkt alleen bij een draaiende voertuigmotor.
De koelkast werkt zonder thermostaatregeling (continubedrijf).
Het 12V-bedrijf is daarom alleen bedoeld voor het op peil
houden van een eenmaal bereikte temperatuur.
Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de 0-stand
m
.
Werking op 230V
• Zet de energiekeuzeschakelaar op netvoeding.
k
• Regel de temperatuur met thermostaat
o
, de temperatu-
urniveaus zijn niet gerelateerd aan absolute temperatuur-
waarden.
• Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de
0-stand
m
.
Werking op gas
• Zet de energiekeuzeschakelaar op ‘werking op gas’.
l
• Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasaf-
sluiter voor de koelkast.
• Draai de thermostaat
o
volledig open en houd deze
ingedrukt. De koelkast ontbrandt ofwel automatisch ofwel
door meermaals te drukken op de knop voor de handmati-
ge ontsteking (afhankelijk van het model).
Als de werking op gas is geactiveerd, bevindt de wijzer
van het controlevenster
n
zich in de groene zone.
Laat pas dan de thermostaat los.
• Herhaal de laatste stap als er geen ontsteking heeft
plaatsgevonden.
• Regel het koelvermogen met thermostaat
o
, de tempe-
ratuurniveaus zijn niet gerelateerd aan absolute tempera-
tuurwaarden.
Inbouwapparatuur
10-19
Vergrendeling Slim Tower
• Uitschakelen: draai de energiekeuzeschakelaar in de
0-stand
m
.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiter voor de koelkast.
Omgevingsfactoren beïnvloeden het vermogen van het
koelaggregaat. Het systeem reageert traag op verande-
ringen van de thermostaatregelaar, en op koudeverlies bij
het openen van de deur of bij het in de koelkast zetten van
levensmiddelen. Breng bij temperaturen onder de +10°C de
winterafdekplaat (Dometic accessoire) aan.
Bij aanhoudende temperaturen boven de +32°C is het in-
stalleren van een extra ventilator (Dometic accessoire) zinvol.
Tijdens het rijden moet de deur van de koelkast altijd
gesloten en vergrendeld zijn.
Op de deur van de koelkast bevindt zich een automatische
vergrendeling. Als u de koelkastdeur sluit en goed aandrukt,
wordt deze automatisch vergrendeld.
Vergrendeling Slim Tower:
Trek aan de greep en open de koelkastdeur.
Vergrendeling koelkastdeur
Inbouwapparatuur
10-20
Vriesvak verwijderen
Klap de veiligheidsklemmen onder het vriesvak naar beneden.
Schuif beide klemmen naar het midden.
Trek het vriesvak enigszins naar voren.
Haak de deur los.
Verwijder de bodem
Uitneembaar vriesvak (Slim Tower)
Het vriesvak kan naar keuze worden verwijderd om meer
ruimte te creëren.
Zet de koelkastdeur – als de koelkast niet in gebruik is – al-
tijd vast in de ventilatiestand, om de vorming van schimmel
en onaangename geurtjes te voorkomen.
Inbouwapparatuur
10-21
Aanwijzingen voor de demontage vindt u ook op de deur
van het vriesvak.
Inbouwapparatuur
10-22
Het kooktoestel mag niet worden gebruikt wanneer het
glazen deksel is gesloten.
Kooktoestellen of andere toestellen die bij de verbranding
lucht aan de binnenruimte onttrekken, mogen nooit voor
verwarming van het voertuig gebruikt worden. Bij veron-
achtzaming bestaat acuut levensgevaar door zuurstofge-
brek en de mogelijke vorming van het reukloze koolmo-
noxide.
10.6 Gastoestel
Het keukenblok van de camper is uitgerust met een 3-pits-
gastoestel.
Vóór ingebruikname
• Open de esafsluiter en de snelafsluiter in de gasleiding.
• Open het dakluik of keukenraam
• Bedieningsknoppen van gasapparaten die t.b.v. de ont-
steking moeten worden ingedrukt, horen na het indrukken
vanzelf weer terug te veren.
Inbouwapparatuur
10-23
Werking
Open de rookglazen afdekking
j
.
Zet de draaiknop
k
van de gewenste brander in de ont-
stekingsstand (grote vlam) en druk hem in.
Steek de brander aan met een gasaansteker, lucifer of
aansteker.
Houd de draaiknop nog 5 à 10 seconden lang ingedrukt
zodat de vlambeveiliging wordt geactiveerd.
Laat de draaiknop
k
los en draai hem op de gewenste
stand (grote resp. kleine vlam).
Indien het aansteken is mislukt, probeer het dan nog eens.
Draai voor het uitschakelen van de gasvlam de draaiknop
k
terug in de stand ‘0’.
Sluit de gasafsluiter van het gaskomfoor.
Gebruik voor het vastpakken van hete potten, pannen en
vergelijkbare voorwerpen kookhandschoenen of pannen-
lappen. Gevaar voor verbranding!
Bewaar licht ontvlambare voorwerpen als theedoeken,
servetten etc. niet in de buurt van het kooktoestel. Brand-
gevaar!
Laat de glasplaat na het koken nog zo lang openstaan
als de branders hitte afgeven. De glasplaat zou anders
kunnen barsten.
2
1
Inbouwapparatuur
10-24
Gebruik de oven nooit zonder inhoud (te verwarmen
gerechten).
Gebruik de grill (accessoire) nooit langer dan 25 minuten
en uitsluitend bij een geopende ovendeur.
De oven mag nooit worden ge-
bruikt om de camper te verwarmen.
Inschakelen
Schakel de 12V-stroomvoorziening in via de hoofdscha-
kelaar van het bedieningspaneel.
Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiter van de oven.
Open de ovendeur volledig.
Plaats de bakplaat resp. het rooster van de oven zodanig
dat de vlammen er niet rechtstreeks mee in aanraking
komen.
Druk de draaiknop enigszins in en zet hem in de gewenste
ontstekingsstand (oven of evt. grill).
Druk de draaiknop in. Er stroomt gas naar de brander en
de vlam wordt automatisch ontstoken.
Houd de draaiknop enkele seconden ingedrukt totdat het
veiligheidsventiel van de ontsteking de gastoevoer open
houdt.
Laat de draaiknop los en zet hem op de gewenste vermo-
gensstand (alleen oven).
De ventilatieopeningen bij de oven mogen niet worden
afgesloten.
Neem de oven alleen in bedrijf bij een 230V-netaanslu-
iting (automatische ontsteking).
Bij gebruik van de oven moet er een dakluik of raam
open staan.
De ovendeur moet tijdens de ontsteking geopend
blijven.
Als er geen ontsteking heeft plaatsgevonden, probeer
het dan nog eens.
Als de brandervlam per ongeluk wordt gedoofd, zet
dan de draaiknop in de nulstand en laat de brander
minstens een minuut uitgeschakeld. Probeer pas daar-
na opnieuw de oven te ontsteken.
10.7 Oven (accessoire)
Inbouwapparatuur
10-25
10.8 Afzuigkap (accessoire)
Het lter, waarin de vettige aanslag van de kookdampen
zich verzamelt, moet regelmatig worden gereinigd.
Sluit de ovendeur voorzichtig zodat de vlam niet uitgaat.
Uitschakelen
Zet de draaiknop in de nulstand. De vlam dooft.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafslu-
iter van de oven.
De kookinstallatie is optioneel verkrijgbaar met een afzuig-
kap. De ingebouwde ventilator leidt de kookdampen recht-
streeks naar buiten.
Zet de afzuigkap aan door op de rechter toets te
drukken. Door het vasthouden van de ventilatortoets
kan de zuigkracht van de ventilator in 15 verschil-
lende standen worden gezet.
Behalve via het bedieningspaneel kan de keuken-
verlichting worden aan- en uitgeschakeld m.b.v. de
linker toets.
Inbouwapparatuur
10-26
Ventilatierichting instellen
Draai eerst de draaiknop tegen de wijzers van de klok in.
Zet de schuif in de gewenste ventilatierichting.
Draai de draaiknop met de klok mee.
10.9 Dak-airconditioning (accessoire)
De klimaatinstallatie bevindt zich – in plaats van een dakraam
in het plafond van het woongedeelte.
Voor de juiste bediening en om het vermogen van de klimaatinstal-
latie te optimaliseren moet u de volgende punten in acht nemen:
Let op warmte-isolatie, dicht kieren af en dek glazen oppervlak-
ken af.
Vermijd het onnodig openen van deuren en ramen.
Dek luchtinlaten en openingen niet af en zorg dat ze niet ver-
stopt raken.
Spuit geen water in de klimaatinstallatie.
Houd licht ontvlambare materialen uit de buurt van de installatie.
Onderhoud en verzorging
11-1
Hoofdstuk 11: Onderhoud en ver-
zorging
11.1 Onderhoud
Onderhoudsintervallen
Voor de camper en de daarin aanwezige installaties bestaan
voorgeschreven onderhoudsintervallen.
Houd ook rekening met de onderhoudsintervallen van het
basisvoertuig Fiat/Renault.
11.2 Ventileren
Een voldoende luchttoevoer en ontluchting van het interieur is
voor een behaaglijk binnenklimaat absoluut noodzakelijk. Tevens
wordt corrosieschade door condenswater vermeden.
Condenswater wordt gevormd door
- gering ruimtevolume
- ademhaling en lichaamstranspiratie van de inzittenden
- naar binnen meenemen van vochtige kleding
- gebruik van het gastoestel
Zorg voor voldoende luchtverversing ter voorkoming van
schade door condensvorming!
M.b.t. de onderhoudsintervallen geldt:
Laat de eerste onderhoudsbeurt 12 maanden na de eerste
toelating uitvoeren bij een HOBBY-dealer.
Laat alle verdere onderhoudsbeurten eens per jaar uitvoeren
bij een HOBBY-dealer.
Onderhoud het basisvoertuig en alle inbouwapparatuur in
overeenstemming met de in de gebruiksaanwijzing aange-
geven onderhoudsintervallen.
De keuring van de gasinstallatie moet elke twee jaar door
een vloeibaargas-deskundige worden herhaald. Dit moet
op het keuringsrapport conform DVGW werkblad G 607
worden bevestigd.
De gebruiker is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren
van de keuring.
Vervang de gas-veiligheidsregelaar na uiterlijk 6 jaar!
Uit veiligheidsoverwegingen moeten de vervangende on-
derdelen voor verwarmingsapparaten voldoen aan de spe-
cicaties van de fabrikant van het betreffende verwarmings-
apparaat. Ze moeten worden ingebouwd door de fabrikant
zelf of door een door hem geautoriseerde monteur.
Onderhoud en verzorging
11-2
Was de camper slechts op wasplaatsen die speciaal zijn
bestemd voor het wassen van voertuigen. Vermijd direct
zonlicht en zorg voor milieubeschermende maatregelen.
Gebruik geen oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen.
11.3 Verzorging
Buitenreiniging
Was het voertuig niet vaker dan nodig.
Was het voertuig alleen op speciaal hiervoor bestemde
wasplaatsen.
Maak zo spaarzaam mogelijk gebruik van reinigingsmid-
delen. Agressieve middelen als velgenreiniger belasten
ons milieu.
M.b.t. de reiniging van de buitenkant geldt:
Spoel het voertuig af met een zwakke waterstraal.
Was het voertuig met een zachte spons en een normale
autoshampoo. Spoel de spons daarbij regelmatig uit.
Spoel de camper daarna met ruim water af.
Droog het voertuig af met een leren zeem.
Laat de camper na het wassen nog een tijdje in de buitenlucht
staan om volledig te kunnen drogen.
Droog schijnwerpers en lamphouders grondig af, omdat
zich daar water kan ophopen.
Wassen met hogedrukspuit
Richt de straal van de hogedrukspuit niet rechtstreeks op
stickers en stripings. Deze zouden kunnen loslaten.
Lees de handleiding van de hogedrukspuit voordat u de
caravan met een hogedrukspuit gaat wassen. Houd tijdens
het wassen altijd minimaal een afstand van 700 mm in acht.
Realiseer u dat de waterstraal onder grote druk uit de sproei-
kop komt. Door een verkeerd gebruik van de hogedrukspuit
kan de caravan beschadigd raken. De watertemperatuur
mag de 60°C niet overschrijden. Blijf de waterstraal constant
bewegen tijdens het wassen. De straal mag niet rechtstreeks
worden gericht op deur en raamkieren, elektrische aanbouw-
elementen, aansluitstekkers, afdichtingen, ventilatieroosters
van de koelkast of dakluiken. Het voertuig zou beschadigd
kunnen raken of water zou in het interieur kunnen binnendrin-
gen.
Onderhoud en verzorging
11-3
Voor het in de was zetten van de oppervlakken geldt:
De gelakte oppervlakken dienen af en toe te worden na-
behandeld met was. Neem daarbij de door de fabrikant
aanbevolen aanwijzingen voor het gebruik van de was in
acht.
Voor het glimmend poetsen van de oppervlakken geldt:
Behandel in uitzonderingsgevallen verweerde gelakte op-
pervlakken met een glansmiddel na. Wij adviseren oplos-
middelvrije polijstpasta.
Voer alleen in bijzondere gevallen en niet te vaak poetswerk-
zaamheden uit, omdat bij het poetsen de bovenste laag
van de lak wordt verwijderd. Veelvuldig poetsen vergroot
de slijtage daarom enorm.
M.b.t. verontreinigingen door teer en hars geldt:
Verwijder teer- en harsaanslag alsmede andere organische
verontreinigingen met wasbenzine of spiritus.
Gebruik geen agressieve oplosmiddelen als ester- of ke-
tonhoudende producten.
Bij beschadigingen geldt:
Repareer beschadigingen onmiddellijk om verdere schade
door corrosie te voorkomen. Maak hiervoor a.u.b. gebruik
van de hulp van uw HOBBY-dealer.
Dakluiken, ramen en deuren
De ramen moeten in verband met hun kwetsbaarheid bijzon-
der zorgvuldig worden behandeld.
M.b.t. de verzorging geldt:
Wrijf de afdichtingsrubbers van deuren en ramen licht met
talkpoeder in.
Reinig ramen van acrylglas alleen nat met een schone spons
en een zachte doek. Bij droogreinigen kunnen de ruiten door
krassen worden beschadigd.
Gebruik geen scherpe en agressieve schoonmaakmiddelen,
die weekmakers of oplosmiddelen bevatten!
Onderhoud en verzorging
11-4
De volgende reinigingsmethoden worden aanbevolen:
Methode A:
Gebruik uitsluitend gangbare reinigingsmiddelen op water-
basis.
Voeg er desgewenst 2 eetlepels ammoniak op 1 liter water
aan toe. Bevochtig een doek met de oplossing en tip de
vlek zachtjes aan. Keer de doek regelmatig om zodat de
vlek steeds in contact komt met een schoon stukje doek.
Deze methode is bijzonder geschikt voor het verwijderen van:
- wijn, melk, limonade
- bloed
- balpenvlekken, inkt
- urine, zweet
- modder
- braaksel
Methode B:
Gebruik voor de droge reiniging uitsluitend milde, water-
vrije oplosmiddelen.
Bevochtig de doek en ga te werk als bij methode A.
Deze methode is bijzonder geschikt voor het verwijderen van:
- was, kaarsen
- potlood
Reinigingsaanwijzingen voor stoffen die teon bevatten
Behandel vlekken altijd onmiddellijk.
Veeg vlekken af zonder te wrijven.
Werk van buiten naar binnen.
Verwijder vlekken nooit met huishoudelijke schoonmaak-
middelen.
Zuig kussens regelmatig schoon om vuilophopingen te
verwijderen.
M.b.t. zitbekleding, kussens en gordijnen geldt:
Reinigen met een stofzuiger of een borstel.
Laat sterk vervuilde bekleding, bedspreien en gordijnen
reinigen en was ze niet zelf!
Voer de reiniging zo nodig voorzichtig uit met het schuim
van een jnwasmiddel.
Binnenreiniging
Ga bij de interieurreiniging zuinig om met water om vocht-
problemen te reduceren.
Onderhoud en verzorging
11-5
Gebruik geen schuurmiddelen, omdat deze krassen kunnen
maken op het oppervlak!
M.b.t. de toiletruimte geldt:
Reinig met neutrale vloeibare zeep en een niet-schurende
doek.
Gebruik ook in de toiletruimte geen schuurmiddelen!
M.b.t. meubeloppervlakken geldt:
Reinig houten meubelfronten met een vochtige doek of
spons.
Wrijf met een stofvrije doek droog.
Gebruik een mild meubelverzorgingsmiddel.
Gebruik voor het schoonmaken van het toilet en de wa-
terinstallatie alsook bij het ontkalken van de waterinstal-
latie geen azijnhoudend schoonmaakmiddel, omdat dit
afdichtingen en delen van de installatie kan beschadigen.
Gooi geen bijtende stoffen in de afvoeropeningen. Gooi
geen kokend water in de afvoeropeningen. Bijtende
stoffen of kokend water beschadigen afvoerpijpen en
sifons.
Voor spoelbak en kooktoestel geldt:
Reinig edelstalen onderdelen met een middel voor huis-
houdelijk gebruik of een speciaal onderhoudsmiddel voor
edelstaal.
Zand en stof op een PVC-vloerbedekking die regelmatig
wordt betreden, kunnen het oppervlak beschadigen. Reinig
de vloer bij gebruik dagelijks met een stofzuiger of bezem.
Maak de vloerbedekking schoon met schoon water en
schoonmaakmiddelen die geschikt zijn voor PVC. Leg
geen tapijt bovenop de natte PVC-vloerbedekking. Het
tapijt en de PVC-vloerbedekking zouden dan aan elkaar
kunnen plakken.
Gebruik in geen geval chemische reinigingsmiddelen of
staalwol, omdat hierdoor de PVC-vloerbedekking bescha-
digd raakt.
M.b.t. het tapijt geldt:
reinigen met een stofzuiger of een borstel.
zo nodig met tapijtschuim behandelen of shampooën.
Voor de PVC-vloerbedekking geldt:
Chocolade of kofe moet alleen met lauwwarm water worden
afgewassen.
Onderhoud en verzorging
11-6
Accessoires
M.b.t. de verzorging geldt:
Reinig kunststof onderdelen (bijv. bumpers, ommantelingen)
met water van maximaal 60°C en een mild huishoudelijk
schoonmaakmiddel.
Reinig vettige of olieachtige oppervlakken met spiritus.
Vet deurscharnieren en uitdraaisteunen zo nodig in.
Reinig drinkwaterleidingen, drinkwatertank en vuilwatertank
eens per jaar.
Gebruik geen schuurmiddelen, omdat deze krassen kunnen
maken op het oppervlak!
Verwijder na het schoonmaken alle spuitbussen met rei-
nigings- en onderhoudsmiddelen uit het voertuig! Anders
bestaat bij temperaturen boven de 50°C explosiegevaar!
11.4 Winterpauze voor de camper
Met het invallen van de winter eindigt vaak ook het cam-
pingseizoen. Voor de nu volgende winterpauze moet uw
camper goed worden voorbereid.
Een gesloten ruimte mag slechts dan als standplaats worden
gekozen wanneer deze droog is en goed kan worden geven-
tileerd. Laat de camper anders liever in de buitenlucht staan.
Voor het basisvoertuig en de buitenkant van de opbouw geldt:
• Conserveer de gelakte vlakken aan de buitenzijde met
geschikte middelen.
Bescherm de metalen onderdelen van de bodemplaat te-
gen roest met een beschermingsmiddel op basis van was.
• Krik – om de banden te ontzien – het voertuig op of ver-
plaats het voertuig elke twee maanden een stukje.
• Plaats afdekzeilen met een tussenruimte, zodat de ventila-
tie niet wordt belemmerd.
• Laat de ventilatieroosters geopend.
• Ventileer de camper elke drie à vier weken grondig.
• Controleer het antivriesmiddel in het koelsysteem en vul
dit zo nodig bij.
Onderhoud en verzorging
11-7
Voor het interieur van de camper geldt:
Leeg en reinig de koelkast, laat de koelkastdeur geopend.
Laat deuren van bergruimten en kasten open staan i.v.m.
de ventilatie.
Kussens en matrassen zo neerzetten dat ze niet in contact
kunnen komen met condenswater.
Maak de camper zonodig grondig droog door hem voor
het stallen goed te verwarmen; zo voorkomt u schimmel-
vorming door condenswater.
Zet luchtontvochtigers in de caravan en droog of vervang
het granulaat regelmatig.
Open de accuhoofdschakelaar. Demonteer de accu zo
mogelijk en/of controleer ongeveer eenmaal per maand
het oplaadniveau; laad de accu zo nodig bij.
Schakel 12V-hoofdschakelaar uit.
Voor de reservoirs geldt:
Leeg en reinig de drinkwatertank.
Leeg en reinig de vuilwatertank.
Leeg en reinig de toilettank.
Maak de boiler volledig leeg. Schakel daartoe de stroom-
voorziening m.b.v. het controlepaneel uit en zet alle water-
kranen open.
Sluit de hoofdafsluiter op de gases en alle afzonderlijke
gasafsluiters. Verwijder gasessen altijd uit de gaseskast,
ook als ze leeg zijn.
Neem ook de instructies en gebruiksaanwijzingen van de
fabrikant van de inbouwapparatuur in acht.
Onderhoud en verzorging
11-8
Als er toch condenswater is ontstaan, veeg dit dan
gewoon weg.
M.b.t. de voorbereidingen geldt:
Controleer het voertuig op lak- en roestschade en herstel
deze zo nodig.
Zorg ervoor dat er geen water in de beluchting en
ontluchting en in de verwarming kan binnendringen.
Bescherm de metalen onderdelen van de bodemplaat te-
gen roest met een beschermingsmiddel op basis van was.
Conserveer de gelakte vlakken aan de buitenzijde met een
geschikt middel.
Vul de brandstoftank met winterdiesel, controleer of rui-
tensproeivloeistof en koelvloeistof antivries bevatten.
Bij gebruik tijdens de winter ontstaat door het bewonen van
het voertuig bij lage temperaturen condenswater. Om een
goede binnenluchtkwaliteit te garanderen en schade aan
het voertuig door condenswater te voorkomen, is voldoende
ventilatie zeer belangrijk.
11.5 Gebruik tijdens de winter
Voorbereidingen
Door het algehele voertuigontwerp is uw camper tot op zekere
hoogte bestand tegen de winter. Om echt te kunnen kamperen
tijdens de winter adviseren wij uw camper naar uw persoonlijke
voorkeur te optimaliseren. De dealer in uw rayon adviseert u graag.
Voor de ventilatie geldt:
• Zet de verwarming op hoogste stand tijdens de opwarm-
fase van het voertuig, en open plafondkasten, gordijnen en
rolgordijnen. Hierdoor wordt een optimale luchttoevoer en
ontluchting bereikt.
• Zet ‘s morgens alle kussens omhoog, ventileer de
bergruimten en maak vochtige plekken droog.
• Ventileer meermaals dagelijks kort en grondig.
• Bij buitentemperaturen onder 8°C moeten er winterafdek-
platen op de koelkastventilatierooster worden gemon-
teerd.
Verwijder vóór het instappen sneeuw van schoenen en kle-
ding, ter voorkoming van verhoging van de luchtvochtigheid.
Voor het verwarmen geldt:
• Zowel de aanzuig- alsook de uitlaatgasopeningen van de
verwarmingsinstallatie moeten sneeuw- en ijsvrij zijn.
• Het opwarmingsproces van de camper heeft een lange
aanlooptijd; dit geldt vooral voor de warmwaterverwar-
ming.
Onderhoud en verzorging
11-9
Na aoop van het winterseizoen
M.b.t. de verzorging geldt:
Was het chassis en de motor grondig. Hierdoor worden cor-
rosiebevorderende ontdooimiddelen (zouten, loogrestanten)
verwijderd.
Maak de buitenkant schoon en behandel metaalplaten
met autowas.
Vergeet niet schoorsteenverlengstukken, koelkastpanelen
e.d. te verwijderen.
Was het voertuig alleen op speciaal hiervoor bestemde
wasplaatsen.
Maak zo spaarzaam mogelijk gebruik van reinigingsmid-
delen. Agressieve middelen als velgenreiniger belasten
ons milieu.
Verwarm het voertuig beslist ook ’s nachts bij bevriezings-
gevaar en bij overnachting in de camper!
Let bij gebruik tijdens de winter op de gasvoorziening, er wordt
dan tot wel driemaal zoveel gas verbruikt als gewoonlijk..
Voor de reservoirs geldt:
• Als de binnenruimte voldoende wordt verwarmd bestaat er
geen gevaar voor het bevriezen van de drinkwatertank, de
waterleidingen en de elektrische geiser c.q. gasboiler. Vul
alle watervoorraden pas nadat de binnenruimte volledig is
opgewarmd.
• Omdat het afvalwater buiten het voertuig wordt opgevan-
gen, moet er antivriesmiddel of keukenzout aan worden
toegevoegd. De uitloop van de afvoerbuis moet wordt
vrijgehouden.
• Het toilet kan ook bij koud weer normaal worden gebruikt,
zolang de binnenruimte van de camper wordt verwarmd.
Als er bevriezingsgevaar bestaat, moeten zowel toilettank
als spoelwatertank worden geleegd.
Laat ook bij afwezigheid en ’s nachts de binnenruimte niet
geheel afkoelen en laat de verwarming op een laag vermo-
gen branden.
Onderhoud en verzorging
11-10
Afvalverwerking en milieubescherming
Hoofdstuk 12: Afvalverwerking
en milieubescherming
12.1 Milieu en mobiel reizen
Milieuvriendelijk gebruik
Gebruikers van een camper of caravan dragen vanzelfsprekend
een bijzondere verantwoordelijkheid voor het milieu. Daarom
dient het voertuig altijd op milieuvriendelijke wijze te worden
gebruikt.
12-1
M.b.t. een milieuvriendelijk gebruik geldt:
Verstoor de rust en schoonheid van de natuur niet.
Verwijder afvalwater, fecaln en afval volgens de voor-
schriften.
Geef het goede voorbeeld, zodat camper- en caravan-
bestuurders niet generaliserend worden bestempeld als
milieubarbaren.
Afvalverwerking en milieubescherming
M.b.t. afvalwater geldt:
Verzamel afvalwater aan boord alleen in ingebouwde vuil-
watertanks of desnoods in hiervoor geschikte reservoirs!
Laat afvalwater nooit weglopen in de vrije natuur of in riool-
putten! De riolering in dorpen en steden komt meestal niet
uit op waterzuiveringsinstallaties.
Maak de vuilwatertank zo vaak mogelijk leeg, ook als hij
niet helemaal gevuld is (hygiëne). Spoel de vuilwatertank zo
mogelijk bij elke lediging met schoon water uit.
12-2
Leeg de toilettank alleen bij een speciaal hiervoor bestemd
vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije natuur! Vuilwa-
terinzamelpunten zijn doorgaans te vinden bij wegrestau-
rants, kampeerterreinen of tankstations.
M.b.t. fecaliën geldt:
Voeg uitsluitend toegelaten toiletvloeistof aan de toilettank
toe.
Door het installeren van een systeem met een actieve-kool-
lter (onderdelenhandel) kan het gebruik van toiletvloeistof
evt. worden vermeden!
Doseer de toiletvloeistof zeer zuinig. Een overdosis is geen
waarborg voor het voorkomen van geurvorming!
Afvalverwerking en milieubescherming
12-3
Afvalverwerking
Laat de toilettank nooit te vol worden. Maak uiterlijk wanneer
niveau-indicator gaat branden, de tank onmiddellijk leeg.
Laat fecaliën nooit in rioolputten weglopen! De riolering in
dorpen en steden komt meestal niet uit op waterzuiveringsin-
stallaties.
Leeg uw vuilwatertank alleen bij een speciaal hiervoor
bestemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije
natuur!
M.b.t. afval geldt:
Scheid afval en lever recyclebare stoffen in voor hergebruik.
Maak afvalbakken zo vaak mogelijk leeg in de hiervoor be-
stemde vuilnisbakken of containers. Zo worden onaangena-
me en problematische opeenhopingen van afval aan boord
voorkomen.
Voor parkeerterreinen geldt:
Verlaat parkeerterreinen altijd in schone toestand, ook als
het vuil van anderen afkomstig mocht zijn.
Het behoedzaam omgaan met het milieu is niet alleen in
het belang van de natuur, maar ook in het belang van alle
camper- en caravanbestuurders!
Afvalverwerking en milieubescherming
12-4
12.2 Terugneming van het voertuig
Mocht het werkelijk ooit zover komen dat u denitief afscheid
moet nemen van uw camper en dat deze als afval moet worden
verwerkt, dan is (op het moment van ter perse gaan) de fabrikant
van het basisvoertuig verantwoordelijk voor de terugneming
ervan.
Uw HOBBY-camper moet dus gratis via het complete netwerk
van Fiat- resp. Renault-dealers teruggenomen en vakkundig
verwerkt worden.
Technische gegevens
13-1
Hoofdstuk 13: Technische gegevens
13.1 Gewichten volgens 92/21/EG
Model
Bouwserie
Gewicht
basisvo-
ertuig
Chauf-
feur
Diesel
[kg]
Basis-
uit-
rusting
Rijklaar-
gewicht
TTM
Laadver-
mogen
Zit-
plaatsen
Conven-
tionele
belasting
Overbel.
massa
Voertuig-
lengte
Persoon-
lijke
uitrusting
Rest-
laad-
verm.
65 GF
Premium Drive 2736 75 77 110 2998 3500 502 4 225 277 7,0 110 167
65 HGF
Premium Drive 2796 75 77 110 3058 3500 442 4 225 217 7,0 110 107
65 FL
Premium Drive 2773 75 77 110 3035 3500 465 4 225 240 7,0 110 130
65 HFL
Premium Drive 2833 75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,0 110 70
70 GF
Premium Drive 2731 75 77 110 2993 3500 507 4 225 282 7,0 110 172
70 HGF
Premium Drive 2790 75 77 110 3052 3500 448 4 225 223 7,0 110 113
70 GE
Premium Drive 2833
75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,4 114 66
70 HGE
Premium Drive 2938 75 77 110 3200 3500 300 3 150 150 7,4 104 46
70 Q
Premium Drive 2833 75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,4 114 66
70 HQ
Premium Drive 2938 75 77 110 3200 3500 300 3 150 150 7,4 104 46
55 GF
Premium Van 2650 75 68 110 2903 3500 597 4 225 372 6,3 103 269
60 GF
Premium Van 2740 75 68 110 2993 3500 507 4 225 282 6,8 108 174
60 HGF
Premium Van 2800 75 68 110 3053 3500 447 4 225 222 6,8 108 114
65 GE
Premium Van 2817 75 68 110 3070 3500 430 4 225 205 7,1 111 94
65 HGE
Premium Van 2877 75 68 110 3130 3500 370 4 225 145 7,1 111 34
Technische gegevens
13-2
Model
Bouwserie
Gewicht
basisvo-
ertuig
Chauf-
feur
Diesel
[kg]
Basis-
uit-
rusting
Rijklaar-
gewicht
TTM
Laadver-
mogen
Zit-
plaatsen
Conven-
tionele
belasting
Overbel.
massa
Voertuig-
lengte
Persoon-
lijke
uitrusting
Rest-
laad-
verm.
65 GF
Premium Drive 2736 75 77 110 2998 3500 502 4 225 277 7,0 110 167
65 HGF
Premium Drive 2796 75 77 110 3058 3500 442 4 225 217 7,0 110 107
65 FL
Premium Drive 2773 75 77 110 3035 3500 465 4 225 240 7,0 110 130
65 HFL
Premium Drive 2833 75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,0 110 70
70 GF
Premium Drive 2731 75 77 110 2993 3500 507 4 225 282 7,0 110 172
70 HGF
Premium Drive 2790 75 77 110 3052 3500 448 4 225 223 7,0 110 113
70 GE
Premium Drive 2833
75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,4 114 66
70 HGE
Premium Drive 2938 75 77 110 3200 3500 300 3 150 150 7,4 104 46
70 Q
Premium Drive 2833 75 77 110 3095 3500 405 4 225 180 7,4 114 66
70 HQ
Premium Drive 2938 75 77 110 3200 3500 300 3 150 150 7,4 104 46
55 GF
Premium Van 2650 75 68 110 2903 3500 597 4 225 372 6,3 103 269
60 GF
Premium Van 2740 75 68 110 2993 3500 507 4 225 282 6,8 108 174
60 HGF
Premium Van 2800 75 68 110 3053 3500 447 4 225 222 6,8 108 114
65 GE
Premium Van 2817 75 68 110 3070 3500 430 4 225 205 7,1 111 94
65 HGE
Premium Van 2877 75 68 110 3130 3500 370 4 225 145 7,1 111 34
13.2 Bandenspanning
* Deze bandenspanningswaarden zijn alleen geldig voor standaard-
banden van alternatieve merken (bijv. Continental, Pirelli etc.).
Campers
Band Spanning (bar) Basis
Michelin XC Camping
215/70 R 15 C
vo: 5,0 ac: 5,5 FIAT
225/75 R 16 C
vo: 5,5 ac: 5,5 FIAT
Overige bandenfabrikanten*
225/65 R 16 C
vo: 4,0 ac: 4,8 RENAULT
215/70 R 15 C
vo: 4,1 ac: 4,5 FIAT
225/75 R 16 C
vo: 4,5 ac: 5,0 FIAT
Technische gegevens
13-3
13.3 Technische gegevens
alle afmetingen zijn in [mm] alle gewichten in [kg]
1) Zonder buitenspiegels, zonder zijknipperlicht
2) Trekhaak behoort tot de accessoires
3) Achterzijde drijfkop tot achterzijde camper
4) FIAT: 115 Multijet: 85 kW (115 PS); 130 Multijet: 96 kW (130 PS); 150 Multijet: 109 kW (148 PS); 180 Multijet Power 130 kW (177 PS)
RENAULT: 2,3 dCI 125 FAP 92 kW (125 PS); 2,3 dCi 150 FAP 107 kW (145 PS)
Hobby Bouwserie Type Basis- Motor
4)
Uitstoot van
uitlaatgassen
Chassis
Onderstel-
verlenging
Trekhaak
model voertuig standaard Trekbok Kogelkop
FIAT
65 GF
Premium Drive
F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
RENAULT
55 GF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 geen MT047 (30VR100001-P) Typ 04 (3009000400)
60 GF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207256 recht MT047 (30VR100002-P) Typ 04 (3009000400)
60 HGF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207256 recht MT047 (30VR100002-P) Typ 04 (3009000400)
65 GE
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207100 recht MT047 (30VR100003-P) Typ 04 (3009000400)
65 HGE
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207100 recht MT047 (30VR100003-P) Typ 04 (3009000400)
Technische gegevens
13-4
Hobby Bouwserie Type Basis- Motor
4)
Uitstoot van
uitlaatgassen
Chassis
Onderstel-
verlenging
Trekhaak
model voertuig standaard Trekbok Kogelkop
FIAT
65 GF
Premium Drive
F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207355 recht MT026 (30PEI20020-P) Typ 04 (3009000400)
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Light 115 Multijet (85 kW) Euro 5 Spezial 207354 recht MT026 (30PEI20021-P) Typ 04 (3009000400)
RENAULT
55 GF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 geen MT047 (30VR100001-P) Typ 04 (3009000400)
60 GF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207256 recht MT047 (30VR100002-P) Typ 04 (3009000400)
60 HGF
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207256 recht MT047 (30VR100002-P) Typ 04 (3009000400)
65 GE
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207100 recht MT047 (30VR100003-P) Typ 04 (3009000400)
65 HGE
Premium Van R1 Master
2,3 dCi 125 FAP (92 kW)
Euro 5 platform L3 H1 207100 recht MT047 (30VR100003-P) Typ 04 (3009000400)
Gordel- Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
2)
Aanhang-
gew.
ger.
2)
max.
kogeldruk
2)
Max. toel.
totaalgew.
Opbouw
lengte
3)
Tot.
lengte
Hoogte
Breedte
1)
Spoor-
breedte
vóór
Spoor-
breedte
achter
Wiel-
basis
OV OA
systeem plaatsen [kg]
FIAT
UEP 373 (30-101540) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 373 (30-101540) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 374 (30-101551) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 374 (30-101551) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 373 (30-101540) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 373 (30-101540) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
UEP 373 (30-101540) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4953 7444 2730 2310 1810 1980 4035 948 2461
UEP 373 (30-101540) 3 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4953 7444 2770 2310 1810 1980 4035 948 2461
UEP 375 (30-101564) 4 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4953 7444 2730 2310 1810 1980 4035 948 2461
UEP 375 (30-101564)
3 3500 1850 2000 750 1600 75 5100 4953 7444 2770 2310 1810 1980 4035 948 2461
RENAULT
UEP 451 (30-101563) 4 3500 1850 2100 750 2000 80 5500 3680 6273 2660 2140 1750 1860 4332 842 1099
UEP 450 (30-101516c) 4 3500 1850 2100 750 2000 80 5500 4252 6845 2660 2140 1750 1860 4332 842 1671
UEP 450 (30-101516c) 4 3500 1850 2100 750 2000
80 5500 4252 6845 2700 2140 1750 1860 4332 842 1671
UEP 450 (30-101516c) 4 3500 1850 2100 750 2000 80 5500 4523 7116 2660 2140 1750 1860 4332 842 1942
UEP 450 (30-101516c) 4 3500 1850 2100 750 2000 80 5500 4523 7116 2700 2140 1750 1860 4332 842 1942
Technische gegevens
13-5
Gewichtsverhogingen campers
alle afmetingen zijn in [mm] alle gewichten in [kg]
1) Zonder buitenspiegels, zonder zijknipperlicht
2) Trekhaak behoort tot de accessoires.
3) Achterzijde drijfkop tot achterzijde camper
Hobby Bouwserie Type Basisvoertuig
Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
max.
kogeldruk
2)
Max. toel.
totaalgew.
model
plaatsen [kg]
FIAT Ducato X250
65 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750
1600 75 5250
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
Gewichtsverhoging Ducato tot 3650 kg zonder technische veranderingen
Gewichtsverhoging Ducato tot 4250 kg door Maxi Chassis (niet combineerbaar met 115 pk motor)
Gewichtsverhoging Master tot 4000 kg door Goldschmitt extra luchtvering op achteras
Technische gegevens
13-6
Hobby Bouwserie Type Basisvoertuig
Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
max.
kogeldruk
2)
Max. toel.
totaalgew.
model
plaatsen [kg]
FIAT Ducato X250
65 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750
1600 75 5250
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Light 4 3650 1850 2000 750 1600 75 5250
Opbouw
lengte
3)
Tot.
lengte
1)
Hoogte
Breedte
1)
Spoor-
breedte
vóór
Spoor-
breedte
achter
Wiel-
basis
OV OA
4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2730 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2770 2310 1810 1980 4035 948 2011
4953 7444 2730 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2770 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2730 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2770 2310 1810 1980 4035 948 2461
Gewichtsverhoging Ducato tot 3650 kg zonder technische veranderingen
Gewichtsverhoging Ducato tot 4250 kg door Maxi Chassis (niet combineerbaar met 115 pk motor)
Gewichtsverhoging Master tot 4000 kg door Goldschmitt extra luchtvering op achteras
Technische gegevens
13-7
Gewichtsverhogingen campers
alle afmetingen zijn in [mm] alle gewichten in [kg]
1) Zonder buitenspiegels, zonder zijknipperlicht
2) Trekhaak behoort tot de accessoires.
3) Achterzijde drijfkop tot achterzijde camper
Hobby Bouwserie Type Basisvoertuig
Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
max.
kogeldruk
2)
Max. toel.
totaalgew.
model
plaatsen [kg]
FIAT Ducato X250
65 GF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750
1600 75 5850
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
RENAULT Master X62
55 GF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
60 GF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
60 HGF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
65 GE
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
65 HGE
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
Gewichtsverhoging Ducato tot 3650 kg zonder technische veranderingen
Gewichtsverhoging Ducato tot 4250 kg door Maxi Chassis (niet combineerbaar met 115 pk motor)
Gewichtsverhoging Master tot 4000 kg door Goldschmitt extra luchtvering op achteras
Technische gegevens
13-8
Hobby Bouwserie Type Basisvoertuig
Zit- TTM
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Aanhang-
gew.
onger.
3)
Aanhang-
gew.
ger.
3)
max.
kogeldruk
2)
Max. toel.
totaalgew.
model
plaatsen [kg]
FIAT Ducato X250
65 GF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 HGF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 FL
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
65 HFL
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 GF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 HGF
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 GE
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 HGE
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
70 Q
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750
1600 75 5850
70 HQ
Premium Drive F3 Ducato Maxi 4 4250 2100 2400 750 1600 75 5850
RENAULT Master X62
55 GF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
60 GF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
60 HGF
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
65 GE
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
65 HGE
Premium Van R1 Master 4 4000 1850 2200 750 1850 80 5850
Opbouw
lengte
3)
Tot.
lengte
1)
Hoogte
Breedte
1)
Spoor-
breedte
vóór
Spoor-
breedte
achter
Wiel-
basis
OV OA
4503 6994 2757 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2797 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2757 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2797 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2757 2310 1810 1980 4035 948 2011
4503 6994 2797 2310 1810 1980 4035 948 2011
4953 7444 2757 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2797 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2757 2310 1810 1980 4035 948 2461
4953 7444 2797 2310 1810 1980 4035 948 2461
3680 6273 2660 2140 1750 1860 4332 842 1099
4252 6845 2660 2140 1750 1860 4332 842 1671
4252 6845 2700 2140 1750 1860 4332
842 1671
4523 7116 2660 2140 1750 1860 4332 842 1942
4523 7116 2700 2140 1750 1860 4332 842 1942
Gewichtsverhoging Ducato tot 3650 kg zonder technische veranderingen
Gewichtsverhoging Ducato tot 4250 kg door Maxi Chassis (niet combineerbaar met 115 pk motor)
Gewichtsverhoging Master tot 4000 kg door Goldschmitt extra luchtvering op achteras
Technische gegevens
13-9
13.4 Banden en velgen voor basismodel campers
*
Aantal boutgaten /centreerring /steekcirkel
Hobby
model
Bouwserie
TTM
[kg]
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
Stalen
velgen
65 GF
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
65 HGF
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
65 FL
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
65 HFL
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 GF
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 HGF
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 GE
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 HGE
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 Q
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
70 HQ
Premium Drive 3500 / 3650 1850 2000 215/70 R 15 C 5 / 71 / 118 6 J x 15, ET 68
55 GF
Premium Van 3500 1850 2100 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
60 GF
Premium Van 3500 1850 2100 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
60 HGF
Premium Van 3500 1850 2100 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
65 GE
Premium Van 3500 1850 2100 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
65 HGE
Premium Van 3500 1850
2100 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
Basisuitvoering
Technische gegevens
13-10
Banden en velgen voor verzwaarde campers
* Aantal boutgaten /centreerring /steekcirkel
Hobby
model
Bouwserie
TTM
[kg]
Toel.
asbelasting
vóór
Toel.
asbelasting
achter
Banden-
maat
Wiel-
aansluiting*
Stalen
velgen
65 GF
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
65 HGF
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
65 FL
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
65 HFL
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 GF
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 HGF
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 GE
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 HGE
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 Q
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
70 HQ
Premium Drive 4250 2100 2400 225/75 R 16 C 5 / 78 / 130 6 J x 16, ET 68
55 GF
Premium Van 4000 1850 2200 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
60 GF
Premium Van 4000 1850 2200 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
60 HGF
Premium Van 4000 1850 2200 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
65 GE
Premium Van 4000 1850 2200 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
65 HGE
Premium Van 4000 1850
2200 225/65 R 16 CP 5 / 88 / 130 6• J x 16, ET 66
Gewichtsverhoging
Technische gegevens
13-11
13.5 Gewicht accessoires
2 extra luidsprekers in het woongedeelte 2,00
Achtersteunen 6,00
Achteruitrijdvideosysteem met kleurenmonitor en
plat beeldscherm 2,00
Acrylglas frame met LED-verlichting voor dakraam in de cabine 5,30
Afstandsindicatie voor DuoControl 0,30
Afzuigkap 3,00
Airbag bijrijder 3,00
Airconditioning cabine 21,00
ALDE warmwaterverwarming Compact-3010 40,00
Antenne Yachting 11 incl. antennemast SF 50 2,30
Beddensprei en decoratiekussen 1,50
Bedverbreding incl. extra kussen en ladder 3,10
Boordcomputer 0,50
Buitendouche 0,50
Bumper vóór wit gelakt 0,50
Chauffeurs- en bijrijdersstoel bekleed in stof woongedeelte 3,00
Cruise control 0,50
Dakreling 6,00
Dashboard met wortelnoten applicaties 0,50
DOMETIC dak-airconditioning B 2200, 230V
(Heki dakluik kan komen te vervallen) 34,00
DOMETIC-SEITZ dakluik Midi Heki 700 x 500 mm
i.p.v. Mini Heki aan achterzijde 4,50
DOMETIC-SEITZ dakluik Midi Heki met elektr. aandrijving
i.p.v. Mini Heki aan achterzijde 5,50
Elektrische buitenspiegels 0,50
ESP incl. ASR (en ‘Hill-Holder’) 0,50
Extra garagedeur links en garage-comfortuitvoering 7,70
Extra gel-boordaccu 80 Ah 28,00
Extra kussen voor ombouw van de zithoek tot slaapplaats 2,00
Fietsdrager (ook geschikt voor e-bikes) 25,00
FROLI comfortbedsysteem incl. koudschuimmatras 2,70
Gas-buitencontactdoos 1,50
Insectenhor voor toegangsdeur 3,50
Keukenbar 3,00
L-zitgroep met luxe salontafel, 360° draaibaar 15,00
LED-lichtsysteem “Romantica” 1,30
Luxe salontafel, 360° draaibaar 10,00
Mistlamp (incl. licht- en regensensor) 3,00/3,50
Pilootstoelen, draaibaar en bekleed in stof woongedeelte 4,80
PIONEER moniceiver 2400 incl. navigatie,
achteruitrijcameraenradiograscheafstandsbediening 4,70
Plat LED-beeldscherm 19" incl. tuner/receiver 5,90
Premium vensterglas, extra vlakke constructie 23,00
RadiograschealarminstallatievanTHITRONIKmet
alarmsysteem voor narcosegas, propaan en butaan 1,00
Radiovoorbereiding en radio 2,00
REMIS plissé-vouwsysteem voor voorruit en zijramen
in de cabine 3,50
Satellietontvanger, digitaal, 12V 2,00
Snijplank voor spoelbak 1,00
Voorwerp Gewicht (kg) Voorwerp Gewicht (kg)
Technische gegevens
13-12
Elektrische buitenspiegels 0,50
ESP incl. ASR (en ‘Hill-Holder’) 0,50
Extra garagedeur links en garage-comfortuitvoering 7,70
Extra gel-boordaccu 80 Ah 28,00
Extra kussen voor ombouw van de zithoek tot slaapplaats 2,00
Fietsdrager (ook geschikt voor e-bikes) 25,00
FROLI comfortbedsysteem incl. koudschuimmatras 2,70
Gas-buitencontactdoos 1,50
Insectenhor voor toegangsdeur 3,50
Keukenbar 3,00
L-zitgroep met luxe salontafel, 360° draaibaar 15,00
LED-lichtsysteem “Romantica” 1,30
Luxe salontafel, 360° draaibaar 10,00
Mistlamp (incl. licht- en regensensor) 3,00/3,50
Pilootstoelen, draaibaar en bekleed in stof woongedeelte 4,80
PIONEER moniceiver 2400 incl. navigatie,
achteruitrijcameraenradiograscheafstandsbediening 4,70
Plat LED-beeldscherm 19" incl. tuner/receiver 5,90
Premium vensterglas, extra vlakke constructie 23,00
RadiograschealarminstallatievanTHITRONIKmet
alarmsysteem voor narcosegas, propaan en butaan 1,00
Radiovoorbereiding en radio 2,00
REMIS plissé-vouwsysteem voor voorruit en zijramen
in de cabine 3,50
Satellietontvanger, digitaal, 12V 2,00
Snijplank voor spoelbak 1,00
Spatlappen achter 2,00
Stuur en versnellingspook in lederen uitvoering 0,50
Tapijt woongedeelte en cabine, uitneembaar 5,60
TELECO satellietantenne met automatische richtfunctie 65 cm,
12V / 230V 16,00
TELECO satellietantenne met automatische richtfunctie 85 cm,
12V / 230V 18,00
THULE-OMNISTOR zonneluifel 300 cm 23,00
THULE-OMNISTOR zonneluifel 325 cm / 350 cm 27,00
THULE-OMNISTOR zonneluifel 400 cm 31,00
Trekhaak 35,00
TRUMA DuoControl incl. crashsensor en Eis-Ex 2,10
TRUMA MonoControl CS (crashsensor) 1,00
TRUMA verwarming Combi 6 E, in plaats van Combi 4 1,10
Uitklapbare douchezitting 2,10
Uittrekbare monitorarm voor plat beeldscherm 3,00
Verwarmde vuilwatertank 0,50
Voortent-contactdoos 0,40
Voorwerp Gewicht (kg) Voorwerp Gewicht (kg)
Index
Ix-1
Index
A
Aanbouwelementen 03-8
Accuhoofdschakelaar 07-21
Acculader installatieplaats 07-23
Achteruit rijden 02-6
Achteruitrijcamera 07-31
Afstandsbediening 07-16
Afstandsindicatie voor omscha-
kelklep 09-10
Afvoer verbrandingsgassen 09-2
Afzuigkap 10-25
Apparaten omschakelen 02-10
Automatische transmissie 03-9
B
Banden 04-1
Bandenreparatieset 04-4
Bandenspanning (waarden) 13-2
Bandenspanning 04-2
Bar 06-3
Basisuitrusting 03-1
Bedombouw 06-7
bedverbreding 06-8
hangtafel 06-6
Belading 02-5/03-1
Bergruimten 06-1
Binnenreiniging 11-4
Boordgereedschap 02-8
Boordnet 07-26
Brandveiligheid 02-1
Buitencontactdoos 07-8
Buitendouche 08-8
wateraansluiting 08-8
Buitenreiniging 11-2
hogedrukspuit 11-2
in de was zetten 11-2
poetsen 11-3
C
Campersleutel 05-7
Chassis 03-1
Condensatiewater 11-1
Controlepaneel 07-3
D
Dak-airconditioning 10-26
Daklast 02-6
Dakluiken 06-23
Dakreling 05-13
Deuren en kleppen
binnen 06-1
Deuren
openen en sluiten 05-7
Drinkwaterpomp
aftapkraan 11-7
Drinkwatertank 08-1
leegmaken 08-2
water bijvullen 08-1
water tappen 08-1
Dwarse zitbank ombouwen 06-7
E
E-bike drager 05-14
Elektrische installaties
veiligheidsinstructies 07-1
Elektrische verwarming 10-7
Energie besparen 02-11
Extra luchtvering 03-6
F
FrostControl 10-3
G
Garageruimte achterin 02-6
Gas 09-1
Gasbuitenaansluiting 05-12
Gases
verwisselen 09-8
Gaseskast 09-3
Gasinstallatie 09-1
afsluitkranen en ventielen 09-9
inbouwwerkzaamheden en
wijzigingen 09-1
installatieplaats 09-5
keuring 09-1
regelaars en ventielen 09-2
verbrandingsgassen 09-2
Gastoestel 10-22
ingebruikneming 10-22
werking 10-23
Gasvoorziening 09-3
Gebruik tijdens de winter
ventilatie 11-8
voorbereidingen 11-8
vorstwerende maatregelen
11-9
vuilwatertank 11-8
Gebruik van het kooktoestel
10-18
Gecombineerd zonnerolgordijn
06-20
verstellen 06-20
Gevarendriehoek 02-9
Gewichten voor accessoires
13-9
H
Hangtafel 06-6
Hefbed 06-9
Heteluchtverwarming 10-2
Huisaccu 07-20
batterijen vervangen 07-20
installatieplaats 07-20
I
Inbouwapparatuur 10-1
Indeling overdag en ’s nachts
overzicht 06-33
Insectenhor 06-20
K
Keuring van de gasinstallatie 09-1
Keuze staanplaats 02-10
Kinderbed 06-15
Kleppen
openen en sluiten 05-10
Koelkast 10-17
bedrijfsmodi 10-18
deurvergrendeling 10-19
luchttoevoer 05-5
werking 10-18
werking op 12V 10-18
Krik 04-7
L
Laadproces 07-9
bij draaiende motor 07-25
Laadvermogen 03-3
L-zitgroep ombouwen 06-26
M
Meubeldeuren 06-2
Meubeloppervlakken
verzorging 11-5
Milieu 12-1
afval 12-3
Index
Ix-2
afvalverwerking 12-3
afvalwater 12-2
fecaliën 12-2
parkeerterreinen 12-3
Milieubescherming 12-1
Mobiele navigatie 07-31
Motorhouder 03-8
N
Navigatie 07-31
Netaansluiting 07-17
Nooduitrusting 02-9
gevarendriehoek 02-9
veiligheidsvest 02-9
verbanddoos 02-9
Omschakelklep 09-6
Onderdelen
verzorging 11-6
Onderhoud
reminrichting 04-8
Onderhoudsintervallen 11-1
Onderlegwiggen 02-8
Ontladingsbeveiliging 07-22
Opklapbed 06-15
Opstapje 03-5
Oven 10-24
Overloopventiel drinkwatertank
08-2
P
Periodieke keuring 02-2
Plattegronden kussenconguratie
06-16
Proeldiepte 04-2
Pushlock 06-3
PVC-vloerbedekking 11-5
R
Ramen 06-20
Rangeren 02-6
Regelaar 09-2
Remmen 02-6/04-8
Reservewiel 04-3
Rijden 02-7
banden ontzien 04-1
bochten 02-7
achteruit 02-6
Rijden door bochten 02-7
Roldeuren 06-4
S
Schuif voor vuilwatertank 08-4
Servicekleppen 05-1
Slaapplaatsen 06-15
Standverwarming cabine 10-17
Stroomvoorziening 07-16
T
Tafels 06-5
Tafels laten zakken 06-5
Tankdop 05-13
Tanken 02-7
Tankkleppen 05-1
Technisch toelaatbare
maximummassa (TTM) 03-1
Technische gegevens 13-1
Terugneming van het voertuig 12-4
Toegangsdeur 05-7
Toelating 02-2
Toewijzing zekeringen 07-27
Toilet met waterspoeling 08-5
Toilet
gebruik 08-5
cassette leegmaken 08-7
Toiletluik 05-10
Toiletruimte
verzorging 11-5
Trekhaak 03-7
TV-houder 06-4
U
Uitdraaisteunen 03-4
Uitzetraam 06-24
V
Veilige plaatsing van het voertuig
02-10
Veiligheidsgordels in het woonge-
deelte 06-27
Velgen 04-3
Ventielen, kleppen 09-2
Ventilatieroosters 05-6
Ventileren 11-1
Verbanddoos 02-9
Verduisteringssysteem 06-21
Verontreinigingen door hars 11-3
Verontreinigingen door teer 11-3
Verwarming 10-2
bedieningseenheid 10-2
elektrische verwarming 10-7
heteluchtverwarming 10-2
uitschakelen 10-6
warmwaterverwarming 10-8
werking 10-2
Verzorging 11-2
dakluiken, ramen en deuren
11-3
meubeloppervlakken 11-5
onderdelen 11-6
tapijt 11-5
toiletruimte 11-5
zitbekleding, kussens, gordijnen
11-4
Voertuig voorbereiden 02-3
Voertuigidenticatienummer VIN
03-6
Vriesvak 10-20
Vuilwatertank 08-3
leegmaken 08-4
W
Warmwaterbereiding 08-5
Warmwaterverwarming 10-8
Wasruimte 10-17
Wasruimte met verschuifbare
wastafel 06-11
Wateraansluiting buitendouche
08-8
Waterlter 08-3
Waterinstallatie 02-10
Watervuldop 05-12
Wiel verwisselen 04-7
Winterklaar maken 11-6
buitenkant opbouw en basisvo-
ertuig 11-6
interieurinrichting 11-7
reservoirs 11-7
Z
Zitplaatsen in het woongedeelte
06-26
Zitplaatsen overzicht 06-28
Zonneluifel 05-15
Zonnerolgordijn 06-20
Zuiltafel 06-9
Zuinig rijden 02-7
Bijlage
B-1
Massaberekening voor Hobby campers
Hier kunt u een massabalans van uw persoonlijke camper opstellen op basis van de gewichten van deze gebruiksaanwijzing. Deze
berekening moet in principe een positief restlaadvermogen opleveren om te voldoen aan de actuele wettelijke eisen.
Voor de berekening van het restlaadvermogen hoeft alleen maar het “rijklaar gewicht”, de “conventionele belasting”, de complete
“extra uitrusting” alsmede de “persoonlijke uitrusting” te worden afgetrokken van de “technisch toelaatbare maximummassa”. Vul
hiervoor a.u.b. de gegevens van uw persoonlijke droomcamper in onderstaande tabel in. Bij vragen of onduidelijkheden hieromtrent
staat uw Hobby-dealer u graag met raad en daad terzijde.
HOBBY caravanfabriek
Ing. Harald Striewski GmbH
Bijlage
B-2
Technisch toelaatbare maximummassa:
Rijklaar gewicht (incl. gas, water, elektrische installatie, chauffeur en brandstof):
-
Conventionele belasting (aantal zitplaatsen [behalve chauffeur] x 75 kg:
-
Extra uitrusting:
1.) -
2.) -
3.) -
4.) -
5.) -
6.) -
7.) -
8.) -
9.) -
10.) -
11.) -
12.) -
13.) -
14.) -
15.) -
Persoonlijke uitrusting = (10 x N) + (10 x L):
-
N - aantal geregistreerde zitplaatsen (inclusief chauffeur)
L - lengte van het voertuig in meter
Restlading:
Model:
De technisch toelaatbare maximummassa van de camper mag onder geen
enkel beding worden overschreden!
Hobby-Wohnwagenwerk
Ing. Harald Striewski GmbH
Harald-Striewski-Straße 15
D-24787 Fockbek/Rendsburg www.hobby-caravan.de
196


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Hobby Premium Van 2013 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Hobby Premium Van 2013 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 12,19 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Hobby Premium Van 2013

Hobby Premium Van 2013 User Manual - German - 201 pages

Hobby Premium Van 2013 User Manual - French - 201 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info