629810
655
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/657
Next page
Gebruikershandboek
CNC PILOT 640
NC-software
688946-03
688947-03
Nederlands (nl)
3/2015
Bedieningselementen van de CNC PILOT
Bedieningselementen op het beeldscherm
Werkstandtoetsen
smart.Turn-toetsen
Navigatietoetsen
Numerieke toetsen
Speciale toetsen
Machinebedieningspaneel
To e t s Functie
Schakelt tussen de helpschermen voor
bewerking van de buiten- en binnenkant
(alleen tijdens cyclusprogrammering)
Geen functie
Softkeys: functie op het beeldscherm
selecteren
Schakelt in het softkeymenu naar links/rechts
Schakelt in het PLC-menu naar het volgende
menu
To e t s Functie
Machinewerkstanden:
Handbediening
Programma-verloop
Programmeerwerkstanden
smart.Turn
DINplus
DIN/ISO
Gereedschaps- en technologiegegevens
Organisatie:
Parameters
Bestandsorganisatie
Transfer
Diagnose
To e t s Functie
Naar het volgende formulier gaan
Naar de volgende/vorige groep
To e t s Functie
Cursor omhoog/omlaag
Cursor naar links/naar rechts
Beeldscherm-/dialoogpagina terug/verder
Naar begin of einde van programma/lijst
To e t s Functieblok
Nummertoetsen 0-9:
Invoer van getallen
Menubediening
Decimale punt
Omschakeling tussen positieve en negatieve
waarden
Escape-toets, afbreken in dialogen en
omhoog in het menu
Invoegtoets - OK in dialogen en nieuwe NC-
regels in de editor
Wissen blok: wist het geselecteerde
gedeelte
Backspace - wist het teken links van de
cursor
CE-toets - wist de foutmeldingen in de
machinewerkstand
Verder: schakelt invoervelden voor de invoer
van meer gegevens vrij
Enter: invoerbevestiging
To e t s Functie
Foutentoets: opent het foutvenster
Start de geïntegreerde calculator
Infotoets: toont aanvullende informatie in de
parametereditor
Speciale functies, zoals alternatieve invoeren
of lettertoetsenbord activeren
To e t s Functie
Cyclusstart
Cyclusstop
Voedingsstop
Spilstop
Spil aan – richting M3/M4
Spil "tippen" – richting M3/M4. De spil draait
zolang u op de toets drukt
Jogtoetsen +X/–X
0
9
+
/
DEL
CE
ERR
CALC
Bedieningspaneel van de CNC PILOT
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 5
CNC PILOT 640, software en functies
In dit handboek worden de functies beschreven die in de CNC PILOT
met NC-softwarenummer 688946-03 of 688947-03 beschikbaar zijn.
De smart.Turn- en DIN PLUS-programmering worden niet in dit
handboek beschreven. Deze functies worden nader toegelicht in het
gebruikershandboek "smart.Turn- en DIN PLUS-programmering"
(ID 685556-xx). Neem contact op met HEIDENHAIN, wanneer u dit
handboek nodig hebt.
De machinefabrikant stemt met behulp van machineparameters de
beschikbare functies van de besturing op de desbetreffende machine
af. Daarom worden in dit handboek ook functies beschreven die niet
op iedere CNC PILOT beschikbaar zijn.
CNC PILOT Voorbeelden van functies die niet op alle machines
aanwezig zijn:
Positioneren van de spil (M19) en het aangedreven gereedschap
Bewerkingen met de C- of Y-as
Als u wilt weten welke functies door de machine met besturing
worden ondersteund, kunt u contact opnemen met de
machinefabrikant.
Zoals veel machinefabrikanten biedt ook HEIDENHAIN
programmeercursussen aan. Wij adviseren u deze cursussen te
volgen als u de functies van de CNC PILOT grondig wilt leren kennen.
Speciaal voor de MANUALplus 620 en CNC PILOT 640 biedt
HEIDENHAIN het softwarepakket DataPilot MP 620 resp.
DataPilot CP 640 voor pc's aan. De DataPilot is geschikt voor
gebruik dicht bij de machine in de werkplaats, in het kantoor van de
werkplaatschef, bij de werkvoorbereiding en voor
trainingsdoeleinden. De DataPilot wordt gebruikt op pc's met het
besturingssysteem WINDOWS.
Gebruiksomgeving
De CNC PILOT voldoet aan de eisen van klasse A volgens EN 55022
en is voornamelijk bedoeld voor gebruik in industriële omgevingen.
Juridische opmerking
Dit product maakt gebruik van open source software. Meer informatie
vindt u op de besturing onder
Werkstand Organisatie
Softkey LICENTIE-INFORMATIE
6
Nieuwe functies van de software 688945-02
Bij de simulatie kan de actuele contourbeschrijving (onbewerkt en
bewerkt werkstuk) worden gespiegeld en opgeslagen. In
smart.Turn kunnen deze contouren weer worden ingevoegd (zie
pagina 500)
Bij machines met tegenspil kan nu in het TSF-menu de werkstukspil
worden geselecteerd (zie pagina 99)
Bij machines met tegenspil kan een nulpuntverschuiving voor de
tegenspil worden uitgevoerd (zie Pagina 99)
De gebruikersdocumentatie is nu ook beschikbaar in het contextge-
voelige helpsysteem TURNguide (zie Pagina 66)
In het projectbeheer kunt u uw eigen projectmappen aanmaken, om
bestanden die bij elkaar horen centraal te beheren (zie Pagina 131)
Met een handwisselsysteem kunnen gereedschappen die zich niet
in de revolver bevinden, tijdens een programmabewerking worden
ingespannen (zie Pagina 513)
In de werkstand Inleren hebt u nu ook de beschikking over graveer-
cycli (zie Pagina 347)
Wanneer een back-up van de gereedschapsgegevens wordt
gemaakt, kan nu in een dialoogvenster worden geselecteerd welke
gegevens moeten worden geback-upt of ingelezen (zie Pagina 598)
Voor het converteren van G-, M-functies en spilnummers evenals
voor het spiegelen van verplaatsingen en gereedschapsmaten kunt
u nu gebruikmaken van de G-functie G30 (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering)
Voor overname van een werkstuk door de tweede verplaatsbare spil
of voor het aandrukken van een losse kop tegen het werkstuk, is nu
de G-functie "Verplaatsen naar vaste aanslag" (G916) beschikbaar
(zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
Met de functie G925 kan de maximale aandrukkracht voor een as
worden gedefinieerd en bewaakt. Met deze functie kan bijv. de
tegenspil als mechatronische losse kop worden gebruikt (zie gebrui-
kershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
Om botsingen te voorkomen bij niet volledig uitgevoerde afsteekbe-
werkingen, kunt u nu met de functie G917 een afsteekcontrole door
middel van volgfoutbewaking activeren (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 7
Met de optie Spilsynchronisatie G720 kunt u de toerentallen van
twee of meer spillen hoeksynchroon, met een overbrengingsver-
houding of met een gedefinieerde offset synchroniseren (zie gebrui-
kershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
Voor het frezen van buitenvertandingen en profielen is in combinatie
met de synchronisatie (G720) van hoofd- en gereedschapsspil de
nieuwe cyclus "Afwikkelfrezen" (G808) beschikbaar (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering)
Met de functie G924 kan nu een "toenemend toerental" worden
geprogrammeerd, om resonantietrillingen te voorkomen (zie gebrui-
kershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
8
Nieuwe functies van de software 688945-03 en
68894x-01
In de werkstand Organisatie kunt u nu de toegang tot de besturing
toestaan of blokkeren met de softkey "Externe toegang" (zie ook
"Werkstand Organisatie" op pagina 544)
De calculator kan nu in elke toepassing worden geactiveerd en blijft
ook actief na omschakeling naar een andere werkstand. Getalwaar-
den kunnen nu met de softkeys Actuele waarde opvragen en Waarde
overnemen uit het actieve invoerveld worden opgevraagd of naar het
actieve invoerveld worden doorgegeven (zie ook "De calculator" op
pagina 58)
Tafeltastsystemen kunnen nu in het menu "Machine instellen" wor-
den gekalibreerd (zie ook "Tafeltastsysteem kalibreren" op pagina
101)
Het werkstuknulpunt kan nu ook in de richting van de Z-as met een
tastsysteem worden vastgelegd (zie ook "Machine instellen" op
pagina 93)
Bij het inleren zijn voor de nabewerking bij de steekdraaicycli de
overmaten RI en RK voor het onbewerkte werkstuk toegevoegd (zie
ook "Steekdraaien radiaal afwerken - uitgebreid" op pagina 252)
In de nabewerking bij de steekdraai-units en in de cyclus G869 zijn
de overmaten RI en RK voor het onbewerkte werkstuk ingevoerd
(zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering).
Op machines met een B-as kunnen nu ook boor- en freesbewerkin-
gen op schuin in de ruimte liggende vlakken worden uitgevoerd.
Bovendien kunt u met de B-as gereedschappen bij de draaibewer-
king nog flexibeler gebruiken (zie gebruikershandboek smart.Turn
en DIN-programmering).
Op de besturing is nu een groot aantal tastcycli voor diverse toepas-
singsmogelijkheden beschikbaar (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering):
Schakelend tastsysteem kalibreren
Cirkel, steekcirkel, hoek en positie van de C-as meten
Instelcompensatie
Eenpunts-, tweepuntsmeting
Gat of tap zoeken
Nulpunt instellen in de Z- of C-as
Automatische gereedschapsmeting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 9
Met de nieuwe functie TURN PLUS worden aan de hand van een
vastgelegde bewerkingsvolgorde automatisch NC-programma's
voor draai- en freesbewerkingen gemaakt (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering).
Met de functie G940 is het mogelijk de gereedschapslengtes in de
definitiepositie van de B-as te laten berekenen (zie gebruikershand-
boek smart.Turn en DIN-programmering).
Voor bewerkingen waarbij omspannen noodzakelijk is, kan met G44
een scheidingspunt op de contourbeschrijving worden gedefinieerd
(zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering).
Met de functie G927 kunt u gereedschapslengtes naar de referen-
tiepositie van het gereedschap (B-as =0) omrekenen (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering).
Insteken die met G22 zijn gedefinieerd, kunnen nu met de nieuwe
cyclus 870 Steken ICP worden bewerkt (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering).
10
Nieuwe functies van de software 68894x-02
In de ICP is de extra functie "Nulpunt verschuiven" ingevoerd (zie ook
"Nulpunt verschuiven" op pagina 392)
In ICP-contouren kunnen nu via een invoerformulier pasmaten en
binnendraad worden berekend (zie ook "Passingen en binnendraad"
op pagina 387)
In de ICP zijn de extra functies "Dupliceren lineair, rond en spiegelen"
ingevoerd (zie ook "Contourgedeelte lineair dupliceren" op pagina
392)
De systeemtijd kan nu via een invoerformulier worden ingesteld (zie
ook "Bedrijfstijden tonen" op pagina 102)
De afsteekcyclus G859 is uitgebreid met de parameters K, SD en U
(zie ook "Afsteken" op pagina 269)
Bij ICP-steekdraaien kan nu een naderings- en vrijzethoek worden
gedefinieerd (zie ook "ICP-steekdraaien radiaal afwerken" op pagina
260)
Met TURN PLUS kunt u nu ook programma's voor de tegenspilbe-
werking en voor multigereedschappen maken (zie gebruikershand-
boek smart.Turn en DIN-programmering)
Bij de functie G797 Vlakfrezen kan nu ook een te frezen contour wor-
den geselecteerd (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-pro-
grammering)
De functie G720 is uitgebreid met de parameter Y (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering)
De functie G860 is uitgebreid met de parameters O en U (zie gebrui-
kershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 11
Nieuwe functies van de software 68894x-03
In de subwerkstand Inleren zijn de cycli Figuur axiaal, Figuur radiaal,
ICP-contour axiaal en ICP-contour radiaal uitgebreid met de parame-
ter RB (zie "Freescycli" op pagina 319)
In de subwerkstand Inleren zijn alle cycli voor schroefdraad tappen
uitgebreid met de parameters SP en SI (zie "Boorcycli" op pagina
301)
In de subwerkstand Simulatie is de 3D-weergave uitgebreid (zie "3D-
weergave" op pagina 493)
In de werkstand Gereedschaps-editor is een gereedschapscontrole-
grafiek ingevoerd (zie "Gereedschapscontrolegrafiek" op pagina 507)
In de revolvertabel kunt u een ID-nummer direct invoeren (zie
"Revolvertabel invullen" op pagina 89)
In de gereedschapstabel zijn de filteropties uitgebreid (zie
"Gereedschapslijst sorteren en filteren" op pagina 504)
In de subwerkstand Transfer is de gereedschaps-back-upfunctie uit-
gebreid (zie "Gereedschapsgegevens verzenden" op pagina 598)
In de subwerkstand Transfer is de gereedschaps-importfunctie uit-
gebreid (zie "Gereedschapsgegevens van de CNC PILOT 4290
importeren" op pagina 606)
De menuoptie Aswaarden instellen is uitgebreid met het definiëren
van offset-waarden voor de verschuivingen G53, G54 en G55 (zie
"Offsets definiëren" op pagina 95)
In de subwerkstand Programma-verloop is de belastingsbewaking
ingevoerd (zie "Belastingsbewaking (optie)" op pagina 121)
In de subwerkstand Programma-verloop is het instellen van uitscha-
kelniveaus ingevoerd (zie "Programma-uitvoering" op pagina 116)
Er is een functie ingevoerd om informatie over de toestand van het
gereedschap uit te lezen (zie "Bewaking van gereedschapsstandtijd",
pagina 91), (zie "Standtijdgegevens gereedschap bewerken" op
pagina 511)
Er is een gebruikerparameter ingevoerd waarmee u de software-
eindschakelaars voor de subwerkstand Simulatie kunt in- en uitscha-
kelen (zie "Lijst van user parameters" op pagina 547)
Er is een gebruikerparameter ingevoerd waarmee u de foutmelding
van de software-eindschakelaars kunt onderdrukken (zie "Lijst van
user parameters" op pagina 547)
Er is een gebruikerparameter ingevoerd waarmee u een in de T,S,F-
dialoog geprogrammeerde gereedschapswissel met NC-start kunt
uitvoeren (zie "Lijst van user parameters" op pagina 547)
Er is een gebruikerparameter ingevoerd om de T,S,F-dialoog in
afzonderlijke dialogen op te delen (zie "Lijst van user parameters" op
pagina 547)
De functie G32 is uitgebreid met de parameter WE (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering)
De functies G51, G56 en G59 zijn uitgebreid met de parameters U,
V en W (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
12
De functies G0, G1, G12/G13, G101, G102/G103, G110, G111,
G112/G113, G170, G171, G172/G173, G180, G181 en G182/G183
zijn uitgebreid met parameters die een vergaande compatibiliteit
met de ICP-contourbeschrijving waarborgen (zie gebruikershand-
boek smart.Turn en DIN-programmering)
De functie G808 is uitgebreid met de parameter C (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering)
De functies G810 en G820 zijn uitgebreid met de parameter U (zie
gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
De functies G4 en G860 zijn uitgebreid met de parameter D (zie
gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
De functie G890 is uitgebreid met de parameter B (zie gebruikers-
handboek smart.Turn en DIN-programmering)
De units G840 Contourfrezen figuren en G84X Kamerfrezen figuren
zijn uitgebreid met parameter RB (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering)
Alle units voor schroefdraad tappen zijn uitgebreid met de parame-
ters SP en SI (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-program-
mering)
De functie G48 voor de begrenzing van spoedgangsnelheden van de
rondassen en lineaire assen is ingevoerd (zie gebruikershandboek
smart.Turn en DIN-programmering)
De functies G53, G54 en G55 voor nulpuntverschuivingen met off-
set-waarden zijn ingevoerd (zie gebruikershandboek smart.Turn en
DIN-programmering)
De functies voor overlapping van asbewegingen G725 Excentrisch
draaien, G726 Excentrische overgang en G727 Onronddraaien zijn
ingevoerd (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programme-
ring)
De functies voor belastingsbewaking G995 Bewakingszone vastleg-
gen en G996 Type belastingsbewaking zijn ingevoerd (zie gebrui-
kershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
In de subwerkstand AAG worden nu ook gereedschappen met snel-
wisselhouders ondersteund (zie gebruikershandboek smart.Turn en
DIN-programmering)
In de werkstand smart.Turn is nu ook de weergave van een boom-
structuur beschikbaar (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-
programmering)
In de werkstand smart.Turn kunt u uitschakelniveaus definiëren (zie
gebruikershandboek smart.Turn en DIN-programmering)
Er is een functie ingevoerd om informatie over de toestand van het
gereedschap uit te lezen (zie gebruikershandboek smart.Turn en
DIN-programmering)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 13
Over dit handboek
Over dit handboek
Hieronder vindt u een lijst met de in dit handboek gebruikte
aanwijzingssymbolen
Wenst u wijzigingen of hebt u fouten ontdekt?
Wij streven er voortdurend naar onze documentatie voor u te
verbeteren. U kunt ons daarbij helpen. De door u gewenste wijzigingen
kunt u per e-mail toezenden aan: tnc-userdoc@heidenhain.de.
Dit symbool geeft aan dat u voor de beschreven functie
speciale aanwijzingen moet opvolgen.
Dit symbool geeft aan dat bij gebruik van de beschreven
functie zich een of meer van de volgende risico's
voordoen:
Risico's voor werkstuk
Risico's voor spanmiddel
Risico's voor gereedschap
Risico's voor machine
Risico's voor operator
Dit symbool geeft aan dat de beschreven functie door uw
machinefabrikant moet worden aangepast. De werking
van de beschreven functie kan dus per machine
verschillend zijn.
Dit symbool geeft aan dat u meer uitvoerige
beschrijvingen van een functie in een ander
gebruikershandboek kunt vinden.
14
Over dit handboek
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 15
Inhoud
Inleiding en basisprincipes
1
Bedieningsinstructies
2
Werkstand Machine
3
Teach-in-modus
4
ICP-programmering
5
Grafische simulatie
6
Gereedschaps- en technologie-database
7
Werkstand Organisatie
8
Tabellen en overzichten
9
Overzicht van de cycli
10
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 17
1.1 De CNC PILOT ..... 36
1.2 Configuratie ..... 37
Sledepositie ..... 37
Gereedschapshoudersystemen ..... 37
De C-as ..... 37
De Y-as ..... 38
Complete bewerking ..... 39
1.3 Karakteristieken ..... 40
Configuratie ..... 40
Werkstanden ..... 40
1.4 Gegevensbeveiliging ..... 42
1.5 Begripsverklaring ..... 43
1.6 Opbouw van de CNC PILOT ..... 44
1.7 Basisprincipes ..... 45
Lengte- en hoekmeetsystemen en referentiemerken ..... 45
Asaanduidingen ..... 45
Coördinatensysteem ..... 46
Absolute coördinaten ..... 46
Incrementele coördinaten ..... 47
Poolcoördinaten ..... 47
Machinenulpunt ..... 47
Werkstuknulpunt ..... 48
Maateenheden ..... 48
1.8 Gereedschapsmaten ..... 49
Gereedschapslengtematen ..... 49
Gereedschapscorrecties ..... 49
Snijkantradiuscompensatie (SRC) ..... 50
Freesradiuscompensatie (FRC) ..... 50
1 Inleiding en basisprincipes ..... 35
18
2.1 Algemene bedieningsinstructies ..... 52
Bedienen ..... 52
Instellen ..... 52
Programmeren - werkstand Teach-in ..... 52
Programmeren - smart.Turn ..... 52
2.2 Het beeldscherm van de CNC PILOT ..... 53
2.3 Bediening, gegevensinvoer ..... 54
Werkstanden ..... 54
Menukeuze ..... 55
Softkeys ..... 55
Gegevensinvoer ..... 56
smart.Turn-dialogen ..... 56
Lijstverwerking ..... 57
Lettertoetsenbord ..... 57
2.4 De calculator ..... 58
Functies van de calculator ..... 58
Positie van de calculator instellen ..... 60
2.5 Programmatypen ..... 61
2.6 De foutmeldingen ..... 62
Fouten tonen ..... 62
Foutvenster openen ..... 62
Foutvenster sluiten ..... 62
Uitgebreide foutmeldingen ..... 63
Softkey Details ..... 63
Fout wissen ..... 64
Fouten-logbestand ..... 64
Toetsen-logbestand ..... 65
Servicebestanden opslaan ..... 65
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide ..... 66
Toepassing ..... 66
Werken met de TURNguide ..... 67
Actuele helpbestanden downloaden ..... 71
2 Bedieningsinstructies ..... 51
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 19
3.1 De werkstand Machine ..... 74
3.2 In- en uitschakelen ..... 75
Inschakelen ..... 75
Bewaking van de EnDat-impulsgevers ..... 75
Referentieprocedure ..... 76
Uitschakelen ..... 77
3.3 Machinegegevens ..... 78
Invoer van machinegegevens ..... 78
Weergave van machinegegevens ..... 80
Cyclusstatus ..... 84
Asvoeding ..... 84
Spil ..... 85
3.4 Gereedschapstabel instellen ..... 86
Machine met revolver ..... 86
Machine met Multifix ..... 86
Gereedschappen in verschillende kwadranten ..... 87
Revolvertabel invullen vanuit de database ..... 88
Revolvertabel invullen ..... 89
Gereedschapsoproep ..... 90
Aangedreven gereedschappen ..... 90
Bewaking van gereedschapsstandtijd ..... 91
3.5 Machine instellen ..... 93
Werkstuknulpunt definiëren ..... 94
Offsets definiëren ..... 95
Referentieprocedure van de assen ..... 96
Veiligheidszone instellen ..... 97
Gereedschapswisselpositie instellen ..... 98
Waarden C-as instellen ..... 99
Machinemaat instellen ..... 100
Tafeltastsysteem kalibreren ..... 101
Bedrijfstijden tonen ..... 102
Systeemtijd instellen ..... 103
3.6 Gereedschappen opmeten ..... 104
Aanraken ..... 105
Tastsysteem (tafeltastsysteem) ..... 106
Meetoptiek ..... 107
Gereedschapscorrecties ..... 108
3.7 Werkstand "Handbediening" ..... 109
Gereedschap wisselen ..... 109
Spil ..... 109
Bediening van het handwiel ..... 109
Jogtoetsen ..... 110
Teach-in-cycli bij handbediening ..... 110
3 Werkstand Machine ..... 73
20
3.8 Teach-in-modus (werkstand Inleren) ..... 111
Werkstand Inleren ..... 111
Teach-in-cycli programmeren ..... 112
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering" ..... 113
Programma laden ..... 113
Gereedschapslijst vergelijken ..... 114
Vóór de programma-uitvoering ..... 114
Zoeken naar startregel ..... 115
Programma-uitvoering ..... 116
Correcties tijdens de uitvoering van het programma. ..... 117
Programma-uitvoering in de werkstand "Dry Run". ..... 120
3.10 Belastingsbewaking (optie) ..... 121
Referentiebewerking ..... 123
Referentiewaarden controleren ..... 124
Grenswaarden aanpassen ..... 126
Productie met belastingsbewaking ..... 127
3.11 Grafische simulatie ..... 128
3.12 Programmabeheer ..... 129
Programmakeuze ..... 129
Bestandsmanager ..... 130
Projectbeheer ..... 131
3.13 DIN-conversie ..... 132
Conversie uitvoeren ..... 132
3.14 Maateenheden ..... 133
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 21
4.1 Met cycli werken ..... 136
Cyclusstartpunt ..... 136
Helpschermen ..... 137
DIN-macro's ..... 137
Grafische test (simulatie) ..... 137
Contourcorrectie bij Inleren ..... 138
Cyclustoetsen ..... 138
Schakelfuncties (M-functies) ..... 139
Commentaar ..... 139
Cyclusmenu ..... 140
In veel cycli gebruikte adressen ..... 142
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk ..... 143
Onbewerkt werkstuk - staf/pijp ..... 144
Contour onbewerkt werkstuk ICP ..... 145
4.3 Cycli aparte snijgangen ..... 146
Positioneren spoedgang ..... 147
Gereedschapswisselpositie benaderen ..... 148
Lineaire bewerking overlangs ..... 149
Lineaire bewerking overdwars ..... 150
Lineaire bewerking onder een hoek ..... 151
Circulaire bewerking ..... 153
Afkanting ..... 155
Afronding ..... 157
M-functies ..... 159
4 Teach-in-modus ..... 135
22
4.4 Verspaningscycli ..... 160
Gereedschapspositie ..... 161
Verspanen overlangs ..... 163
Verspanen overdwars ..... 165
Verspanen overlangs - uitgebreid ..... 167
Verspanen overdwars - uitgebreid ..... 169
Verspanen afwerken overlangs ..... 171
Verspanen afwerken overdwars ..... 172
Verspanen afwerken overlangs - uitgebreid ..... 173
Verspanen afwerken overdwars - uitgebreid ..... 175
Verspanen, insteken overlangs ..... 177
Verspanen, insteken overdwars ..... 179
Verspanen, insteken overlangs - uitgebreid ..... 181
Verspanen, insteken overdwars - uitgebreid ..... 183
Verspanen, insteken en afwerken overlangs ..... 185
Verspanen, insteken afwerken overdwars ..... 187
Verspanen, insteken afwerken overlangs - uitgebreid ..... 189
Verspanen, insteken afwerken overdwars - uitgebreid ..... 191
Verspanen, ICP-parallel aan contour overlangs ..... 193
Verspanen, ICP-parallel aan contour overdwars ..... 196
Verspanen, ICP-parallel aan contour afwerken overlangs ..... 198
Verspanen, ICP-parallel aan contour afwerken overdwars ..... 200
ICP-verspanen overlangs ..... 202
ICP-verspanen overdwars ..... 204
ICP-verspanen afwerken overlangs ..... 206
ICP-verspanen afwerken overdwars ..... 208
Voorbeelden van verspaningscycli ..... 210
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 23
4.5 Steekcycli ..... 214
Verspanings- en aanzetrichting voor steekcycli ..... 214
Draaduitlooppositie ..... 215
Contourvormen ..... 215
Insteken radiaal ..... 216
Insteken axiaal ..... 218
Insteken radiaal - uitgebreid ..... 220
Insteken axiaal - uitgebreid ..... 222
Insteken radiaal afwerken ..... 224
Insteken axiaal afwerken ..... 226
Insteken radiaal afwerken - uitgebreid ..... 228
Insteken axiaal afwerken - uitgebreid ..... 230
ICP-insteekcycli radiaal ..... 232
ICP-insteekcycli axiaal ..... 234
ICP-insteken afwerken radiaal ..... 236
ICP-insteken afwerken axiaal ..... 238
Steekdraaien ..... 240
Steekdraaien radiaal ..... 241
Steekdraaien axiaal ..... 242
Steekdraaien radiaal - uitgebreid ..... 244
Steekdraaien axiaal - uitgebreid ..... 246
Steekdraaien radiaal afwerken ..... 248
Steekdraaien axiaal afwerken ..... 250
Steekdraaien radiaal afwerken - uitgebreid ..... 252
Steekdraaien axiaal afwerken - uitgebreid ..... 254
ICP-steekdraaien radiaal ..... 256
ICP-steekdraaien axiaal ..... 258
ICP-steekdraaien radiaal afwerken ..... 260
ICP-steekdraaien axiaal afwerken ..... 262
Draaduitloop vorm H ..... 264
Draaduitloop vorm K ..... 266
Draaduitloop vorm U ..... 267
Afsteken ..... 269
Voorbeelden van steekcycli ..... 271
24
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli ..... 273
Schroefdraadpositie, draaduitlooppositie ..... 273
Handwiel-override ..... 274
Aanzethoek, schroefdraaddiepte, snede-opdeling ..... 275
Schroefdraadaanloop/-uitloop ..... 275
Laatste snede ..... 276
Schroefdraadcyclus (overlangs) ..... 277
Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid ..... 279
Conische draad ..... 281
API-draad ..... 283
Schroefdraad nasnijden (overlangs) ..... 285
Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs) ..... 287
Conische draad nasnijden ..... 289
API-draad nasnijden ..... 291
Draaduitloop DIN 76 ..... 293
Draaduitloop DIN 509 E ..... 295
Draaduitloop DIN 509 F ..... 297
Voorbeelden: schroef- en draaduitloopcycli ..... 299
4.7 Boorcycli ..... 301
Boren axiaal ..... 302
Boren radiaal ..... 304
Langgatboren axiaal ..... 306
Langgatboren radiaal ..... 309
Draadtappen axiaal ..... 311
Draadtappen radiaal ..... 313
Schroefdraadfrezen axiaal ..... 315
Voorbeelden: boorcycli ..... 317
4.8 Freescycli ..... 319
Positioneren spoedgang frezen ..... 320
Sleuf axiaal ..... 321
Figuur axiaal ..... 323
ICP-contour axiaal ..... 327
Kopfrezen ..... 330
Sleuf radiaal ..... 333
Figuur radiaal ..... 335
ICP-contour radiaal ..... 339
Spiraalgroeffrezen radiaal ..... 342
Looprichting van de frees bij contourfrezen ..... 344
Looprichting van de frees bij het frezen van kamers ..... 345
Voorbeeld freescyclus ..... 346
Graveren axiaal ..... 347
Graveren radiaal ..... 349
Graveren axiaal/radiaal ..... 351
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 25
4.9 Boor- en freespatroon ..... 352
Lineair boorpatroon axiaal ..... 353
Lineair freespatroon axiaal ..... 355
Rond boorpatroon axiaal ..... 357
Rond freespatroon axiaal ..... 359
Lineair boorpatroon radiaal ..... 361
Lineair freespatroon radiaal ..... 363
Rond boorpatroon radiaal ..... 365
Rond freespatroon radiaal ..... 367
Voorbeelden van bewerking van patronen ..... 369
4.10 DIN-cycli ..... 372
DIN-cyclus ..... 372
26
5.1 ICP-contouren ..... 376
Contouren overnemen ..... 376
Vormelementen ..... 377
Bewerkingsattributen ..... 377
Geometrische berekeningen ..... 378
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf ..... 379
Contouren voor cycli bewerken ..... 380
Bestandsorganisatie met de ICP-editor ..... 381
5.3 ICP-editor in smart.Turn ..... 382
Contour in smart.Turn bewerken ..... 383
5.4 ICP-contouren maken ..... 385
ICP-contour invoeren ..... 385
Absolute of incrementele dimensionering ..... 386
Overgangen bij contourelementen ..... 386
Passingen en binnendraad ..... 387
Poolcoördinaten ..... 388
Invoer van hoeken ..... 388
Contourweergave ..... 389
Selectie oplossing ..... 390
Kleuren in de contourweergave ..... 390
Selectiefuncties ..... 391
Nulpunt verschuiven ..... 392
Contourgedeelte lineair dupliceren ..... 392
Contourgedeelte rond dupliceren ..... 393
Contourgedeelte door spiegelen dupliceren ..... 393
Inverteren ..... 393
Contourrichting (cyclusprogrammering) ..... 394
5.5 ICP-contouren wijzigen ..... 395
Vormelementen overlappend aanbrengen ..... 395
Contourelementen toevoegen ..... 395
Laatste contourelement wijzigen of wissen ..... 396
Contourelement wissen ..... 396
contourelementen wijzigen ..... 397
5.6 De loep in de ICP-editor ..... 402
Detail van de afbeelding wijzigen ..... 402
5.7 Beschrijvingen van onbewerkte werkstukken ..... 403
Onbewerkt werkstuk "Staf" ..... 403
Onbewerkt werkstuk "Pijp" ..... 403
Onbewerkt werkstuk "Gietstuk" ..... 403
5.8 Contourelementen te draaien contour ..... 404
Basiselementen te draaien contour ..... 404
Vormelementen te draaien contour ..... 408
5 ICP-programmering ..... 375
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 27
5.9 Contourelementen voorkant ..... 415
Startpunt contour aan voorkant ..... 415
Verticale lijnen kopvlak ..... 416
Horizontale lijnen kopvlak ..... 417
Lijn met hoek kopvlak ..... 418
Cirkelboog kopvlak ..... 419
Afkanting/afronding kopvlak ..... 420
5.10 Contourelementen mantelvlak ..... 421
Startpunt mantelvlakcontour ..... 421
Verticale lijnen mantelvlak ..... 423
Horizontale lijnen mantelvlak ..... 423
Lijn met hoek mantelvlak ..... 424
Cirkelboog mantelvlak ..... 425
Afkanting/afronding mantelvlak ..... 426
5.11 C- en Y-asbewerking in smart.Turn ..... 427
Referentiegegevens, geneste contouren ..... 428
Weergave van de ICP-elementen in het smart.Turn-programma ..... 429
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn ..... 430
Referentiegegevens bij complexe contouren aan de voorkant ..... 430
TURN PLUS-attributen ..... 431
Cirkel kopvlak ..... 431
Rechth. kopse vl. ..... 432
Regelmatige n-hoek kopvlak ..... 433
Lineaire sleuf kopvlak ..... 434
Ronde sleuf kopvlak ..... 434
Boring kopvlak ..... 435
Lineair patroon kopvlak ..... 436
Rond patroon kopvlak ..... 437
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn ..... 438
Referentiegegevens mantelvlak ..... 438
TURN PLUS-attributen ..... 439
Cirkel mantelvlak ..... 440
Rechthoek mantelvlak ..... 441
Regelm. n-hoek mantelvlak ..... 442
Lineaire sleuf mantelvlak ..... 443
Ronde sleuf mantelvlak ..... 444
Boring mantelvlak ..... 445
Lineair patroon mantelvlak ..... 446
Rond patroon mantelvlak ..... 447
28
5.14 Contouren van het XY-vlak ..... 449
Referentiegegevens XY-vlak ..... 449
Startpunt contour XY-vlak ..... 450
Verticale lijnen XY-vlak ..... 450
Horizontale lijnen XY-vlak ..... 451
Lijn onder een hoek XY-vlak ..... 452
Cirkelboog XY-vlak ..... 453
Afkanting/afronding XY-vlak ..... 454
Cirkel XY-vlak ..... 455
Rechthoek YZ-vlak ..... 456
Regelm. n-hoek kop ..... 457
Lin. groef kopvlak ..... 458
Ronde sleuf XY-vlak ..... 459
Boring XY-vlak ..... 460
Lineair patroon XY-vlak ..... 461
Rond patroon XY-vlak ..... 462
Enkel vlak kopvl. ..... 463
Meerzijdige vlakken XY-vlak ..... 464
5.15 Contouren van het YZ-vlak ..... 465
Referentiegegevens YZ-vlak ..... 465
TURN PLUS-attributen ..... 466
Startpunt contour YZ-vlak ..... 467
Verticale lijnen YZ-vlak ..... 467
Horizontale lijnen YZ-vlak ..... 468
Lijn onder een hoek YZ-vlak ..... 469
Cirkelboog YZ-vlak ..... 470
Afkanting/afronding YZ-vlak ..... 471
Cirkel YZ-vlak ..... 472
Rechthoek YZ-vlak ..... 473
Regelm. n-hoek YZ-vlak ..... 474
Lin. groef YZ-vlak ..... 475
Ronde sleuf YZ-vlak ..... 476
Boring YZ-vlak ..... 477
Lineair patroon YZ-vlak ..... 478
Rond patroon YZ-vlak ..... 479
Afzonderlijk vlak YZ-vlak ..... 480
Meerzijdige vlakken YZ-vlak ..... 481
5.16 Bestaande contouren overnemen ..... 482
Cycluscontouren in smart.Turn integreren ..... 482
DXF-contouren (optie) ..... 483
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 29
6.1 De werkstand Simulatie ..... 486
Bediening van de simulatie ..... 487
De additionele functies ..... 488
6.2 Simulatievenster ..... 489
Aanzichten instellen ..... 489
Weergave van één venster ..... 490
Weergave van meerdere vensters ..... 490
6.3 Aanzichten ..... 491
Baanweergave ..... 491
Gereedschapsweergave ..... 492
Weergave van veeggrafiek ..... 492
3D-weergave ..... 493
6.4 De loep ..... 495
Beeldschermdetail aanpassen ..... 495
6.5 Simulatie met startregel ..... 497
Standaardregel bij smart.Turn-programma's ..... 497
Startregel bij cyclusprogramma's ..... 498
6.6 Tijdberekening ..... 499
Bewerkingstijden weergeven ..... 499
6.7 Contour opslaan ..... 500
Gemaakte contour in de simulatie opslaan ..... 500
6 Grafische simulatie ..... 485
30
7.1 Gereedschapsdatabase ..... 502
Gereedschapstypen ..... 502
Multigereedschappen ..... 503
Standtijdbeheer gereedschappen ..... 503
7.2 Gereedschapseditor ..... 504
Gereedschapslijst sorteren en filteren ..... 504
Gereedschapsgegevens bewerken ..... 506
Gereedschapscontrolegrafiek ..... 507
Gereedschapsteksten ..... 508
Multigereedschap bewerken ..... 509
Standtijdgegevens gereedschap bewerken ..... 511
Handwisselsystemen ..... 513
7.3 Gereedschapsgegevens ..... 518
Algemene gereedschapsparameters ..... 518
Standaard draaigereedschap ..... 521
Steekgereedschap ..... 522
Draadsnijgereedschap ..... 523
Spiraal- en snijplaatboren ..... 524
NC-aanboorbeitels ..... 525
Centerboren ..... 526
Verzinkboren ..... 527
Soevereinboren ..... 528
Draadtap ..... 529
Standaard freesgereedschap ..... 530
Draadfreesgereedschap ..... 531
Hoekfrezen ..... 532
Freesstiften ..... 533
Kartelgereedschap ..... 534
Meettaster ..... 535
Aanslaggereedschap ..... 536
Grijpers ..... 537
7.4 Technologie-database ..... 538
De technologie-editor ..... 539
Lijst met materialen of snijmaterialen bewerken ..... 540
Snijgegevens weergeven/bewerken ..... 541
7 Gereedschaps- en technologie-database ..... 501
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 31
8.1 Werkstand Organisatie ..... 544
8.2 Parameters ..... 545
Parameter-editor ..... 545
Lijst van user parameters ..... 547
Toelichting op de belangrijkste bewerkingsparameters (processing) ..... 563
Algemene instellingen ..... 563
Draadsnijden ..... 578
8.3 Transfer ..... 583
Gegevensbeveiliging ..... 583
Gegevensuitwisseling met TNCremo ..... 583
Externe toegang ..... 583
Verbindingen ..... 584
Ethernet-interface CNC PILOT 620 ..... 585
Ethernet-interface CNC PILOT 640 ..... 586
USB-verbinding ..... 593
Mogelijkheden van de data-overdracht ..... 594
Programma’s (bestanden) verzenden ..... 595
Parameters verzenden ..... 597
Gereedschapsgegevens verzenden ..... 598
Servicebestanden ..... 600
Gegevensback-up maken ..... 601
NC-programma's uit voorgaande besturingen importeren ..... 602
Gereedschapsgegevens van de CNC PILOT 4290 importeren ..... 606
8.4 Service-pack ..... 607
Service-pack installeren ..... 607
8 Werkstand Organisatie ..... 543
32
9.1 Spoed ..... 610
Schroefdraadparameters ..... 610
Spoed ..... 611
9.2 Draaduitloopparameters ..... 617
DIN 76 – draaduitloopparameters ..... 617
DIN 509 E – draaduitloopparameters ..... 619
DIN 509 F – draaduitloopparameters ..... 619
9.3 Technische informatie ..... 620
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's ..... 629
Syntaxiselementen van de CNC PILOT 640 ..... 631
9 Tabellen en overzichten ..... 609
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 33
10.1 Cycli van onbewerkt werkstuk, enkelvoudige snedecycli ..... 644
10.2 Verspaningscycli ..... 645
10.3 Steek- en steekdraaicycli ..... 646
10.4 Schroefdraadcycli ..... 647
10.5 Boorcycli ..... 648
10.6 Freescycli ..... 649
10 Overzicht van de cycli ..... 643
34
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 35
Inleiding en
basisprincipes
36 Inleiding en basisprincipes
1.1 De CNC PILOT
1.1 De CNC PILOT
De CNC PILOT is ontworpen voor CNC-draaibanken. Hij is geschikt
voor horizontale en verticale draaibanken. De CNC PILOT ondersteunt
machines met een gereedschapsrevolver, waarbij de
gereedschapshouder zich bij horizontale draaibanken vóór of achter de
hartlijn kan bevinden.
De CNC PILOT ondersteunt draaibanken met een hoofdspil, slede (X-
en Z-as), C-as of positioneerbare spil en aangedreven gereedschap
alsmede machines met een Y-as.
Of u nu eenvoudig draaiwerk uitvoert of complexe werkstukken
vervaardigt: met de CNC PILOT profiteert u altijd van de grafische
contourinvoer en comfortabele programmering met smart.Turn.
Bovendien vormt bijvoorbeeld het programmeren van variabelen,
aansturen van speciale machineapparaten of toepassen van extern
gemaakte programma's geen enkel probleem: u schakelt dan gewoon
om naar DINplus. In deze programmeerwerkstand vindt u de
oplossingen voor uw speciale taken.
Bij de CNC PILOT profiteert u bovendien van de krachtige Teach-in-
modus. Daarmee kunnen eenvoudige bewerkingen, nabewerkingen
of reparaties worden uitgevoerd, zonder dat er NC-programma's
hoeven te worden geschreven.
Bewerkingen met de C-as worden door de CNC PILOT ondersteund in
de cyclus-, smart.Turn- en DIN-programmering. Bewerkingen met de
Y-as ondersteunt de CNC PILOT in de smart.Turn- en DIN-
programmering.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 37
1.2 Configuratie
1.2 Configuratie
In de standaarduitvoering is de besturing uitgerust met de assen X en
Z alsmede met een hoofdspil. Optioneel kunnen een C-as, een Y-as en
een aangedreven gereedschap geconfigureerd zijn.
Sledepositie
De machinefabrikant configureert de CNC PILOT en biedt de volgende
mogelijkheden:
Z-as horizontaal met gereedschapsslede achter de hartlijn
Z-as horizontaal met gereedschapsslede vóór de hartlijn
Z-as verticaal met gereedschapsslede rechts van de hartlijn
De menusymbolen, helpschermen en grafische weergaven bij ICP en
simulatie zijn gerelateerd aan de sledepositie.
De afbeeldingen in dit gebruikershandboek gaan uit van een draaibank
met gereedschapshouder achter de hartlijn.
Gereedschapshoudersystemen
Als gereedschapshouder ondersteunt de CNC PILOT revolvers met n
opnameplaatsen.
De C-as
Met de C-as kunt u boor- en freesbewerkingen aan de voorkant en op
het mantelvlak uitvoeren.
Bij gebruik van de C-as interpoleert een as lineair of cirkelvorming in
het ingestelde bewerkingsvlak met de spil, terwijl de derde as lineair
interpoleert.
De CNC PILOT ondersteunt het maken van programma's met de C-as
in de:
werkstand Teach-inInleren
smart.Turn-programmering
DINplus-programmering
38 Inleiding en basisprincipes
1.2 Configuratie
De Y-as
Met de Y-as kunt u boor- en freesbewerkingen aan de voorkant en op
het mantelvlak uitvoeren.
Bij toepassing van de Y-as interpoleren twee assen lineair of
cirkelvormig in het vooraf ingestelde bewerkingsvlak, terwijl de derde
as lineair interpoleert. Hiermee kunt u bijvoorbeeld sleuven of kamers
met platte basisvlakken en verticale sleufranden maken. Door het
vooraf ingeven van de spilhoek bepaalt u zelf de positie van de te
frezen contour op het werkstuk.
De CNC PILOT ondersteunt het maken van programma's met de Y-as:
in de werkstand Teach-inInleren
in smart.Turn-programma's
in DINplus-programma's
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 39
1.2 Configuratie
Complete bewerking
Met functies zoals hoeksynchrone overdracht van werkstukken bij
draaiende spil, verplaatsen naar een vaste aanslag, gecontroleerd
afsteken en coördinatentransformatie is een complete bewerking in
een zo kort mogelijke tijd en een eenvoudige programmering
gewaarborgd.
De CNC PILOT ondersteunt de complete bewerking voor alle
gangbare machineconcepten.
Voorbeelden: draaibanken met
roterende afpak-inrichting
verplaatsbare tegenspil
meerdere spillen en gereedschapshouders
40 Inleiding en basisprincipes
1.3 Karakteristieken
1.3 Karakteristieken
Configuratie
Basisuitvoering X- en Z-as, hoofdspil
Positioneerbare spil en aangedreven gereedschap
C-as en aangedreven gereedschap
Y-as en aangedreven gereedschap
B-as voor bewerkingen in het gezwenkte vlak
Digitale stroom- en toerenregeling
Werkstanden
Handbediening
Handmatige sledebewegingen via jogtoetsen of elektronische
handwielen.
Grafisch ondersteunde invoer en uitvoering van Teach-in-cycli zonder
opslag van de bewerkingsstappen in combinatie met de
handbediening van de machine.
Nabewerking van schroefdraad (reparatie van schroefdraad) bij
uitgespannen en opnieuw ingespannen werkstukken.
Werkstand Teach-in
Sequentiële aaneenschakeling van Teach-in-cycli, waarbij elke cyclus
direct na de gegevensinvoer uitgevoerd of grafisch gesimuleerd wordt
en vervolgens wordt opgeslagen.
Programma-verloop
Respectievelijk aparte regel of achtereenvolgend
DINplus-programma's
smart.Turn-programma's
Teach-in-programma's
Instelfuncties
Werkstuknulpunt instellen
Gereedschapswisselpositie definiëren
Veiligheidszone definiëren
Gereedschap opmeten door aanraken, met meettaster of
meetoptiek
Programmeren
Teach-in-programmering
Interactieve contourprogrammering (ICP)
smart.Turn-programmering
Automatisch genereren van programma's met TURN PLUS
DINplus-programmering
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 41
1.3 Karakteristieken
Grafische simulatie
Grafische weergave van de afloop van de smart.Turn- of DINplus-
programma's en grafische weergave van een Teach-in-cyclus of
Teach-in-programma.
Simulatie van de gereedschapsbanen in een lijngrafiek of als
snijspoorweergave, aparte aanduiding van de spoedgangbanen
Bewegingssimulatie (veeggrafiek)
Draai- of vooraanzicht of weergave van (afgewikkeld) mantelvlak
Weergave van ingevoerde contouren
Verschuif- en loepfuncties
Gereedschapssysteem
Database voor 250 gereedschappen, optioneel 999
gereedschappen
Beschrijving voor elk gereedschap mogelijk
optioneel ondersteuning van multigereedschappen
(gereedschappen met meerdere referentiepunten of meerdere
snijkanten)
Revolver- of Multifix-systeem
Technologie-database
Invoer van de snijgegevens als voorgestelde waarden in de cyclus
of in de UNIT
9 materiaal-snijmateriaal-combinaties (144 items)
optioneel 62 materiaal-snijmateriaal-combinaties (992 items)
Interpolatie
Rechte: in 2 hoofdassen (max. ± 100 m)
Cirkel: in 2 assen (radius max. 999 m)
C-as: interpolatie van de X- en Z-as met de C-as
Y-as: lineaire of cirkelvormige interpolatie van twee assen in het
gespecificeerde vlak. De desbetreffende derde as kan tegelijkertijd
lineair interpoleren.
G17: XY-vlak
G18: XZ-vlak
G19: YZ-vlak
B-as: boor- en freesbewerkingen op een schuin vlak in de ruimte
42 Inleiding en basisprincipes
1.4 Gegevensbeveiliging
1.4 Gegevensbeveiliging
HEIDENHAIN adviseert u regelmatig op een pc een back-up te maken
van nieuwe programma's en bestanden.
Hiervoor stelt HEIDENHAIN een back-upfunctie in de data-
overdrachtsoftware TNCremoNT beschikbaar. Neem eventueel
contact op met uw machinefabrikant.
Bovendien hebt u een gegevensdrager nodig waarop alle
machinespecifieke gegevens (PLC-programma, machineparameters
enz.) zijn opgeslagen. U kunt hiervoor contact opnemen met uw
machinefabrikant.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 43
1.5 Begripsverklaring
1.5 Begripsverklaring
Cursor: in lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,
een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze "markering" wordt
cursor genoemd. Het invoeren van gegevens of handelingen als
kopiëren, wissen, een nieuw element invoegen etc. zijn gerelateerd
aan de cursorpositie.
Cursortoetsen: met de "pijltoetsen" en de toetsen "PgUp/PgDn"
verplaatst u de cursor.
Page-toetsen: de toetsen "PgUp/PgDn" worden ook wel "Page-
toetsen" genoemd ("page" is de Engelse term voor pagina).
Navigeren: n lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om
de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of
wissen. U "navigeert" door de lijst.
Actieve/niet-actieve vensters, functies, menu-items: slechts
één van de op het beeldscherm weergegeven vensters is actief. Dat
wil zeggen dat de invoer via het toetsenbord invloed heeft op het
actieve venster. Het actieve venster heeft een kopregel in kleur. De
kopregel van niet-actieve vensters wordt "kleurloos" weergegeven.
Niet-actieve functie- of menutoetsen worden eveneens "kleurloos"
weergegeven.
Menu, menutoets: de CNC PILOT toont de functies/
functiegroepen in een veld van 3 * 3. Dit veld wordt "menu"
genoemd. Elk afzonderlijk symbool is een "menutoets".
Bewerken: het wijzigen, aanvullen en wissen van parameters,
commando's etc. in de programma’s, gereedschapsgegevens of
parameters wordt "bewerken" genoemd.
Default-waarde: wanneer aan cyclusparameters of parameters van
DIN-commando’s vooraf waarden zijn toegekend, wordt gesproken
van "default-waarden". Deze waarden gelden wanneer de
parameters niet worden ingevoerd.
Byte: de capaciteit van opslagmedia wordt aangeduid in "bytes".
Omdat de CNC PILOT is voorzien van een harde schijf, wordt ook de
programmalengte aangeduid in bytes.
Extensie: bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke "naam" en de
"extensie". De naam en extensie zijn door een "." van elkaar
gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.
Voorbeelden:
*.NC "DIN-programma's"
*.NCS "DIN-subprogramma’s (DIN-macro’s)"
Softkey: als softkeys worden de toetsen naast de
beeldschermpagina's aangeduid. De betekenis van deze toetsen
wordt op het beeldscherm weergegeven.
Formulier: de afzonderlijke pagina's van een dialoog worden
formulier genoemd.
UNITS: UNITS zijn de tot een dialoog samengevatte functies in de
smart.Turn.
44 Inleiding en basisprincipes
1.6 Opbouw van de CNC PILOT
1.6 Opbouw van de CNC PILOT
De communicatie tussen machine-operator en besturing vindt plaats
via:
Beeldscherm
Softkeys
Toetsenbord voor gegevensinvoer
Machinebedieningspaneel
De uitlezingen en de controle van de gegevensinvoer vinden plaats via
het beeldscherm. Met de softkeys onder het beeldscherm worden
functies geselecteerd, positiewaarden overgenomen, ingevoerde
gegevens bevestigd en nog veel meer.
Met de ERR-toets kunt u fout- en PLC-informatie opvragen.
Het toetsenbord voor gegevensinvoer (bedieningspaneel) is bedoeld
voor de invoer van machinegegevens, positiegegevens, etc. De CNC
Pilot beschikt over een alfanumeriek toetsenbord waarmee u
gereedschapsaanduidingen, programmabeschrijvingen of
commentaren in NC-programma's gemakkelijk kunt invoeren. Het
machinebedieningspaneel bevat alle bedieningselementen die nodig
zijn om de draaibank handmatig te bedienen.
Cyclusprogramma's, ICP-contouren en NC-programma's slaat u in het
interne geheugen CNC PILOTop.
Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens hebt u de
beschikking over de Ethernet-interface of de USB-interface.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 45
1.7 Basisprincipes
1.7 Basisprincipes
Lengte- en hoekmeetsystemen en
referentiemerken
Op de machine-assen bevinden zich lengte- en hoekmeetsystemen,
die de posities van de slede resp. het gereedschap registreren.
Wanneer een machine-as wordt verplaatst, genereert het
bijbehorende lengte- en hoekmeetsysteem een elektrisch signaal,
waaruit de besturing de exacte actuele positie van de machine-as
bepaalt.
Bij een stroomonderbreking gaat de relatie tussen de positie van de
machineslede en de berekende actuele positie verloren. Om deze
relatie te herstellen, beschikken incrementele lengte- en
hoekmeetsystemen over referentiemerken. Bij het passeren van een
referentiemerk ontvangt de besturing een signaal dat een
machinevast referentiepunt aanduidt. Hierdoor kan de CNC PILOT de
relatie tussen de actuele positie en de actuele machinepositie
herstellen. Bij lengtemeetsystemen met afstandsgecodeerde
referentiemerken moet u de machine-assen maximaal 20 mm
verplaatsen, bij hoekmeetsystemen maximaal 20°.
Bij incrementele lengte- en hoekmeetsystemen zonder
referentiemerken moeten na een stroomonderbreking vaste
referentiepunten worden benaderd. Het systeem kent de afstanden
tussen de referentiepunten en het machinenulpunt (afbeelding
rechts).
Bij absolute meetsystemen wordt na inschakeling een absolute
positiewaarde naar de besturing gezonden. Hierdoor is, zonder dat de
machine-assen worden verplaatst, de relatie tussen de actuele positie
en de positie van de machineslede direct na inschakeling hersteld.
Asaanduidingen
De dwarsslede wordt aangeduid als X-as en de bedslede als Z-as.
Alle getoonde en ingevoerde X-waarden worden als diameter
beschouwd.
Draaibanken met Y-as: de Y-as staat loodrecht op de X- en Z-as
(cartesiaans systeem).
Voor verplaatsingen geldt het volgende:
verplaatsingen in + richting verwijderen zich van het werkstuk
verplaatsingen in – richting gaan naar het werkstuk toe
X (Z,Y)
X
MP
Zref
Xref
M
M
Z
Z+
Y+
X
X+
46 Inleiding en basisprincipes
1.7 Basisprincipes
Coördinatensysteem
De betekenis van de coördinaten X, Y, Z, C zijn in DIN 66 217
vastgelegd.
De coördinaatgegevens van de hoofdassen X, Y en Z zijn gerelateerd
aan het werkstuknulpunt. De hoekmaten voor de rondas C zijn aan het
"nulpunt van de C-as" gerelateerd.
Met de aanduidingen X en Z worden posities in een tweedimensionaal
coördinatensysteem beschreven. Zoals in de afbeelding te zien, wordt
de positie van de gereedschapspunt op een eenduidige manier met
een X- en Z-positie beschreven.
De CNC PILOT onderscheidt lineaire en cirkelvormige verplaatsingen
(interpolaties) tussen geprogrammeerde punten. U kunt een
werkstukbewerking programmeren door opgave van opeenvolgende
coördinaten en lineaire/cirkelvormige verplaatsingen.
Evenals bij verplaatsingen moeten ook de contour van een werkstuk
met afzonderlijke coördinaatpunten en de opgave van lineaire of
cirkelvormige verplaatsingen volledig worden beschreven.
Posities kunnen met een nauwkeurigheid van 1 µm (0,001 mm)
worden ingesteld. Ze worden met dezelfde nauwkeurigheid
weergegeven.
Absolute coördinaten
Wanneer de coördinaten van een positie gerelateerd zijn aan het
werkstuknulpunt, worden deze als absolute coördinaten aangeduid.
Elke positie van een werkstuk wordt door middel van absolute
coördinaten duidelijk vastgelegd (zie afbeelding).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 47
1.7 Basisprincipes
Incrementele coördinaten
Incrementele coördinaten zijn gerelateerd aan de laatst
geprogrammeerde positie. Met incrementele coördinaten wordt de
maat tussen de laatste en de daaropvolgende positie aangegeven.
Elke positie van een werkstuk wordt door middel van incrementele
coördinaten duidelijk vastgelegd (zie afbeelding).
Poolcoördinaten
Positie-aanduidingen op het kop- of mantelvlak kunt u met behulp van
cartesiaanse coördinaten of poolcoördinaten invoeren.
Bij een maatvoering met behulp van poolcoördinaten is een positie op
het werkstuk duidelijk vastgelegd door diameter en hoek (zie
afbeelding).
Machinenulpunt
Het snijpunt van de X- as met de Z-as wordt machinenulpunt
genoemd. Bij een draaibank is dit meestal het snijpunt van de spilas
met het spilvlak. De letteraanduiding is "M" (zie afbeelding).
48 Inleiding en basisprincipes
1.7 Basisprincipes
Werkstuknulpunt
Voor de bewerking van een werkstuk is het eenvoudiger het
referentiepunt in overeenstemming met de maatvoering op de
tekening op het werkstuk te positioneren. Dit punt wordt
werkstuknulpunt genoemd. De letteraanduiding is "W" (zie
afbeelding).
Maateenheden
U kunt de CNC PILOT "metrisch" of in "inches" programmeren. Voor de
invoer en weergave gelden de in de tabel vermelde maateenheden.
Maten metrisch inch
Coördinaten mm inch
Lengtes mm inch
hoek Graden Graden
Toerental omw/min omw/min
Snijsnelheid m/min ft/min
Voeding per omwenteling mm/omw inch/omw
Minutenvoeding mm/min inch/min
Versnelling m/s
2
ft/s
2
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 49
1.8 Gereedschapsmaten
1.8 Gereedschapsmaten
De CNC PILOT heeft gereedschapsgegevens nodig voor de
aspositionering, voor de berekening van de
snijkantradiuscompensatie, voor de berekening van de snede-
opdeling bij cycli etc.
Gereedschapslengtematen
Alle geprogrammeerde en aangegeven positiewaarden zijn
gerelateerd aan de afstand tussen gereedschapspunt en
werkstuknulpunt. Het systeem zelf kent echter uitsluitend de absolute
positie van de gereedschapshouder (slede). Voor de bepaling en
weergave van de gereedschapspuntpositie heeft de CNC PILOT de
maten XL en ZL nodig (zie afbeelding).
Gereedschapscorrecties
De snijkant van het gereedschap slijt tijdens de verspaning. Om deze
slijtage te compenseren, maakt de CNC PILOT gebruik van
correctiewaarden. De correctiewaarden worden onafhankelijk van de
lengtematen beheerd. Het systeem telt deze waarden op bij de
lengtematen.
50 Inleiding en basisprincipes
1.8 Gereedschapsmaten
Snijkantradiuscompensatie (SRC)
Draaigereedschap is afgerond aan de gereedschapspunt. Hierdoor
ontstaan onnauwkeurigheden bij de bewerking van kegels,
afkantingen en radiussen die de CNC PILOT met behulp van de
snijkantradiuscompensatie compenseert.
Geprogrammeerde verplaatsingen zijn gerelateerd aan de
theoretische gereedschapspunt S. Bij niet-asparallelle contouren
ontstaan hierdoor onnauwkeurigheden.
De SRC berekent een nieuwe verplaatsing, de equidistante, om deze
fout te compenseren (zie afbeelding).
De CNC PILOT berekent de SRC bij de cyclusprogrammering. Bij de
smart.Turn- en DIN-programmering wordt er bij verspaningscycli
eveneens rekening gehouden met de SRC. Bij de DIN-programmering
met enkele verplaatsingen kunt u bovendien de SRC in- of
uitschakelen.
Freesradiuscompensatie (FRC)
Bij de freesbewerking is de uitwendige diameter van de frees
bepalend voor het maken van de contour. Zonder FRC is het
middelpunt van de frees het referentiepunt. De FRC berekent een
nieuwe verplaatsing, de equidistante, om deze fout te compenseren.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 51
Bedieningsinstructies
52 Bedieningsinstructies
2.1 Algemene bedieningsinstructies
2.1 Algemene
bedieningsinstructies
Bedienen
Kies de gewenste werkstand met de desbetreffende
werkstandtoets.
Binnen de werkstand kunt u via de softkeys van werkstand
veranderen.
Met het numerieke toetsenblok kiest u de functie binnen de
menu's.
Dialogen kunnen uit meerdere pagina's bestaan.
Dialogen kunnen behalve via de softkeys met "INS" positief of met
"ESC" negatief worden afgesloten.
Wijzigingen in lijsten zijn onmiddellijk actief. Deze blijven ook
gehandhaafd wanneer de lijst met "ESC" of met "Afbreken" wordt
afgesloten.
Instellen
Alle instelfuncties vindt u in de werkstand Machine onder
"Handbediening".
Via de menu-items "Instellen" en "S,F,T instellen" worden
voorbereide bewerkingen uitgevoerd.
Programmeren - werkstand Teach-in
Selecteer Inleren in de werkstand "Machine" en open via softkey
Programmalijst een nieuw cyclusprogramma.
Met de softkey Cyclus toevoegen activeert u het cyclusmenu. Hier
selecteert u de bewerking en specificeert u deze.
Aansluitend drukt u op de softkey Invoer klaar. Nu kunt u de
simulatie starten en het proces controleren.
Met "Cyclus aan" start u de bewerking in de machine.
Sla de cyclus na afloop van de bewerking op.
Herhaal de laatste stappen voor elke nieuwe bewerking.
Programmeren - smart.Turn
Handige programmering door middel van UNITS in een
gestructureerd NC-programma.
Te combineren met DIN-functies.
Contourdefinities grafisch mogelijk.
Contourcorrectie bij gebruik van een onbewerkt werkstuk.
Conversie van cyclusprogramma's naar smart.Turn-programma's
van dezelfde functionaliteit.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 53
2.2 Het beeldscherm van de CNC PILOT
2.2 Het beeldscherm van de CNC
PILOT
De CNC PILOT geeft de te tonen informatie in vensters weer. Enkele
vensters verschijnen alleen wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld tijdens
het invoeren van gegevens.
Bovendien bevinden zich de werkstandregel, de softkey-weergave
en de PLC-softkey-weergave op het beeldscherm. De velden van de
softkey-weergave corresponderen met het onder het beeldscherm
aangebrachte softkeys.
Werkstandregel
In de werkstandregel (bovenrand van het beeldscherm) worden de
tabbladen van de vier werkstanden alsmede de actieve
subwerkstanden weergegeven.
Machine-uitlezing
Het machine-uitleesveld (onder de werkstandregel) kan worden
geconfigureerd. Hier wordt alle belangrijke informatie over asposities,
voedingen, toerentallen en gereedschappen weergegeven.
Andere gebruikte vensters:
Lijst- en programmavenster
Weergave van programma-, gereedschaps- en parameterlijsten, etc.
U "navigeert" met de cursortoetsen en selecteert de elementen uit
de lijst die moeten worden bewerkt.
Menuvenster
Weergave van de menusymbolen. Dit venster wordt uitsluitend in
de werkstanden "Inleren" en "Handbediening" op het beeldscherm
weergegeven.
Invoervenster/dialoogvenster
Voor de invoer van de parameters van een cyclus, ICP-element, DIN-
commando etc. Bestaande gegevens bekijkt, wist of wijzigt u in het
dialoogvenster.
Helpscherm
De gegevensinvoer (cyclusparameters, gereedschapsgegevens,
etc.) wordt aan de hand van een helpscherm verklaard. Met de
ring-toets (aan beeldschermrand links) wisselt u tussen
helpschermen voor de bewerking aan buiten- en binnenkant (alleen
bij de cyclusprogrammering).
Simulatievenster
Aan de hand van de grafische weergave van de contourgedeeltes en
de simulatie van de gereedschapsverplaatsingen controleert u in het
simulatievenster de cycli en cyclus- en DIN-programma’s.
ICP-contourweergave
Weergave van de contour in de ICP-programmering.
DIN-bewerkingsvenster
Weergave van het DIN-programma tijdens de DIN-programmering.
Foutvenster
Weergave van de opgetreden fouten en waarschuwingen.
54 Bedieningsinstructies
2.3 Bediening, gegevensinvoer
2.3 Bediening, gegevensinvoer
Werkstanden
De actieve werkstand wordt aangegeven doordat het tabblad
Werkstanden oplicht. De CNC PILOT onderscheidt de volgende
werkstanden:
Machine – met de subwerkstanden:
Handbediening (weergave: "Machine")
Inleren (Teach-in-modus)
Programma-verloop
Programmeren – met de subwerkstanden:
smart.Turn
Simulatie
ICP
TURN PLUS: automatisch genereren van werkplannen AAG
Gereedschapsbeheer – met de subwerkstanden:
Gereedschapseditor
Technologie-editor
Organisatie – met de subwerkstanden:
Gebruikerparameters
Transfer
Gebruikersaanmelding
U kunt de werkstand veranderen met de werkstandtoetsen. De
geselecteerde subwerkstand en het actuele menu-item blijven bij de
verandering van werkstand behouden.
Als u in een subwerkstand op de werkstandtoets drukt, gaat de CNC
PILOT terug naar het hoofdscherm van deze werkstand.
Op enkele plaatsen moet een dialoog worden beëindigd
om van werkstand te kunnen veranderen. (Bijv. in de
gereedschapseditor).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 55
2.3 Bediening, gegevensinvoer
Menukeuze
De numerieke toetsen gebruikt u zowel voor de menukeuze als voor
het invoeren van gegevens. De weergave is afhankelijk van de
werkstand:
Bij het instellen, de Teach-in-modus, etc. worden de functies in een
veld van 3 * 3, het menuvenster, weergegeven. De voetregel toont
de betekenis van het geselecteerde menu-item.
In andere werkstanden staat het symbool van het veld van 3 * 3 met
een gemarkeerde positie vóór de functie (zie afbeelding).
Bedien de desbetreffende numerieke toets of selecteer het symbool
met de cursortoetsen en druk op de Enter-toets.
Softkeys
Bij sommige systeemfuncties vindt de softkeyselectie in meerdere
stappen plaats.
Bepaalde softkeys werken als "tuimelschakelaar". De werkstand is
ingeschakeld, wanneer het bijbehorende veld "actief" is (gekleurde
achtergrond). De instelling blijft bestaan, totdat u de functie weer
uitschakelt.
Functies zoals Overname positie vervangen het handmatig invoeren
van waarden. De gegevens worden naar de desbetreffende
invoervelden geschreven.
Het invoeren van gegevens wordt pas afgesloten wanneer de
softkey Opslaan of Invoer klaar wordt bediend.
Met de softkey Terug gaat u één bedieningsstap terug.
56 Bedieningsinstructies
2.3 Bediening, gegevensinvoer
Gegevensinvoer
In het invoervenster staan meerdere invoervelden. Met de toetsen
pijl omhoog/pijl omlaag kunt u met de cursor naar het gewenste
invoerveld gaan. In de voetregel van het venster of direct voor het
invoerveld toont de CNC PILOT de betekenis van het geselecteerde
veld.
Plaats de cursor op het gewenste invoerveld om gegevens in te
voeren. Bestaande gegevens worden overschreven. Met de toetsen
pijl naar links/pijl naar rechts verplaatst u de cursor naar de gewenste
positie in het invoerveld, om bestaande tekens te wissen of tekens in
te typen.
U sluit de gegevensinvoer in eeninvoerveld met de toetsen pijl
omhoog/pijl omlaag of met de Enter-toets af.
Als het aantal invoervelden te groot is voor één venster, wordt er een
tweede venster gebruikt. Dit is te zien aan het symbool in de voetregel
van het invoervenster. Met de toetsen PgUp/PgDn wisselt u van
invoervenster.
smart.Turn-dialogen
De Unit-dialoog is in formulieren en de formulieren weer in groepen
onderverdeeld. De formulieren worden door tabbladen gekenmerkt en
de groepen zijn met fijne lijnen omkaderd. Tussen de formulieren en
de groepen kunt u navigeren met de smart-toetsen.
Bij bediening van OK of Invoer klaar resp. Opslaan worden
ingevoerde/gewijzigde gegevens overgenomen. De
softkey Terug of Afbreken maakt de invoer van gegevens
of wijzigingen ongedaan.
smart.toetsen
Naar het volgende formulier gaan
Naar de volgende/vorige groep
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 57
2.3 Bediening, gegevensinvoer
Lijstverwerking
Cyclusprogramma's, DIN-programma's, gereedschapslijsten etc.
worden in een lijst weergegeven. U kunt met de cursortoetsen in de
tabel "navigeren", om de gegevens te bekijken of elementen voor
handelingen zoals wissen, kopiëren, wijzigen, etc. te selecteren.
Lettertoetsenbord
Letters en speciale tekens kunt u invoeren via het
beeldschermtoetsenbord of (indien aanwezig) met behulp van een via
de USB-aansluiting aangesloten pc-toetsenbord.
Tekst via het beeldschermtoetsenbord invoeren
Druk op de softkey "Alfanum. - toetsenb." of de toets "GOTO" om
een tekst (bijv. naam van het programma) in te voeren.
De CNC PILOT opent het venster "Tekstinvoer".
Net zoals bij het toetsenbord van een mobiele telefoon kunt u de
gewenste letter of een speciaal teken invoeren door de cijfertoets
herhaaldelijk in te drukken.
Wacht totdat het geselecteerde teken in het invoerveld wordt
overgenomen, voordat u het volgende teken invoert.
Met de softkey OK neemt u de tekst in het geopende
dialoogvenster over.
Met de softkey abc/ABC kiest u hoofdletters of kleine letters.
Gebruik de softkey Backspace als u afzonderlijke tekens wilt
wissen.
58 Bedieningsinstructies
2.4 De calculator
2.4 De calculator
Functies van de calculator
De calculator kan alleen bij geopende dialogen in de cyclus- of
smart.Turn-programmering worden geselecteerd. U kunt de calculator
in de volgende drie aanzichten gebruiken (zie afbeeldingen rechts):
Wetenschappelijk
Standaard
Formule-editor. Hier kunt u meerdere berekeningen direct na elkaar
invoeren (voorbeeld: 17*3+5/9).
Calculator gebruiken:
Met de cursortoetsen het invoerveld selecteren.
Met de toets CALC de calculator activeren/
deactiveren.
Softkeymenu omschakelen totdat gewenste functie
wordt weergegeven.
Berekening uitvoeren.
Op de softkey drukken. De CNC PILOT neemt de
waarde over in het actieve invoerveld en sluit de
calculator.
Aanzicht van de calculator omschakelen:
Softkeymenu omschakelen totdat de softkey AANZICHT verschijnt
Softkey Aanzicht zo lang indrukken totdat gewenst
aanzicht is ingesteld.
De calculator blijft ook na omschakeling naar een andere
werkstand actief. Druk op de softkey EINDE om de
calculator af te sluiten.
U kunt de getalwaarde uit een actief invoerveld met de
softkey ACTUELE WAARDE OPVRAGEN in de calculator
overnemen. Met de softkey WAARDE OVERNEMEN kunt
u de actuele waarde uit de calculator in het actieve
invoerveld overnemen.
Rekenfunctie
Verkort
commando
(softkey)
Optellen +
Aftrekken -
Vermenigvuldigen *
Delen /
Berekeningen tussen haakjes ()
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 59
2.4 De calculator
Arc-cosinus ARC
Sinus SIN
Cosinus COS
Tangens TAN
Waarden machtsverheffen X^Y
Vierkantswortel trekken SQRT
Inversefunctie 1/x
PI (3.14159265359) PI
Waarde bij buffergeheugen optellen M+
Waarde tijdelijk opslaan MS
Buffergeheugen oproepen MR
Buffergeheugen wissen MC
Natuurlijk logaritme LN
Logaritme LOG
Exponentiële functie e^x
Voorteken controleren SGN
Absolute waarde vormen ABS
Cijfers na de komma afbreken INT
Cijfers voor de komma afbreken FRAC
Modulogetal MOD
Aanzicht kiezen Beeld
Waarde wissen DEL
Maateenheid MM of INCH
Weergave van hoekwaarden DEG (graden) of
RAD (boogmaat)
Weergavewijze van getalwaarde DEC (decimaal) of
HEX (hexadecimaal)
Rekenfunctie
Verkort
commando
(softkey)
60 Bedieningsinstructies
2.4 De calculator
Positie van de calculator instellen
U kunt de positie van de calculator als volgt verschuiven:
Calculator met de pijltoetsen verschuiven
Calculator op centrale positie zetten
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 61
2.5 Programmatypen
2.5 Programmatypen
De CNC PILOT kent de volgende programma's/contouren:
Teach-in-programma's (cyclusprogramma's) worden in de
werkstand "Inleren" gebruikt.
smart.Turn- en DIN-hoofdprogramma's worden in de werkstand
"smart.Turn" geschreven.
DIN-subprogramma's worden in de werkstand "smart.Turn"
geschreven en in cyclusprogramma's en smart.Turn-
hoofdprogramma's gebruikt.
ICP-contouren worden tijdens de Teach-in-modus in werkstand
"Inleren" of in de "Handbediening" gegenereerd. De extensie is
afhankelijk van de beschreven contour.
In smart.Turn worden de contouren direct in het hoofdprogramma
opgeslagen.
Programmatype Ordner Extensie
Teach-in-programma's
(cyclusprogramma's)
"nc_prog\\gtz" "*.gmz"
smart.Turn- en DIN-
hoofdprogramma's
"nc_prog\\ncps" "*.nc"
DIN-subprogramma's "nc_prog\\ncps" "*.ncs"
ICP-contouren "nc_prog\\gti"
Te draaien
contouren
"*.gmi"
Contouren
onbewerkt
werkstuk
"*.gmr"
Voorkantcontouren "*.gms"
Manteloppervlakco
ntouren
"*.gmm"
62 Bedieningsinstructies
2.6 De foutmeldingen
2.6 De foutmeldingen
Fouten tonen
De CNC PILOT toont fouten bij onder andere:
verkeerde invoer
logische fouten in het programma
niet-uitvoerbare contourelementen
Een opgetreden fout wordt in de kopregel rood weergegeven. Daarbij
worden lange en meerregelige foutmeldingen verkort weergegeven.
Wanneer er een fout optreedt in de werkstand op de achtergrond,
wordt deze fout door middel van het foutsymbool op het
werkstandtabblad weergegeven. De volledige informatie over alle
actuele fouten vindt u in het foutvenster.
Indien bij wijze van uitzondering een "fout tijdens de
gegevensverwerking" optreedt, opent de CNC PILOT automatisch het
foutvenster. Een dergelijke fout kan niet worden gecorrigeerd. Sluit
het systeem af en start de CNC PILOT opnieuw.
De foutmelding in de kopregel wordt weergegeven totdat ze wordt
gewist of door een fout met een hogere prioriteit wordt vervangen.
Een foutmelding die het regelnummer van een NC-programma bevat,
is door deze regel of een voorafgaande regel veroorzaakt.
Foutvenster openen
Druk op de toets ERR. De CNC PILOT toont het
foutvenster en geeft alle opgetreden foutmeldingen
volledig weer.
Foutvenster sluiten
Druk op de softkey EINDE – of
Druk op de toets ERR. De CNC PILOT sluit het
foutvenster.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 63
2.6 De foutmeldingen
Uitgebreide foutmeldingen
De CNC PILOT toont mogelijke foutoorzaken en hoe de fout eventueel
kan worden gecorrigeerd:
Informatie over de oorzaak en het corrigeren van fouten:
Foutvenster openen
Cursor op de foutmelding positioneren en op de
softkey drukken. De CNC PILOT opent een venster
met informatie over de foutoorzaak en het corrigeren
van fouten.
Info verlaten: opnieuw op softkey Info drukken
Softkey Details
De softkey DETAILS levert informatie over de foutmelding die
uitsluitend bij onderhoud van belang is.
Foutvenster openen
Cursor op de foutmelding positioneren en op de
softkey drukken. De CNC PILOT opent een venster
met interne informatie over de fout.
Details verlaten: opnieuw op softkey Details drukken
64 Bedieningsinstructies
2.6 De foutmeldingen
Fout wissen
Fout buiten het foutvenster wissen:
Foutvenster openen
In de kopregel weergegeven fout/aanwijzing wissen:
CE-toets indrukken
Meerdere fouten wissen:
Foutvenster openen
Afzonderlijke fouten wissen: Cursor op de
foutmelding positioneren en op de softkey drukken.
Alle fouten wissen: op de softkey Alles wissen
drukken.
Fouten-logbestand
De CNC PILOT slaat opgetreden fouten en belangrijke gebeurtenissen
(bijv. systeemstart) op in het fouten-logbestand. Het fouten-
logbestand heeft een beperkte capaciteit. Als het logbestand vol is,
wordt naar het volgende logbestand omgeschakeld etc. Als ook het
laatste logbestand vol is, wordt het eerste logbestand gewist en
opnieuw beschreven etc. Schakel eventueel het logbestand om, om
de historie te bekijken. Er zijn 5 logbestanden beschikbaar.
Foutvenster openen
Op de softkey Logbest. drukken.
Logbestand openen
Eventueel het vorige logbestand instellen
Eventueel het huidige logbestand instellen
Het oudste item in het logbestand staat aan het begin – het meest
recente item aan het einde van het bestand.
In sommige werkstanden (voorbeeld: Editor) kunt u de CE-
toets niet gebruiken voor het wissen van fouten, omdat de
toets voor andere functies wordt gebruikt.
Als de foutoorzaak van een fout niet is gecorrigeerd, kan
deze niet worden gewist. In dat geval blijft de foutmelding
bestaan.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 65
2.6 De foutmeldingen
Toetsen-logbestand
De CNC PILOT slaat toetsinvoeren en belangrijke gebeurtenissen
(bijv. systeemstart) op in het toetsen-logbestand. Het toetsen-
logbestand heeft een beperkte capaciteit. Als het logbestand vol is,
wordt naar het volgende logbestand omgeschakeld etc. Als ook het
laatste logbestand vol is, wordt het eerste logbestand gewist en
opnieuw beschreven etc. Schakel eventueel het logbestand om, om
de historie te bekijken. Er zijn 10 logbestanden beschikbaar.
Toetsen-logbestand openen
Op de softkey Logbest. drukken.
Logbestand openen
Eventueel het vorige logbestand instellen
Eventueel het huidige logbestand instellen
De CNC PILOT slaat iedere toets van het bedieningspaneel die tijdens
de bedieningsprocedure wordt ingedrukt, op in het toetsen-
logbestand. Het oudste item in het logbestand staat aan het begin –
het meest recente item aan het einde van het bestand.
Servicebestanden opslaan
U kunt eventueel de "actuele situatie van de CNC PILOT" opslaan en
deze ter beoordeling beschikbaar stellen aan de servicetechnicus.
Daarbij wordt een groep servicebestanden opgeslagen die informatie
verschaffen over de actuele situatie van de machine en de bewerking,
zie "Servicebestanden" op pagina 600.
De gegevens worden als zip-bestand samengevat in een
servicebestandrecord.
TNC:\\SERVICEx.zip
De "x" geeft een volgnummer aan. De CNC PILOT genereert het
servicebestand altijd met het nummer "1". Alle reeds bestaande
servicebestanden worden hernoemd met de nummers "2-5". Een
reeds bestaand bestand met nummer "5" wordt gewist.
Servicebestanden opslaan:
Foutvenster openen
Op de softkey Logbest. drukken.
Op softkey Servicebestanden drukken
66 Bedieningsinstructies
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
2.7 Contextgevoelig helpsysteem
TURNguide
Toepassing
Het contextgevoelige helpsysteem TURNguide bevat de
gebruikersdocumentatie in HTML-formaat. De TURNguide kan
worden opgeroepen met behulp van de Info-toets, waarbij de
besturing deels afhankelijk van de situatie de bijbehorende informatie
direct weergeeft (contextgevoelige oproep). Ook wanneer u in een
cyclus bewerkingen uitvoert en op de Info-toets drukt, gaat u meestal
precies naar de plaats in de documentatie waar de desbetreffende
functie is beschreven.
In de TURNguide hebt u de volgende gebruikersdocumentatie tot uw
beschikking:
Gebruikershandboek (BHBoperating.chm)
smart.Turn- en DIN-programmering (smartTurn.chm)
Lijst met alle NC-foutmeldingen (errors.chm)
Bovendien is nog het boekbestand main.chm beschikbaar waarin alle
beschikbare chm-bestanden samengevat zijn weergegeven.
Voordat u de TURNguide kunt gebruiken, moet u de
helpbestanden van de HEIDENHAIN-homepage
downloaden (zie "Actuele helpbestanden downloaden" op
pagina 71).
De besturing probeert altijd de TURNguide te starten in de
taal die u als dialoogtaal op uw besturing hebt ingesteld.
Als de bestanden van deze dialoogtaal op uw besturing
nog niet beschikbaar zijn, opent de besturing de Engelse
versie.
Als optie kan uw machinefabrikant in de TURNguide nog
specifieke machinedocumentatie opnemen. Deze
documenten verschijnen dan als apart boek in het bestand
main.chm.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 67
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
Werken met de TURNguide
TURNguide oproepen
U kunt de TURNguide op diverse manieren starten:
Toets "Info" indrukken wanneer de besturing niet precies op dat
moment een foutmelding aangeeft
Door met de muisknop op softkeys te klikken, wanneer u eerst hebt
geklikt op het helpsymbool dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt getoond
Voor veel softkeys is een contextgevoelige oproep beschikbaar,
waarmee u direct naar de functiebeschrijving van de betreffende
softkey komt. Deze functie is alleen via de muisbediening
beschikbaar. Ga als volgt te werk:
Softkeybalk kiezen waarin de gewenste softkey is weergegeven
Met de muis op het helpsymbool klikken dat door de TNC direct
rechts in softkeybalk wordt weergegeven. De muiscursor verandert
nu in een vraagteken
Met het vraagteken klikken op de softkey waarvan u de functie
verklaard wilt hebben. De TNC opent nu de TNCguide. Wanneer er
voor de door u geselecteerde softkey geen invoerpunt bestaat,
opent de besturing het boekbestand main.chm. Daarin moet u dan
de gewenste uitleg zoeken met behulp van de functie 'Volledige
tekst zoeken' of door handmatig te navigeren.
Ook als u juist bezig bent een cyclus te bewerken, kunt u
gebruikmaken van de contextgevoelige oproep:
Willekeurige cyclus selecteren
Op toets "Info" drukken: de besturing start het helpsysteem en toont
de beschrijving voor de actieve functie (geldt niet voor additionele
functies of cycli die door uw machinefabrikant zijn geïntegreerd)
Wanneer er een of meer foutmeldingen actief zijn, toont
de besturing de directe help bij de foutmeldingen. Om de
TURNguide te kunnen starten, moet u eerst alle
foutmeldingen bevestigen.
Wanneer het helpsysteem op de programmeerplaats
wordt opgeroepen, start de besturing de in het systeem
gedefinieerde standaardbrowser (meestal Internet
Explorer) en in het andere geval een door HEIDENHAIN
aangepaste browser.
68 Bedieningsinstructies
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
In de TURNguide navigeren
Het gemakkelijkst is om met de muis in de TURNguide te navigeren.
Aan de linkerkant ziet u de inhoudsopgave. U kunt door te klikken op
het naar rechts wijzende driehoekje de daaronder geplaatste
hoofdstukken laten weergeven of door direct op het desbetreffende
item te klikken de corresponderende pagina laten weergeven. De
bediening is hetzelfde als bij de Windows Explorer.
Gelinkte teksten (kruisverwijzingen) zijn blauw en onderstreept
weergegeven. Door op een link te klikken, wordt de
corresponderende pagina geopend.
U kunt de TURNguide natuurlijk ook met toetsen en softkeys
bedienen. De volgende tabel geeft een overzicht van de
desbetreffende toetsfuncties.
De hieronder beschreven toetsfuncties zijn uitsluitend op
de besturingshardware en niet op de programmeerplaats
beschikbaar.
Functie Softkey
Inhoudsopgave links is actief:
het daaronder resp. daarboven liggende item
kiezen
Tekstvenster rechts is actief:
pagina naar onderen resp. naar boven
verschuiven, wanneer de tekst of grafische
weergave niet compleet getoond wordt
Inhoudsopgave links is actief:
inhoudsopgave openklappen. Wanneer de
inhoudsopgave niet meer kan worden
opengeklapt, volgt een sprong naar het
rechtervenster.
Tekstvenster rechts is actief:
geen functie
Inhoudsopgave links is actief:
inhoudsopgave dichtklappen
Tekstvenster rechts is actief:
geen functie
Inhoudsopgave links is actief:
met de cursortoets gekozen pagina
weergeven
Tekstvenster rechts is actief:
wanneer de cursor op een link staat, spring dan
naar de gelinkte pagina
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 69
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
Inhoudsopgave links is actief:
tab omschakelen tussen weergave van de
inhoudsopgave, het trefwoordenregister en
van de functie voor het doorzoeken van de de
complete tekst en omschakelen naar de
rechterzijde van het beeldscherm
Tekstvenster rechts is actief:
sprong terug naar het linkervenster
Inhoudsopgave links is actief:
het daaronder resp. daarboven liggende item
kiezen
Tekstvenster rechts is actief:
naar de eerstvolgende link springen
Laatst getoonde pagina selecteren
Verder bladeren, wanneer u de functie 'Laatst
getoonde pagina selecteren' meermaals hebt
gebruikt
Eén pagina terugbladeren
Eén pagina verderbladeren
Inhoudsopgave weergeven/verbergen
Wisselen tussen weergave van volledige en
gedeeltelijke afbeelding. Bij gedeeltelijke
weergave ziet u nog een deel van de
besturingsinterface
De focus wordt intern naar de besturings-
toepassing omgeschakeld, zodat u de besturing
kunt bedienen wanneer de TURNguide is
geopend. Wanneer de volledige weergave actief
is, reduceert de besturing vóór het omschakelen
van de focus automatisch de venstergrootte.
TURNguide afsluiten
Functie Softkey
70 Bedieningsinstructies
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
Trefwoordenregister
De belangrijkste trefwoorden zijn in het trefwoordenregister (tabblad
Index) opgenomen en kunnen met een muisklik of met de
cursortoetsen direct worden geselecteerd.
Het linkervenster is actief.
Tabblad Index selecteren
Invoerveld Sleutelwoord activeren
Het woord invoeren dat u zoekt. De besturing
synchroniseert dan het trefwoordenregister ten
opzichte van de ingevoerde tekst, zodat u het
trefwoord in de vermelde lijst sneller kunt vinden, of
met de pijltoets het gewenste trefwoord laten
oplichten
met de ENT-toets informatie over het gekozen
trefwoord laten weergeven
Volledige tekst zoeken
In het tabblad Zoeken kunt u in de complete TURNguide naar een
bepaald woord zoeken.
Het linkervenster is actief.
Tabblad Zoeken selecteren
invoerveld Zoeken: activeren
Het gezochte woord invoeren en met de ENT-toets
bevestigen. De besturing geeft een lijst van alle
treffers met dit woord weer
met de pijltoets de gewenste positie laten oplichten
met de ENT-toets de gewenste treffer weergeven
Het te zoeken woord kunt u uitsluitend met behulp van
een via USB aangesloten toetsenbord invoeren.
Het te zoeken woord kunt u uitsluitend met behulp van
een via USB aangesloten toetsenbord invoeren.
U kunt slechts per woord door de gehele tekst zoeken.
Als u de functie Alleen in titels zoeken activeert (met
de muisknop of door er met de cursor op te gaan staan en
vervolgens op de Blank-toets te drukken), zoekt de
besturing niet in de volledige tekst maar alleen in alle
opschriften.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 71
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
Actuele helpbestanden downloaden
De helpbestanden die bij uw besturingssoftware behoren, vindt u op
de HEIDENHAIN-homepage www.heidenhain.de.U vindt de
helpbestanden voor de meeste dialoogtalen onder:
Services en documentatie
Software
Helpsysteem CNC PILOT
Nummer van de NC-software van uw besturing, bijv. 34056x-02
Gewenste taal kiezen, bijv. Duits: u ziet dan een zipbestand met de
betreffende helpbestanden
Zipbestanden downloaden en uitpakken
De uitgepakte CHM-bestanden op de besturing in de directory
TNC:\tncguide\de of in de desbetreffende subdirectory voor de taal
plaatsen (zie ook de onderstaande tabel)
Als u de CHM-bestanden met TNCremoNT naar de
besturing verzendt, moet u in menu-optie
Extra\>Configuratie\>Modus\>In binair formaat
verzenden de extensie .CHM invoeren.
Taal TNC-directory
Duits TNC:\\tncguide\\de
Engels TNC:\\tncguide\\en
Tsjechisch TNC:\\tncguide\\cs
Frans TNC:\\tncguide\\fr
Italiaans TNC:\\tncguide\\it
Spaans TNC:\\tncguide\\es
Portugees TNC:\\tncguide\\pt
Zweeds TNC:\\tncguide\\sv
Deens TNC:\\tncguide\\da
Fins TNC:\\tncguide\\fi
Nederlands TNC:\\tncguide\\nl
Pools TNC:\\tncguide\\pl
Hongaars TNC:\\tncguide\\hu
Russisch TNC:\\tncguide\\ru
Chinees (vereenvoudigd) TNC:\\tncguide\\zh
Chinees (traditional) TNC:\\tncguide\\zh-tw
72 Bedieningsinstructies
2.7 Contextgevoelig helpsysteem TURNguide
Sloveens (software-optie) TNC:\\tncguide\\sl
Noors TNC:\\tncguide\\no
Slowaaks TNC:\\tncguide\\sk
Koreaans TNC:\\tncguide\\kr
Turks TNC:\\tncguide\\tr
Roemeens TNC:\\tncguide\\ro
Ta a l TNC-directory
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 73
Werkstand Machine
74 Werkstand Machine
3.1 De werkstand Machine
3.1 De werkstand Machine
De werkstand "Machine" omvat functies voor het instellen, het
bewerken van werkstukken en voor het maken van Teach-in-
programma's.
Machine instellen: voorbereidingen zoals aswaarden instellen
(werkstuknulpunt definiëren), gereedschap opmeten of
veiligheidszone instellen
Handbediening: handmatig of halfautomatisch een werkstuk
vervaardigen
Inleermodus: een nieuw cyclusprogramma "inleren", een bestaand
programma wijzigen, cycli grafisch testen
Programma-verloop: bestaande cyclus- of smart.Turn-
programma's grafisch testen en gebruiken bij de productie van
werkstukken
Een Teach-in-cyclus is een voorgeprogrammeerde bewerking. Hierbij
kan het gaan om zowel een aparte snijgang als een ingewikkelde
bewerking zoals draadsnijden zijn. Het gaat echter altijd om een
volledig uitvoerbare bewerking. Bij een cyclus definieert u de
bewerking met slechts enkele parameters.
Bij "Handbediening" worden cycli niet opgeslagen. In de werkstand
Inleren (Teach-in) wordt elke bewerking met behulp van cycli
uitgevoerd, in een Teach-in-programma opgenomen en opgeslagen.
Het -programma is dan in "Programma-verloop" beschikbaar voor de
productie van werkstukken.
Bij de ICP-programmering legt u met lineaire/cirkelvormige
contourelementen en met overlappende elementen (afkantingen,
afrondingen, draaduitlopen) willekeurige contouren vast. De
contourbeschrijving kunt u in ICP-cycli opnemen (zie "ICP-contouren"
op pagina 376).
smart.Turn- en DIN-programma;'s maakt u in de werkstand
"smart.Turn". U hebt daarbij de beschikking over functies voor
eenvoudige verplaatsingen, DIN-cycli voor ingewikkelde
verspaningen, schakelfuncties, rekenkundige bewerkingen en de
programmering van variabelen.
U maakt "zelfstandige" programma's, waarin alle noodzakelijke
schakel- en verplaatsingsfuncties zijn opgenomen en die in de
werkstand Programma-verloop worden uitgevoerd, of u maakt DIN-
subprogramma's die in Teach-in-cycli worden opgenomen. Welke
functies u in een DIN-subprogramma gebruikt, is afhankelijk van uw
taakstelling. Ook bij DIN-subprogramma's kunt u gebruikmaken van
alle functies.
Teach-in-programma's kunt u naar smart.Turn-programma's
converteren. U benut dan bijvoorbeeld de voordelen van de
eenvoudige Teach-in-programmering, om vervolgens na de "DIN-
conversie" het NC-programma te optimaliseren of aan te vullen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 75
3.2 In- en uitschakelen
3.2 In- en uitschakelen
Inschakelen
De CNC PILOT toont de startup-status. Nadat alle tests en de
initialisaties zijn uitgevoerd, schakelt het systeem naar de werkstand
"Machine". In het gereedschapsdisplay verschijnt het laatst gebruikte
gereedschap.
Fouten tijdens het opstarten van het systeem worden door het
foutsymbool aangegeven. Zodra het systeem bedrijfsklaar is, kunt u
deze foutmeldingen controleren (zie "De foutmeldingen" op
pagina 62).
Bewaking van de EnDat-impulsgevers
Bij EnDat-impulsgevers slaat de besturing de asposities op wanneer
de machine wordt uitgeschakeld. Bij het inschakelen vergelijkt de CNC
PILOT voor elke as de positie bij inschakeling met de opgeslagen
positie bij uitschakeling.
Bij afwijkingen volgt er een van de onderstaande foutmeldingen:
"S-RAM-fout: opgeslagen positie van de as is niet geldig."
Deze melding is correct, wanneer de besturing voor de eerste keer
wordt ingeschakeld en wanneer de impulsgever of andere
betrokken componenten van de besturing vervangen zijn.
"Deze as is na de uitschakeling verplaatst. Positieverschil: xx mm
resp. graden"
Controleer en bevestig de actuele positie, als de as inderdaad werd
verplaatst.
"HW-parameters gewijzigd: opgeslagen positie van de as is niet
geldig."
Deze melding is correct, als er configuratieparameters gewijzigd
zijn.
Bovengenoemde meldingen kunnen ook het gevolg zijn van een
defect in de impulsgever of in de besturing. Neem contact op met uw
machineleverancier wanneer dit probleem zich vaker voordoet.
De CNC PILOT neemt aan dat bij het opstarten van het
systeem het laatst gebruikte gereedschap is
ingespannen. Als dit niet het geval is, maak dan door
middel van een gereedschapswissel het nieuwe
gereedschap bekend.
76 Werkstand Machine
3.2 In- en uitschakelen
Referentieprocedure
Of een referentieprocedure nodig is, hangt af van het type
meetsysteem:
EnDat-impulsgever: referentieprocedure is niet nodig.
Afstandsgecodeerde impulsgever: de positie van de assen is na een
korte referentieprocedure bepaald.
Standaard impulsgever: de assen verplaatsen naar bekende
machinevaste punten. Tijdens het benaderen van het referentiepunt
wordt een signaal aan de besturing gegeven. Omdat het systeem
de afstand tot het machinenulpunt kent, is daarmee ook de aspositie
bekend.
Softkey Z-referentie indrukken
Softkey X-referentie indrukken
of softkey alle indrukken
Cyclusstart indrukken – de referentiepunten worden
benaderd
De CNC PILOT activeert de positieweergave en schakelt naar het
hoofdmenu.
REFERENTIEPROCEDURE
Wanneer de referentiepunten van de X- en Z-assen
afzonderlijk worden vastgelegd, vindt de verplaatsing
uitsluitend in X- of Z-richting plaats.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 77
3.2 In- en uitschakelen
Uitschakelen
Hoofdscherm van de werkstand "Machine" instellen
Foutvenster activeren
Softkey Additionele functies indrukken
Softkey OFF indrukken
De CNC PILOT vraagt voor de zekerheid of het bedrijf moet worden
beëindigd.
Enter-toets of softkey JA indrukken – bedrijf wordt
beëindigd
Wacht totdat de CNC PILOT u vraagt de machine uit te schakelen.
De correcte uitschakeling wordt in het fouten-logbestand
vermeld.
UITSCHAKELEN
78 Werkstand Machine
3.3 Machinegegevens
3.3 Machinegegevens
Invoer van machinegegevens
In de werkstand Handbediening voert u de informatie voor
gereedschap, spiltoerental en voeding/snijsnelheid in de TSF-dialoog
in (invoervenster T, S, F instellen). In Teach-in- en smart.Turn-
programma's zijn de gereedschapsinformatie en de
technologiegegevens onderdeel van de cyclusparameters resp. het
NC-programma.
In de TSF-dialoog definieert u bovendien het "maximale toerental" en
de "stilzethoek" , alsmede het materiaal.
De snijgegevens (snijsnelheid, voeding) kunnen in de
technologiedatabase, afhankelijk van materiaal, snijmateriaal van het
gereedschap en bewerkingswijze, worden opgeslagen. Met de
softkey Voorstel Technologie worden de gegevens in de dialoog
overgenomen.
Met de softkey Gereedsch lijst wordt de gereedschapslijst geopend,
met de softkey Revolvertabel opent u de lijst met de huidige
bezetting van de gereedschapshouder. Voor iedere
gereedschapsopname is er een plaats in de tabel. Bij het instellen
wordt aan iedere gereedschapsopname een gereedschap
(identificatienummer) toegewezen.
Wanneer uw machine is uitgerust met een aangedreven gereedschap,
selecteert u via de spilschakelaar voor welke spil de invoer geldt. In de
weergave wordt de geselecteerde spil aangegeven. Om deze reden
zijn er van de TSF-dialoog twee uitvoeringen:
Zonder aangedreven gereedschap: de parameters S, D en A
hebben betrekking op de hoofdspil
Met aangedreven gereedschap: de parameters S, D en A hebben
betrekking op de geselecteerde spil.
Betekenis van de parameters:
S: snijsnelheid/constant toerental
D: maximaal toerental
A: stilzethoek
BW: hoek van de B-as (machineafhankelijke functie)
CW: gereedschapspositie omdraaien (nee/ja): voor bepaling van de
werkpositie van het gereedschap voor bewerking aan de voor- of
achterkant (machineafhankelijke functie)
In de machineparameter Afzonderlijke TSF-dialogen
(604906) definieert u hoe u de TSF-dialoog ziet:
TSF-dialoog met invoer van alle snijgegevens
Gescheiden dialogen voor T, S en F
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 79
3.3 Machinegegevens
TSF-dialoog met invoer van alle snijgegevens
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Parameters invoeren
Gegevensinvoer afsluiten
TSF-dialoog met gescheiden dialogen
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
T selecteren voor gereedschapswissel
S selecteren voor toerental instellen
F selecteren voor voeding instellen
Parameters van het submenu invoeren
Gegevensinvoer afsluiten
Softkeys bij "T, S, F instellen"
Zie "Gereedschapscorrecties" op
pagina 108.
Zie "Aanraken" op pagina 105.
Gereedschapslijst oproepen. Overnemen
van T-nummer uit de gereedschapslijst:
Zie "Gereedschapstabel instellen" op
pagina 86.
Overnemen van snijsnelheid en voeding
uit de technologiegegevens.
Aan: aanzet per minuut (mm/min.)
Uit: aanzet per omwenteling (mm/
omw.)
Aan: constant toerental (omw./min.)
Uit: constante snijsnelheid (m/min)
GEREEDSCHAPS- EN TECHNOLOGIEGEGEVENS INVOEREN
Let op, afhankelijk van de machine wordt door deze
bediening een zwenkbeweging van de revolver
geactiveerd.
GEREEDSCHAPS- OF TECHNOLOGIEGEGEVENS INVOEREN
Let op, afhankelijk van de machine activeert de invoer in de
T-dialoog een zwenkbeweging van de revolver.
80 Werkstand Machine
3.3 Machinegegevens
Werkstukspil selecteren (machine-afhankelijk)
Als uw machine met een tegenspil is uitgevoerd, wordt in het TSF-
formulier de parameter WP getoond. Via de parameter WP kunt u
selecteren met welke werkstukspil de bewerking bij het inleren en
MDI moet worden uitgevoerd.
Werkstukspil voor de bewerking met WP selecteren:
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
De instelling van de parameter WP wordt in de inleer- en MDI-cycli
opgeslagen en in het desbetreffende cyclus-formulier getoond.
Als u met parameter WP de tegenspil voor een bewerking aan de
achterkant hebt geselecteerd, wordt de cyclus gespiegeld uitgevoerd
(in tegengestelde Z-richting). Gebruik gereedschap met een geschikte
gereedschapsoriëntatie.
Weergave van machinegegevens
In het TSF-menu wordt de instelling van parameter WP
gewijzigd, als u:
een cyclus met een andere instelling van parameter WP
uitvoert
een programma in het programma-verloop selecteert
Elementen van de weergave van
machinegegevens
Digitale uitlezing X, Y, Z, W: afstand gereedschapspunt –werkstuknulpunt
Asletter: zwart = asvrijgave toegekend; wit = geen "asvrijgave"
Handwiel actief Klemming actief
Digitale uitlezing C: positie van de C-as
Leeg veld: C-as is niet actief
Asletter: zwart = asvrijgave toegekend; wit = geen asvrijgave
Weergave-instellingen van de digitale uitlezing: via de user-parameter
MP_axesDisplayMode instelbaar. De instelling wordt door een letter naast het
positievenster aangegeven.
A: werkelijke waarde (instelling: REFIST)
N: nominale waarde (instelling: REFSOLL)
L: volgfout (instelling: SCHPF)
D: restweg (instelling: RESTW)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 81
3.3 Machinegegevens
Weergave van het sledenummer en C-asnummer: een cijfer naast het
positievenster van de as geeft het toegewezen nummer van de slede of C-as aan.
Het cijfer wordt alleen weergegeven als een as meermaals is geconfigureerd, bijv.
tweede C-as als tegenspil.
Restwegweergave X, Y, Z, W: verschil tussen de actuele positie en de eindpositie
van het actieve verplaatsingscommando.
Restwegweergave en status van veiligheidszone: restwegweergave en
weergave van de status van de veiligheidszonebewaking.
Veiligheidszonebewaking
actief
Veiligheidszonebewaking
niet actief
Positieweergave vier assen: weergave van de positiewaarden van maximaal vier
assen. De weergegeven assen zijn afhankelijk van de machineconfiguratie.
Weergave T-nummer
T-nummer van het gebruikte gereedschap
Gereedschapscorrectiewaarden
Voor alle T-weergaven geldt:
T licht in kleur op: aangedreven gereedschap
T-nummer of ID licht in kleur op: gespiegelde gereedschapsopname
T-nummer met index: multigereedschap
Letter X/Z van correctie licht in kleur op: speciale correctie in X-/Z-richting actief
Weergave T-ID
ID van het gebruikte gereedschap
Gereedschapscorrectiewaarden
Weergave T-ID zonder correctiewaarden
ID van het gebruikte gereedschap
Gereedschapscorrecties
Speciale correctie alleen bij steekbeitels of halfronde snijbeitels
Speciale correctiewaarde grijs: speciale correctie niet geactiveerd
Letter X/Z van correctie licht in kleur op: speciale correctie in X-/Z-richting actief
Additieve correctie
Correctiewaarde grijs: D-correctie niet actief
Correctiewaarde zwart: D-correctie actief
Elementen van de weergave van
machinegegevens
82 Werkstand Machine
3.3 Machinegegevens
Standtijdinformatie gereedschap
"T": zwart = globale standtijdbewaking aan; wit = globale standtijdbewaking uit
MT, RT actief: bewaking aan de hand van standtijd
MZ, RZ actief: bewaking aan de hand van aantal stuks
Alle velden leeg: gereedschap zonder standtijdbewaking
Sledeweergave en cyclusstatus
Bovenste veld: instelling van de override-regelaar
Onderste veld wit gemarkeerd: werkelijke voeding
Onderste veld grijs gemarkeerd: geprogrammeerde voeding bij stilstaande slede
Sledeweergave en cyclusstatus
Bovenste veld: geprogrammeerde voeding
Onderste veld: werkelijke voeding
Sledeweergave en cyclusstatus
Bovenste veld: instelling van de override-regelaar
Middelste veld: geprogrammeerde voeding
Onderste veld: werkelijke voeding
Sledeweergave bij bewerking aan de achterkant
Bij een bewerking aan de achterkant licht het sledenummer blauw op
Spilweergave met spilnummer, versnellingenreeks en spilstatus
Bovenste veld: instelling van de override-regelaar
Onderste veld: werkelijk toerental resp. spilpositie
Voor alle spilweergaven geldt:
Spilsymbool: zwart = spilvrijgave toegekend; wit = geen "spilvrijgave"
Cijfer in spilsymbool: versnellingenreeks
Cijfer rechts naast spilsymbool: spilnummer
Indien spilschakelaar aanwezig: nummer van geselecteerde spil licht in kleur op
Spilstatus: Zie "Spil" op pagina 85.
weergave van het geprogrammeerde toerental in "1/min" of m/min
Weergave van het actuele toerental in "1/min"
Bij M19 en indien door machinefabrikant ingesteld bij spilstop: n plaats van het
actuele toerental wordt de spilpositie weergegeven
Als een spil zich tijdens de synchronisatie in de slave-modus bevindt, wordt niet
het geprogrammeerde toerental maar de waarde "0" getoond
Het spilsymbool licht tijdens synchroonbedrijf in kleur op, zowel bij de masterspil
als bij de slavespil
Elementen van de weergave van
machinegegevens
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 83
3.3 Machinegegevens
Spilweergave met spilnummer, versnellingenreeks en spilstatus
Bovenste veld: geprogrammeerd toerental
Onderste veld: actuele toerental resp. spilpositie
Spilweergave met spilnummer, versnellingenreeks en spilstatus
Bovenste veld: instelling van de override-regelaar
Middelste veld: geprogrammeerd toerental
Onderste veld: actuele toerental resp. spilpositie
Override-weergave van de actieve spil
F: voeding
R: spoedgang
S: spil
Belasting van de aandrijvingen: belasting van de aandrijving ten opzichte van het
nominale draaimoment.
digitale as- en spilaandrijvingen
analoge as- en spilaandrijvingen, indien door machinefabrikant ingesteld
Weergave van het aantal stuks: het aantal stuks wordt na elke M30, M99 of
geprogrammeerde telimpuls M18 opgeteld.
MP: ingesteld aantal stuks
P: aantal geproduceerde delen
Weergave van het aantal stuks en stuktijd: het aantal stuks wordt na elke M30,
M99 of geprogrammeerde telimpuls M18 opgeteld.
MP: ingesteld aantal stuks
P: aantal geproduceerde delen
t: runtime van het huidige programma
Som t: totale tijd
Weergave uitschakelniveaus en M01 Voorwaardelijke stop
Gedefinieerde (bovenste balk) en ingestelde/geactiveerde uitschakelniveaus
(onderste balk)
Instelling voor M01: in de modus "Continu verloop" (weergave geel) wordt M01
niet uitgevoerd
Weergave bewerking aan de achterkant: in de RSM-weergave (RSM: Rear Side
Machining) wordt informatie over de bewerking aan de achterkant weergegeven.
RSM-status
Actieve nulpuntverschuiving van de geconfigureerde RSM-as
Elementen van de weergave van
machinegegevens
84 Werkstand Machine
3.3 Machinegegevens
Cyclusstatus
De CNC PILOT geeft de actuele cyclusstatus met het cyclussymbool
aan (zie tabel rechts).
Asvoeding
F (Engels: Feed) is de letteraanduiding voor voedingsgegevens.
Afhankelijk van de stand van de softkey Minutenvoeding vindt de
invoer plaats in:
millimeter per spilomwenteling (voeding per omwenteling)
millimeter per minuut (voeding per minuut).
In de weergave kunt u aan de maateenheid zien met welk type
voeding er wordt gewerkt.
Met de regelaar voedingscorrectie (feed override ) kunt u de
voedingswaarde wijzigen (bereik: 0 t/m 150%).
Weergave B-as: afhankelijk van de instelling van de machineparameters wordt
verschillende informatie over de status van het gezwenkte vlak weergegeven.
Geprogrammeerde hoekwaarde van de B-as
Weergave van de actuele waarden I, K, U en W
I: vlakreferentie in X
K: vlakreferentie in Z
U: verschuiving in X
W: verschuiving in Z
Elementen van de weergave van
machinegegevens
De weergave van machinegegevens kan door de
machinefabrikant worden geconfigureerd. Daarom kan uw
weergave verschillen van de hier getoonde weergave.
Cyclussymbolen
Toestand "cyclus Aan"
Cyclus- of programma-uitvoering actief
Toestand "cyclus Uit"
Geen cyclus- of programma-uitvoering
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 85
3.3 Machinegegevens
Spil
S (Engels: Speed) is de letteraanduiding voor spilgegevens.
Afhankelijk van de stand van de softkey Constant toerental vindt de
invoer plaats in:
omwentelingen per minuut (constant toerental)
meter per minuut (constante snijsnelheid)
Het toerental wordt door het maximale spiltoerental begrensd. U
definieert de toerentalbegrenzing in het invoervenster TSF-dialoog of
in de DIN-programmering met de functie G26. De toerentalbegrenzing
geldt zo lang, totdat deze door een andere toerentalbegrenzing wordt
overschreven.
Met de regelaar toerentalcorrectie (speed-override) kunt u het
spiltoerental wijzigen (bereik: 50 t/m 150%).
Spilsymbolen (S-weergave)
Spilrotatierichting M3
Spilrotatierichting M4
Spil gestopt
Spil in positieregeling (M19)
C-as op spliaandrijving actief
Spilaanduidingen
Hoofdspil H0 1
Aangedreven gereedschap 112
Bij een constante snijsnelheid berekent de CNC PILOT
het spiltoerental als functie van de positie van de
gereedschapspunt. Bij een kleinere diameter wordt het
spiltoerental waarbij het maximale toerental niet wordt
overschreden, hoger.
De spilsymbolen geven de rotatierichting aan vanuit het
gezichtspunt van een operator die voor de machine
staat en naar de spil kijkt.
De spilaanduiding wordt door de machinefabrikant
vastgelegd (zie tabel rechts).
86 Werkstand Machine
3.4 Gereedschapstabel instellen
3.4 Gereedschapstabel instellen
Machine met revolver
De gebruikte gereedschappen worden in de revolvertabel
bijgehouden. Aan elke gereedschapsopname in de revolver wordt het
ID-nummer van het gemonteerde gereedschap toegewezen.
In de Teach-in-cyclus programmeert u de revolverpositie als
T-nummer. Het gereedschap-ID-nummer wordt dan automatisch
onder "ID" ingevoerd.
De revolvertabel kan via het TSF-menu of direct uit de cyclusdialogen
in de werkstand Teach-inworden ingesteld.
Revolverplaatsnummer T
ID gereedschap (naam): wordt automatisch ingevoerd
Revolvertabel openen. Als de cursor op het
invoerveld ID staat, opent de CNC PILOT ook de
gereedsch lijst met de gegevens uit de
gereedschapsdatabase.
Machine met Multifix
Machines met Multifix-opname beschikken over een
gereedschapsplaats waarin de gereedschappen handmatig worden
gewisseld.
T Revolverplaatsnummer: altijd T1
ID gereedschap (naam): selecteer het ID-nummer uit de
gereedschapslijst
Gereedsch lijst openen
De gereedschapssystemen revolver en Multifix kunnen
gelijktijdig op een machine worden gebruikt. De
machinefabrikant bepaalt het nummer van de Multifix-
plaats.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 87
3.4 Gereedschapstabel instellen
Gereedschappen in verschillende kwadranten
Voorbeeld: De hoofdgereedschapshouder van uw draaibank is voor
de hartlijn geplaatst (standaardkwadrant). Achter de hartlijn is een
extra gereedschapsopname aangebracht.
Bij de configuratie van de CNC PILOT wordt voor elke
gereedschapsopname vastgelegd of de X-maten en de draairichting bij
cirkelbogen moeten worden gespiegeld. In het gegeven voorbeeld
krijgt de extra gereedschapsopname het attribuut "spiegelen".
Bij dit principe worden alle bewerkingen "normaal" geprogrammeerd,
ongeacht welke gereedschapsopname de bewerking uitvoert. De
simulatie toont eveneens alle bewerkingen in het
"standaardkwadrant".
De gereedschappen worden eveneens voor het "standaardkwadrant"
beschreven en gedimensioneerd, ook wanneer ze in de extra
gereedschapsopname worden ingezet.
Pas tijdens de bewerking van het werkstuk wordt er rekening
gehouden met de spiegeling, wanneer de extra gereedschapsopname
wordt gebruikt.
88 Werkstand Machine
3.4 Gereedschapstabel instellen
Revolvertabel invullen vanuit de database
In de revolvertabel wordt de actuele bezetting van de
gereedschapshouder aangegeven. De revolvertabel kan via het TSF-
menu of direct uit de cyclusdialogen in de werkstand Teach-in worden
ingesteld.
Vraag de gegevens in de gereedschapsdatabase op om deze in de
revolverbezetting over te nemen. De CNC PILOT toont de database-
gegevens onder in het beeldscherm. De cursortoetsen zijn in deze lijst
actief. U kunt met de cursor direct naar een gereedschaps-ID-nummer
springen door de eerste letters of de eerste cijfers van het ID-nummer
invoeren.
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Cyclusdialoog activeren
Met de softkey Gereedsch lijst de revolverbezetting
en de gereedschapslijst activeren.
Revolverbezetting aanpassen
Positie in de revolverbezetting selecteren
Gegevens in de gereedschapsdatabase selecteren en sorteren (zie
tabel softkeys rechts).
Met de cursortoetsen de gegevens in de gereedschapsdatabase
selecteren.
Geselecteerd gereedschap in de revolverbezetting
overnemen
Gegevens in de gereedschapsdatabase
selecteren en sorteren
De CNC PILOT opent het softkeymenu
om het gewenste gereedschapstype te
selecteren.
De CNC PILOT opent het softkeymenu
met meer filteropties.
De CNC PILOT opent het softkeymenu
met sorteeropties.
Sorteert de gereedschappen in de
getoonde lijst naar keuze op basis van:
Gereedschaptype
Gereedschaps-ID
Gereedschapsoriëntatie
Telkens wanneer de softkey wordt
ingedrukt, wordt naar de volgende
sorteeroptie omgeschakeld.
Schakelt om tussen oplopend en
aflopend sorteren
Hier niet actief
Sluit de gereedschapslijst.
REVOLVERTABEL OPENEN
GEREEDSCHAPPEN UIT DE DATABASE OVERNEMEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 89
3.4 Gereedschapstabel instellen
Revolvertabel invullen
In de revolverbezetting wordt de actuele bezetting van de
gereedschapshouder aangegeven. Bij het instellen van de
revolvertabel voert u de ID-nummers van de gereedschappen in.
De revolverlijst kan via het TSF-menu of direct uit de cyclusdialogen
in de werkstand Inleren worden ingesteld. De selectie van de
gewenste revolverplaats gebeurt via de cursortoetsen.
U kunt ook handwisselsystemen in de revolverbezetting instellen (zie
"Houders voor handwisselsystemen instellen" op pagina 517).
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Cyclusdialoog activeren
Met de softkey Revolvertabel de revolverbezetting
activeren.
Met de cursortoetsen een revolverplaats selecteren
Revolverbezetting met softkeys aanpassen (zie softkeytabel rechts)
ID-nummer van het gereedschap direct invoeren
Met de toets ENT de directe invoer activeren.
Gereedschaps-ID-nummer invoeren
Met de INS-toets de invoer afsluiten.
Met de ESC-toets de invoer afbreken.
Softkeys in de revolvertabel
Item wissen
Item van klembord invoegen
Item knippen en op klembord opslaan
Items van gereedschapsdatabase
weergeven
Schakelen naar vervolgmenu
Revolvertabel volledig wissen
Standtijd van het gereedschap
terugzetten
Eén menustap terug
Overnemen van T-nummer en
gereedschaps-ID in de TSF- of cyclus-
dialoog.
Sluit de revolvertabel zonder overname
van het T-nummer en de gereedschaps-
ID in de dialoog. Wijzigingen in de
revolvertabel blijven behouden.
REVOLVERTABEL INSTELLEN
ID-NUMMER VAN HET GEREEDSCHAP DIRECT INVOEREN
90 Werkstand Machine
3.4 Gereedschapstabel instellen
Gereedschapsoproep
T (Engels tool) is de letteraanduiding voor gereedschapsopname. ID
geeft het ID-nummer van het gereedschap aan. Het gereedschap
wordt via "T" (revolverplaatsnummer) opgeroepen. Het
identificatienummer "ID" wordt in de dialogen meegenomen en
automatisch ingevuld. Er wordt een revolvertabel bijgehouden.
Multigereedschappen worden met alle snijkanten in de revolvertabel
aangegeven.
In de werkstand Handbediening voert u het T-nummer in de TSF-
dialoog in. In de werkstand "Inteachen" zijn "T" en "ID"
cyclusparameters.
Aangedreven gereedschappen
Een aangedreven gereedschap wordt in de
gereedschapsbeschrijving gedefinieerd.
Het aangedreven gereedschap kan met voeding per omwenteling
worden gebruikt, wanneer de gereedschap-spilaandrijving met een
impulsgever is uitgevoerd.
Indien aangedreven gereedschappen met een constante
snijsnelheid worden gebruikt, dan wordt het toerental uit de
gereedschapsdiameter berekend.
Als in de TSF-dialoog een T-nummer met een ID-nummer
wordt ingevoerd dat niet als zodanig in de revolvertabel is
gedefinieerd, dan wordt de revolvertabel
dienovereenkomstig gewijzigd. Daarbij wordt de
bestaande revolvertabel overschreven.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 91
3.4 Gereedschapstabel instellen
Bewaking van gereedschapsstandtijd
Indien gewenst, bewaakt de CNC PILOT de standtijd van het
gereedschap of het aantal werkstukken dat met het gereedschap is
vervaardigd.
De bewaking van de gereedschapsstandtijd telt de tijden op dat een
gereedschap "met voedingssnelheid" wordt gebruikt. De bewaking
van het aantal stuks telt het aantal geproduceerde werkstukken. Deze
waarden worden vergeleken met de gereedschapsgegevens.
Als de standtijd van een gereedschap is verstreken of het aantal stuks
is bereikt, stelt de CNC PILOT de diagnosebit 1 in. Hiermee volgt er
vóór de volgende oproep een foutmelding en wordt de programma-
uitvoering gestopt wanneer er geen omwisselgereedschap
beschikbaar is.
Voor Teach-in-programma's is de eenvoudige standtijdbewaking
beschikbaar. Hierbij wordt u door de CNC PILOT geïnformeerd
wanneer een gereedschap is verbruikt.
Bij smart.Turn- en DIN PLUS-programma's hebt u de keuze tussen
de eenvoudige standtijdbewaking of de optie
standtijdbewaking met omwisselgereedschap. Als u
omwisselgereedschap gebruikt, spant de CNC PILOT automatisch
het "zustergereedschap" in zodra een gereedschap is verbruikt. Pas
als het laatste gereedschap van een gereedschapsgroep is
verbruikt, stopt de CNC PILOT de programma-uitvoering.
U kunt het standtijdbeheer activeren/deactiveren in de
gebruikersparameter "Systeem/Algemene instellingen voor
automatisch bedrijf/Standtijd".
Het soort bewaking, de standtijd/reststandtijd resp. het aantal stuks/
resterend aantal stuks) houdt de CNC PILOT in de diagnosebits van de
gereedschapsgegevens bij. In de gereedschaps-editor kunt u de
diagnosebits en de standtijd beheren en weergeven (zie
"Standtijdgegevens gereedschap bewerken" op pagina 511).
U kunt omwisselgereedschap definiëren bij het instellen van de
revolver in Smart.Turn. De "gereedschapsgroep" kan uit meerdere
zustergereedschappen bestaan. De gereedschapsgroep vormt een
onderdeel van het NC-programma (zie hoofdstuk
"Gereedschapsprogrammering" in het gebruikershandboek
"smart.Turn- en DIN-programmering").
U kunt de standtijd en het aantal stuks actualiseren in de
werkstand "Gereedschapsbeheer", als u de snijplaat van
een gereedschap vervangt.
92 Werkstand Machine
3.4 Gereedschapstabel instellen
Standtijd van het gereedschap in de revolvertabel terugzetten
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Revolvertabel openen
Softkey Speciale functies selecteren
Softkey Snijkanten opnieuw instellen selecteren
Bevestigingsvraag met Ja beantwoorden
Softkey Terug indrukken
STANDTIJD VAN HET GEREEDSCHAP TERUGZETTEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 93
3.5 Machine instellen
3.5 Machine instellen
U moet de machine "voorbereiden", ongeacht of u het werkstuk
handmatig of automatisch bewerkt. In de werkstand Handbediening
beschikt u via het menu-item Instellen over de volgende functies:
Aswaarden instellen (werkstuknulpunt definiëren)
Machine-refer. (referentiepunt van de assen vastleggen)
Veiligheidszone instellen
Gereedschapswisselpositie instellen
Waarden C-as instellen
Machinematen definiëren
Bedrijfstijden tonen
Tasten
94 Werkstand Machine
3.5 Machine instellen
Werkstuknulpunt definiëren
In de dialoog wordt de afstand machinenulpunt – werkstuknulpunt
(ook wel "verstelling" genoemd) als XN en ZN weergegeven. Wanneer
het werkstuknulpunt verandert, verschijnt er een nieuwe
weergavewaarde.
Instellen selecteren
Aswaarden instellen selecteren
Werkstuknulpunt (eindvlak) aanraken
Aanraakpositie als "werkstuknulpunt Z" definiëren
Afstand tussen gereedschap en werkstuknulpunt als
"meetpuntcoördinaat Z" invoeren
De CNC PILOT berekent het "werkstuknulpunt Z"
Machinenulpunt Z = Werkstuknulpunt Z
(verspringing = 0)
Hiermee kan de nulpuntverschuiving in ZN direct
worden ingevoerd
U kunt het werkstuknulpunt in de C-as ook met een
tastsysteem bepalen. De besturing controleert bij het
vastleggen van het nulpunt welk gereedschapstype op dat
moment actief is. Wanneer u de instelfunctie
Werkstuknulpunt met ingespannen tastsysteem
selecteert, past de besturing het invoerformulier
automatisch aan. Druk op NC-start om de meting te
starten.
WERKSTUKNULPUNT INSTELLEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 95
3.5 Machine instellen
Offsets definiëren
Voordat u de verschuivingen G53, G54 en G55 gebruikt, moet u de
offset-waarden in het instelbedrijf definiëren.
Instellen selecteren
Aswaarden instellen selecteren
Softkey Verschuivingen selecteren
Offset-waarde invoeren
Softkey G53 indrukken
Softkey G54 indrukken
Softkey G55 indrukken
Softkey Opslaan indrukken
De CNC PILOT slaat de waarden in een tabel op, zodat u de offsets
met de desbetreffende G-functies in het programma kunt activeren.
OFFSET INSTELLEN
96 Werkstand Machine
3.5 Machine instellen
Referentieprocedure van de assen
Voor assen waarvan het referentiepunt al is vastgelegd, kan de
referentieprocedure opnieuw worden uitgevoerd. Daarbij kunnen
afzonderlijke assen of alle assen tegelijk worden geselecteerd.
Instellen selecteren
Aswaarden instellen selecteren
Softkey Machine-refer. selecteren
Softkey Z-referentie indrukken
Softkey X-referentie indrukken
of softkey alle indrukken
Cyclusstart indrukken – de referentiepunten worden
benaderd
De CNC PILOT werkt de positieweergave bij.
REFERENTIEPROCEDURE
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 97
3.5 Machine instellen
Veiligheidszone instellen
Wanneer de veiligheidszonebewaking is ingeschakeld, controleert de
CNC PILOT bij iedere verplaatsing of de veiligheidszone in –Z-
richting wordt overschreden. Als dit het geval is, wordt de beweging
gestopt en een fout gemeld.
De insteldialoog "Veiligheidszone instellen" geeft de afstand aan
tussen machinenulpunt en veiligheidszone in –ZS.
De status van de veiligheidszonebewaking wordt in de machine-
uitlezing weergegeven, als deze door de machinefabrikant is
geconfigureerd (zie tabel).
Instellen selecteren
Veiligheidszone instellen selecteren
Met de jog-toetsen resp. het handwiel naar de "veiligheidszone" gaan
Met de softkey Overname positie deze positie als
veiligheidszone overnemen
Positie van de veiligheidszone ten opzichte van het werkstuknulpunt
invoeren (veld: "Meetpuntcoördinaat -Z")
Met de softkey Opslaan de ingevoerde positie als
veiligheidszone overnemen
Veiligheidszonebewaking uitschakelen
Status van veiligheidszone
Veiligheidszonebewaking actief
Veiligheidszonebewaking niet actief
VEILIGHEIDSZONE INSTELLEN/BEWAKING UITSCHAKELEN
Wanneer het invoervenster Veiligheidszone
inschakelen is geopend, is de veiligheidszonebewaking
niet actief.
Bij de DIN-programmering kunt u de
veiligheidszonebewaking met G60 Q1 uitschakelen en
met G60 weer inschakelen.
98 Werkstand Machine
3.5 Machine instellen
Gereedschapswisselpositie instellen
Bij de cyclus Gereedschapswisselpositie benaderen of bij de DIN-
functie G14 verplaatst de slede zich naar de
"gereedschapswisselpositie". Deze positie moet zo ver van de revolver
verwijderd zijn, dat de revolver zonder botsing kan draaien, resp. dat u
de gereedschappen zonder problemen kunt wisselen.
Instellen selecteren
Gereedschapswisselpositie selecteren
Gereedschapswisselpositie benaderen
Met de jog-toetsen resp. het handwiel naar de
"gereedschapswisselpositie" gaan en deze positie als
gereedschapswisselpositie overnemen.
Gereedschapswisselpositie direct invoeren
Voer de gewenste wisselpositie in de invoervelden X en Z in
machinecoördinaten in (X = radiusmaat).
GEREEDSCHAPSWISSELPOSITIE INSTELLEN
De coördinaten van de gereedschapswisselpositie
worden als afstand tussen machinenulpunt en
referentiepunt van de gereedschapshouder ingevoerd en
weergegeven. Er wordt geadviseerd de
gereedschapswisselpositie te benaderen en de positie
met de softkey Overname positie over te nemen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 99
3.5 Machine instellen
Waarden C-as instellen
Met de functie "C-aswaarde instellen" kunt u een nulpuntverschuiving
voor de werkstukspil definiëren:
CN: positiewaarde van de werkstukspil (weergave)
C: nulpuntverschuiving C-as
Instellen selecteren
C-aswaarden instellen selecteren
C-as positioneren
Positie als nulpunt C-as definiëren
"Nulpuntverschuiving C-as" invoeren
Invoer overnemen – de CNC PILOT berekent het
nulpunt van de C-as
Nulpuntverschuiving C-as wissen
Uitgebreide formulierweergave bij machines met tegenspil
Als uw machine met een tegenspil is uitgevoerd, wordt de parameter
CA getoond. Met de parameter CA selecteert u voor welke
werkstukspil (hoofd- of tegenspil) de invoer voor de functie
"C-aswaarde instellen" geldt.
In parameter CV wordt de actieve hoekverspringing weergegeven.
Een hoekverspringing wordt met G905 geactiveerd, om de positie van
hoofd- en tegenspil onderling af te stemmen. Dit kan noodzakelijk zijn
wanneer beide spillen voor overdracht van werkstukken moeten
worden gesynchroniseerd. Met de softkey "Verspringing CV wissen"
kunt u een actieve hoekverspringing terugzetten.
Extra parameters bij machines met tegenspil:
CV: weergave van actieve hoekverspringing
CA: selectie van de C-as (hoofd- of tegenspil)
NULPUNT VAN C-AS VASTLEGGEN
100 Werkstand Machine
3.5 Machine instellen
Machinemaat instellen
Met de functie "Machinemaat instellen" kunt u willekeurige posities
opslaan, om ze in NC-programma's te gebruiken.
Instellen selecteren
Machinemaat instellen selecteren
Nummer voor de machinemaat invoeren
Positie van een afzonderlijke as als machinemaat
overnemen
Positie van alle assen als machinemaat overnemen
Machinemaat opslaan
MACHINEMAAT INSTELLEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 101
3.5 Machine instellen
Tafeltastsysteem kalibreren
Met de functie "Tafeltastsysteem kalibreren" kunt u de nauwkeurige
positiewaarden van het tafeltastsysteem bepalen.
Nauwkeurig opgemeten gereedschap of referentiegereedschap
inspannen
Instellen selecteren
Tastsysteem selecteren
Tafeltastsysteem selecteren
Gereedschap voor eerste meetrichting voorpositioneren.
Positieve of negatieve verplaatsingsrichting instellen.
Softkey overeenkomstig de meetrichting indrukken
(voorbeeld –Z-richting).
Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst
zich dan in de meetrichting. Bij het activeren wordt de
positie van het tastsysteem bepaald en opgeslagen.
Het gereedschap keert naar het uitgangspunt terug.
Softkey "Terug" om de kalibratie af te sluiten. De
vastgestelde kalibratiewaarden worden opgeslagen,
of
gereedschap voorpositioneren voor de volgende meetrichting en
procedure opnieuw uitvoeren (maximaal 4 meetrichtingen)
TASTSYSTEEM-POSITIE BEPALEN
102 Werkstand Machine
3.5 Machine instellen
Bedrijfstijden tonen
In het menu "Service" kunt u verschillende bedrijfstijden laten
weergeven:
Instellen selecteren
Service selecteren
Bedrijfstijden tonen selecteren
Bedrijfstijd Betekenis
Besturing aan Bedrijfstijd van de besturing sinds de
inbedrijfstelling
Machine aan Bedrijfstijd van de machine sinds de
inbedrijfstelling
Programma-afloop Bedrijfstijd voor gestuurd bedrijf sinds de
inbedrijfstelling
De machinefabrikant kan nog andere tijden laten
weergeven. Raadpleeg het machinehandboek!
BEDRIJFSTIJDEN TONEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 103
3.5 Machine instellen
Systeemtijd instellen
Met de functie "Systeemtijd instellen" kunt u de tijd op uw besturing
instellen.
Instellen selecteren
Service selecteren
Systeemtijd instellen selecteren
Tijd via NTP-server synchroniseren selecteren (indien beschikbaar)
Tijd handmatig instellen selecteren
Datum selecteren
Tijd invoeren
Tijdzone selecteren
softkey OK indrukken
Om in het invoerformulier Systeemtijd instellen te
kunnen navigeren, hebt u een muis nodig.
Met de softkeys Maand en Jaar kunt u de desbetreffende
instelling stapsgewijs voor- of achteruit zetten.
Wanneer u de tijd via een NTP-server wilt instellen, moet
u eerst een server uit de serverlijst selecteren.
SYSTEEMTIJD INSTELLEN
104 Werkstand Machine
3.6 Gereedschappen opmeten
3.6 Gereedschappen opmeten
De CNC PILOT ondersteunt het opmeten van de gereedschappen
door aanraken. Hierbij worden de instelmaten met betrekking tot
een opgemeten gereedschap bepaald.
via meettaster (vaststaand of in werkruimte zwenkbaar; wordt door
machinefabrikant geïnstalleerd)
via meetoptiek (wordt door machinefabrikant geïnstalleerd)
Het opmeten door aanraken is altijd beschikbaar. Wanneer een
meettaster of meetoptiek is geïnstalleerd, selecteert u deze
meetmethode via de softkey.
Bij opgemeten gereedschappen voert u de instelmaten in de
werkstand "Gereedschapsbeheer" in.
De correctiewaarden worden bij het opmeten van het
gereedschap gewist.
Let erop dat bij boor- en freesgereedschappen het
middelpunt wordt opgemeten.
De gereedschappen worden afhankelijk van
gereedschapstype en gereedschapsoriëntatie
opgemeten. Raadpleeg de helpschermen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 105
3.6 Gereedschappen opmeten
Aanraken
Bij "aanraken" worden de maten vastgesteld ten opzichte van een
opgemeten gereedschap.
Het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel invoeren.
Een opgemeten gereedschap gebruiken en T-
nummer in de TSF-dialoog invoeren.
Het eindvlak draaien en deze positie als werkstuknulpunt definiëren.
Terug naar TSF-dialoog, het op te meten
gereedschap inspannen.
Gereedsch meten activeren
Eindvlak aanraken.
"0" als meetpuntcoördinaat Z invoeren
(werkstuknulpunt) en opslaan.
Meetdiameter draaien.
Diametermaat als meetpuntcoördinaat X invoeren en
opslaan.
Bij draaigereedschap snijkantradius invoeren en in
gereedschapstabel overnemen.
GEREEDSCHAPSMATEN DOOR AANRAKEN BEPALEN
106 Werkstand Machine
3.6 Gereedschappen opmeten
Tastsysteem (tafeltastsysteem)
Het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel invoeren.
Gereedschap plaatsen en T-nummer in de TSF-
dialoog invoeren.
Gereedsch meten activeren
Tastsysteem activeren
Gereedschap voor eerste meetrichting voorpositioneren.
Positieve of negatieve verplaatsingsrichting instellen.
Softkey overeenkomstig de meetrichting indrukken
(voorbeeld –Z-richting).
Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst
zich dan in de meetrichting. Bij het activeren van de
meettaster wordt de instelmaat bepaald en
opgeslagen. Het gereedschap keert naar het
uitgangspunt terug.
Gereedschap voor de tweede meetrichting voorpositioneren
Softkey overeenkomstig de meetrichting indrukken
(voorbeeld –X-richting).
Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst
zich dan in de meetrichting. Bij het activeren van de
meettaster wordt de instelmaat bepaald en
opgeslagen.
Bij draaigereedschap snijkantradius invoeren en in
gereedschapstabel overnemen.
GEREEDSCHAPSMATEN MET HET TASTSYSTEEM BEPALEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 107
3.6 Gereedschappen opmeten
Meetoptiek
Het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel invoeren.
Gereedschap plaatsen en T-nummer in de TSF-
dialoog invoeren.
Gereedsch meten activeren
Meetoptiek activeren
Gereedschap via jogtoetsen resp. handwiel in draadkruis van
meetoptiek positioneren
Gereedschapsmaat Z opslaan
Gereedschapsmaat X opslaan
Bij draaigereedschap snijkantradius invoeren en in
gereedschapstabel overnemen.
GEREEDSCHAPSMATEN MET MEETOPTIEK BEPALEN
108 Werkstand Machine
3.6 Gereedschappen opmeten
Gereedschapscorrecties
De gereedschapscorrecties in X en Z alsmede de "speciale correctie"
bij steekbeitels of halfronde snijbeitels compenseren de slijtage van
de snijkant van het gereedschap.
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Softkey Gereedsch correctie indrukken
Softkey X–corr. gereeds. (of Z-corr.) indrukken
Correctiewaarde met handwiel bepalen – de
weergave vindt plaats in de aanduiding
restverplaatsing
Correctiewaarde in de "gereedschapstabel"
overnemen
De T-weergave toont de nieuwe correctiewaarde
De aanduiding restverplaatsing wordt gewist.
TSF instellen selecteren (kan alleen bij
handbediening worden geselecteerd)
Softkey Gereedsch correctie indrukken
Softkey Wissen indrukken
Ingevoerde correctiewaarde in X (of Z) wissen
Een correctiewaarde mag +/–10 mm niet overschrijden.
GEREEDSCHAPSCORRECTIE INVOEREN
GEREEDSCHAPSCORRECTIE WISSEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 109
3.7 Werkstand "Handbediening"
3.7 Werkstand "Handbediening"
Bij de handmatige werkstukbewerking verplaatst u de assen met
de handwielen of jogtoetsen. U kunt ook Teach-in-cycli gebruiken om
complexere bewerkingen uit te voeren (halfautomatische bediening).
De verplaatsingen en cycli worden echter niet opgeslagen.
Na inschakeling en de referentieprocedure bevindt de CNC PILOT zich
in de werkstand "Handbediening". Deze werkstand blijft behouden
totdat u Inleren of Programma-verloop selecteert. Met de term
"Machine" in de kopregel wordt aangegeven dat er sprake is van
"handbediening".
Gereedschap wisselen
Het T-nummer/gereedschaps-ID voert u in de TSF-dialoog in.
Controleer de gereedschapsparameters.
Met "T0" wordt geen gereedschap gedefinieerd. Er worden dus geen
lengtematen, snijkantradius, etc. opgeslagen.
Spil
Het spiltoerental voert u in de TSF-dialoog in. De spil wordt met de
spiltoetsen (machinebedieningspaneel) in- en uitgeschakeld. De
stilzethoek A in de TSF-dialoog zorgt ervoor dat de spil altijd op deze
positie stopt.
Bediening van het handwiel
Zie gebruikershandboek.
Definieer het werkstuknulpunt en voer de
machinegegevens in, voordat u met de verspaning begint.
Let op het maximale toerental (kan in de TSF-dialoog
worden gedefinieerd).
110 Werkstand Machine
3.7 Werkstand "Handbediening"
Jogtoetsen
Met de jogtoetsen verplaatst u de assen met voedingssnelheid of
spoedgang. De voedingssnelheid voert u in de TSF-dialoog in.
Teach-in-cycli bij handbediening
Spiltoerental instellen
Voeding instellen
Gereedschap inspannen, T-nummer instellen en
gereedschapsgegevens controleren ("T0" is niet toegestaan)
Startpunt van de cyclus benaderen
Cyclus selecteren en cyclusparameters invoeren.
Cyclusverloop grafisch controleren
Cyclus uitvoeren
Voeding
Bij een draaiende spil: aanzet per omwenteling [mm/
omw]
Bij een stilstaande spil: aanzet per minuut [m/min]
Voeding in spoedgang: aanzet per minuut [m/min]
De laatst ingevoerde gegevens in een cyclusdialoog
blijven behouden totdat er een nieuwe cyclus wordt
geselecteerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 111
3.8 Teach-in-modus (werkstand Inleren)
3.8 Teach-in-modus (werkstand
Inleren)
Werkstand Inleren
In de werkstand Inleren voert u de werkstukbewerking stapsgewijs
uit met behulp van de Teach-in-cycli. De CNC PILOT "leert" deze
werkstukbewerking en slaat de vereiste bewerkingsstappen op in een
cyclusprogramma dat telkens opnieuw kan worden gebruikt. Inleren
wordt met een softkey ingeschakeld en in de kopregel aangegeven.
Elk Teach-in-programma heeft een naam en een korte aanduiding.
Elke cyclus wordt in een genummerde regel weergegeven. Het
regelnummer is niet van belang voor het programma-verloop, de cycli
worden achtereenvolgens uitgevoerd. Als de cursor op een
cyclusregel staat, toont de CNC PILOT de cyclusparameters.
De cyclusregel bevat:
Regelnummer
Gebruikt gereedschap (revolverplaatsnummer en GS-ID)
Cyclusaanduiding
Nummer van de ICP-contour resp. het DIN-subprogramma (na "%")
112 Werkstand Machine
3.8 Teach-in-modus (werkstand Inleren)
Teach-in-cycli programmeren
Wanneer u een nieuw Teach-in-programma maakt, gebeurt dat bij elke
cyclus volgens de procedure "Invoeren - Simulatie - Uitvoeren -
Opslaan". De afzonderlijke cycli die achtereenvolgens worden
uitgevoerd, vormen samen het cyclusprogramma.
U kunt bestaande Teach-in-programma's wijzigen door het wijzigen
van de cyclusparameters, door het wissen van de aanwezige cycli en
door het toevoegen van nieuwe cycli.
Wanneer u de werkstand Inleren verlaat of de machine uitschakelt,
blijft het Teach-ininleer-programma bestaan.
U komt met de softkey in de editor voor het maken van ICP-contouren,
wanneer u een ICP-cyclus oproept, (zie "ICP-editor in cyclusbedrijf" op
pagina 379).
DIN-subprogramma's kunt u in de smart.Turn-editor programmeren en
vervolgens in een DIN-cyclus opnemen. U bereikt de smart.Turn-
editor via de softkey DIN Edit, als u de DIN-cyclus kiest of via de
werkstandtoets.
Softkeys
Naar "Keuze van cyclusprogramma's"
overschakelen.
Regelnummers van de cycli opnieuw
nummeren.
Programmabeschrijving invoeren/
wijzigen. Alfanumeriek toetsenbord
inschakelen.
Geselecteerde cyclus wissen.
Cyclusparameters tijdelijk opslaan. (bijv.:
parameters van de voorbewerkingscyclus
ten behoeve van de nabewerkingscyclus
overnemen).
Gegevens uit het buffergeheugen
overnemen. (Softkey verschijnt alleen na
Cyclus kopiëren.)
Cyclusparameters of -werkstand
wijzigen. Het cyclustype kan niet worden
gewijzigd.
Nieuwe cyclus onder de cursor invoegen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 113
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
3.9 Werkstand "Programma-
uitvoering"
Programma laden
In het programma-verloop gebruikt u Teach-in- of DIN-programma's
voor de productie van werkstukken. In dit gedeelte kunnen
programma's niet worden gewijzigd. U beschikt echter met de
grafische simulatie over een controlemogelijkheid vóór de
programma-uitvoering. Bovendien ondersteunt de CNC PILOT het
"starten" van een werkstukbewerking via de werkstanden Aparte
regel en Continu verloop.
smart.Turn-programma's worden als DIN-programma's opgeslagen
(*.nc).
"Programma-verloop" laadt automatisch het als laatste gebruikte
programma. U kunt een ander programma als volgt laden:
Programmalijst openen – de CNC PILOT toont de
Teach-in-programma's
DIN-programma weergeven
Teach-in- of DIN-programma selecteren
DIN-programma weergeven
Een Teach-in- of smart.Turn-programma kunt u vanaf een willekeurige
regel starten, om bijv. een afgebroken bewerking te hervatten (zoeken
naar startregel).
De werkstand Programma-verloop wordt met de desbetreffende
softkey ingeschakeld en in de kopregel weergegeven.
Bij bediening van Programma-verloop laadt de CNC PILOT het laatst
gebruikte of in de bewerkingswerkstand bewerkte programma. Als
alternatief kunt u met Programmalijst een ander programma
selecteren (zie "Programmabeheer" op pagina 129).
TEACH-IN- OF NC-PROGRAMMA LADEN
114 Werkstand Machine
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Gereedschapslijst vergelijken
Tijdens het laden van een programma vergelijkt de CNC PILOT de
actuele revolverbezetting met de gereedschapslijst van het
programma. Als er in het programma gereedschappen worden
gebruikt die niet in de actuele revolvertabel staan of die zich op een
andere plaats bevinden, dan verschijnt er een foutmelding.
Na bevestiging van de foutmelding verschijnt ter controle de
programma-afhankelijke gereedschapslijst.
U kunt de geprogrammeerde gereedschapslijst met de softkey
Overname gereedsch overnemen of met Afbreken de programmakeuze
afbreken.
Vóór de programma-uitvoering
Fouten in programma's
De CNC PILOT controleert de programma's tijdens het laden tot het
gedeelte BEWERKING. Indien er een fout wordt geconstateerd (bijv.
fout in de contourbeschrijving), verschijnt het foutsymbool in de
kopregel. Na bediening van de Info-toets krijgt u gedetailleerde
foutinformatie.
Het bewerkingsdeel van een programma en dus alle verplaatsingen
worden pas na Cyclus aan geïnterpreteerd. Als er hier een fout
optreedt, stopt de machine en verschijnt er een foutmelding.
Controle van de cycli en cyclusparameters
De CNC PILOT neemt het Teach-in-/DIN-programma op in een lijst.
Bij Teach-in-programma's worden de parameters aangegeven van
de cyclus waarop de cursor staat.
Grafische controle
U kunt de programma-uitvoering met de grafische simulatie
controleren (zie "De werkstand Simulatie" op pagina 486).
Let op: botsingsgevaar!
Neem de geprogrammeerde gereedschapslijst alleen
over als deze overeenkomt met de daadwerkelijke
revolverbezetting.
Er is alleen een programmastart mogelijk wanneer de
geprogrammeerde gereedschapslijst met de ingestelde
revolvertabel overeenstemt.
Let op: botsingsgevaar!
Controleer de programma's voordat de simulatie wordt
gestart, om programmeerfouten of fouten in de gebruikte
syntaxis te kunnen constateren.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 115
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Zoeken naar startregel
Zoeken naar startregel is de binnenkomst in een NC-programma op
een geselecteerde regel. In smart.Turn-programma's kunt u op elke
NC-regel van het programma starten.
De CNC PILOT start de programma-uitvoering vanaf de cursorpositie.
De startpositie wordt niet veranderd door tussentijdse simulatie.
Tijdens het zoeken naar de startregel stelt de CNC PILOT de
machinesituatie in die bij het normale programma-verloop vóór de
startregel actueel zou zijn. Hiertoe wordt eerst het gereedschap
geselecteerd, dan worden de assen in de geconfigureerde volgorde
gepositioneerd, en als laatste wordt de spil ingeschakeld.
De CNC PILOT moet door de machinefabrikant voor het
zoeken van de startregel zijn voorbereid (PLC)
In de machineparameter Zoeken naar startregel na
programmastart beëindigen (601810) kunt u instellen of
de programma-uitvoering na het zoeken naar de
startregel met de geselecteerde NC-regel of met de
volgende NC-regel begint
HEIDENHAIN adviseert met een NC-regel direct na een
T-commando te starten
Let op:
De slede zodanig positioneren, dat
de revolver zonder botsing kan draaien.
de assen de laatst geprogrammeerde positie zonder
botsing kunnen benaderen.
Het zoeken naar de startregel is een machineafhankelijke
functie. Indien de machineparameter 601810 zodanig is
ingesteld dat de programma-uitvoering met de
geselecteerde NC-regel begint, dient u op het volgende te
letten:
Als u een T-commando als startregel gebruikt, zwenkt
de revolver eerst naar het vorige gereedschap en
vervolgens naar het in de startregel geselecteerde
gereedschap
116 Werkstand Machine
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Programma-uitvoering
Het geladen Teach-in-/DIN-programma wordt uitgevoerd, wanneer u
op Cyclusstart drukt. Cyclusstop stopt op ieder moment de
bewerking.
Tijdens het programma-verloop staat de cursor op de cyclus of DIN-
regel die op dat moment wordt uitgevoerd. Bij Teach-in-programma's
ziet u de parameters van de lopende cyclus in het invoervenster
U kunt het programma-verloop met de in de tabel opgenomen
softkeys beïnvloeden.
Softkeys
Teach-in- of smart.Turn-programma
selecteren
Teach-in-programma:
Aan: cycli tot de volgende te
bevestigen gereedschapswissel
uitvoeren
Uit: stop na elke cyclus. Start van de
volgende cyclus met Cyclusstart
smart.Turn-programma:
Aan: ononderbroken programma-
uitvoering
Uit: stop vóór "M01-functie"
Aan: stop na elke verplaatsing
(basisregel). Start van de volgende
verplaatsing: Cyclus-start.
(Advies:regel voor regel gebruiken in
combinatie met basisregeluitlezing.)
Uit: cycli/DIN-functies ononderbroken
uitvoeren
Invoeren van gereedschapscorrecties of
additieve correcties zie "Correcties tijdens
de uitvoering van het programma." op
pagina 117
Grafische simulatie inschakelen
Aan: verplaatsings- en
schakelcommando's in "DIN-formaat"
weergeven (basisregels).
Uit: Teach-in- of DIN-programma
weergeven
De cursor springt naar de eerste regel van
het Teach-in- of DIN-programma.
In het menu Verloop\> menu-item Aantal stuks kunt u in
de parameter MP een ingesteld aantal stuks vastleggen
(machineafhankelijke functie). U kunt het programma dan
nog slechts afwerken totdat dit aantal stuks is bereikt. De
besturing komt dan met een melding en staat geen
verdere bewerking meer toe. Met de softkey Aantal stuks
wissen kunt u de werkstukteller terugzetten.
in het invoerveld P kunt u ook een werkelijk aantal stuks
instellen, wanneer u bijv. al een bepaald aantal delen hebt
geproduceerd.
In het menu Verloop \> menu-item Uitschakelniveaus kunt
u met de parameter NR de in het programma
gedefinieerde uitschakelniveaus instellen/activeren.
Voordat u de uitschakelniveaus kunt instellen/activeren,
moet u deze in het programma definiëren (zie
gebruikershandboek smart.Turn- en DIN-programmering).
Als u in de parameter NR de waarde "2" invoert en op de
softkey Opslaan drukt, wordt het uitschakelniveau 2 door
de besturing ingesteld/geactiveerd en wordt het
weergaveveld (zie "Weergave van machinegegevens" op
pagina 80) dienovereenkomstig geactualiseerd.
Bovendien voert de besturing bij het volgende
programma-verloop de met het ingestelde/actieve
uitschakelniveau gedefinieerde NC-regels niet uit.
Indien u meerdere uitschakelniveaus gelijktijdig wilt
instellen/activeren, voert u in de parameter NR een
cijferreeks in. Met de invoer "159" worden de
uitschakelniveaus 1, 5 en 9 ingesteld/geactiveerd.
Deactiveer de uitschakelniveaus door de parameters NR
zonder invoer op te slaan.
Houd er bij het instellen/activeren van de
uitschakelniveaus tijdens het programma-verloop rekening
mee dat de besturing door de regelsprong vertraagd
reageert.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 117
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Correcties tijdens de uitvoering van het
programma.
Gereedschapscorrecties
"Gereedschapscorrectie" activeren
Gereedschapsnummer invoeren of uit de gereedschapstabel
selecteren
Correctiewaarden invoeren
Softkey Opslaan indrukken – de geldige
correctiewaarden worden in het invoervenster
getoond en overgenomen
GEREEDSCHAPSCORRECTIE INVOEREN
Ingevoerde waarden worden bij de bestaande
correctiewaarden opgeteld, zijn in de weergave
onmiddellijk actief en worden met de volgende
verplaatsingsregel uitgestuurd.
Als u een correctie wilt wissen, voert u de actuele
correctiewaarde met het tegengestelde voorteken in.
118 Werkstand Machine
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Additieve correcties
De CNC PILOT beheert 16 additieve correctiewaarden. U kunt de
correcties bewerken in de werkstand "Programma-verloop" en
activeren via G149 in een smart.Turn-programma of in ICP-cycli
Nabewerken.
"Additieve correctie" activeren
Het nummer van de additieve correctie invoeren
Correctiewaarden invoeren
Softkey Opslaan indrukken – de geldige
correctiewaarden worden in het invoervenster
getoond en overgenomen
"Additieve correctie" activeren
Het nummer van de additieve correctie invoeren
Cursor in het volgende invoerveld plaatsen – de CNC PILOT toont de
geldige correctiewaarden.
ADDITIEVE CORRECTIES INVOEREN
ADDITIEVE CORRECTIES LEZEN
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 119
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
"Additieve correctie" activeren
Het nummer van de additieve correctie invoeren
Softkey Wissen indrukken – de waarden van deze
correctie worden gewist
Softkey Alles wissen indrukken – alle
correctiewaarden worden gewist
ADDITIEVE CORRECTIES WISSEN
Ingevoerde waarden worden bij de bestaande
correctiewaarden opgeteld, zijn in de weergave
onmiddellijk actief en worden met de volgende
verplaatsingsregel uitgestuurd.
De correctiewaarden worden intern in een tabel
opgeslagen en zijn over alle programma's heen
beschikbaar.
Wis alle additieve correcties wanneer u de machine
omspant.
120 Werkstand Machine
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Programma-uitvoering in de werkstand "Dry
Run".
De werkstand "Dry Run" wordt gebruikt voor een snelle
programmabewerking tot een nieuw beginpunt. De voorwaarden voor
"Dry Run" zijn:
De CNC PILOT moet door de machinefabrikant voor "Dry Run"
voorbereid zijn. (In de regel wordt de functie met een
sleutelschakelaar of toets geactiveerd.)
De werkstand Programma-verloop moet geactiveerd zijn.
In de werkstand "Dry Run" worden alle voedingsbanen (behalve
draadsnijgangen) in spoedgang afgelegd. U kunt de
verplaatsingssnelheid verlagen met de voeding-override. In de
werkstand "Dry Run" mogen alleen "loze sneden" worden toegepast.
Bij het activeren van "Dry Run" wordt de spilstatus of het spiltoerental
"bevroren". Na het uitschakelen van "Dry Run" werkt de CNC PILOT
weer met de geprogrammeerde voedingen en het geprogrammeerde
spiltoerental.
Gebruik de werkstand "Dry Run" alleen voor "loze sneden".
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 121
3.10 Belastingsbewaking (optie)
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Bij een actieve belastingsbewaking vergelijkt de besturing tijdens de
bewerking de huidige belasting van de met G995 geselecteerde
aandrijvingen met de desbetreffende grenswaarden. De
grenswaarden van een met G995 gedefinieerde bewakingszone
berekent de besturing uit de tijdens een referentiebewerking bepaalde
referentiewaarden en de vooraf ingestelde factoren uit de
machineparameters.
Bij overschrijding van grenswaarde-1 van de belasting resp. van de
grenswaarde van totale belasting geeft de besturing een
waarschuwing en duidt het actieve gereedschap in de diagnosebits
van de gereedschaps-editor aan als "verbruikt".
Bij overschrijding van grenswaarde-2 van de belasting geeft de
besturing een foutmelding, stopt de bewerking en duidt het actieve
gereedschap in de diagnosebits van de gereedschaps-editor aan als
"gebroken".
De besturing moet door de machinefabrikant voor de
belastingsbewaking (optie: Load Monitoring) voorbereid
zijn.
Voordat u in de subwerkstand Programma-verloop met de
belastingsbewaking kunt werken, moet u:
de desbetreffende machineparameters in het
programmadeel "Systeem" definiëren (zie "Lijst van user
parameters", pagina 547)
in de werkstand smart.Turn in uw programma het type
belastingsbewaking met G996 en de bewakingszone met
G995 definiëren (zie gebruikershandboek smart.Turn en
DIN-programmering)
Indien u de functie Standtijdbewaking gebruikt, spant de
besturing via de aanduidingen "verbruikt" of "gebroken" in
de diagnosebits van de gereedschaps-editor bij de
volgende gereedschapsoproep automatisch een eerder
gedefinieerd wisselgereedschap in. Als alternatief voor de
automatische evaluatie van de diagnosebits via de
standtijdbewaking kunt u de diagnosebits ook in uw
programma evalueren.
Houd er rekening mee dat de belastingsbewaking bij
hangende assen zonder gewichtscompensatie niet
mogelijk is!
Houd er rekening mee dat de belastingsbewaking bij
geringe veranderingen van de belasting slechts beperkt
werkt. Bewaak daarom aandrijvingen die duidelijk worden
belast, zoals de hoofdspil.
122 Werkstand Machine
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Houd er bij vlakdraaien met constante snijsnelheid
rekening mee dat de belastingsbewaking de spil tot
maximaal 15% van de in de machineparameters
gedefinieerde nominale versnelling bewaakt. Omdat de
versnelling door het gewijzigde toerental wordt vergroot,
wordt alleen de fase na de aansnijding bewaakt!
De belastingsbewaking vergelijkt de huidige
belastingswaarden met de maximale grenswaarden. Om
de vergelijking mogelijk te maken, mogen de
belastingswaarden niet te laag zijn. Omdat de belasting
afhankelijk is van de snijomstandigheden, richt u zich bij de
programmering op de onderstaande voorbeeldwaarden
voor de bewerking van staal:
Langsdraaien: snijdiepte \> 1 mm
Insteken: snijdiepte \> 1 mm
Boren in volmateriaal: boringdiameter \> 10 mm
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 123
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Referentiebewerking
Tijdens de referentiebewerking bepaalt de besturing de maximale
belasting en de totale belasting van elke bewakingszone. De bepaalde
waarden gelden als referentiewaarden. De grenswaarden van een
bewakingszone worden door de besturing berekend uit de
vastgestelde referentiewaarden en de vooraf ingestelde factoren uit
de machineparameters.
Subwerkstand Programma-verloop selecteren en NC-programma
openen
Belastingsbewaking inschakelen: menu Verloop \> menu-item
Belastingsbewaking aan selecteren
Referentiebewerking selecteren: menu Verloop \> menu-item
Referentiebewerking selecteren – de besturing geeft de titelregel
met een groene achtergrondkleur weer
Referentiebewerking starten: NC-start indrukken – de besturing voert
de bewerking uit en slaat de referentiegegevens op in een apart
bestand. Na een geslaagde referentiebewerking geeft de besturing
een infomelding.
Voer de referentiebewerking uit onder de geplande
omstandigheden van de latere bewerking, bijv. voor wat
betreft voedingen, toerentallen, type en kwaliteit van de
gereedschappen.
REFERENTIEBEWERKING UITVOEREN
De referentiebewerking wordt afgesloten met M30 resp.
M99. Indien het programma tijdens de bewerking is
afgebroken, worden geen referentiegegevens
opgeslagen. In dat geval moet de referentiebewerking
opnieuw worden uitgevoerd.
Voer een nieuwe referentiebewerking uit wanneer u
wijzigingen in uw programma uitvoert, bijv.:
Nieuwe zones definiëren
Bestaande zones wissen
Zonenummers wijzigen
Assen binnen een zone wijzigen, toevoegen of
verwijderen
Voedingen of toerentallen wijzigen
Gereedschappen wijzigen
Snijdieptes wijzigen
124 Werkstand Machine
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Referentiewaarden controleren
Na een geslaagde referentiebewerking moet u de vastgestelde
referentiewaarden controleren.
Betekenis van de waarden:
Belasting: het vastgestelde aandrijfkoppel ten opzichte van het
nominale koppel van de aandrijving in [%]
Totale belasting: som van de belastingswaarden in de
bewakingszone in [%*ms]
Referentiewaarden weergeven: menu Weergave \> menu-item
Belastingsgegevens bewerken selecteren – de besturing opent het
formulier "Belastingsgegevens instellen" met de volgende parameters
en toont de vastgestelde waarden bovendien als balkdiagram
De belastingsbewaking vergelijkt de huidige
belastingswaarden met grenswaarden. Om de vergelijking
mogelijk te maken, mogen de referentiewaarden van de
belasting niet te laag zijn. Controleer de vastgestelde
waarden en verwijder, indien nodig, uit de zone de
bewaakte assen waarvan de belasting kleiner dan 5% is.
REFERENTIEWAARDEN OPENEN
Parameter
ZO Nummer van de bewakingszone
AX Bewaakte as
CH Geselecteerd kanaal
T Gereedschapsplaats van het actieve gereedschap in de
bewakingszone
ID Gereedschapsnaam van het actieve gereedschap in de
bewakingszone
P Maximale belasting tijdens de referentiebewerking
PA Maximale belasting tijdens de actuele bewerking
PG1 Grenswaarde-1 van de belasting
PG2 Grenswaarde-2 van de belasting
W Totale belasting tijdens de referentiebewerking
WA Totale belasting tijdens de actuele bewerking
WGF Factor voor de grenswaarde van de totale belasting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 125
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Diagram
Bovenste brede balk (weergave in %):
groen Bereik tot de maximale belasting tijdens de
referentiebewerking (P)
geel Bereik tot grenswaarde-1 van de belasting (PG1)
rood Bereik tot grenswaarde-2 van de belasting (PG2)
magenta Maximale belasting van de laatste bewerking (PA)
Onderste smalle balk (weergave gestandaardiseerd naar
referentiewaarde 1):
groen Bereik tot maximale totale belasting tijdens de
referentiebewerking (W)
geel Bereik tot de grenswaarde van de totale belasting (WGF)
magenta Maximale totale belasting van de laatste bewerking (WA)
Na de referentiebewerking komen de waarden W en WA
resp. P en PA overeen en worden als referentiewaarden
voor de berekening van de grenswaarden gebruikt.
126 Werkstand Machine
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Grenswaarden aanpassen
Na een geslaagde referentiebewerking berekent de besturing de
grenswaarden uit de referentiewaarden en de vooraf ingestelde
factoren uit de machineparameters.
De berekende grenswaarden kunt u voor de volgende productie naar
behoefte aanpassen.
Grenswaarden weergeven: menu Weergave \> menu-item
Belastingsgegevens bewerken selecteren – de besturing opent het
formulier "Belastingsgegevens instellen"
Grenswaarden controleren
Indien nodig de parameters PG1, PG2 of WGF aanpassen
GRENSWAARDEN AANPASSEN
Controleer of u de juiste grenswaarden aanpast. Selecteer
eerst met de softkey Volgende zone en Volgende as het
formulier met de te wijzigen grenswaarden! Als alternatief
kunt u voor de selectie van het juiste formulier ook de
selectielijsten van de parameters ZO en AX gebruiken. Sla
de wijzigingen voor elke as afzonderlijk op met de softkey
Opslaan!
Voor aanpassing van de grenswaarden is geen nieuwe
referentiebewerking nodig. U kunt de productie met de
aangepaste grenswaarden voortzetten.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 127
3.10 Belastingsbewaking (optie)
Productie met belastingsbewaking
Bij het programma-verloop bewaakt de besturing in elke
interpolatiecyclus de belasting en de totale belasting. Parallel aan de
bewerking kunt u voor alle bewaakte assen van de actieve zone de
actuele belastingswaarden in een diagram laten weergeven.
Belastingswaarden weergeven: menu Weergave \> menu-item
Belastingsgegevens bewerken selecteren – de besturing opent het
formulier "Belastingsgegevens instellen" en toont de vastgestelde
waarden bovendien als balkdiagram
Actuele belastingswaarden weergeven: softkey Actieve zone
weergeven indrukken – de besturing schakelt automatisch om naar
de actuele bewakingszone en toont de actuele belastingswaarden in
het balkdiagram
Houd er rekening mee dat de grenswaarden tijdens een
bewerking niet kunnen worden aangepast. Pas de
grenswaarden vóór de bewerking aan!
DIAGRAM TIJDENS DE BEWERKING OPENEN
Diagram
Bovenste brede balk (weergave in %):
groen Actuele belasting (PA)
Bovenste brede markeringen:
groen Actuele piekwaarde tussen 0 en grenswaarde-1 (P)
geel Actuele piekwaarde tussen P en grenswaarde-1 (PG1)
rood
Actuele piekwaarde tussen PG1 en grenswaarde-2 (PG1)
Onderste smalle balk (weergave gestandaardiseerd naar
referentiewaarde 1):
groen Actuele totale belasting (WA)
geel Actuele totale belasting tot de grenswaarde (WGF)
128 Werkstand Machine
3.11 Grafische simulatie
3.11 Grafische simulatie
Met de grafische simulatie controleert u vóór de verspaning de
verspaningsbewerking, de snede-opdeling en de gerealiseerde
contour.
In de werkstanden Handbediening en Inleren controleert u het
verloop van een afzonderlijke Teach-in-cyclus – in de werkstand
Programma-verloop controleert u een compleet Teach-in- of DIN-
programma.
Een geprogrammeerd onbewerkt werkstuk wordt in de simulatie
getoond. De CNC PILOT simuleert ook bewerkingen die aan de
voorkant of op het manteloppervlak worden uitgevoerd
(positioneerbare spil of C-as). Daardoor kan de complete verspaning
worden gecontroleerd.
Tijdens handbediening en Inleren wordt altijd de Teach-in-cyclus
gesimuleerd die u op dat moment bewerkt. In de werkstand
Programma-verloop begint de simulatie vanaf de cursorpositie.
Smart.Turn- en DIN-programma's worden vanaf het programmabegin
gesimuleerd.
Meer details over gebruik en bediening van de simulatie vindt u in het
hoofdstuk "De werkstand Simulatie" op pagina 486.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 129
3.12 Programmabeheer
3.12 Programmabeheer
Programmakeuze
"Programma-verloop" laadt automatisch het als laatste gebruikte
programma.
In de programmakeuze worden de in de besturing beschikbare
programma's opgesomd. U kiest het gewenste programma of wisselt
met ENTER naar het invoerveld Bestandsnaam. In dit invoerveld beperkt
u de keuze of voert u de programmanaam direct in.
Programmalijst openen. Gebruik de softkeys voor
het selecteren en sorteren van de programma's (zie
volgende tabellen).
Softkeys in de programmaselectiedialoog
Weergave van de bestandsattributen: grootte, datum,
tijd
Omschakeling tussen Teach-in- en DIN-/smart.Turn-
programma's
Opent het softkeymenu Bestandsbeheer (zie
pagina 130)
Opent het softkeymenu Sortering (zie volgende tabel)
Opent het softkeymenu Projectbeheer (zie
"Projectbeheer" op pagina 131)
Opent het Lettertoetsenbord (zie "Lettertoetsenbord" op
pagina 57 )
Opent het programma voor de automatische start
Sluiten van de programmaselectiedialoog. Het eerder in
het programma-verloop actieve programma blijft
behouden.
Softkeys Sortering
Weergave van de bestandsattributen: grootte, datum,
tijd
Programma's sorteren op bestandsnaam
Programma's sorteren op bestandsgrootte
130 Werkstand Machine
3.12 Programmabeheer
Bestandsmanager
Met de bestandsbeheerfuncties kunt u bestanden kopiëren, wissen
etc. Het programmatype (Teach-in- of smart.Turn- resp. DIN-
programma's) selecteert u voordat u Organisatie oproept.
Programma's sorteren op wijzigingsdatum
Omdraaien van de sorteervolgorde
Opent het programma voor de automatische start
Terug naar de programmaselectiedialoog
Softkeys Sortering
Softkeys bestandsmanager
Omschakelen tussen directory- en bestandsvenster
Gemarkeerd bestand knippen
Gemarkeerd bestand kopiëren
In het geheugen opgeslagen bestand invoegen
Gemarkeerd bestand hernoemen
Gemarkeerd bestand na bevestigingsvraag wissen
Details weergeven
Alle bestanden markeren
Bestanden sorteren
Schrijfbeveiliging voor het gemarkeerde programma
in- of uitschakelen
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 131
3.12 Programmabeheer
Projectbeheer
In het projectbeheer kunt u uw eigen projectmappen aanmaken, om
bestanden die bij elkaar horen centraal te beheren. Als u een project
aanmaakt, wordt in de directory "TNC:\\Project\\" een nieuwe map met
de vereiste submappenstuctuur aangemaakt. In de submappen kunt u
uw programma's, contouren en tekeningen opslaan.
Met de softkey "Project" activeert u het projectbeheer. De besturing
toont u alle bestaande projecten in een boomstructuur. Bovendien
opent de besturing in het projectbeheer een softkeymenu voor het
aanmaken, selecteren en beheren van projecten. Om weer de
standaarddirectory van de besturing te selecteren, selecteert u de
map "TNC:\\nc_prog" en drukt u op de softkey "Standaarddir.
selecteren".
Opent het Lettertoetsenbord (zie
"Lettertoetsenbord" op pagina 57 )
Terug naar de programmaselectiedialoog
Softkeys bestandsmanager
Softkeys project
Nieuw project aanmaken
Gemarkeerd project kopiëren
Gemarkeerd project na bevestigingsvraag wissen
Gemarkeerd project hernoemen
Gemarkeerd project selecteren
Standaarddirectory selecteren
U kunt willekeurige projectnamen selecteren. De
submappen (dxf, gti, gtz, ncps en Pictures) hebben vaste
namen die niet mogen worden gewijzigd.
In het projectbeheer worden alle bestaande
projectmappen weergegeven. Via de bestandsmanager
kunt u omschakelen naar de desbetreffende submappen.
132 Werkstand Machine
3.13 DIN-conversie
3.13 DIN-conversie
Met DIN-conversie wordt het omzetten van een Teach-in-programma
naar een smart.Turn-programma met dezelfde functionaliteit bedoeld.
U kunt een dergelijk smart.Turn-programma optimaliseren, uitbreiden,
etc.
Conversie uitvoeren
Softkey Cycl.prog --\> DIN indrukken (hoofdmenu)
Het te converteren programma selecteren.
Softkey Cycl.prog --\> DIN indrukken
(programmakeuzemenu)
Het gemaakte DIN-programma krijgt de programmanaam van het
Teach-in-programma.
Als de CNC PILOT tijdens het converteren fouten detecteert, worden
deze gemeld en wordt het converteren afgebroken.
Als een programma met de gebruikte naam is geopend in de
smart.Turn-editor, moet u de conversie met de softkey Overschrijven
bevestigen. De CNC PILOT
DIN-CONVERSIE
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 133
3.14 Maateenheden
3.14 Maateenheden
U kunt de CNC PILOT gebruiken met de maateenheid "metrisch" of
"inch". De in de tabellen vermelde eenheden en cijfers na de komma
worden afhankelijk van de geselecteerde maateenheid gebruikt voor
de weergaven en invoer.
De instelling inch/metrisch wordt ook toegepast bij de weergaven en
invoer van gegevens voor gereedschapsbeheer.
Selecteer de instelling metrisch/inch in de user parameter "Systeem/
Definitie van de voor de weergave geldende maateenheid"
(Pagina 547). Een wijziging van de instelling metrisch/inch wordt
onmiddellijk actief, zonder dat de besturing opnieuw hoeft te worden
gestart.
De basisregelweergave schakelt ook om naar de maateenheid inch.
inch metrisch
Eenheden
Coördinaten, lengtematen en
verplaatsingsgegevens
inch mm
Voeding inch/omw of
inch/min
mm/omw of
mm/min
Snijsnelheid ft/min (feet/min) m/min
Aantal cijfers na de komma bij weergaven en invoer
Coördinaat- en
verplaatsingsgegevens
43
Correctiewaarden 5 3
De eenheid wordt vastgelegd in alle NC-programma's.
Metrische programma's kunnen worden uitgevoerd
wanneer de eenheid inch actief is, en omgekeerd.
Nieuwe programma's worden gemaakt met de
ingestelde eenheid.
Of resp. hoe het oplossend vermogen van het
handwiel kan worden omgeschakeld naar het inch-
maatsysteem, is beschreven in het machinehandboek.
134 Werkstand Machine
3.14 Maateenheden
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 135
Teach-in-modus
136 Teach-in-modus
4.1 Met cycli werken
4.1 Met cycli werken
Voordat u met cycli gaat werken, moet u het werkstuknulpunt
instellen en controleren of het gebruikte gereedschap is beschreven.
De machinegegevens (gereedschap, voeding, spiltoerental) voert u
samen met de overige cyclusparameters in de werkstand Inleren in.
Tijdens handbediening worden de machinegegevens voorafgaand aan
de cyclusoproep ingesteld.
De afzonderlijke cycli definieert u als volgt:
Gereedschapspunt met het handwiel of de jog-toetsen op het
startpunt van de cyclus plaatsen (alleen in handbediening)
Cyclus selecteren en programmeren
Grafische test van het cyclusverloop
Uitvoering van de cyclus
Cyclus opslaan (alleen tijdens Inleren)
Cyclusstartpunt
Bij handbediening start de cyclus bij de "actuele gereedschapspositie".
In de werkstand Inleren voert u het startpunt als parameter in. De
CNC PILOT benadert dit punt voordat de cyclus wordt uitgevoerd
"via de kortste weg" (diagonaal) met spoedgang.
De snijgegevens kunnen met de softkey Voorstel
Technologie uit de technologiedatabase worden
overgenomen. Voor deze toegang tot de database is aan
elke cyclus een bewerkingswijze vast toegewezen.
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer het gereedschap het volgende startpunt niet
zonder botsing kan bereiken, moet u met behulp van de
cyclus Positioneren spoedgang een tussenliggende
positie instellen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 137
4.1 Met cycli werken
Helpschermen
De functies en parameters van de Teach-in-cycli worden in
helpschermen verklaard. Deze tonen meestal een bewerking aan de
buitenzijde.
Met de ring-toets wisselt u tussen helpschermen
voor de bewerking aan de buiten- en binnenkant.
Weergave in de helpschermen:
Stippellijn: spoedgangbaan
Ononderbroken lijn: voedingsbaan
Maatlijn met maatpijl aan één zijde: "gerichte maat" – het voorteken
bepaalt de richting
Maatlijn met maatpijl aan beide zijden: "absolute maat" – het
voorteken heeft geen betekenis
DIN-macro's
DIN-macro's (DIN-cycli) zijn DIN-subprogramma's (zie "DIN-cyclus" op
pagina 372). U kunt DIN-macro's in Teach-in-programma's integreren.
De DIN-macro's mogen geen nulpuntverschuivingen bevatten.
Grafische test (simulatie)
Voordat u een cyclus uitvoert, controleert u grafisch de contourdetails
en het verloop van de bewerking (zie "De werkstand Simulatie" op
pagina 486).
Let op: botsingsgevaar!
Teach-in-programmering: bij DIN-macro’s wordt de
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik
daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen in
de Teach-in-programmering.
138 Teach-in-modus
4.1 Met cycli werken
Contourcorrectie bij Inleren
Bij de contourcorrectie wordt het oorspronkelijk gespecificeerde
onbewerkte werkstuk geactualiseerd met elke bewerkingsstap. De
draaicycli houden rekening met de actuele contour van het
onbewerkte werkstuk voor de berekening van benaderings- en
bewerkingsbanen. Hierdoor worden "lege snedes" voorkomen en
benaderingsbanen geoptimaliseerd.
Om de contourcorrectie tijdens het inleren te activeren, programmeert
u een onbewerkt werkstuk en selecteert u in de invoerparameter RG
"met contourcorrectie" (zie ook "Cycli van onbewerkt werkstuk" op
pagina 143).
Cyclusverloop met actieve contourcorrectie (RG: 1):
Eerst activeert de cyclusstart een zoekopdracht naar de startregel in
de geselecteerde cyclus
De volgende cyclusstart voert de M-functies (bijv. rotatierichting) uit
De volgende cyclusstart positioneert het gereedschap op de laatst
geprogrammeerde coördinaten (bijv. gereedschapswisselpositie)
Met de volgende cyclusstart wordt de geselecteerde cyclus
afgewerkt
Cyclustoetsen
Een geprogrammeerde Teach-in-cyclus wordt bij bediening van
Cyclusstart uitgevoerd. Met Cyclusstop wordt een lopende cyclus
onderbroken. Bij draadsnijden wordt bij Cyclusstop het gereedschap
vrijgezet en dan gestopt. De cyclus moet opnieuw worden gestart.
Tijdens een cyclusonderbreking kunt u:
De cyclusbewerking met Cyclusstart voortzetten. De
cyclusbewerking begint daarbij altijd op de plaats waar de cyclus
werd onderbroken, ook wanneer u de assen tussentijds hebt
verplaatst.
De assen met de jogtoetsen of met het handwiel verplaatsen.
De bewerking met de softkey Terug beëndigen.
Wanneer de contourcorrectie actief is, kunt u ook
zelfhoudende functies zoals "intermitterende voeding" of
"nulpuntverschuiving" gebruiken.
De contourcorrectie is alleen voor draaibewerkingen
mogelijk.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 139
4.1 Met cycli werken
Schakelfuncties (M-functies)
De CNC PILOT genereert de schakelfuncties die voor de uitvoering
van een cyclus noodzakelijk zijn.
De spilrotatierichting wordt vooraf ingesteld in de
gereedschapsparameters. De cycli genereren aan de hand van de
gereedschapsparameters spilschakelfuncties (M3 of M4).
Commentaar
U kunt een bestaande Teach-in-cyclus van commentaar voorzien. Het
commentaar wordt onder de cyclus in "[...]" geplaatst.
Cyclus maken/selecteren
Softkey Tekst wijzigen indrukken
Toets Goto indrukken voor weergave van het
lettertoetsenbord
Via het weergegeven lettertoetsenbord het commentaar invoeren.
Commentaar overnemen
Raadpleeg het machinehandboek voor informatie over
schakelfuncties die automatisch kunnen worden
uitgevoerd.
COMMENTAAR TOEVOEGEN OF WIJZIGEN
140 Teach-in-modus
4.1 Met cycli werken
Cyclusmenu
Het hoofdmenu toont de cyclusgroepen (zie tabel hieronder). Nadat u
een groep hebt geselecteerd, verschijnen de menutoetsen van de
cycli.
Voor complexe contouren gebruikt u ICP-cycli en voor technologisch
moeilijke bewerkingen DIN-macro's. De namen van de ICP-contouren
resp. DIN-macro's staan in het cyclusprogramma aan het regeleinde
van de cyclus.
Sommige cycli beschikken over optionele parameters. De
bijbehorende contourelementen worden alleen vervaardigd als deze
parameters zijn ingevoerd. De codeletters van optionele resp. vooraf
ingestelde parameters zijn grijs weergegeven.
De volgende parameters worden alleen in de werkstand Inleren
gebruikt:
Startpunt X, Z
Machinegegevens S, F, T en ID
Cyclusgroepen Menutoets
Onbewerkt werkstuk
Standaard of onbewerkte werkstuk ICP definiëren
Aparte snijgangen
Positioneren in spoedgang, lineaire en
cirkelvormige aparte snijgangen, afkanting en
afronding
Verspaningscycli overlangs/overdwars
Voor- en nabewerkingscycli overlangs/overdwars.
Steek- en steekdraaicycli
Cycli voor insteken, contoursteken, draaduitloop
en afsteken.
Schroefdraad snijden
Schroefdraadcycli, vrijdraaiing en schroefdraad
nasnijden.
Boren
Boorcycli en bewerking van patronen voor eind-
en mantelvlak
Frezen
Freescycli en bewerking van patronen voor eind-
en mantelvlak
DIN-macro
DIN-macro integreren
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 141
4.1 Met cycli werken
Softkeys in de cyclusprogrammering: afhankelijk van het type
cyclus kunt u varianten van de cyclus via de softkey instellen (zie tabel
hieronder).
Softkeys in de cyclusprogrammering
Interactieve invoer van contouren oproepen
Gereedschapswisselpositie benaderen
Spilpositionering (M19) activeren
Aan: gereedschap keert terug naar startpositie
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Schakelt om naar afwerkgang
Schakelt om naar de uitgebreide werkstand
Revolver- en gereedschapstabel openen. U kunt het
gereedschap uit de tabel overnemen.
Overname van de werkelijke posities X en Z bij Inleren.
Overname van de voorgestelde waarden voor voeding en
snijsnelheid uit de database
Aan: constant toerental [1/min]
Uit: constante snijsnelheid [m/min]
Lineaire boor- en freespatronen op voorkant of mantelvlak
Ronde boor- en freespatronen op voorkant of mantelvlak
Overname van ingevoerde/gewijzigde waarden
Lopende dialoog afbreken
142 Teach-in-modus
4.1 Met cycli werken
In veel cycli gebruikte adressen
Veiligheidsafstand G47
Veiligheidsafstanden worden voor banen voor het benaderen en
vrijzetten gebruikt. Wanneer de cyclus tijdens de uitvoering rekening
houdt met een veiligheidsafstand, staat in de dialoog het adres "G47".
Voorstelwaarde zie (Veiligheidsafstand G47) Pagina 547
Veiligheidsafstanden SCI en SCK
Tijdens boor- en freescycli wordt bij banen voor het benaderen en
vrijzetten rekening gehouden met de veiligheidsafstanden SCI en
SCK.
SCI = veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
SCK = veiligheidsafstand in voedingsrichting
Voorstelwaarde zie (Veiligheidsafstand G147) Pagina 547
Gereedschapswisselpositie G14
Met het adres "G14" kunt u aan het einde van de cyclus een
sledepositionering naar de opgeslagen gereedschapswisselpositie
programmeren (zie "Gereedschapswisselpositie instellen" op
pagina 98). Het benaderen van het gereedschapswisselpositie kunt u
als volgt beïnvloeden:
Geen as (gereedschapswisselpositie niet benaderen)
0: simultaan (default)
1: eerst X, dan Z
2: eerst Z, dan X
3: alleen X
4: alleen Z
Snijbegrenzingen SX, SZ
Met de adressen SX en SZ beperkt u het te bewerken contourbereik
in X- en Z-richting. Gezien vanaf de gereedschapspositie aan het begin
van de cyclus wordt de te bewerken contour op deze posities
afgesneden.
Additieve correctie Dxx
Met het adres Dxx kunt u voor het totale cyclusverloop een additieve
correctie activeren. xx staat voor de correctienummers 1-16. De
additieve correctie wordt aan het cycluseinde weer uitgeschakeld.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 143
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
Onbewerkt werkstuk
Symboo
l
Onbew. wkst staf/pijp
Standaard onbewerkt werkstuk
definiëren
ICP-contour onbewerkt werkstuk
Vrije beschrijving van onbewerkt
werkstuk met ICP
Cycli van het onbewerkte werkstuk beschrijven het
onbewerkte werkstuk en de spantoestand. U hebt geen
invloed op de verspaning.
De contouren van het onbewerkte werkstuk worden
tijdens de simulatie van de bewerking getoond.
144 Teach-in-modus
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
Onbewerkt werkstuk - staf/pijp
Onbew. wkst definiëren selecteren
Onbew. wkst staf/pijp selecteren
De cyclus beschrijft het onbewerkte werkstuk en de spantoestand.
Deze informatie wordt bij de simulatie verwerkt.
Cyclusparameters
X Buitendiameter
Z Lengte, inclusief dwarsovermaat en spanbereik
I Binnendiameter bij type onbewerkt werkstuk "pijp"
K REchte kant (dwarsovermaat)
B Spanbereik
J Opspanmethode
0: niet ingespannen
1: buiten ingespannen
2: binnen ingespannen
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt uitgevoerd
(machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
RG Contourcorrectie voor de werkstand Inleren (zie ook
"Contourcorrectie bij Inleren" op pagina 138):
0: zonder contourcorrectie
1: met contourcorrectie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 145
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
Contour onbewerkt werkstuk ICP
Onbew. wkst definiëren selecteren
Contour onbewerkt werkstuk ICP selecteren
De cyclus integreert het met ICP beschreven onbewerkte werkstuk
en beschrijft de spantoestand. Deze informatie wordt bij de simulatie
verwerkt.
Cyclusparameters
XSpandiameter
Z Spanpositie in Z
B Spanbereik
J Opspanmethode
0: niet ingespannen
1: buiten ingespannen
2: binnen ingespannen
RK ICP-contournummer
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt uitgevoerd
(machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
RG Contourcorrectie voor de werkstand Inleren
0: zonder contourcorrectie
1: met contourcorrectie
146 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
4.3 Cycli aparte snijgangen
Aparte snijgangen Symbool
Positioneren spoedgang
Gereedschapswisselpositie
benaderen
Lineaire bewerking overlangs/
overdwars
enkelvoudige langs-/dwarssnede
Lineaire bewerking onder een
hoek
enkelvoudige schuine snede
Cirkelvormige bewerking
Enkelvoudige cirkelvormige snede
(voor snijrichting zie menutoets)
Afkanting maken
Afronding maken
M-functie oproepen
Met de cycli aparte snijgangen positioneert u in
spoedgang, voert u enkelvoudige lineaire of cirkelvormige
sneden uit, maakt u afkantingen of afrondingen en voert
u M-functies in.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 147
4.3 Cycli aparte snijgangen
Positioneren spoedgang
Aparte snijgangen selecteren
Positioneren spoedgang selecteren
Het gereedschap verplaatst zich in spoedgang van het startpunt naar
het eindpunt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
BW Hoek van de B-as (machineafhankelijke functie)
Indien uw machine over meer assen beschikt, worden er
nog meer invoerparameters getoond.
148 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Gereedschapswisselpositie benaderen
Aparte snijgangen selecteren
Positioneren spoedgang selecteren
Softkey Ger. wiss. gaan inschakelen
Het gereedschap verplaatst zich in spoedgang van de actuele positie
naar de gereedschapswisselpositie (zie pagina 142).
Na het bereiken van de gereedschapswisselpositie wordt er
omgeschakeld naar "T" .
Cyclusparameters
G14 Volgorde (default: 0)
0: simultaan (diagonale verplaatsing)
1: eerst X-, dan Z-richting
2: eerst Z-, dan X-richting
3: alleen X-richting
4: alleen Z-richting
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 149
4.3 Cycli aparte snijgangen
Lineaire bewerking overlangs
Aparte snijgangen selecteren
Lineaire bewerking overlangs selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Lineaire bewerking overlangs
Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met
voedingssnelheid naar eindpunt Z2 en blijft aan het einde van de
cyclus staan.
Contour lineair overlangs (met terugloop)
Het gereedschap nadert, voert de snijgang overlangs uit en keert aan
het einde van de cyclus terug naar het startpunt (zie afbeeldingen).
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Verplaatst van startpunt naar beginpunt X1
2 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
3 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1 Beginpunt contour (bij "met terugloop")
Z2 Eindpunt contour
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
150 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Lineaire bewerking overdwars
Aparte snijgangen selecteren
Lineaire bewerking overdwars selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Lineaire bewerking overdwars
Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met
voedingssnelheid naar eindpunt X2en blijft aan het einde van de
cyclus staan.
Contour lineair overdwars (met terugloop)
Het gereedschap nadert, voert de snijgang overdwars uit en keert aan
het einde van de cyclus terug naar het startpunt (zie afbeeldingen).
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Verplaatst van startpunt naar beginpunt Z1
2 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt X2
3 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
Z1 Beginpunt contour (bij "met terugloop")
X2 Eindpunt contour
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 151
4.3 Cycli aparte snijgangen
Lineaire bewerking onder een hoek
Aparte snijgangen selecteren
Lineaire bewerking onder een hoek selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Lineaire bewerking onder een hoek
De CNC PILOT berekent de eindpositie en beweegt lineair met
voedingssnelheid van het startpunt naar de eindpositie. Het
gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
152 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Contour lineair hoek (met terugloop)
De CNC PILOT berekent de eindpositie. Vervolgens nadert het
gereedschap, voert de snijgang lineair uit en keert aan het einde van
de cyclus terug naar het startpunt (zie afbeeldingen). Er wordt
rekening gehouden met de snijkantradiuscorrectie.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Parametercombinaties voor het eindpunt: zie helpscherm
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Berekent de eindpositie
2 Verplaatst lineair van startpunt naar beginpunt X1, Z1
3 Beweegt met voedingssnelheid naar de eindpositie
4 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour (bij "met terugloop")
X2, Z2 Eindpunt contour
A Beginhoek (bereik: –180° < A < 180°)
G47 Veiligheidsafstand (bij "met terugloop")
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 153
4.3 Cycli aparte snijgangen
Circulaire bewerking
Aparte snijgangen selecteren
Circulaire bewerking (linksdraaiend) selecteren
Circulaire bewerking (rechtsdraaiend) selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Circulaire bewerking
Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel van startpunt X, Z met
voedingssnelheid naar eindpunt X2, Z2 en blijft aan het einde van de
cyclus staan.
154 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Contour rond (met terugloop)
Het gereedschap nadert, voert de snijgang cirkelvormig uit en keert
aan het einde van de cyclus terug naar het startpunt (zie afbeeldingen).
Er wordt rekening gehouden met de snijkantradiuscorrectie.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Beweegt met voedingssnelheid in een cirkel naar eindpunt X2, Z2
3 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour (bij "met terugloop")
X2, Z2 Eindpunt contour
R afrondingsradius
G47 Veiligheidsafstand (bij "met terugloop")
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 155
4.3 Cycli aparte snijgangen
Afkanting
Aparte snijgangen selecteren
Afkanting selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Afkanting
De cyclus maakt een ten opzichte van de contourhoek
gedimensioneerde afkanting. Het gereedschap blijft aan het einde van
de cyclus staan.
156 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Contour afkanting (met terugloop)
Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek
gedimensioneerde afkanting en keert aan het einde van de cyclus
terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de
snijkantradiuscorrectie.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Parametercombinaties voor de afkanting:
I of K (afkanting 45°)
I, K
I, A of K, A
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Berekent het "begin- en eindpunt van de afkanting"
2 Verplaatst asparallel van startpunt naar "beginpunt afkanting"
3 Beweegt met voedingssnelheid naar "eindpunt afkanting"
4 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
A Beginhoek: hoek van de afkanting (bereik: 0°< A < 90°)
I, K Afkantingsbreedte (in X, Z)
J Elementpositie (default: 1) – het voorteken bepaalt de
verspaningsrichting (zie helpscherm).
G47 Veiligheidsafstand (bij "met terugloop")
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 157
4.3 Cycli aparte snijgangen
Afronding
Aparte snijgangen selecteren
Afronding selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
Afronding
De cyclus maakt een ten opzichte van de contourhoek
gedimensioneerde afronding. Het gereedschap blijft aan het einde van
de cyclus staan.
158 Teach-in-modus
4.3 Cycli aparte snijgangen
Contour afronding (met terugloop)
Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek
gedimensioneerde afronding en keert aan het einde van de cyclus
terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de
snijkantradiuscorrectie.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoering van cyclus bij "met terugloop"
1 Berekent het "begin- en eindpunt van de afronding"
2 Verplaatst asparallel van startpunt naar "beginpunt afronding"
3 Beweegt met voedingssnelheid in een cirkel naar "eindpunt
afronding"
4 Zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
R Afrondingsradius
J Elementpositie (default: 1) – het voorteken bepaalt de
verspaningsrichting (zie helpscherm).
G47 Veiligheidsafstand (bij "met terugloop")
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (bij "met terugloop")
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 159
4.3 Cycli aparte snijgangen
M-functies
Machinefuncties (M-functies) worden pas uitgevoerd nadat
Cyclusstart is gekozen. Met de softkey M-LIJST kunt u een overzicht
van de beschikbare M-functies openen. De betekenis van de M-
functie is te vinden in het machinehandboek.
Aparte snijgangen selecteren
M-functie selecteren
M-functienummer invoeren
Invoer afsluiten
Op Cyclusstart drukken
Aparte snijgangen selecteren
M-functie selecteren
M19 inschakelen
Stilzethoek invoeren
Invoer afsluiten
Op Cyclusstart drukken
M-FUNCTIE
SPILSTOP M19 (SPILPOSITIONERING)
160 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli
Verspanings- en voedingsrichting voor verspaningscycli
De CNC PILOT bepaalt de verspanings- en voedingsrichting aan de
hand van de cyclusparameters.
Normale werkstand: de parameters Startpunt X, Z (handbediening:
Actuele gereedschapspositie) en Begin contour X1/einde contour Z2
zijn bepalend.
Uitgebreide werkstand: de parameters Beginpunt contour X1, Z1
en Eindpunt contour X2, Z2 zijn bepalend.
ICP-cycli: de parameters Startpunt X, Z (handbediening: "Actuele
gereedschapspositie") en Startpunt van de ICP-contour zijn
bepalend.
Verspaningscycli Symbool
Verspanen overlangs/overdwars
Voorbewerkings- en
nabewerkingscyclus voor
eenvoudige contouren
Insteken overlangs/overdwars
Voorbewerkings- en
nabewerkingscyclus voor
eenvoudige insteekcontouren
Parallel aan contour (ICP-
contour) overlangs/overdwars
Voorbewerkings- en
nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren (snijlijnen
parallel aan bewerkt werkstuk)
ICP-verspanen overlangs/
overdwars
Voorbewerkings- en
nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren
Met de verspaningscycli kunnen eenvoudige contouren in
de normale werkstand en ingewikkelde contouren in de
uitgebreide werkstand worden voor- en nabewerkt.
Met de ICP-verspaningscycli worden met ICP beschreven
contouren bewerkt zie "ICP-contouren" op pagina 376.
Snede-opdeling: de CNC PILOT berekent een aanzet,
die <=diepte-instellling P is. Een "nadraaisnede" is
overbodig.
Overmaten: met overmaten wordt rekening gehouden
in de "uitgebreide werkstand".
Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd
Veiligheidsafstand na een snede:
Normale werkstand: 1 mm
Uitgebreide werkstand: wordt afzonderlijk ingesteld
voor bewerking aan binnen- en buitenzijde (zie "Lijst
van user parameters" op pagina 547).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 161
4.4 Verspaningscycli
Gereedschapspositie
U moet rekening houden met de gereedschapspositie (startpunt X, Z),
voordat u een cyclus van de uitgebreide verspaningscycli gaat
uitvoeren. De regels zijn van toepassing op alle verspanings- en
voedingsrichtingen en op voor- en nabewerking (zie voorbeelden voor
cycli overlangs)
Het startpunt mag zich niet in het gearceerde gebied bevinden.
Het verspaningsgedeelte begint bij startpunt X, Z, wanneer het
gereedschap zich "voor" het contourgedeelte bevindt. Als dit niet het
geval is, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte verspaand.
Als bij een bewerking aan de binnenzijde het startpunt X, Z boven
de hartlijn ligt, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte
verspaand.
(A = beginpunt contour X1, Z1; E = eindpunt contour X2, Z2)
Contourvormen
Contourelementen bij verspaningscycli
Normale werkstand
Rechthoekig gedeelte verspanen
Uitgebreide werkstand
Afkanting aan het begin van de contour
Uitgebreide werkstand
Afkanting aan het einde van de contour
Uitgebreide werkstand
Afkantingen aan het begin en einde van de
contour met een hoek \> 45°
Uitgebreide werkstand
Een afkanting (door invoer van beginpunt
contour, eindpunt contour en beginhoek)
162 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Uitgebreide werkstand
Afronding
Uitgebreide werkstand
Afkanting (of afronding) aan het einde van de
contour
Normale werkstand
Verspanen bij neergaande contour
Normale werkstand
Afkanting aan het einde van de contour
Uitgebreide werkstand
Afronding van de bodem van de contour (in
beide hoeken)
Uitgebreide werkstand
Afkanting (of afronding) aan het begin van de
contour
Uitgebreide werkstand
Afkanting (of afronding) aan het einde van de
contour
Contourelementen bij verspaningscycli
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 163
4.4 Verspaningscycli
Verspanen overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overlangs selecteren
Met de cyclus wordt de rechthoek voorbewerkt die wordt beschreven
met startpunt en beginpunt X1/eindpunt Z2.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1 Beginpunt contour
Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
164 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
4 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat beginpunt X1 bereikt is
7 Keert diagonaal terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 165
4.4 Verspaningscycli
Verspanen overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overdwars selecteren
Met de cyclus wordt de rechthoek voorbewerkt die wordt beschreven
met startpunt en beginpunt Z1/eindpunt X2.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
Z1 Beginpunt contour
X2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
166 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2
4 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat beginpunt Z1 bereikt is
7 Keert diagonaal terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 167
4.4 Verspaningscycli
Verspanen overlangs - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overlangs selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met startpunt en beginpunt X1/eindpunt Z2, waarbij houdt rekening
wordt gehouden met de overmaten.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
I, K Overmaat X, Z
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
168 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
BP:pauzeduur
BF:voedingsduur
WS:hoek van de afkanting aan het begin van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
WE:hoek van de afkanting aan het einde van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt Z2 of naar een
optioneel contourelement
4 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat beginpunt X1 bereikt is
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 169
4.4 Verspaningscycli
Verspanen overdwars - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overdwars selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met startpunt en beginpunt Z1/eindpunt X2, waarbij rekening wordt
gehouden met de overmaten.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
I, K Overmaat X, Z
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
170 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
BP:pauzeduur
BF:voedingsduur
WS:hoek van de afkanting aan het begin van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
WE:hoek van de afkanting aan het einde van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2 of naar een
optioneel contourelement
4 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat beginpunt Z1 bereikt is
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 171
4.4 Verspaningscycli
Verspanen afwerken overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overlangs selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
X1 tot eindpunt Z2.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in dwarsrichting van startpunt naar beginpunt X1
2 Bewerkt eerst overlangs en daarna overdwars na
3 Keert overlangs terug naar het startpunt
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug
naar het startpunt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1 Beginpunt contour
Z2 Eindpunt contour
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
172 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Verspanen afwerken overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overdwars selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
Z1 tot eindpunt X2.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in langsrichting van startpunt naar beginpunt Z1
2 Bewerkt eerst overdwars en daarna overlangs na
3 Keert overdwars terug naar het startpunt
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug
naar het startpunt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
Z1 Beginpunt contour
X2 Eindpunt contour
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 173
4.4 Verspaningscycli
Verspanen afwerken overlangs - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overlangs selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour.
Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
174 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
WS:hoek van de afkanting aan het begin van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
WE:hoek van de afkanting aan het einde van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in dwarsrichting van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Bewerkt het contourgedeelte na van beginpunt X1, Z1 tot
eindpunt X2, Z2 en houdt daarbij rekening met de optionele
contourelementen
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14
degereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 175
4.4 Verspaningscycli
Verspanen afwerken overdwars - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Verspanen overdwars selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour.
Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
176 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
WS: hoek van de afkanting aan het begin van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
WE: hoek van de afkanting aan het einde van de contour (nog niet
geïmplementeerd)
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in langsrichting van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Bewerkt het contourgedeelte na van beginpunt X1, Z1 tot
eindpunt X2, Z2 en houdt daarbij rekening met de optionele
contourelementen
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 177
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overlangs selecteren
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met beginpunt contour, eindpunt contour en insteekhoek.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
178 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt met gereduceerde voeding met insteekhoek A in
4 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt Z2 of naar de met
eindhoek W gedefinieerde afkanting
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat eindpunt contour X2 bereikt is
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 179
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overdwars selecteren
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met beginpunt contour, eindpunt contour en insteekhoek.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
180 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt met gereduceerde voeding met insteekhoek A in
4 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2 of naar de met
eindhoek W gedefinieerde afkanting
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat eindpunt contour Z2 bereikt is
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 181
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken overlangs - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overlangs selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met beginpunt contour, eindpunt contour en insteekhoek, waarbij
rekening wordt gehouden met de overmaten.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
I, K Overmaat X, Z
R Afronding
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
182 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
BP:pauzeduur
BF:voedingsduur
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt met gereduceerde voeding met insteekhoek A in
4 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt Z2 of naar een
optioneel contourelement
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat eindpunt X2 bereikt is
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 183
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken overdwars - uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overdwars selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte voorbewerkt dat wordt beschreven
met beginpunt contour, eindpunt contour en insteekhoek, waarbij
rekening wordt gehouden met de overmaten.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
I, K Overmaat X, Z
R Afronding
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
184 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
BP:pauzeduur
BF:voedingsduur
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt met gereduceerde voeding met insteekhoek A in
4 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2 of naar een
optioneel contourelement
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat eindpunt Z2 bereikt is
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 185
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken en afwerken overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overlangs selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour. Het gereedschap keert aan het einde
van de cyclus terug naar het startpunt.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
186 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in dwarsrichting van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Keert asparallel terug naar het startpunt
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 187
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken afwerken overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overdwars selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour. Het gereedschap keert aan het einde
van de cyclus terug naar het startpunt.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
188 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst in dwarsrichting van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Keert asparallel terug naar het startpunt
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 189
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken afwerken overlangs -
uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overlangs selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour. Het gereedschap blijft aan het einde
van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
190 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar beginpunt X1, Z1
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na en houdt daarbij
rekening met optionele contourelementen
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 191
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, insteken afwerken overdwars -
uitgebreid
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
Insteken overdwars selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt van beginpunt
contour tot eindpunt contour. Het gereedschap blijft aan het einde
van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
A Insteekhoek (bereik: 0° <= A < 90°; default: 0°)
W Eindhoek – afkanting aan einde van contour
(bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
192 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar beginpunt X1, Z1.
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na en houdt daarbij
rekening met optionele contourelementen
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 193
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, ICP-parallel aan contour overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-par.a.contour overlangs selecteren
Met de cyclus wordt het gedefinieerde gedeelte parallel aan de
contour voorbewerkt.
Met de cyclus wordt parallel aan de contour
voorbewerkt afhankelijk van overmaat onbewerkt
werkstuk J en type snijlijnen H:
J=0: het gedeelte dat wordt beschreven met "X, Z" en
de ICP-contour, waarbij rekening wordt gehouden
met de overmaten.
J\>0: het gedeelte dat wordt beschreven door de ICP-
contour (met overmaten) en de overmaat onbew.
werkstuk J.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Let op: Botsingsgevaar!
Overmaat onbew. werkstuk J\>0: gebruik als
aanzetdiepte P de kleinere aanzet, als op basis van de
snijkantgeometrie de maximale aanzet in langs- en
dwarsrichting verschillend is.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Aanzetdiepte – wordt afhankelijk van "J" verwerkt
J=0: P is de maximale aanzetdiepte. De cyclus
reduceert de aanzetdiepte, als de geprogrammeerde
voeding op basis van de snijkantgeometrie in dwars- of
langsrichting niet mogelijk is.
J\>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzet wordt in langs-
en dwarsrichting toegepast.
H Type snijlijnen – de cyclus verspaant
0: met constante spaandiepte
1: met equidistante snijlijnen
I, K Overmaat X, Z
194 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
J Overmaat onbew. werkstuk – de cyclus verspaant
J=0: vanaf de gereedschapspositie
J\>0: het door de overmaat van het onbewerkte
werkstuk beschreven bereik
HR Hoofdbewerkingsrichting vastleggen
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: parallel aan
Z-as)
W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: orthogonaal aan
Z-as)
XA, ZA Beginpunt onbewerkt werkstuk (alleen actief als geen
onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd):
XA, ZA niet geprogrammeerd: de contour van het
onbewerkte werkstuk wordt berekend uit de
gereedschapspositie en ICP-contour.
XA, ZA geprogrammeerd: definitie van het hoekpunt van
de contour van het onbewerkte werkstuk.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 195
4.4 Verspaningscycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet), waarbij rekening wordt
gehouden met de overmaat onbew. werkstuk J en het type
snijlijnen H
J=0: er wordt rekening gehouden met de snijkantgeometrie.
Daardoor kunnen in langs- en dwarsrichting verschillende
aanzetten ontstaan.
J\>0: in langs- en dwarsrichting wordt dezelfde aanzet
toegepast.
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling
4 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
5 Herhaalt 3...4 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
196 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, ICP-parallel aan contour overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-par.a.contour overdwars selecteren
Met de cyclus wordt het gedefinieerde gedeelte parallel aan de
contour voorbewerkt.
Met de cyclus wordt parallel aan de contour
voorbewerkt, afhankelijk van overmaat onbew. werkstuk
J en type snijlijnen H:
J=0: het gedeelte dat wordt beschreven met "X, Z" en
de ICP-contour, waarbij rekening wordt gehouden
met de overmaten.
J\>0: het gedeelte dat wordt beschreven door de
ICP-contour (met overmaten) en de overmaat onbew.
werkstuk J.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Let op: Botsingsgevaar!
Overmaat onbew. werkstuk J\>0: gebruik als
aanzetdiepte P de kleinere aanzet, als op basis van de
snijkantgeometrie de maximale aanzet in langs- en
dwarsrichting verschillend is.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Aanzetdiepte – wordt afhankelijk van "J" verwerkt
J=0: P is de maximale aanzetdiepte. De cyclus
reduceert de aanzetdiepte, als de geprogrammeerde
voeding op basis van de snijkantgeometrie in dwars- of
langsrichting niet mogelijk is.
J\>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzet wordt in langs-
en dwarsrichting toegepast.
H Type snijlijnen – de cyclus verspaant
0: met constante spaandiepte
1: met equidistante snijlijnen
I, K Overmaat X, Z
J Overmaat onbew. werkstuk – de cyclus verspaant
J=0: vanaf de gereedschapspositie
J\>0: het door de overmaat van het onbewerkte
werkstuk beschreven bereik
HR Hoofdbewerkingsrichting vastleggen
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 197
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet), waarbij rekening wordt
gehouden met overmaat onbew. werkstuk J
J=0: er wordt rekening gehouden met de snijkantgeometrie.
Daardoor kunnen in langs- en dwarsrichting verschillende
aanzetten ontstaan.
J\>0: in langs- en dwarsrichting wordt dezelfde aanzet
toegepast.
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling
4 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
5 Herhaalt 3...4 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
XA, ZA Beginpunt onbewerkt werkstuk (alleen actief als geen
onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd):
XA, ZA niet geprogrammeerd: de contour van het
onbewerkte werkstuk wordt berekend uit de
gereedschapspositie en ICP-contour.
XA, ZA geprogrammeerd: definitie van het hoekpunt van
de contour van het onbewerkte werkstuk.
A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: orthogonaal
aan Z-as)
W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: parallel aan Z-
as)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
198 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, ICP-parallel aan contour afwerken
overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-par.a.contour overlangs selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke hoek
in, het restmateriaal blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
DI Overmaat asparallel X
DK Overmaat asparallel Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 199
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar startpunt van de ICP-
contour
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
200 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Verspanen, ICP-parallel aan contour afwerken
overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-par.a.contour overdwars selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke hoek
in, het restmateriaal blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
DI Overmaat asparallel X
DK Overmaat asparallel Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 201
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar startpunt van de ICP-
contour
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
202 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
ICP-verspanen overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-verspanen overlangs selecteren
De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door het
startpunt en de ICP-contour en houdt daarbij rekening met de
overmaten.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
I, K Overmaat X, Z
E Insteekinstelling:
Geen invoer: automatische voedingsreductie
E=0: geen insteken
E\>0: gebruikte insteekvoeding
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: parallel
aan Z-as)
W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: orthogonaal aan
Z-as)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 203
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt bij neergaande contouren met gereduceerde voeding in
4 Verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
XA, ZA Beginpunt onbewerkt werkstuk (alleen actief als geen
onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd):
XA, ZA niet geprogrammeerd: de contour van het
onbewerkte werkstuk wordt berekend uit de
gereedschapspositie en ICP-contour.
XA, ZA geprogrammeerd: definitie van het hoekpunt van
de contour van het onbewerkte werkstuk.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
204 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
ICP-verspanen overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-verspanen overdwars selecteren
De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door het
startpunt en de ICP-contour en houdt daarbij rekening met de
overmaten.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke
hoek in, het restmateriaal blijft staan.
Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt
de voeding gereduceerd (max. 50%).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
H Contourafronding
0: met elke snede
1: met de laatste snede
2: geen afrondingssnede
I, K Overmaat X, Z
E Insteekinstelling:
Geen invoer: automatische voedingsreductie
E=0: geen insteken
E\>0: gebruikte insteekvoeding
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 205
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
voorbewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling (aanzet)
2 Zet vanaf het startpunt asparallel aan voor de eerste snede.
3 Steekt bij neergaande contouren met gereduceerde voeding in
4 Verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling
5 Afhankelijk van de contourafronding H: wordt de contour
vrijgezet.
6 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
7 Herhaalt 3...6 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
XA, ZA Beginpunt onbewerkt werkstuk (alleen actief als geen
onbewerkt werkstuk is geprogrammeerd):
XA, ZA niet geprogrammeerd: de contour van het
onbewerkte werkstuk wordt berekend uit de
gereedschapspositie en ICP-contour.
XA, ZA geprogrammeerd: definitie van het hoekpunt van
de contour van het onbewerkte werkstuk.
A Naderingshoek (referentie: Z-as) – (default: orthogonaal
aan Z-as)
W Vrijzethoek (referentie: Z-as) – (default: parallel aan
Z-as)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
206 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
ICP-verspanen afwerken overlangs
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-verspanen overlangs selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke hoek
in, het restmateriaal blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
DI Overmaat asparallel X
DK Overmaat asparallel Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 207
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar startpunt van de
ICP-contour
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
208 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
ICP-verspanen afwerken overdwars
Versp.cycli overl./overdwars selecteren
ICP-verspanen overdwars selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.
Het gereedschap steekt met de maximaal mogelijke hoek
in, het restmateriaal blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
DXX Additief correctienummer: 1-16 (zie pagina 142)
G58 Ov. parallel aan contour
DI Overmaat asparallel X
DK Overmaat asparallel Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 209
4.4 Verspaningscycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Verplaatst asparallel van startpunt naar startpunt van de ICP-
contour
2 Bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na
3 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
210 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Voorbeelden van verspaningscycli
Voor- en nabewerken van een buitencontour
Het gemarkeerde gedeelte van AP (beginpunt contour) tot EP
(eindpunt contour) wordt met Verspanen overlangs uitgebreid
voorbewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten. Bij
de volgende stap wordt dit contourgedeelte met Verspanen overlangs
uitgebreid nabewerkt.
Met de "uitgebreide werkstand" worden zowel de afronding als de
afkanting aan het einde van de contour gemaakt.
De parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour X2,
Z2 zijn bepalend voor de verspanings- en voedingsrichting - hier
bewerking aan buitenzijde en aanzet "in richting –X".
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 1 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 211
4.4 Verspaningscycli
Voor- en nabewerken van een binnencontour
Het gemarkeerde gedeelte van AP (beginpunt contour) tot EP
(eindpunt contour) wordt met Verspanen overlangs uitgebreid
voorbewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten. Bij
de volgende stap wordt dit contourgedeelte met Verspanen overlangs
uitgebreid nabewerkt.
Met de "uitgebreide werkstand" wordt zowel de afronding als de
afkanting aan het einde van de contour gemaakt.
De parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour X2,
Z2 zijn bepalend voor de verspanings- en voedingsrichting - hier
bewerking aan binnenzijde en aanzet "in richting +X".
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de binnenzijde)
TO = 7 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
212 Teach-in-modus
4.4 Verspaningscycli
Voorbewerken (uitdraaien) met gebruikmaking van de cyclus
met insteken
Het toegepaste gereedschap kan niet onder een hoek van 15°
insteken. Daarom wordt het te verspanen gedeelte in twee stappen
bewerkt.
1e stap:
Het gemarkeerde gedeelte van AP (beginpunt contour) tot EP
(eindpunt contour) wordt met de cyclus Insteken overlangs
uitgebreid voorbewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de
overmaten.
De beginhoek A wordt, zoals in de tekening aangegeven, vooraf
ingesteld op 15°. De CNC PILOT berekent op basis van de
gereedschapsparameters de maximaal mogelijke insteekhoek. Het
"restmateriaal" blijft staan en wordt bij de 2e stap verspaand.
De "uitgebreide werkstand" wordt gebruikt om de afrondingen in de
terugvallende contour te maken.
Let op de parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour
X2, Z2. Deze zijn bepalend voor de verspanings- en aanzetrichting –
hier bewerking aan buitenzijde en aanzet "in richting –X".
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 1 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 213
4.4 Verspaningscycli
2e stap:
het "restmateriaal" (gemarkeerd gedeelte in de afbeelding) wordt met
de cyclus Insteken overlangs uitgebreid voorbewerkt. Voordat met
deze stap wordt begonnen, moet het gereedschap worden gewisseld.
De "uitgebreide werkstand" wordt gebruikt om de afrondingen in de
terugvallende contour te maken.
De parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour X2,
Z2 zijn bepalend voor de verspanings- en voedingsrichting - hier
bewerking aan buitenzijde en aanzet "in richting -X".
De parameter beginpunt contour Z1 is bij de simulatie van de 1e stap
bepaald.
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 3 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
214 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli
Verspanings- en aanzetrichting voor steekcycli
De CNC PILOT bepaalt de verspanings- en voedingsrichting aan de
hand van de cyclusparameters. Bepalend zijn:
Normale werkstand: de parameters Startpunt X, Z (handbediening
"Actuele gereedschapspositie") en Begin contour X1/einde contour
Z2
Uitgebreide werkstand: de parameters Beginpunt contour X1, Z1
en Eindpunt contour X2, Z2
ICP-cycli: de parameters Startpunt X, Z (handbediening: "actuele
gereedschapspositie") en Startpunt ICP-contour
Tot de groep steekcycli behoren insteek-, steekdraai-,
draaduitloop- en afsteekcycli. Eenvoudige contouren
bewerkt u in de normale werkstand en ingewikkelde
contouren in de uitgebreide werkstand. Met de ICP-
steekcycli worden willekeurige, met ICP beschreven
contouren bewerkt (zie "ICP-contouren" op pagina 376).
Snede-opdeling: de CNC PILOT berekent een
gelijkmatige steekbreedte die <= P is.
Met overmaten wordt rekening gehouden in de
"uitgebreide werkstand".
De snijkantradiuscorrectie wordt uitgevoerd (met
uitzondering van "draaduitloop vorm K").
Steekcycli Symbool
Insteken radiaal/axiaal
Steek- en nabewerkingscycli voor
eenvoudige contouren
Insteken radiaal/axiaal ICP
Steek- en nabewerkingscycli voor
willekeurige contouren
Steekdraaien radiaal/axiaal
Steekdraai- en nabewerkingscycli
voor eenvoudige en willekeurige
contouren
Draaduitloop H
Draaduitloop "vorm H"
Draaduitloop K
Draaduitloop "vorm K"
Draaduitloop U
Draaduitloop "vorm U"
Afsteken
Cyclus voor het afsteken van het te
draaien deel
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 215
4.5 Steekcycli
Draaduitlooppositie
De CNC PILOT bepaalt de draaduitlooppositie aan de hand van de
cyclusparameters startpunt X, Z (handbediening: "actuele
gereedschapspositie") en hoekpunt contour X1, Z1.
Contourvormen
Draaduitlopen kunnen alleen in haakse, asparallelle
contourhoeken op de langsas worden uitgevoerd.
Contourelementen bij insteekcycli
Normale werkstand
Rechthoekig gedeelte verspanen
Uitgebreide werkstand
Afkanting aan het begin van de contour
Uitgebreide werkstand
Afkanting aan het einde van de contour
Uitgebreide werkstand
Afronding in beide hoeken van de bodem van
de contour
Uitgebreide werkstand
Afkanting (of afronding) aan het begin van de
contour
Uitgebreide werkstand
Afkanting (of afronding) aan het einde van de
contour
216 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken radiaal
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal selecteren
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters startpunt en eindpunt contour bepalen de eerste insteek
(positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 217
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2
4 Blijft gedurende tijd EZ op deze positie
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat de insteek is gemaakt
7 Herhaalt 2...6 totdat alle insteken zijn gemaakt
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
218 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken axiaal
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal selecteren
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters startpunt en eindpunt contour bepalen de eerste insteek
(positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 219
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
4 Blijft gedurende tijd EZ op deze positie
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat de insteek is gemaakt
7 Herhaalt 2...6 totdat alle insteken zijn gemaakt
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
220 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken radiaal - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters beginpunt contour en eindpunt contour bepalen de
eerste insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
I, K Overmaat X, Z
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 221
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt X2 of naar een
optioneel contourelement
4 Blijft gedurende twee omwentelingen op deze positie
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat de insteek is gemaakt
7 Herhaalt 2...6 totdat alle insteken zijn gemaakt
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
222 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken axiaal - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters beginpunt contour en eindpunt contour bepalen de
eerste insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
I, K Overmaat X, Z
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 223
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verplaatst met voedingssnelheid naar eindpunt Z2 of naar een
optioneel contourelement
4 Blijft gedurende twee omwentelingen op deze positie
5 Keert terug en zet opnieuw aan
6 Herhaalt 3...5 totdat de insteek is gemaakt
7 Herhaalt 2...6 totdat alle insteken zijn gemaakt
8 Keert asparallel terug naar het startpunt
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
224 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken radiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken na.
De parameters startpunt en eindpunt contour bepalen de eerste
insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 225
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de eerste flank na en de bodem van de contour tot vlak
voor "eindpunt van insteek"
4 Zet asparallel aan voor de tweede flank
5 Bewerkt de tweede flank en de rest van de bodem na
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn gemaakt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
226 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken axiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken na.
De parameters startpunt en eindpunt contour bepalen de eerste
insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 227
4.5 Steekcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de eerste flank na en de bodem van de contour tot vlak
voor "eindpunt van insteek"
4 Zet asparallel aan voor de tweede flank
5 Bewerkt de tweede flank en de rest van de bodem na
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn gemaakt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
228 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken radiaal afwerken - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters beginpunt contour en eindpunt contour bepalen de
eerste insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 229
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de eerste flank na (rekening houdend met optionele
contourelementen) en de bodem van de contour tot vlak voor
"eindpunt van insteek"
4 Zet asparallel aan voor de tweede flank
5 Bewerkt de tweede flank (rekening houdend met optionele
contourelementen) en de rest van de bodem van de contour na
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn nabewerkt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
230 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteken axiaal afwerken - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken. De
parameters beginpunt contour en eindpunt contour bepalen de
eerste insteek (positie, insteekdiepte en -breedte).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 231
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de eerste flank na (rekening houdend met optionele
contourelementen) en de bodem van de contour tot vlak voor
"eindpunt van insteek"
4 Zet asparallel aan voor de tweede flank
5 Bewerkt de tweede flank (rekening houdend met optionele
contourelementen) en de rest van de bodem van de contour na
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn nabewerkt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
232 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-insteekcycli radiaal
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal ICP selecteren
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken met de
ICP-insteekcontour. Het startpunt bepaalt de positie van de eerste
insteek.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
I, K Overmaat X, Z
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 233
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verspaant in overeenstemming met de gedefinieerde contour
4 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
5 Herhaalt 3...4 totdat de insteek is gemaakt
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn gemaakt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
234 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-insteekcycli axiaal
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal ICP selecteren
De cyclus maakt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken met de
ICP-insteekcontour. Het startpunt bepaalt de positie van de eerste
insteek.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Steekbreedte: aanzetten <= P (geen invoer: P = 0,8 *
snijkantbreedte van het gereedschap)
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
I, K Overmaat X, Z
EZ Stilstandtijd: vrijmaaktijd (default: duur van twee
omwentelingen)
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 235
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities en de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Verspaant in overeenstemming met de gedefinieerde contour
4 Keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
5 Herhaalt 3...4 totdat de insteek is gemaakt
6 Herhaalt 2...5 totdat alle insteken zijn gemaakt
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
236 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-insteken afwerken radiaal
Steekcycli selecteren
Insteken radiaal ICP selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken met
de ICP-insteekcontour na. Het startpunt bepaalt de positie van de
eerste insteek.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug
naar het startpunt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 237
4.5 Steekcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de insteek na
4 Herhaalt 2...3 totdat alle insteken zijn gemaakt
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
238 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-insteken afwerken axiaal
Steekcycli selecteren
Insteken axiaal ICP selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het in Aantal Qn vastgelegde aantal insteken met
de ICP-insteekcontour na. Het startpunt bepaalt de positie van de
eerste insteek.
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug
naar het startpunt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
Qn Aantal insteekcycli (default: 1)
DX, DZ Afstand tot volgende insteek, ten opzichte van de
voorgaande insteek
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 239
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
contoursteken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de insteekposities
2 Zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor
de volgende insteek
3 Bewerkt de insteek na
4 Herhaalt 2...3 totdat alle insteken zijn gemaakt
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
240 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien
De steekdraaicycli verspanen door afwisselende insteek- en
voorbewerkingsbewegingen. Hierdoor vindt de verspaning met zo
weinig mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen plaats.
Met onderstaande parameters kunt u de eigenschappen van de
steekdraaibewerking beïnvloeden:
Insteekvoeding O: voeding voor de insteekbeweging
Draaibankbewerking in één/twee richtingen U: u kunt de
draaibankbewerking in één of twee richtingen uitvoeren.
Verspringingsbreedte B: vanaf de tweede aanzetbeweging wordt
bij de overgang van de draai- naar de steekbewerking het te
verspanen gedeelte gereduceerd met verspringingsbreedte. Bij
iedere volgende overgang van draai- naar steekbewerking aan deze
flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een reductie
met de verspringingsbreedte plaats. De som van de "verspringing"
wordt begrensd tot 80% van de effectieve snijkantbreedte
(effectieve snijkantbreedte = snijkantbreedte – 2*snijkantradius).
De CNC PILOT reduceert eventueel de geprogrammeerde
verspringingsbreedte. Het overblijvende restmateriaal wordt aan
het einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.
Draaidieptecorrectie RB: afhankelijk van het materiaal, de
voedingssnelheid, etc. "kantelt" de snijkant bij de draaibewerking.
Deze aanzetfout wordt bij "afwerken uitgebreid" met
draaidieptecorrectie gecorrigeerd. De draaidieptecorrectie wordt
meestal empirisch bepaald.
Voor de cycli is steekdraaigereedschap vereist.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 241
4.5 Steekcycli
Steekdraaien radiaal
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal selecteren
Met de cyclus wordt de rechthoek verspaand die wordt beschreven
met startpunt en eindpunt contour.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
242 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat eindpunt Z2/X2 is bereikt
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Steekdraaien axiaal
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal selecteren
Met de cyclus wordt de rechthoek verspaand die wordt beschreven
met startpunt en eindpunt contour.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 243
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat eindpunt Z2/X2 is bereikt
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
244 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien radiaal - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte verspaand dat wordt beschreven
met startpunt X/beginpunt Z1 en eindpunt contour, waarbij rekening
wordt gehouden met de overmaten (zie ook "Steekdraaien" op
pagina 240).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
I, K Overmaat X, Z
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 245
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat eindpunt Z2/X2 is bereikt
6 Steekt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de contour,
indien ingesteld
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
246 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien axiaal - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Met de cyclus wordt het gedeelte verspaand dat wordt beschreven
met beginpunt X1/startpunt Z en eindpunt contour, waarbij rekening
wordt gehouden met de overmaten (zie ook "Steekdraaien" op
pagina 240).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
I, K Overmaat X, Z
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik (0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 247
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat eindpunt Z2/X2 is bereikt
6 Steekt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de contour,
indien ingesteld
7 Keert asparallel terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
248 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien radiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt dat wordt
beschreven met startpunt en eindpunt contour (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
I, K Overmaat X, Z
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 249
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
2 Bewerkt de eerste flank na en vervolgens de bodem van de
contour tot vlak voor eindpunt Z2, X2
3 Verplaatst asparallel naar startpunt X/eindpunt Z2
4 Bewerkt eerst de tweede flank en daarna de rest van de bodem na
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
250 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien axiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt dat wordt
beschreven met startpunt en eindpunt contour (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X2, Z2 Eindpunt contour
I, K Overmaat X, Z
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 251
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
2 Bewerkt de eerste flank na en vervolgens de bodem van de
contour tot vlak voor eindpunt Z2, X2
3 Verplaatst asparallel naar startpunt Z/eindpunt X2
4 Bewerkt eerst de tweede flank en daarna de rest van de bodem na
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
252 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien radiaal afwerken - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt dat wordt
beschreven met beginpunt contour en eindpunt contour (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Met de overmaten onbew. werkstuk I, K van het
onbewerkte werkstuk definieert u het materiaal dat bij de
nabewerkingscyclus wordt verspaand. Geef daarom bij
het steekdraaien/nabewerken de overmaten op.
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
RB Draaidieptecorrectie
I, K Met overmaat X en Z wordt bij de nabewerking voor de
volgende bewerkingen rekening gehouden
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 253
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
2 Bewerkt de eerste flank na, rekening houdend met de optionele
contourelementen, vervolgens de bodem van de contour tot vlak
voor eindpunt Z2/X2
3 Zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede flank
4 Bewerkt de tweede flank (rekening houdend met optionele
contourelementen) en daarna de rest van de bodem van de
contour na
5 Bewerkt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de
contour na, indien ingesteld
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z: overmaat vóór de
nabewerking voor berekening van de banen voor het
benaderen en vrijzetten en van het na te bewerken
gedeelte
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
254 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Steekdraaien axiaal afwerken - uitgebreid
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Afwerkgang inschakelen
Met de cyclus wordt het contourgedeelte nabewerkt dat wordt
beschreven met beginpunt contour en eindpunt contour (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Met de overmaten onbew. werkstuk I, K van het
onbewerkte werkstuk definieert u het materiaal dat bij de
nabewerkingscyclus wordt verspaand. Geef daarom bij
het steekdraaien/nabewerken de overmaten op.
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Beginpunt contour
X2, Z2 Eindpunt contour
RB Draaidieptecorrectie
I, K Met overmaat X en Z wordt bij de nabewerking voor de
volgende bewerkingen rekening gehouden
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z
A Beginhoek (bereik: 0° <= A < 90°)
W Eindhoek (bereik: 0° <= W < 90°)
R Afronding
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 255
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
2 Bewerkt de eerste flank na, rekening houdend met de optionele
contourelementen, vervolgens de bodem van de contour tot vlak
voor eindpunt Z2/X2
3 Zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede flank
4 Bewerkt de tweede flank (rekening houdend met optionele
contourelementen) en daarna de rest van de bodem van de
contour na
5 Bewerkt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de
contour na, indien ingesteld
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z: overmaat vóór de
nabewerking voor berekening van de banen voor het
benaderen en vrijzetten en van het na te bewerken
gedeelte
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
256 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-steekdraaien radiaal
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal selecteren
Met de cyclus wordt het gedefinieerde gedeelte verspaand (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Definieer bij
neergaande contouren het startpunt – niet het
beginpunt onbew. werks. De cyclus verspaant het
gedeelte dat wordt beschreven door het startpunt en de
ICP-contour en houdt daarbij rekening met de
overmaten.
stijgende contouren het startpunt en het beginpunt
onbew. werks. De cyclus verspaant het gedeelte dat
wordt beschreven door het beginpunt en de ICP-contour
en houdt daarbij rekening met de overmaten.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt onbew. werks.
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
I, K Met overmaat X en Z wordt bij de nabewerking voor de
volgende bewerkingen rekening gehouden
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting (richting: zie helpscherm)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
A Beginhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
beginpunt van de contour
W Eindhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
eindpunt van de contour
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 257
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
258 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-steekdraaien axiaal
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal selecteren
Met de cyclus wordt het gedefinieerde gedeelte verspaand (zie ook
"Steekdraaien" op pagina 240).
Definieer bij
neergaande contouren het startpunt – niet het
beginpunt contour. De cyclus verspaant het gedeelte
dat wordt beschreven door het startpunt en de ICP-
contour en houdt daarbij rekening met de overmaten.
stijgende contouren het startpunt en het beginpunt
contour. De cyclus verspaant het gedeelte dat wordt
beschreven door het beginpunt en de ICP-contour en
houdt daarbij rekening met de overmaten.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt onbew. werks.
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
P Diepte-instelling: maximale diepte-instelling
ET Steekdiepte die in één snede wordt aangebracht.
O Insteekvoeding (default: actieve voeding)
I, K Overmaat X, Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
B Verspringingsbreedte (default: 0)
U Draaibewerking in één richting (default: 0)
0: in twee richtingen
1: in één richting (richting: zie helpscherm)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
A Beginhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
beginpunt van de contour
W Eindhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
eindpunt van de contour
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 259
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan voor de eerste snede
3 Steekt in (steekbewerking)
4 Verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)
5 Herhaalt 3...4 totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand
6 Keert asparallel terug naar het startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
260 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-steekdraaien radiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien radiaal ICP selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven (zie ook "Steekdraaien" op pagina 240). Het gereedschap
keert aan het einde van de cyclus terug naar het startpunt.
Met de overmaten onbew. werkstuk I, K van het
onbewerkte werkstuk definieert u het materiaal dat bij de
nabewerkingscyclus wordt verspaand. Geef daarom bij
het steekdraaien/nabewerken de overmaten op.
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
RB Draaidieptecorrectie
I, K Overmaat X, Z
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
A Beginhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
beginpunt van de contour
W Eindhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
eindpunt van de contour
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 261
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt asparallel aan
2 Bewerkt de eerste flank en het contourgedeelte tot vlak voor
eindpunt X2/Z2 na
3 Zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede flank
4 Bewerkt eerst de tweede flank en daarna de rest van de bodem na
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
262 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
ICP-steekdraaien axiaal afwerken
Steekcycli selecteren
Steekdraaien selecteren
Steekdraaien axiaal ICP selecteren
Softkey Afwerkgang inschakelen
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is
beschreven (zie ook "Steekdraaien" op pagina 240). Het gereedschap
keert aan het einde van de cyclus terug naar het startpunt.
Met de overmaten onbew. werkstuk I, K van het
onbewerkte werkstuk definieert u het materiaal dat bij de
nabewerkingscyclus wordt verspaand. Geef daarom bij
het steekdraaien/nabewerken de overmaten op.
Met de overmaten I, K definieert u het materiaal dat na
de nabewerkingscyclus nog blijft staan.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
FK ICP-bewerkt werkstuk: naam van de te bewerken contour
RB Draaidieptecorrectie
I, K Overmaat X, Z
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z
SX, SZ Snijbegrenzingen (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
A Beginhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
beginpunt van de contour
W Eindhoek definieert het bewerkingsgedeelte bij het
eindpunt van de contour
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 263
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt asparallel aan
2 Bewerkt de eerste flank en het contourgedeelte tot vlak voor
eindpunt X2/Z2 na
3 Zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede flank
4 Bewerkt eerst de tweede flank en daarna de rest van de bodem na
5 Keert asparallel terug naar het startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
264 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Draaduitloop vorm H
Steekcycli selecteren
Draaduitloop H selecteren
De contourvorm wordt bepaald door het geheel van parameters. Als u
de radius draaduitloop niet opgeeft, wordt de afkanting tot de
positie hoekpunt contour Z1 uitgevoerd (gereedschapsradius = radius
draaduitloop).
Als u de insteekhoek niet opgeeft, wordt deze aan de hand van de
lengte draaduitloop en de radius draaduitloop berekend. Het
eindpunt van de draaduitloop valt dan samen met het hoekpunt
contour.
Het eindpunt van de draaduitloop wordt volgens draaduitloop vorm
H aan de hand van de insteekhoek bepaald.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
K Lengte draaduitloop
R Radius draaduitloop (default: geen rond element)
W Insteekhoek (default: W wordt berekend)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 265
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan tot veiligheidsafstand
2 Maakt de draaduitloop overeenkomstig de cyclusparameters
3 keert diagonaal terug naar het startpunt.
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
266 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Draaduitloop vorm K
Steekcycli selecteren
Draaduitloop vorm K selecteren
de gemaakte contourvorm wordt bepaald door het toegepaste
gereedschap, omdat alleen een lineaire snede onder een hoek van 45°
wordt uitgevoerd.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Gaat met spoedgang onder een hoek van 45° naar
"veiligheidsafstand" voor hoekpunt contour X1, Z1
2 Steekt met draaduitloopdiepte I in
3 Trekt het gereedschap via dezelfde baan terug naar het startpunt
4 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
I Diepte draaduitloop
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 267
4.5 Steekcycli
Draaduitloop vorm U
Steekcycli selecteren
Draaduitloop vorm U selecteren
De cyclus maakt de draaduitloop vorm U en bewerkt eventueel het
aangrenzende eindvlak na. De bewerking wordt in verschillende
sneden uitgevoerd, als de breedte van de draaduitloop groter is dan de
steekbreedte van het gereedschap. Als de snijkantbreedte van het
gereedschap niet is gedefinieerd, wordt de breedte draaduitloop als
snijkantbreedte genomen. Als alternatief wordt een afkanting/
afronding gemaakt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
X2 Eindpunt eindvlak
I Diameter draaduitloop
K Breedte draaduitloop
B Afkanting/afronding
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
268 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de steekopdeling
2 Zet vanaf het startpunt aan tot de veiligheidsafstand
3 Beweegt met voedingssnelheid naar draaduitloopdiameter I en
blijft daar (gedurende 2 omwentelingen)
4 Keert terug en zet opnieuw aan
5 Herhaalt 3...4 totdat hoekpunt Z1 is bereikt
6 Bewerkt bij de laatste snede het aangrenzende eindvlak vanaf
eindpunt X2 na, indien ingesteld
7 Maakt de afkanting/afronding, indien ingesteld
8 keert diagonaal terug naar het startpunt.
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 269
4.5 Steekcycli
Afsteken
Steekcycli selecteren
Afsteken selecteren
De cyclus steekt het te draaien deel af. Er wordt eventueel een
afkanting of afronding aan de buitendiameter gemaakt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Hoekpunt contour
I Diameter voedingsreductie
B Afkanting/afronding
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
E Gereduceerde voeding
D Maximaal toerental
K Vrijzetafstand na het afsteken: gereedschap vóór het
terugtrekken zijdelings van de ... vrijzetten
SD Toerentalbegrenzing vanaf diameter I
U Diameter vanaf waar de deelvanger wordt geactiveerd
(machineafhankelijke functie)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
270 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: afsteken
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan tot de veiligheidsafstand
2 Steekt tot afkantings- of afrondingsdiepte en maakt de afkanting/
afronding, indien gedefinieerd
3 Verplaatst met voedingssnelheid – afhankelijk van de
cyclusparameters
tot de hartlijn of
tot binnendiameter (pijp) XE
Als er met voedingsreductie wordt gewerkt, schakelt de CNC
PILOT vanaf Diameter voedingsreductie I over op Gereduceerde
voeding E.
4 Beweegt via het eindvlak omhoog en keert terug naar het startpunt
5 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
De begrenzing tot het maximale toerental "D" is uitsluitend
actief tijdens de cyclus. Na beëindiging van de cyclus
wordt opnieuw de toerentalbegrenzing van kracht die vóór
de cyclus actief was.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 271
4.5 Steekcycli
Voorbeelden van steekcycli
Insteek buiten
De bewerking wordt uitgevoerd met Insteken radiaal uitgebreid,
waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten. Bij de volgende
stap wordt dit contourgedeelte met Insteken radiaal afwerken
uitgebreid nabewerkt.
In de "uitgebreide werkstand" worden de afrondingen in de
terugvallende contour en de afkantingen aan het begin en einde van
de contour gemaakt.
Let op de parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour
X2, Z2. Deze zijn bepalend voor de verspanings- en aanzetrichting –
hier bewerking aan buitenzijde en aanzet "in richting –Z".
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 1 – gereedschapsoriëntatie
SB = 4 – snijkantbreedte (4 mm)
272 Teach-in-modus
4.5 Steekcycli
Insteek binnen
De bewerking wordt uitgevoerd met Insteken radiaal uitgebreid,
waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten. Bij de volgende
stap wordt dit contourgedeelte met Insteken radiaal afwerken
uitgebreid nabewerkt.
Omdat steekbreedte P niet wordt ingevoerd, steekt de CNC PILOT
met 80% van de steekbreedte van het gereedschap.
In de "uitgebreide werkstand" worden de afkantingen aan het begin/
einde van de contour gemaakt.
Let op de parameters beginpunt contour X1, Z1 en eindpunt contour
X2, Z2. Deze zijn bepalend voor de verspanings- en aanzetrichting –
hier bewerking aan binnenzijde en aanzet "in richting –Z".
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de binnenzijde)
TO = 7 – gereedschapsoriëntatie
SB = 2 – snijkantbreedte (2 mm)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 273
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
4.6 Schroefdraad- en
draaduitloopcycli
Schroefdraadpositie, draaduitlooppositie
Schroefdraadpositie
De CNC PILOT bepaalt de schroefdraadrichting aan de hand van de
parameters startpunt Z (werkstand Handbediening "Actuele
gereedschapspositie") en eindpunt Z2. Met de softkey kunt u invoeren
of er buiten- of binnendraad moet worden gesneden.
Draaduitlooppositie
De CNC PILOT bepaalt de draaduitlooppositie aan de hand van de
parameters startpunt X, Z (handbediening: "Actuele
gereedschapspositie") en startpunt cilinder X1/eindpunt eindvlak
Z2.
Met schroefdraad- en draaduitloopcycli worden enkel- en
meervoudige conische en langsschroefdraad en
draaduitlopen gemaakt.
Met cyclusbedrijf kunt u:
de "laatste snede" herhalen, om onnauwkeurigheden
van het gereedschap te corrigeren.
met de optie Schroefdraad nasnijden beschadigde
schroefdraad repareren (alleen in de werkstand
Handbediening).
Schroefdraad wordt met een constant toerental
gemaakt.
Bij cyclusstop wordt het gereedschap vrijgezet voordat
de beweging wordt gestopt. De cyclus moet daarna
opnieuw worden gestart.
De aanzet-override is niet actief tijdens de uitvoering van
de cyclus.
Schroefdraad- en draaduitloopcycli Symbool
Schroefdraadcyclus
Enkel- of meervoudige langsdraad
Conische draad
Enkel- of meervoudige conische draad
API-draad
Enkel- of meervoudige API-draad (API:
American Petroleum Institute)
Draaduitloop DIN 76
Draaduitloop en draadaansnijding
Draaduitloop DIN 509 E
Draaduitloop en cilinderaansnijding
Draaduitloop DIN 509 F
Draaduitloop en cilinderaansnijding
De draaduitloop kan alleen in een haakse, asparallelle
contourhoek op de langsas worden uitgevoerd.
274 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Handwiel-override
Als uw machine is uitgerust met de handwiel-override, kunt u de
asbewegingen tijdens het bewerken van de schroefdraad binnen een
beperkt bereik gedeeltelijk laten samenvallen:
X-richting: afhankelijk van de actuele snijdiepte, maximaal
geprogrammeerde schroefdraaddiepte
Z-richting: +/- een kwart van de spoed
De machine en besturing moeten zijn voorbereid door de
machinefabrikant. Raadpleeg uw machinehandboek.
Let erop dat positiewijzigingen die het gevolg zijn van
handwiel-overrides, na het cycluseinde of na de functie
"Laatste snijgang" niet meer actief zijn.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 275
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Aanzethoek, schroefdraaddiepte, snede-
opdeling
Bij sommige schroefdraadcycli kan de aanzethoek (flankhoek) worden
opgegeven. In de afbeeldingen wordt de werkwijze bij een aanzethoek
van –30° resp. bij een aanzethoek van 0° verklaard.
De schroefdraaddiepte wordt bij alle schroefdraadcycli
geprogrammeerd. De CNC PILOT reduceert de snijdiepte bij iedere
snede (zie afbeeldingen).
Schroefdraadaanloop/-uitloop
De slede heeft vóór de eigenlijke schroefdraad een bepaalde aanloop
nodig om tot de geprogrammeerde voedingssnelheid te kunnen
versnellen en een uitloop aan het einde van de schroefdraad om de
slede af te remmen.
Een te korte schroefdraadaanloop of -uitloop kan ten koste van de
kwaliteit gaan. De CNC PILOT geeft in dit geval een waarschuwing.
276 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Laatste snede
Na het uitvoeren van de cyclus biedt de CNC PILOT de functie Laatste
snijgang aan. Hiermee kunt u een gereedschapscorrectie uitvoeren
en de laatste draadsnijgang herhalen.
Uitgangssituatie: de schroefdraadcyclus is uitgevoerd – de
schroefdraaddiepte komt niet overeen met de instellingen.
Gereedschapscorrectie uitvoeren
Softkey Laatste snijgang indrukken
Cyclusstart activeren
Schroefdraad controleren
VERLOOP VAN DE FUNCTIE "LAATSTE SNIJGANG"
De gereedschapscorrectie en de laatste snijgang kunnen
net zo vaak worden herhaald totdat de schroefdraad
correct is.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 277
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Schroefdraadcyclus (overlangs)
Schroefdraad snijden selecteren
Schroefdraadcyclus selecteren
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
De cyclus snijdt een enkelvoudige buiten- of binnenschroefdraad met
een flankhoek van 30°. De aanzet vindt alleen in "X-richting" plaats.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt schroefdraad
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I", iedere volgende snede:
reductie van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
GV Aanzetmethode
0: constante spaandoorsnede
1: constante aanzet
2: met restsnede-opdeling
3: zonder restsnede-opdeling
4: zoals MANUALplus 4110
5: constante aanzet (zoals in 4290)
6: constant met rest (zoals in 4290)
GH Wijze verspring.
0: zonder verspringing
1: van links
2: van rechts
3: afwiss. links/rechts
278 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadsnijden
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Start vanaf startpunt Z voor de eerste snede
3 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
4 Keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede
5 Herhaalt 3...4 totdat draaddiepte U bereikt is
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
IC Aantal sneden – de aanzet wordt uit IC en U berekend.
Te gebruiken bij:
GV=0: constante spaandoorsnede
GV=1: constante aanzet
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 279
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid
Schroefdraad snijden selecteren
Schroefdraadcyclus selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
De cyclus maakt enkel- of meervoudige buiten- of binnendraad. De
schroefdraad begint bij het startpunt en eindigt bij eindpunt
schroefdraad (zonder aan- en uitloop).
Cyclusparameters
X, Z Startpunt schroefdraad
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen (default: 1 schroefdraadgang)
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I", iedere volgende snede:
reductie van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
GK Uitlooplengte
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
GH Wijze verspring.
0: zonder verspringing
1: van links
2: van rechts
3: afwiss. links/rechts
280 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadsnijden
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Start vanaf startpunt Z voor de eerste schroefdraadgang
3 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
4 Keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende
schroefdraadgang
5 Herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen
6 Zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met
de gereduceerde snijdiepte en aanzethoek A
7 Herhaalt 3...6 totdat Aantal gangen D en Draaddiepte U bereikt zijn
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
GV Aanzetmethode
0: constante spaandoorsnede
1: constante aanzet
2: met restsnede-opdeling
3: zonder restsnede-opdeling
4: zoals MANUALplus 4110
5: constante aanzet (zoals in 4290)
6: constant met rest (zoals in 4290)
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
E Variabele spoed (bijv. voor de fabricage van
transportschroeven of extruderassen)
Q Aantal vrijloopbewegingen
IC Aantal sneden – de aanzet wordt uit IC en U berekend.
Te gebruiken bij:
GV=0: constante spaandoorsnede
GV=1: constante aanzet
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 281
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Conische draad
Schroefdraad snijden selecteren
Conische draad selecteren
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
De cyclus maakt enkel- of meervoudige conische buiten- of
binnendraad.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt schroefdraad
X2, Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen (default: 1 schroefdraadgang)
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I", iedere volgende snede:
reductie van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
W Conushoek (bereik: –60° < A < 60°)
GK Uitlooplengte
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
GV Aanzetmethode
0: constante spaandoorsnede
1: constante aanzet
2: met restsnede-opdeling
3: zonder restsnede-opdeling
4: zoals MANUALplus 4110
5: constante aanzet (zoals in 4290)
6: constant met rest (zoals in 4290)
282 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadsnijden
Parametercombinaties voor conushoek:
X1/Z1, X2/Z2
X1/Z1, Z2, W
Z1, X2/Z2, W
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Gaat naar startpunt schroefdraad X1, Z1
3 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2
4
Keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende
schroefdraadgang
5 Herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen
6 Zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met
de gereduceerde snijdiepte en aanzethoek A
7 Herhaalt 3...6 totdat Aantal gangen D en Draaddiepte U bereikt zijn
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
GH Wijze verspring.
0: zonder verspringing
1: van links
2: van rechts
3: afwiss. links/rechts
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
E Variabele spoed (bijv. voor de fabricage van
transportschroeven of extruderassen)
Q Aantal vrijloopbewegingen
IC Aantal sneden – de aanzet wordt uit IC en U berekend.
Te gebruiken bij:
GV=0: constante spaandoorsnede
GV=1: constante aanzet
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 283
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
API-draad
Schroefdraad snijden selecteren
API-draad selecteren
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
De cyclus maakt enkel- of meervoudige API-buiten- of binnendraad.
De draaddiepte wordt bij de uitloop van de schroefdraad minder.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt schroefdraad
X2, Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen (default: 1 schroefdraadgang)
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I 1e snijdiepte
I<U: eerste snede met "I" – iedere volgende snede:
beperking van de snijdiepte tot "J"
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
WE Uitloophoek (bereik: 0° < WE < 90°)
W Conushoek (bereik: –60° < A < 60°)
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
GV Aanzetmethode
0: constante spaandoorsnede
1: constante aanzet
2: met restsnede-opdeling
3: zonder restsnede-opdeling
4: zoals MANUALplus 4110
5: constante aanzet (zoals in 4290)
6: constant met rest (zoals in 4290)
284 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadsnijden
Parametercombinaties voor conushoek:
X1/Z1, X2/Z2
X1/Z1, Z2, W
Z1, X2/Z2, W
Uitvoeren van cyclus
1 Berekent de snede-opdeling
2 Gaat naar startpunt schroefdraad X1, Z1
3 Beweegt met voedingssnelheid naar eindpunt Z2, rekening
houdend met uitloophoek WE
4
Keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende
schroefdraadgang
5 Herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen
6 Zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met
de gereduceerde snijdiepte en aanzethoek A
7 Herhaalt 3...6 totdat het aantal gangen D en diepte U zijn bereikt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
GH Wijze verspring.
0: zonder verspringing
1: van links
2: van rechts
3: afwiss. links/rechts
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
Q Aantal vrijloopbewegingen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 285
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Schroefdraad nasnijden (overlangs)
Schroefdraad snijden selecteren
Schroefdraadcyclus selecteren
Softkey Nasnijden inschakelen
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
Deze optionele cyclus snijdt een enkelvoudige schroefdraad na.
Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de CNC PILOT de exacte
positie van de schroefdraad kennen. Hiertoe plaatst u de punt van het
draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en neemt u
deze posities over in de parameters gemeten hoek en gemeten positie
(softkey Overname positie). De cyclus berekent op basis van deze
waarden de spilhoek bij het startpunt.
Deze functie is alleen beschikbaar in de werkstand Handbediening.
Cyclusparameters
X1 Startpunt schroefdraad
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I" – iedere volgende snede:
beperking van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
C Gemeten hoek
ZC Gemeten positie
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default: 1/100
mm)
286 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang
2 Gereedschapspositie en spilhoek met de softkey Overname
positie in de parameters gemeten positie ZC en gemeten hoek C
overnemen
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen
4 Gereedschap naar het startpunt positioneren
5 Cyclus uitvoeren met de softkey Invoer klaar en vervolgens
Cyclusstart
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 287
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs)
Schroefdraad snijden selecteren
Schroefdraadcyclus selecteren
Softkey Uitgebreid inschakelen
Softkey Nasnijden inschakelen
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
Deze optionele cyclus snijdt enkel- of meervoudige buiten- of
binnendraad na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de CNC
PILOT de exacte positie van de schroefdraad kennen. Hiertoe plaatst
u de punt van het draadsnijgereedschap midden in een
schroefdraadgang en neemt u deze posities over in de parameters
gemeten hoek en gemeten positie (softkey Overname positie). De
cyclus berekent op basis van deze waarden de spilhoek bij het
startpunt.
Deze functie is alleen beschikbaar in de werkstand Handbediening.
Cyclusparameters
X1 Startpunt schroefdraad
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I" – iedere volgende snede:
beperking van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
GK Uitlooplengte
C Gemeten hoek
ZC Gemeten positie
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
288 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang
2 Gereedschapspositie en spilhoek met de softkey Overname
positie in de parameters gemeten positie ZC en gemeten hoek C
overnemen
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen
4 Gereedschap naar het startpunt positioneren
5 Cyclus uitvoeren met de softkey Invoer klaar en vervolgens
Cyclusstart
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
Q Aantal vrijloopbewegingen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 289
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Conische draad nasnijden
Schroefdraad snijden selecteren
Conische draad selecteren
Softkey Nasnijden inschakelen
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
Deze optionele cyclus snijdt enkel- of meervoudige conische buiten- of
binnendraad na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de CNC
PILOT de exacte positie van de schroefdraad kennen. Hiertoe plaatst
u de punt van het draadsnijgereedschap midden in een
schroefdraadgang en neemt u deze posities over in de parameters
gemeten hoek en gemeten positie (softkey Overname positie). De
cyclus berekent op basis van deze waarden de spilhoek bij het
startpunt.
Deze functie is alleen beschikbaar in de werkstand Handbediening.
Cyclusparameters
X1, Z1 Startpunt schroefdraad
X2, Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I" – iedere volgende snede:
beperking van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
W Conushoek (bereik: –60° < A < 60°)
GK Uitlooplengte
C Gemeten hoek
ZC Gemeten positie
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
290 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang
2 Gereedschapspositie en spilhoek met de softkey Overname
positie in de parameters gemeten positie ZC en gemeten hoek C
overnemen
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen
4 Gereedschap vóór het werkstuk positioneren
5 Cyclus uitvoeren met de softkey Invoer klaar en vervolgens
Cyclusstart
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default: 1/100
mm)
Q Aantal vrijloopbewegingen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 291
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
API-draad nasnijden
Schroefdraad snijden selecteren
API-draad selecteren
Softkey Nasnijden inschakelen
Aan: binnendraad
Uit: buitendraad
Deze optionele cyclus snijdt enkel- of meervoudige API-buiten- of
binnendraad na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de CNC
PILOT de exacte positie van de schroefdraad kennen. Hiertoe plaatst
u de punt van het draadsnijgereedschap midden in een
schroefdraadgang en neemt u deze posities over in de parameters
gemeten hoek en gemeten positie (softkey Overname positie). De
cyclus berekent op basis van deze waarden de spilhoek bij het
startpunt.
Deze functie is alleen beschikbaar in de werkstand Handbediening.
Cyclusparameters
X1, Z1 Startpunt schroefdraad
X2, Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
D Aantal gangen
U Schroefdraaddiepte – geen invoer:
Buitendraad: U=0.6134*F1
Binnendraad: U=–0.5413*F1
I Maximale aanzet
I<U: eerste snede met "I" – iedere volgende snede:
beperking van de snijdiepte
I=U: een snede
geen invoer: wordt berekend uit U en F1
WE Uitloophoek (bereik: 0° < WE < 90°)
W Conushoek (bereik: –60° < A < 60°)
C Gemeten hoek
ZC Gemeten positie
A Aanzethoek (bereik: –60° < A < 60°; default: 30°)
A<0: aanzet van de linkerflank
A\>0: aanzet van de rechterflank
292 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang
2 Gereedschapspositie en spilhoek met de softkey Overname
positie in de parameters gemeten positie ZC en gemeten hoek C
overnemen
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen
4 Gereedschap vóór het werkstuk positioneren
5 Cyclus uitvoeren met de softkey Invoer klaar en vervolgens
Cyclusstart
R Resterende snijdiepte – alleen bij GV=4 (default:
1/100 mm)
Q Aantal vrijloopbewegingen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 293
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Draaduitloop DIN 76
Schroefdraad snijden selecteren
Draaduitloop DIN 76 selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
De cyclus maakt de draaduitloop DIN 76, een draadaansnijding, de
voorafgaande cilinder en het aansluitende eindvlak. De
draadaansnijding wordt uitgevoerd als u aansnijlengte cilinder of
aansnijradius opgeeft.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt cilinder
X2, Z2 Eindpunt eindvlak
FP Spoed (default: standaardtabel)
E Gereduceerde voeding voor het insteken en voor de
draadaansnijding (default: voeding F)
I Diepte draaduitloop (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop aan beide zijden van de draaduitloop
(default: standaardtabel)
P1 Overmaat draaduitloop
Geen invoer: bewerking in één snede
P\>0: opdeling in voor- en nadraaien. "P" is
langsovermaat; overmaat in dwarsrichting bedraagt
altijd 0,1 mm
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
294 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk
aangehouden, ook als in de standaardtabel andere waarden zijn
vermeld. Als u "I, K, W en R" niet opgeeft, bepaalt de CNC PILOT deze
parameters aan de hand van "FP" uit de standaardtabel (zie "DIN 76 –
draaduitloopparameters" op pagina 617).
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
naar positie startpunt cilinder X1, of
voor de draadaansnijding
2 Maakt de draadaansnijding, indien ingesteld
3 Bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop
4 Bewerkt de draaduitloop voor, indien ingesteld
5 Maakt de draaduitloop
6 Bewerkt na tot eindpunt eindvlak X2
7 Terugloop
zonder terugloop: gereedschap blijft op eindpunt eindvlak
staan
met terugloop: zet vrij en keert diagonaal terug naar het
startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
B Cilinderaansnijlengte (default: geen draadaansnijding)
WB Aansnijhoek (default: 45°)
RB Aansnijradius (default: geen invoer = geen element):
positieve waarde = aansnijradius, negatieve waarde =
afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142) – wordt alleen bij "met
terugloop" verwerkt
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 295
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Draaduitloop DIN 509 E
Schroefdraad snijden selecteren
Draaduitloop DIN 509 E selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm E, een
cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende
eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een slijpovermaat
definiëren. De cilinderaansnijding wordt uitgevoerd als u
aansnijlengte cilinder of aansnijradius opgeeft.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt cilinder
X2, Z2 Eindpunt eindvlak
U Slijpovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)
E Gereduceerde voeding voor het insteken en voor de
cilinderaansnijding (default: voeding F)
I Diepte draaduitloop (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop aan beide zijden van de draaduitloop
(default: standaardtabel)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B Cilinderaansnijlengte (default: geen draadaansnijding)
WB Aansnijhoek (default: 45°)
RB Aansnijradius (default: geen invoer = geen element):
positieve waarde = aansnijradius, negatieve waarde =
afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142) – wordt alleen bij "met
terugloop" verwerkt
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
296 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk
aangehouden, ook als in de standaardtabel andere waarden zijn
vermeld. Als u "I, K, W en R" niet opgeeft, bepaalt de CNC PILOT deze
parameters aan de hand van de cilinderdiameter uit de standaardtabel
(zie "DIN 509 E – draaduitloopparameters" op pagina 619).
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
naar positie startpunt cilinder X1, of
voor de draadaansnijding
2 Maakt de draadaansnijding, indien ingesteld
3 Bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop
4 Maakt de draaduitloop
5 Bewerkt na tot eindpunt eindvlak X2
6 Terugloop
zonder terugloop: gereedschap blijft op eindpunt eindvlak
staan
met terugloop: zet vrij en keert diagonaal terug naar het
startpunt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 297
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Draaduitloop DIN 509 F
Schroefdraad snijden selecteren
Draaduitloop DIN 509 F selecteren
Uit: gereedschap blijft bij het cycluseinde staan
Aan: gereedschap keert naar het startpunt terug
De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm F, een
cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende
eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een slijpovermaat
definiëren. De cilinderaansnijding wordt uitgevoerd als u
aansnijlengte cilinder of aansnijradius opgeeft.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
X1, Z1 Startpunt cilinder
X2, Z2 Eindpunt eindvlak
U Slijpovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)
E Gereduceerde voeding voor het insteken en voor de
cilinderaansnijding (default: voeding F)
I Diepte draaduitloop (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop aan beide zijden van de draaduitloop
(default: standaardtabel)
P2 Dwarsdiepte (default: standaardtabel)
A Dwarshoek (default: standaardtabel)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
B Cilinderaansnijlengte (default: geen draadaansnijding)
WB Aansnijhoek (default: 45°)
RB Aansnijradius (default: geen invoer = geen element):
positieve waarde = aansnijradius, negatieve waarde =
afkanting
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142) – wordt alleen bij "met
terugloop" verwerkt
298 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: nabewerken
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk
aangehouden, ook als in de standaardtabel andere waarden zijn
vermeld. Als u "I, K, W, R, P en A" niet opgeeft, bepaalt de CNC PILOT
deze parameters aan de hand van de cilinderdiameter uit de
standaardtabel (zie "DIN 509 F – draaduitloopparameters" op
pagina 619).
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
naar positie startpunt cilinder X1, of
voor de draadaansnijding
2 Maakt de draadaansnijding, indien ingesteld
3 Bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop
4 Maakt de draaduitloop
5 Bewerkt na tot eindpunt eindvlak X2
6 Terugloop
zonder terugloop: gereedschap blijft op eindpunt eindvlak
staan
met terugloop: zet vrij en keert diagonaal terug naar het
startpunt
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 299
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Voorbeelden: schroef- en draaduitloopcycli
Buitendraad en draaduitloop
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met draaduitloop
DIN 76 worden de draaduitloop en draadaansnijding gemaakt. Daarna
wordt de schroefdraad met de schroefdraadcyclus gemaakt.
1e stap
Programmering van de draaduitloop- en draadaansnijdingsparameters
in twee invoervensters.
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 1 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
2e stap
De schroefdraadcyclus (overlangs) uitgebreid snijdt de
schroefdraad. Met de cyclusparameters worden de draaddiepte en
snede-opdeling vastgelegd.
Gereedschapsgegevens
Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de buitenzijde)
TO = 1 – gereedschapsoriëntatie
300 Teach-in-modus
4.6 Schroefdraad- en draaduitloopcycli
Binnendraad en draaduitloop
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met draaduitloop
DIN 76 worden de draaduitloop en draadaansnijding gemaakt. Daarna
wordt de schroefdraad met de schroefdraadcyclus gemaakt.
1e stap
Programmering van de draaduitloop- en draadaansnijdingsparameters
in twee invoervensters.
De CNC PILOT bepaalt de draaduitloopparameters aan de hand van de
standaardtabel.
Bij de draadaansnijding wordt alleen de afkantingsbreedte vooraf
ingesteld. De hoek van 45° is de defaultwaarde voor aansnijhoek WB.
Gereedschapsgegevens
Draaigereedschap (voor bewerking aan de binnenzijde)
TO = 7 – gereedschapsoriëntatie
A = 93° – instelhoek
B = 55° – punthoek
2e stap
De schroefdraadcyclus (overlangs) snijdt de schroefdraad. De
spoed wordt vooraf ingesteld, de CNC PILOT bepaalt de overige
waarden aan de hand van de standaardtabel.
Let op de stand van de softkey Binnendraad.
Gereedschapsgegevens
Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de binnenzijde)
TO = 7 – gereedschapsoriëntatie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 301
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli
Boorcycli Symbool
Axiale/radiale boorcyclus
voor afzonderlijke boringen en
patronen
Axiale/radiale langgatboorcyclus
voor afzonderlijke boringen en
patronen
Axiale/radiale draadtapcyclus
voor afzonderlijke boringen en
patronen
Schroefdraad frezen
freest schroefdraad in een
bestaande boring
Met de boorcycli maakt u axiale en radiale boringen.
Patroonbewerking: zie "Boor- en freespatroon" op
pagina 352.
302 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Boren axiaal
Boren selecteren
Boren axiaal selecteren
Met deze cyclus wordt een boring in de voorkant gemaakt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
Z1 Startpunt boring (default: boring vanaf "Z")
Z2 Eindpunt boring
E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring
(default: 0)
D Terugtrekwijze
0: spoedgang
1: voeding
AB Aan- en doorboorlengte (default: 0)
V Aan- en doorboorvarianten (default: 0)
0: zonder voedingsreductie
1: voedingsreductie aan het einde van de boring
2: voedingsreductie aan het begin van de boring
3: voedingsreductie aan het begin en einde van de
boring
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G60 Veiligheidszone voor het boren deactiveren
0: actief
1: niet actief
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 303
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Spiraalboor: boren
Snijplaatboor: voorboren
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring Z1
3 Indien gedefinieerd: boort met gereduceerde voeding aan
4 Afhankelijk van aan- en doorboorvarianten V:
Doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot positie Z2AB
– boort met gereduceerde voeding tot eindpunt boring Z2
Geen doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot eindpunt boring
Z2
– indien gedefinieerd: blijft gedurende tijd E op het eindpunt
van de boring
5 Trekt terug
indien Z1 geprogrammeerd: op startpunt boring Z1
indien Z1 niet geprogrammeerd: op startpunt Z
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt er een
voedingsreductie met 50% voor het aan- of doorboren
plaats.
Aan de hand van de gereedschapsparameter
Aangedreven gereedschap bepaalt de CNC PILOT of het
geprogrammeerde toerental en de voeding op de
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van
toepassing zijn.
304 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Boren radiaal
Boren selecteren
Boren radiaal selecteren
Met deze cyclus wordt een boring in het mantelvlak gemaakt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Startpunt boring (default: boring vanaf X)
X2 Eindpunt boring
E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring
(default: 0)
D Terugtrekwijze
0: spoedgang
1: voeding
AB Aan- en doorboorlengte (default: 0)
V Aan- en doorboorvarianten (default: 0)
0: zonder voedingsreductie
1: voedingsreductie aan het einde van de boring
2: voedingsreductie aan het begin van de boring
3: voedingsreductie aan het begin en einde van de
boring
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 305
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Spiraalboor: boren
Snijplaatboor: voorboren
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring X1
3 Indien gedefinieerd: boort met gereduceerde voeding aan
4 Afhankelijk van aan- en doorboorvarianten V:
Doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot positie X2AB
– boort met gereduceerde voeding tot eindpunt boring X2
Geen doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot eindpunt boring
X2
– indien gedefinieerd: blijft gedurende tijd E op het eindpunt
van de boring
5 Trekt terug
indien X1 geprogrammeerd: op startpunt boring X1
indien X1 niet geprogrammeerd: op startpunt X
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt er een
voedingsreductie met 50% voor het aan- of doorboren
plaats.
306 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Langgatboren axiaal
Boren selecteren
Diepboren axiaal selecteren
Deze cyclus maakt – in meerdere stappen – een boring in de voorkant.
De boor wordt na iedere stap teruggetrokken en na een stilstandtijd
weer op veiligheidsafstand gezet. U definieert de eerste boorstap met
1e boordiepte:: Bij elke volgende boorstap wordt de diepte met de
boordieptereductiewaarde verminderd, waarbij de waarde niet onder
de minimale boordiepte komt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
Z1 Startpunt boring (default: boring vanaf "Z")
Z2 Eindpunt boring
P 1e boordiepte (default: boren zonder onderbreking)
IB Boordieptereductiewaarde (default: 0)
JB Minimale boordiepte (default: 1/10 van P)
B Teruglooplengte (default: terugloop naar "beginpunt
boring")
E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring
(default: 0)
D Terugloop – terugloopsnelheid en aanzet in de boring
(default: 0)
0: spoedgang
1: voeding
AB Aan- en doorboorlengte (default: 0)
V Aan- en doorboorvarianten (default: 0)
0: zonder voedingsreductie
1: voedingsreductie aan het einde van de boring
2: voedingsreductie aan het begin van de boring
3: voedingsreductie aan het begin en einde van de
boring
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G60 Veiligheidszone voor het boren deactiveren
0: actief
1: niet actief
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 307
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Spiraalboor: boren
Snijplaatboor: voorboren
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt er een
voedingsreductie met 50% voor het aan- of doorboren
plaats.
Aan de hand van de gereedschapsparameter
Aangedreven gereedschap bepaalt de CNC PILOT of het
geprogrammeerde toerental en de voeding op de
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van
toepassing zijn.
308 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring Z1
3 Eerste boorstap (boordiepte: P)indien gedefinieerd: boort met
gereduceerde voeding aan
4 Trekt met teruglooplengte B – of naar het startpunt boring terug
en positioneert op veiligheidsafstand in de boring
5 Volgende boorstap (boordiepte: "laatste diepte - IB" of JB)
6 Herhaalt 4...5 totdat eindpunt boring Z2 bereikt is
7 Laatste boorstap – afhankelijk van aan- en doorboorvarianten V:
Doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot positie Z2AB
– boort met gereduceerde voeding tot eindpunt boring Z2
Geen doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot eindpunt boring
Z2
– indien gedefinieerd: blijft gedurende tijd E op het eindpunt
van de boring.
8 Trekt terug
indien Z1 geprogrammeerd: op startpunt boring Z1
indien Z1 niet geprogrammeerd: op startpunt Z
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 309
4.7 Boorcycli
Langgatboren radiaal
Boren selecteren
Diepboren radiaal selecteren
Deze cyclus maakt – in meerdere stappen – een boring in het
mantelvlak. De boor wordt na iedere stap teruggetrokken en na een
stilstandtijd weer op veiligheidsafstand gezet. U definieert de eerste
boorstap met 1e boordiepte:: Bij elke volgende boorstap wordt de
diepte met de boordieptereductiewaarde verminderd, waarbij de
waarde niet onder de minimale boordiepte komt.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Startpunt boring (default: boring vanaf X)
X2 Eindpunt boring
P 1e boordiepte (default: boren zonder onderbreking)
IB Boordieptereductiewaarde (default: 0)
JB Minimale boordiepte (default: 1/10 van P)
B Teruglooplengte (default: terugloop naar "beginpunt
boring")
E Stilstandtijd voor vrijmaken aan einde van boring
(default: 0)
D Terugloop – terugloopsnelheid en aanzet in de boring
(default: 0)
0: spoedgang
1: voeding
AB Aan- en doorboorlengte (default: 0)
V Aan- en doorboorvarianten (default: 0)
0: zonder voedingsreductie
1: voedingsreductie aan het einde van de boring
2: voedingsreductie aan het begin van de boring
3: voedingsreductie aan het begin en einde van de
boring
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
BP Pauzeduur: tijdsduur voor de onderbreking van de
voedingsbeweging. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
310 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Spiraalboor: boren
Snijplaatboor: voorboren
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring X1
3 Eerste boorstap (boordiepte: P)indien gedefinieerd: boort met
gereduceerde voeding aan
4 Trekt met teruglooplengte B – of naar het startpunt boring terug
en positioneert op veiligheidsafstand in de boring
5 Volgende boorstap (boordiepte: "laatste diepte - IB" of JB)
6 Herhaalt 4...5 totdat eindpunt boring X2 bereikt is
7 Laatste boorstap – afhankelijk van aan- en doorboorvarianten V:
Doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot positie X2AB
– boort met gereduceerde voeding tot eindpunt boring X2
Geen doorboorreductie:
– boort met de geprogrammeerde voeding tot eindpunt boring
X2
– indien gedefinieerd: blijft gedurende tijd E op het eindpunt
van de boring
8 Trekt terug
indien X1 geprogrammeerd: op startpunt boring X1
indien X1 niet geprogrammeerd: op startpunt X
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
plaatsvindt. Dankzij de onderbroken (intermitterende)
voeding wordt de spaan gebroken.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt er een
voedingsreductie met 50% voor het aan- of doorboren
plaats.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 311
4.7 Boorcycli
Draadtappen axiaal
Boren selecteren
Schroefdraad tappen axiaal selecteren
Met deze cyclus wordt schroefdraad in de voorkant gesneden.
Betekenis van de uittreklengte: gebruik deze parameter bij
spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van
de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de uittreklengte een
nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de
spoed van de draadtap. Bij het maken van de schroefdraad wordt de
draadtap over een lengte gelijk aan de uittreklengte uit de klauwplaat
getrokken. Deze methode resulteert in een langere standtijd van
draadtappen.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Z1 Startpunt boring (default: boring vanaf "Z")
Z2 Eindpunt boring
F1 Spoed (= voeding) (default: voeding uit de
gereedschapsbeschrijving)
B Aanlooplengte om het geprogrammeerde toerental en de
voeding te realiseren (default: 2 * spoed F)
SR Teruglooptoerental voor snelle terugloop (default:
toerental hetzelfde als bij draadtappen)
L Uittreklengte bij spantangen met lengtecompensatie
(default: 0)
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G60 Veiligheidszone voor het boren deactiveren
0: actief
1: niet actief
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
SP Spaanbreukdiepte
SI Vrijzetafstand
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
312 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadtappen
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring Z1
3 Snijdt de schroefdraad tot eindpunt boring Z2
4 Trekt met teruglooptoerental SR terug
indien Z1 geprogrammeerd: op startpunt boring Z1
indien Z1 niet geprogrammeerd: op startpunt Z
5 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Aan de hand van de gereedschapsparameter Aangedreven
gereedschap bepaalt de CNC PILOT of het
geprogrammeerde toerental en de voeding op de
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van
toepassing zijn.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 313
4.7 Boorcycli
Draadtappen radiaal
Boren selecteren
Schroefdraad tappen radiaal selecteren
Met deze cyclus wordt schroefdraad in het mantelvlak gesneden.
Betekenis van de uittreklengte: gebruik deze parameter bij
spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van
de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de uittreklengte een
nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de
spoed van de draadtap. Bij het maken van de schroefdraad wordt de
draadtap over een lengte gelijk aan de uittreklengte uit de klauwplaat
getrokken. Deze methode resulteert in een langere standtijd van
draadtappen.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
X1 Startpunt boring (default: boring vanaf X)
X2 Eindpunt boring
F1 Spoed (= voeding) (default: voeding uit de
gereedschapsbeschrijving)
B Aanlooplengte om het geprogrammeerde toerental en de
voeding te realiseren (default: 2 * spoed F)
SR Teruglooptoerental voor snelle terugloop (default:
toerental hetzelfde als bij draadtappen)
L Uittreklengte bij spantangen met lengtecompensatie
(default: 0)
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G60 Veiligheidszone – deactiveert de veiligheidszone voor het
boren
0: actief
1: niet actief
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
SP Spaanbreukdiepte
SI Vrijzetafstand
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
314 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
draadtappen
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Indien gedefinieerd: verplaatst zich met spoedgang naar startpunt
boring X1
3 Snijdt de schroefdraad tot eindpunt boring X2
4 Trekt met teruglooptoerental SR terug
indien X1 geprogrammeerd: op startpunt boring X1
indien X1 niet geprogrammeerd: op startpunt X
5 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 315
4.7 Boorcycli
Schroefdraadfrezen axiaal
Boren selecteren
Schroefdraad frezen axiaal selecteren
De cyclus freest schroefdraad in een bestaande boring.
Gebruik het schroefdraadgereedschap voor deze cyclus.
Let op: Botsingsgevaar !
Let op de diameter van de boring en de freesdiameter,
wanneer u de insteekradius R programmeert.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Z1 Startpunt schroefdraad (default: boring vanaf "Z")
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed (= voeding)
J Draadrichting
0: rechts
1: links
I Schroefdraaddiameter
R Insteekradius (default: (I – freesdiameter)/2)
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
V Freesmethode
0: de schroefdraad wordt gefreesd met een 360°-
schroeflijn
1: de schroefdraad wordt gefreesd met meerdere
helixbanen (enkelsnijdend gereedschap)
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
316 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 Positioneert het gereedschap op eindpunt schroefdraad Z2
(freesbodem) in de boring
3 Benadert in insteekradius R
4 Freest de schroefdraad met een rotatie van 360° en zet daarbij met
spoed F1 aan
5 Haalt het gereedschap uit het materiaal en trekt terug naar
startpunt
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 317
4.7 Boorcycli
Voorbeelden: boorcycli
Centrisch boren en draadtappen
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Boren axiaal voert
de boring uit, met Draadtappen axiaal wordt de schroefdraad
gemaakt.
De boor wordt op veiligheidsafstand voor het werkstuk gepositioneerd
(startpunt X, Z). Daarom wordt het beginpunt boring Z1 niet
geprogrammeerd. Ten behoeve van het aanboren wordt in de
parameters "AB" en "V" een voedingsreductie geprogrammeerd.
De spoed is niet geprogrammeerd. De CNC PILOT werkt met de
spoed van het gereedschap. Met teruglooptoerental SR kan het
gereedschap snel worden teruggetrokken.
Gereedschapsgegevens (boor)
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
I = 8,2 – boordiameter
B = 118 – punthoek
H = 0 – gereedschap is niet aangedreven
Gereedschapsgegevens (draadtap)
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
I = 10 – schroefdraaddiameter M10
F = 1,5 – spoed
H = 0 – gereedschap is niet aangedreven
318 Teach-in-modus
4.7 Boorcycli
Langgatboren
Het werkstuk wordt met de Diepboren axiaal uit het midden
doorboord. Voorwaarden voor deze bewerking zijn een
positioneerbare spil en aangedreven gereedschap.
1e boordiepte P en boordieptereductiewaarde IB definiëren de
afzonderlijke boorstappen en de minimale boordiepte JB begrenst de
reductie.
Omdat teruglooplengte B niet is gespecificeerd, wordt de boor naar
het startpunt teruggetrokken, blijft daar even en zet op
veiligheidsafstand voor de volgende boorstap aan.
In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande boring. Daarom
wordt eindpunt boring Z2 zo gepositioneerd, dat de boor het
materiaal helemaal doorboort.
Met "AB" en "V" wordt een voedingsreductie voor het aan- en
doorboren ingesteld.
Gereedschapsgegevens
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
I = 12 – boordiameter
B = 118 – punthoek
H = 1 – gereedschap is aangedreven
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 319
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli
In de werkstand Inleren zijn in de cycli het in-/uitschakelen van de C-as
en de spilpositionering opgenomen.
In de werkstand Handbediening schakelt u met Positioneren
spoedgang de C-as in en positioneert u de spil vóór de eigenlijke
freescyclus. De freescycli schakelen de C-as uit.
Freescycli Symbool
Spoedgang positionering
C-as inschakelen, gereedschap en
spil positioneren
Sleuf axiaal/radiaal
Freest een enkele sleuf of
sleufpatroon
Figuur axiaal/radiaal
Freest een enkele figuur
Contour axiaal/radiaal ICP
Freest een enkele ICP-contour of
contourpatroon
Kopfrezen
Freest vlakken of een veelvlak
Spiraalgroef frezen radiaal
Freest een spiraalgroef
Graveren axiaal/radiaal
Graveert tekens en tekenreeksen
Met freescycli maakt u axiale/radiale sleuven, contouren,
kamers, vlakken en veelvlakken.
Patroonbewerking: zie "Boor- en freespatroon" op
pagina 352.
320 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Positioneren spoedgang frezen
Frezen selecteren
Positioneren spoedgang selecteren
De cyclus schakelt de C-as in, positioneert de spil (C-as) en het
gereedschap.
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in
2 Spant het actuele gereedschap in
3 Positioneert het gereedschap in spoedgang simultaan naar
eindpunt X2, Z2 en eindhoek C2
Positioneren spoedgang is alleen in de werkstand
Handbediening mogelijk.
Bij een volgende handmatige freescyclus wordt de C-as
weer uitgeschakeld.
Cyclusparameters
X2, Z2 Eindpunt
C2 Eindhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 321
4.8 Freescycli
Sleuf axiaal
Frezen selecteren
Sleuf axiaal selecteren
Met deze cyclus wordt een sleuf in de voorkant gemaakt. De
sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
Parametercombinaties voor positie en ligging van de sleuf:
X1, C1
L, A1
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Eindpunt sleuf in X (diametermaat)
C1 Hoek eindpunt sleuf (default: spilhoek C)
L Sleuflengte
A1 Hoek t.o.v. X-as (default: 0)
Z1 Bovenkant frees (default: startpunt Z)
Z2 Freesbodem
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
322 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling
3 Zet met aanzetvoeding FZ aan
4 Freest tot "eindpunt sleuf"
5 Zet met aanzetvoeding FZ aan
6 Freest tot "beginpunt sleuf"
7 Herhaalt 3..6 totdat de freesdiepte is bereikt
8 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 323
4.8 Freescycli
Figuur axiaal
Frezen selecteren
Figuur axiaal selecteren
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende
contouren of wordt er een kamer op de voorkant voorbewerkt/
nabewerkt:
Rechthoek (Q=4, L<\>B)
Vierkant (Q=4, L=B)
Cirkel (Q=0, RE\>0, L en B: geen invoer)
Driehoek of regelm. n-hoek (Q=3 of Q\>4, L<\>0)
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
X1 Diameter middelpunt figuur
C1 Hoek middelpunt figuur (default: spilhoek C)
Q Aantal zijden (default: 0)
Q=0: cirkel
Q=4: rechthoek, vierkant
Q=3: driehoek
Q\>4: regelm. n-hoek
L lengte van zijde
Rechthoek: lengte rechthoek
Vierkant, regelmatige n-hoek: lengte van zijde
Regelmatige n-hoek: L<0 diameter binnencirkel
Cirkel: geen invoer
B Breedte rechthoek
Rechthoek: breedte van rechthoek
Vierkant: L=B
Regelmatige n-hoek, cirkel: geen invoer
RE Afrondingsradius (default: 0)
Rechthoek, vierkant, regelmatige n-hoek:
afrondingsradius
Cirkel: radius van de cirkel
RB Vrijzetvlak
A Hoek t.o.v. X-as (default: 0)
Rechthoek, vierkant, regelmatige n-hoek: positie van de
figuur
Cirkel: geen invoer
324 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Z1 Bovenkant frees (default: startpunt Z)
P2 Freesdiepte
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Cyclusparameters (tweede invoervenster)
I Ov. parallel aan contour
K Ov. in aanzetrichting
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
E Gereduceerde voeding voor ronde elementen (default:
actieve voeding)
O Voorbewerken of nabewerken – alleen bij kamerfrezen
0: voorbewerken
1: nabewerken
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
U Overlappingsfactor (bereik: 0 < U < 1)
U=0 of geen invoer: contourfrezen
U\>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de
freesbanen = U*freesdiameter
JK Contourfrezen (invoer wordt alleen bij contourfrezen
verwerkt)
0: op de contour
1: binnen de contour
2: buiten de contour
JT Kamerfrezen (invoer wordt alleen bij kamerfrezen
verwerkt)
0: van binnen naar buiten
1: van buiten naar binnen
R Insteekradius (default: 0)
R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet
naar startpunt boven het freesvlak – daarna verticale
diepteverplaatsing
R\>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die
tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij binnenhoeken: frees maakt ingaande/uitgaande
boog die tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij buitenhoeken: lengte van lineair ingaand/
uitgaand element; contourelement wordt tangentieel
benaderd/verlaten
SCI Veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 325
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
Cyclusparameters (derde invoervenster)
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Informatie over parameters/functies:
Contour- of kamerfrezen: wordt gedefinieerd met
overlappingsfactor U.
Freesrichting: wordt beïnvloed door looprichting v.d.
frees H en de rotatierichting van de frees (zie
"Looprichting van de frees bij contourfrezen" op pagina
344).
Freesradiuscompensatie wordt uitgevoerd (behalve bij
het contourfrezen met J=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het
startpunt van het eerste element (bij rechthoeken het
langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
insteekradius R kan worden bepaald of er direct of via
een cirkelboog wordt benaderd.
Met Contourfrezen JK wordt vastgelegd of de frees op
de contour (middelpunt v.d. frees op de contour) of op
de binnen-/buitenzijde van de contour moet werken.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): leg met JT vast
of de kamer van binnen naar buiten of omgekeerd moet
worden gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): eerst wordt de
rand en dan de bodem van de kamer gefreesd. Leg met
JT vast of de bodem van de kamer van binnen naar
buiten, of omgekeerd, moet worden nabewerkt.
326 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepte-
aanzetten)
Contourfrezen:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Freest een vlak
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 5..6 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – voorbewerken:
3 Nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak
4 Bewerkt een freesvlak – afhankelijk van kamerfrezen JT van
binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 4..5 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – nabewerken:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak
5 Bewerkt de bodem van de kamer na – afhankelijk van kamerfrezen
JT van binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
6 Werkt de kamer af met geprogrammeerde voeding
Alle varianten:
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 327
4.8 Freescycli
ICP-contour axiaal
Frezen selecteren
Contour axiaal ICP selecteren
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt
er een kamer op de voorkant voorbewerkt/nabewerkt.
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
Z1 Bovenkant frees (default: startpunt Z)
P2 Freesdiepte
I Ov. parallel aan contour
K Ov. in aanzetrichting
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
E Gereduceerde voeding voor ronde elementen (default:
actieve voeding)
FK ICP-contournummer
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Cyclusparameters (tweede invoervenster)
O Voorbewerken of nabewerken – alleen bij kamerfrezen
0: voorbewerken
1: nabewerken
2: afbramen
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
U Overlappingsfactor (bereik: 0 < U < 1)
U=0 of geen invoer: contourfrezen
U\>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de
freesbanen = U*freesdiameter
JK Contourfrezen (invoer wordt alleen bij contourfrezen
verwerkt)
0: op de contour
1: binnen de contour
2: buiten de contour
328 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
JT Kamerfrezen (invoer wordt alleen bij kamerfrezen
verwerkt)
0: van binnen naar buiten
1: van buiten naar binnen
R Insteekradius (default: 0)
R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet
naar startpunt boven het freesvlak – daarna verticale
diepteverplaatsing
R\>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die
tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij binnenhoeken: frees maakt ingaande/uitgaande
boog die tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij buitenhoeken: lengte van lineair ingaand/
uitgaand element; contourelement wordt tangentieel
benaderd/verlaten
RB Vrijzetvlak
SCI Veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
BG Afkantingsbreedte voor afbramen
JG Voorbewerkingsdiameter
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Informatie over parameters/functies:
Contour- of kamerfrezen: wordt gedefinieerd met
overlappingsfactor U.
Freesrichting: wordt beïnvloed door looprichting v.d.
frees H en de rotatierichting van de frees (zie
"Looprichting van de frees bij contourfrezen" op pagina
344).
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve
bij het contourfrezen met JK=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het
startpunt van het eerste element (bij rechthoeken het
langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
insteekradius R kan worden bepaald of er direct of via
een cirkelboog wordt benaderd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 329
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepte-
aanzetten)
Contourfrezen:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Freest een vlak
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 5..6 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – voorbewerken:
3 Nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak
4 Bewerkt een freesvlak – afhankelijk van kamerfrezen JT van
binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 4..5 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – nabewerken:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak
5 Bewerkt de bodem van de kamer na – afhankelijk van kamerfrezen
JT van binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
6 Werkt de kamer af met geprogrammeerde voeding
Alle varianten:
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Informatie over parameters/functies:
Met Contourfrezen JK wordt vastgelegd of de frees op
de contour (middelpunt v.d. frees op de contour) of op
de binnen-/buitenzijde van de contour moet werken. Bij
open contouren wordt gewerkt in de richting waarin de
contour wordt gemaakt. Met JK wordt vastgelegd of
links of rechts van de contour wordt verplaatst.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): leg met JT vast
of de kamer van binnen naar buiten of omgekeerd moet
worden gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): eerst wordt de
rand en dan de bodem van de kamer gefreesd. Leg met
JT vast of de bodem van de kamer van binnen naar
buiten, of omgekeerd, moet worden nabewerkt.
330 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Kopfrezen
Frezen selecteren
Kopfrezen selecteren
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus op de voorkant:
één of twee vlakken (Q=1 of Q=2, B\>0)
Rechthoek (Q=4, L<\>B)
Vierkant (Q=4, L=B)
Driehoek of regelm. n-hoek (Q=3 of Q\>4, L<\>0)
Cirkel (Q=0, RE\>0, L en B: geen invoer)
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Diameter middelpunt figuur
C1 Hoek middelpunt figuur (default: spilhoek C)
Z1 Bovenkant frees (default: startpunt Z)
Z2 Freesbodem
Q Aantal zijden
Q=0: cirkel
Q=1: één vlak
Q=2: twee 180° versprongen vlakken
Q=3: driehoek
Q=4: rechthoek, vierkant
Q\>4: regelm. n-hoek
L lengte van zijde
Rechthoek: lengte rechthoek
Vierkant, regelmatige n-hoek: lengte van zijde
Regelmatige n-hoek: L<0: diameter binnencirkel
Cirkel: geen invoer
B Sleutelwijdte:
bij Q=1, Q=2: restdikte (materiaal dat achterblijft)
Rechthoek: breedte van rechthoek
Vierkant, regelm. n-hoek (Q\>=4): sleutelwijdte (alleen
bij een even aantal vlakken gebruiken; als alternatief
voor "L" programmeren)
Cirkel: geen invoer
RE Afrondingsradius (default: 0)
Regelm. n-hoek (Q\>2): afrondingsradius
Cirkel (Q=0): radius van de cirkel
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 331
4.8 Freescycli
A Hoek t.o.v. X-as (default: 0)
Regelm. n-hoek (Q\>2): positie van de figuur
Cirkel: geen invoer
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Cyclusparameters (tweede invoervenster)
I Ov. parallel aan contour
K Ov. in aanzetrichting
X2 Begrenzingsdiameter
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
E Gereduceerde voeding voor ronde elementen (default:
actieve voeding)
U Overlappingsfactor (bereik: 0 < U < 1; default 0,5)
O Voorbewerken of nabewerken
0: voorbewerken
1: nabewerken
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
SCI Veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
332 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepte-
aanzetten)
3 Nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak
voorbewerken
4 Bewerkt een freesvlak, rekening houdend met freesrichting J,
in één of twee richtingen
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 4..5 totdat de freesdiepte is bereikt
Nabewerken:
4 Bewerkt de rand van het eiland na – vlak voor vlak
5 Bewerkt de bodem van buiten naar binnen na
Alle varianten:
6 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 333
4.8 Freescycli
Sleuf radiaal
Frezen selecteren
Sleuf radiaal selecteren
Met deze cyclus wordt een sleuf in het mantelvlak gemaakt. De
sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
Parametercombinaties voor positie en ligging van de sleuf:
X1, C1
L, A1
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
Z1 Eindpunt sleuf
C1 Hoek eindpunt sleuf (default: spilhoek C)
L Sleuflengte
A Hoek t.o.v. Z-as (default: 0)
X1 Bovenkant frees (diametermaat) – (default: startpunt X)
X2 Freesbodem
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
334 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling
3 Zet met aanzetvoeding FZ aan
4 Freest met geprogrammeerde voeding naar "eindpunt sleuf"
5 Zet met aanzetvoeding FZ aan
6 Freest tot "beginpunt sleuf"
7 Herhaalt 3..6 totdat de freesdiepte is bereikt
8 Positioneert naar startpunt X en schakelt de C-as uit
9 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 335
4.8 Freescycli
Figuur radiaal
Frezen selecteren
Figuur radiaal selecteren
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende
contouren of wordt er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/
nabewerkt:
Rechthoek (Q=4, L<\>B)
Vierkant (Q=4, L=B)
Cirkel (Q=0, RE\>0, L en B: geen invoer)
Driehoek of regelm. n-hoek (Q=3 of Q\>4, L\>0 of L<0)
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Z1 Middelpunt figuur
C1 Hoek middelpunt figuur (default: spilhoek C)
Q Aantal zijden (default: 0)
Q=0: cirkel
Q=4: rechthoek, vierkant
Q=3: driehoek
Q\>4: regelm. n-hoek
L lengte van zijde
Rechthoek: lengte rechthoek
Vierkant, regelmatige n-hoek: lengte van zijde
Regelmatige n-hoek: L<0 diameter binnencirkel
Cirkel: geen invoer
B Breedte rechthoek
Rechthoek: breedte van rechthoek
Vierkant: L=B
Regelmatige n-hoek, cirkel: geen invoer
RE Afrondingsradius (default: 0)
Rechthoek, vierkant, regelmatige n-hoek:
afrondingsradius
Cirkel: radius van de cirkel
A Hoek t.o.v. X-as (default: 0)
Rechthoek, vierkant, regelmatige n-hoek: positie van de
figuur
Cirkel: geen invoer
X1 Bovenkant frees (diameter) – (default: startpunt X)
336 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
P2 Freesdiepte
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Cyclusparameters (tweede invoervenster)
I Ov. parallel aan contour
K Ov. in aanzetrichting
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
E Gereduceerde voeding voor ronde elementen (default:
actieve voeding)
O Voorbewerken of nabewerken – alleen bij kamerfrezen
0: voorbewerken
1: nabewerken
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
U Overlappingsfactor (bereik: 0 < U < 1)
Geen invoer: contourfrezen
U\>0: kamerfrezen – minimale overlapping van
de freesbanen=U*freesdiameter
JK Contourfrezen (invoer wordt alleen bij contourfrezen
verwerkt)
0: op de contour
1: binnen de contour
2: buiten de contour
JT Kamerfrezen (invoer wordt alleen bij kamerfrezen
verwerkt)
0: van binnen naar buiten
1: van buiten naar binnen
R Insteekradius: radius ingaande/uitgaande boog (default: 0)
R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet
naar startpunt boven het freesvlak – daarna verticale
diepteverplaatsing
R\>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die
tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij binnenhoeken: frees maakt ingaande/uitgaande
boog die tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij buitenhoeken: lengte van lineair ingaand/
uitgaand element; contourelement wordt tangentieel
benaderd/verlaten
RB Vrijzetvlak
SCI Veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 337
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
Cyclusparameters (derde invoervenster)
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Informatie over parameters/functies:
Contour- of kamerfrezen: wordt gedefinieerd met
overlappingsfactor U
Freesrichting: wordt beïnvloed door looprichting v.d.
frees H en de rotatierichting van de frees (zie
"Looprichting van de frees bij contourfrezen" op pagina
344).
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve
bij het contourfrezen met JK=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het
startpunt van het eerste element (bij rechthoeken het
langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
insteekradius R kan worden bepaald of er direct of via
een cirkelboog wordt benaderd.
Met Contourfrezen JK wordt vastgelegd of de frees op
de contour (middelpunt v.d. frees op de contour) of op
de binnen-/buitenzijde van de contour moet werken.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): leg met JT vast
of de kamer van binnen naar buiten of omgekeerd moet
worden gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): eerst wordt de
rand en dan de bodem van de kamer gefreesd. Leg met
JT vast of de bodem van de kamer van binnen naar
buiten, of omgekeerd, moet worden nabewerkt.
338 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepte-
aanzetten)
Contourfrezen:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en zet aan voor het
eerste freesvlak
4 Freest een vlak
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 5..6 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – voorbewerken:
3 Nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak
4 Bewerkt een freesvlak – afhankelijk van JT van binnen naar buiten
resp. van buiten naar binnen
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 4..5 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – nabewerken:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en zet aan voor het
eerste freesvlak
4 Bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak
5 Bewerkt afhankelijk van JT de kamerbodem na van binnen naar
buiten resp. van buiten naar binnen
6 Werkt de kamer af met geprogrammeerde voeding
Alle varianten:
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 339
4.8 Freescycli
ICP-contour radiaal
Frezen selecteren
Contour radiaal ICP selecteren
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt
er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/nabewerkt.
Cyclusparameters (eerste invoervenster)
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Bovenkant frees (diameter) – (default: startpunt X)
P2 Freesdiepte
I Ov. parallel aan contour
K Ov. in aanzetrichting
P Aanzetdiepte (default: totale diepteverplaatsing)
FZ Aanzetvoeding (default: actieve voeding)
E Gereduceerde voeding voor ronde elementen (default:
actieve voeding)
FK ICP-contournummer
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
Cyclusparameters (tweede invoervenster)
O Voorbewerken of nabewerken – alleen bij kamerfrezen
0: voorbewerken
1: nabewerken
2: afbramen
H Looprichting v.d. frees
0: tegenlopend
1: meelopend
U Overlappingsfactor (bereik: 0 < U < 1)
Geen invoer: contourfrezen
U\>0: kamerfrezen – minimale overlapping van
de freesbanen=U*freesdiameter
JK Contourfrezen (invoer wordt alleen bij contourfrezen
verwerkt)
0: op de contour
1: binnen de contour
2: buiten de contour
340 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
JT Kamerfrezen (invoer wordt alleen bij kamerfrezen
verwerkt)
0: van binnen naar buiten
1: van buiten naar binnen
R Insteekradius: radius ingaande/uitgaande boog (default: 0)
R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet
naar startpunt boven het freesvlak – daarna verticale
diepteverplaatsing
R\>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die
tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij binnenhoeken: frees maakt ingaande/uitgaande
boog die tangentieel op het contourelement aansluit
R<0 bij buitenhoeken: lengte van lineair ingaand/
uitgaand element; contourelement wordt tangentieel
benaderd/verlaten
RB Vrijzetvlak
SCI Veiligheidsafstand in het bewerkingsvlak
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
BG Afkantingsbreedte voor afbramen
JG Voorbewerkingsdiameter
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Informatie over parameters/functies:
Contour- of kamerfrezen: wordt gedefinieerd met
overlappingsfactor U
Freesrichting: wordt beïnvloed door looprichting v.d.
frees H en de rotatierichting van de frees (zie
"Looprichting van de frees bij contourfrezen" op pagina
344).
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve
bij het contourfrezen met JK=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het
startpunt van het eerste element (bij rechthoeken het
langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
insteekradius R kan worden bepaald of er direct of via
een cirkelboog wordt benaderd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 341
4.8 Freescycli
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepte-
aanzetten)
Contourfrezen:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Freest een vlak
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 5..6 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – voorbewerken:
3 Nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak
4 Bewerkt een freesvlak – afhankelijk van kamerfrezen JT van
binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
5 Zet aan voor het volgende freesvlak
6 Herhaalt 4..5 totdat de freesdiepte is bereikt
Kamerfrezen – nabewerken:
3 Nadert afhankelijk van ingaande radius R en verplaatst voor het
eerste freesvlak
4 Bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak
5 Bewerkt de bodem van de kamer na – afhankelijk van kamerfrezen
JT van binnen naar buiten resp. van buiten naar binnen
6 Werkt de kamer af met geprogrammeerde voeding
Alle varianten:
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
Informatie over parameters/functies:
Met Contourfrezen JK wordt vastgelegd of de frees op
de contour (middelpunt v.d. frees op de contour) of op
de binnen-/buitenzijde van de contour moet werken. Bij
open contouren wordt gewerkt in de richting waarin de
contour wordt gemaakt. Met JK wordt vastgelegd of
links of rechts van de contour wordt verplaatst.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): leg met JT vast
of de kamer van binnen naar buiten of omgekeerd moet
worden gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): eerst wordt de
rand en dan de bodem van de kamer gefreesd. Leg met
JT vast of de bodem van de kamer van binnen naar
buiten, of omgekeerd, moet worden nabewerkt.
342 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Spiraalgroeffrezen radiaal
Frezen selecteren
Spiraalgroef frezen radiaal selecteren
De cyclus freest een spiraalgroef van startpunt schroefdraad naar
eindpunt schroefdraad. Met de beginhoek wordt de begin van de
sleuf vastgelegd. De sleufbreedte komt overeen met de
freesdiameter.
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie)
X1 Schroefdraaddiameter
C1 Beginhoek
Z1 Startpunt schroefdraad
Z2 Eindpunt schroefdraad
F1 Spoed
F1 postief: rechtse draad
F1 negatief: linkse draad
U Draaddiepte
I Maximale aanzet. Be aanzetbewegingen worden volgens
de volgende formule gereduceerd tot \>= 0,5 mm. Daarna
vindt iedere aanzet met 0,5 mm plaats.
Aanzet 1: "I"
Aanzet n: I * (1 – (n–1) * E)
E Reductie snijdiepte
P Aanlooplengte (flank aan het begin van de sleuf)
K Uitlooplengte (flank aan het einde van de sleuf)
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
D Aantal gangen
SCK Veiligheidsafstand in voedingsrichting (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 343
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: frezen
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C
(alleen in werkstand Teach-in)
2 Berekent de actuele aanzet
3 Positioneert voor de freesgang
4 Freest met de geprogrammeerde voeding naar eindpunt Z2,
rekening houdend met de flanken aan het begin en einde van de
sleuf
5 Keert asparallel terug en positioneert voor de volgende freesgang
6 Herhaalt 4..5 totdat de sleufdiepte is bereikt
7 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
344 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Looprichting van de frees bij contourfrezen
Looprichting van de frees bij contourfrezen
Cyclustype Looprichting v.d. frees Rotatierichting GS FRC Uitvoering
binnen (JK=1) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts
binnen tegenlopend (H=0) Mx04 links
binnen meelopend (H=1) Mx03 links
binnen meelopend (H=1) Mx04 rechts
buiten (JK=2) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts
buiten tegenlopend (H=0) Mx04 links
buiten meelopend (H=1) Mx03 links
buiten meelopend (H=1) Mx04 rechts
rechts (JK=2) Bij open contouren zonder
functie. Bewerking in
contourdefinitierichting
zonder functie rechts
links (JK=1) Bij open contouren zonder
functie. Bewerking in
contourdefinitierichting
zonder functie links
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 345
4.8 Freescycli
Looprichting van de frees bij het frezen van
kamers
Looprichting van de frees bij het frezen van kamers
Bewerking Looprichting v.d. frees Bewerkingsrichting
Rotatierichting
GS
Uitvoering
Voorbewerken
Nabewerken
tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (JT=0) Mx03
Voorbewerken
Nabewerken
tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (JT=0) Mx04
Voorbewerken meelopend (H=0) van buiten naar binnen (JT=1) Mx03
Voorbewerken tegenlopend (H=0) van buiten naar binnen (JT=1) Mx04
Voorbewerken
Nabewerken
meelopend (H=1) van binnen naar buiten (JT=0) Mx03
Voorbewerken
Nabewerken
meelopend (H=1) van binnen naar buiten (JT=0) Mx04
Voorbewerken meelopend (H=1) van buiten naar binnen (JT=1) Mx03
Voorbewerken tegenlopend (H=1) van buiten naar binnen (JT=1) Mx04
346 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Voorbeeld freescyclus
Frezen aan de voorkant
In dit voorbeeld wordt een kamer gefreesd. De complete bewerking
van de voorkant, inclusief de contourdefinitie, wordt in het
freesvoorbeeld onder "9.8 ICP-voorbeeld frezen" getoond.
De bewerking vindt plaats met de cyclus ICP-figuur axiaal. Bij de
contourdefinitie wordt eerst de basiscontour gemaakt – daarna
worden de afrondingen overlappend aangebracht.
Gereedschapsgegevens (frees)
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
I = 8 – freesdiameter
K = 4 – aantal tanden
TF = 0,025 – voeding per tand
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 347
4.8 Freescycli
Graveren axiaal
Met de cyclus "Graveren radiaal" worden tekenreeksen in lineaire of
polaire rangschikking op de voorkant gegraveerd. Tekentabel en
andere informatie:zie pagina 351
Het beginpunt van de tekenreeks definieert u in de cyclus. Wanneer u
geen beginpunt definieert, start de cyclus op de huidige
gereedschapspositie.
U kunt een tekenreeks ook met meer oproepen graveren. Stel
hiervoor bij de eerste oproep het beginpunt in. De volgende oproepen
kunnen zonder beginpunt worden geprogrammeerd.
Parameter:
X Startpunt (diametermaat): gereedschap voorpositioneren
Z Startpunt: gereedschap voorpositioneren
C Spilhoek: werkstukspil voorpositioneren
TX Tekst die moet worden gegraveerd
NF Tekennummer: ASCII-code van het te graveren teken
Z2 Eindpunt Z-positie waarnaar voor het graveren wordt
verplaatst.
X1 Beginpunt (polair) eerste teken
C1 Beginhoek (polair) eerste teken
XK Beginpunt (cartesiaans) eerste teken
YK Beginpunt (cartesiaans) eerste teken
H Letterhoogte
E Afstandsfactor (berekening: zie afbeelding)
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
W Neigingshoek van de tekenreeks
FZ Factor insteekvoeding (insteekvoeding = actuele voeding * F)
V Uitvoering lineair, boven of onder gebogen
D Referentiediameter
348 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Parameter:
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C,
startpunt X en Z
2 Positioneren naar beginpunt, indien gedefinieerd
3 Zet met insteekvoeding FZ aan
4 Graveert met geprogrammeerde voeding
5 Positioneert het gereedschap naar vrijzetvlak RB of als er geen
RB is gedefinieerd naar startpunt Z
5 Positioneert het gereedschap naar het volgende teken
6 Herhaalt stap 3 t/m 5 totdat alle tekens zijn gegraveerd
7 Positioneert naar startpunt X, Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
RB Vrijzetvlak. Z-positie waarnaar voor het positioneren wordt
teruggetrokken.
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt uitgevoerd
(machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
De graveercycli zijn in handbediening niet beschikbaar.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 349
4.8 Freescycli
Graveren radiaal
Met de cyclus "Graveren radiaal" worden tekenreeksen in lineaire
rangschikking op het mantelvlak gegraveerd. Tekentabel en andere
informatie:zie pagina 351
Het beginpunt van de tekenreeks definieert u in de cyclus. Wanneer u
geen beginpunt definieert, start de cyclus op de huidige
gereedschapspositie.
U kunt een tekenreeks ook met meer oproepen graveren. Stel
hiervoor bij de eerste oproep het beginpunt in. De volgende oproepen
kunnen zonder beginpunt worden geprogrammeerd.
Parameter:
X Startpunt (diametermaat): gereedschap voorpositioneren
Z Startpunt: gereedschap voorpositioneren
C Spilhoek: werkstukspil voorpositioneren
TX Tekst die moet worden gegraveerd
NF Tekennummer: ASCII-code van het te graveren teken
X2 Eindpunt (diametermaat): X-positie waarnaar voor het graveren
wordt verplaatst.
Z1 Beginpunt van het eerste teken
C1 Beginhoek van het eerste teken
CY Beginpunt van het eerste teken
D Referentiediameter
H Letterhoogte
E Afstandsfactor (berekening: zie afbeelding)
T Revolverplaatsnummer
G14 Gereedschapswisselpositie (zie pagina 142)
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
W Neigingshoek van de tekenreeks
FZ Factor insteekvoeding (insteekvoeding = actuele voeding * F)
RB Vrijzetvlak. X-positie waarnaar voor het positioneren wordt
teruggetrokken.
350 Teach-in-modus
4.8 Freescycli
Parameter:
Uitvoeren van cyclus
1 Schakelt de C-as in en positioneert in spoedgang naar spilhoek C,
startpunt X en Z
2 Positioneren naar beginpunt, indien gedefinieerd
3 Zet met insteekvoeding FZ aan
4 Graveert met geprogrammeerde voeding
5 Positioneert het gereedschap naar vrijzetvlak RB of als er geen
RB is gedefinieerd naar startpunt X
5 Positioneert het gereedschap naar het volgende teken
6 Herhaalt stap 3 t/m 5 totdat alle tekens zijn gegraveerd
7 Positioneert naar startpunt X, Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
SCK Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt uitgevoerd
(machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
De graveercycli zijn in handbediening niet beschikbaar.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 351
4.8 Freescycli
Graveren axiaal/radiaal
De CNC PILOT kent de in de onderstaande tabel vermelde tekens. U
voert de te graveren tekst als tekenreeks in. Trema's en speciale
tekens die niet in de editor kunnen worden ingevoerd, kunt u teken
voor teken vastleggen in NF. Als in ID een tekst en in NF een teken is
vastgelegd, wordt eerst de tekst en dan het teken gegraveerd.
De graveercycli zijn in handbediening niet beschikbaar.
Kleine letters Hoofdletters Cijfers, trema's Speciale tekens
NF Te k e n NF Te k e n NF Te k e n NF Te k e n Betekenis
97 a 65 A 48 0 32 Spatie
98 b 66 B 49 1 37 % Procentteken
99 c 67 C 50 2 40 ( Rond haakje openen
100 d 68 D 51 3 41 ) Rond haakje sluiten
101 e 69 E 52 4 43 + Plusteken
102 f 70 F 53 5 44 , Komma
103 g 71 G 54 6 45 Minteken
104 h 72 H 55 7 46 . Punt
105 i 73 I 56 8 47 / Schuine streep
106 j 74 J 57 9 58 : Dubbele punt
107 k 75 K 60 < Kleiner-dan-teken
108 l 76 L 196 Ä 61 = Is-gelijk-teken
109 m 77 M 214 Ö 62 \> Groter-dan-teken
110 n 78 N 220 Ü 64 @ at
111 o 79 O 223 ß 91 [ Vierkant haakje openen
112 p 80 P 228 ä 93 ] Vierkant haakje sluiten
113 q 81 Q 246 ö 95 _ Underscore
114 r 82 R 252 ü 8364 Euroteken
115 s 83 S 181 µ Micro
116 t 84 T 186 ° Graden
117 u 85 U 215 * Maalteken
118 v 86 V 33 ! Uitroepteken
119 w 87 W 38 & Ampersandteken
120 x 88 X 63 ? Vraagteken
121 y 89 Y 174 ® Registered trademark-teken
122 z 90 Z 216 Ø Diameterteken
352 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon
Instructies over het werken met boor- en freespatronen:
Boorpatroon: de CNC PILOT genereert de functies
M12, M13 (blokrem vastzetten/vrijzetten) onder de
volgende condities: het boor-/draadtapgereedschap
moet aangedreven en de rotatierichting gedefinieerd
zijn (parameter Aangedreven gereedschap AW,
rotatierichting MD).
ICP-freescontouren: wanneer het startpunt van de
contour buiten het coördinatennulpunt ligt, wordt de
afstand tussen het startpunt van de contour en het
coördinatennulpunt bij de patroonpositie opgeteld (zie
"Voorbeelden van bewerking van patronen" op
pagina 369).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 353
4.9 Boor- en freespatroon
Lineair boorpatroon axiaal
Boren selecteren
Boren axiaal selecteren
Diepboren axiaal selecteren
Schroefdraad tappen axiaal selecteren
Softkey Patroon lineair inschakelen
Patroon lineair wordt ingeschakeld om boorpatronen gelijkmatig
verdeeld op een lijn aan de voorkant te maken.
Bovendien worden de parameters voor de boring opgevraagd.
Gebruik de volgende parametercombinaties voor:
startpunt patroon:
X1, C1 of
XK, YK
Patroonposities:
Ii, Ji en Q
I, J en Q
LINEAIR BOORPATROON AXIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal gaten
X1, C1 Startpunt patroon in poolcoördinaten
XK, YK Startpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
I, J Eindpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
Ii, Ji (incrementele) patroonafstand
354 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de boring uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Keert terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 355
4.9 Boor- en freespatroon
Lineair freespatroon axiaal
Frezen selecteren
Softkey Patroon lineair inschakelen
Sleuf axiaal selecteren
Contour axiaal ICP selecteren
Patroon lineair wordt ingeschakeld om freespatronen gelijkmatig
verdeeld op een lijn aan de voorkant te maken.
Bovendien worden de parameters van de freesbewerking
opgevraagd.
Gebruik de volgende parametercombinaties voor:
startpunt patroon:
X1, C1 of
XK, YK
Patroonposities:
Ii, Ji en Q
I, J en Q
LINEAIR FREESPATROON AXIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal sleuven
X1, C1 Startpunt patroon in poolcoördinaten
XK, YK Startpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
I, J Eindpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
Ii, Ji (incrementele) patroonafstand
356 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de freesbewerking uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Keert terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 357
4.9 Boor- en freespatroon
Rond boorpatroon axiaal
Boren selecteren
Boren axiaal selecteren
Diepboren axiaal selecteren
Schroefdraad tappen axiaal selecteren
Softkey Patroon circulair inschakelen
Patroon circulair wordt bij boorcycli ingeschakeld om boorpatronen
gelijkmatig verdeeld over een cirkel of cirkelboog aan de voorkant te
maken.
Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring
opgevraagd.
Gebruik de volgende parametercombinaties voor middelpunt patroon:
XM, CM of
XK, YK
ROND BOORPATROON AXIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal gaten
XM, CM Middelpunt patroon in poolcoördinaten
XK, YK Middelpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
K Patroondiameter
A Hoek 1e boring (default: 0°)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default: boringen
worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld)
358 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de boring uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Keert terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 359
4.9 Boor- en freespatroon
Rond freespatroon axiaal
Frezen selecteren
Sleuf axiaal selecteren
Contour axiaal ICP selecteren
Softkey Patroon circulair inschakelen
Patroon circulair wordt bij freescycli ingeschakeld om
freespatronen gelijkmatig verdeeld over een cirkel of cirkelboog aan
de voorkant te maken.
Bovendien worden de parameters voor het maken van de
freesbewerking opgevraagd.
Gebruik de volgende parametercombinaties voor middelpunt patroon:
XM, CM of
XK, YK
ROND FREESPATROON AXIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal sleuven
XM, CM Middelpunt patroon in poolcoördinaten
XK, YK Middelpunt patroon in cartesiaanse coördinaten
K Patroondiameter
A Hoek 1e sleuf (default: 0°)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default:
freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel
verdeeld)
360 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de freesbewerking uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Keert terug naar het startpunt
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 361
4.9 Boor- en freespatroon
Lineair boorpatroon radiaal
Boren selecteren
Boren radiaal selecteren
Diepboren radiaal selecteren
Schroefdraad tappen radiaal selecteren
Softkey Patroon lineair inschakelen
Patroon lineair wordt bij boorcycli ingeschakeld om boorpatronen
gelijkmatig verdeeld op een lijn op het mantelvlak te maken.
De patroonposities kunt u definiëren met eindpunt patroon en
hoekincrement of hoekincrement en aantal gaten.
Bovendien worden de parameters voor de boring opgevraagd.
LINEAIR BOORPATROON RADIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal gaten
Z1 Startpunt patroon (positie 1e boring)
ZE Eindpunt patroon (default: Z1)
C1 Hoek 1e boring (beginhoek)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default: boringen
worden gelijkmatig op het mantelvlak aangebracht)
362 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de boring uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 363
4.9 Boor- en freespatroon
Lineair freespatroon radiaal
Frezen selecteren
Softkey Patroon lineair inschakelen
Sleuf radiaal selecteren
Contour radiaal ICP selecteren
Patroon lineair wordt bij freescycli ingeschakeld om te frezen
patronen gelijkmatig verdeeld op een lijn op het mantelvlak te maken.
De patroonposities kunt u definiëren met eindpunt patroon en
hoekincrement of hoekincrement en aantal sleuven.
Bovendien worden de parameters van de freesbewerking
opgevraagd.
LINEAIR FREESPATROON RADIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal sleuven
Z1 Startpunt patroon (positie 1e sleuf)
ZE Eindpunt patroon (default: Z1)
C1 Hoek 1e sleuf (beginhoek)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default:
freesbewerkingen worden gelijkmatig op het mantelvlak
uitgevoerd)
364 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de freesbewerking uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 365
4.9 Boor- en freespatroon
Rond boorpatroon radiaal
Boren selecteren
Boren radiaal selecteren
Diepboren radiaal selecteren
Schroefdraad tappen radiaal selecteren
Softkey Patroon circulair inschakelen
Patroon circulair wordt bij boorcycli ingeschakeld om boorpatronen
gelijkmatig verdeeld over een cirkel of cirkelboog op het mantelvlak te
maken.
Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring
opgevraagd (zie cyclusbeschrijving).
ROND BOORPATROON RADIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal sleuven
ZM, CM Middelpunt patroon: positie, hoek
K Patroondiameter
A Hoek 1e boring (default: 0°)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default: boringen
worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld)
366 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de boring uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 367
4.9 Boor- en freespatroon
Rond freespatroon radiaal
Frezen selecteren
Sleuf radiaal selecteren
Contour radiaal ICP selecteren
Softkey Patroon radiaal inschakelen
Patroon circulair wordt bij freescycli ingeschakeld om
freespatronen gelijkmatig verdeeld over een cirkel of cirkelboog op het
mantelvlak te maken.
Bovendien worden de parameters voor het maken van de
freesbewerking opgevraagd (zie cyclusbeschrijving).
ROND FREESPATROON RADIAAL
Cyclusparameters
X, Z Startpunt
C Spilhoek (C-aspositie) – (default: actuele spilhoek)
Q Aantal sleuven
ZM, CM Middelpunt patroon: positie, hoek
K Patroondiameter
A Hoek 1e sleuf (default: 0°)
Wi Hoekincrement (patroonafstand) – (default:
freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel
verdeeld)
Het startpunt van een als patroon te positioneren ICP-
contour moet op de positieve XK-as liggen.
368 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Uitvoeren van cyclus
1 Positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):
zonder C-as: positioneert op spilhoek C
met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met spoedgang
naar spilhoek C
Handbediening: bewerking vanaf de actuele spilhoek
2 Berekent de patroonposities
3 Positioneert naar startpunt patroon
4 Voert de freesbewerking uit
5 Positioneert voor de volgende bewerking
6 Herhaalt 4...5 totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd
7 Positioneert naar startpunt Z en schakelt de C-as uit
8 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 369
4.9 Boor- en freespatroon
Voorbeelden van bewerking van patronen
Lineair boorpatroon aan de voorkant
Aan de voorkant wordt met de boorcyclus axiaal een lineair
boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze bewerking zijn een
positioneerbare spil en aangedreven gereedschap.
De coördinaten van zowel de eerste als de laatste boring en het aantal
boringen worden aangegeven. Bij de boring wordt alleen de diepte
opgegeven.
Gereedschapsgegevens
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
DV = 5 – boordiameter
BW = 118 – punthoek
AW = 1 – gereedschap is aangedreven
370 Teach-in-modus
4.9 Boor- en freespatroon
Rond boorpatroon aan de voorkant
Aan de voorkant wordt met de boorcyclus axiaal een rond
boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze bewerking zijn een
positioneerbare spil en aangedreven gereedschap.
Het middelpunt patroon wordt in cartesiaanse coördinaten
opgegeven.
In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande boring. Daarom
wordt eindpunt boring Z2 zo gepositioneerd, dat de boor het
materiaal helemaal doorboort. Met de parameters "AB" en "V" wordt
een voedingsreductie voor het aan- en doorboren ingesteld.
Gereedschapsgegevens
TO = 8 – gereedschapsoriëntatie
DV = 5 – boordiameter
BW = 118 – punthoek
AW = 1 – gereedschap is aangedreven
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 371
4.9 Boor- en freespatroon
Lineair boorpatroon op het mantelvlak
Op het mantelvlak wordt met de boorcyclus axiaal een lineair
boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze bewerking zijn een
positioneerbare spil en aangedreven gereedschap.
Het boorpatroon wordt met de coördinaten van de eerste boring, het
aantal boringen en de afstand tussen de boringen vastgelegd. Bij de
boring wordt alleen de diepte opgegeven.
Gereedschapsgegevens
TO = 2 – gereedschapsoriëntatie
DV = 8 – boordiameter
BW = 118 – punthoek
AW = 1 – gereedschap is aangedreven
372 Teach-in-modus
4.10 DIN-cycli
4.10 DIN-cycli
DIN-cyclus
DIN-cyclus selecteren
Met deze functie wordt een DIN-cyclus (DIN-subprogramma) gekozen
en in een cyclusprogramma opgenomen. De dialogen van de
parameters die in het submenu zijn gedefinieerd, worden vervolgens
getoond in het formulier.
Wanneer het DIN-subprogramma wordt gestart, gelden de in de DIN-
cyclus geprogrammeerde technologiegegevens (bij handbediening de
op dat moment geldende technologiegegevens). U kunt "T, S, F"
echter altijd in het DIN-subprogramma wijzigen.
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Draaigereedschap: voorbewerken
Halfronde snijbeitel: voorbewerken
Draadsnijgereedschap: draadsnijden
Steekgereedschap: contoursteken
Spiraalboor: boren
Snijplaatboor: voorboren
Draadtap: draadtappen
Freesgereedschap: frezen
Cyclusparameters
L DIN-macronummer
Q Aantal herhalingen (default:1)
LA-LF Overdrachtswaarden
LH-LK Overdrachtswaarden
LO-LP Overdrachtswaarden
LR-LS Overdrachtswaarden
LU Overdrachtswaarde
LW-LZ Overdrachtswaarden
LN Overdrachtswaarde
T Revolverplaatsnummer
ID Gereedschaps-ID-nummer
S Toerental/snijsnelheid
F Voeding per omwenteling
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 373
4.10 DIN-cycli
Aan de overdrachtswaarden kunt u in het DIN-
subprogramma teksten en helpschermen toewijzen (zie
hoofdstuk "Subprogramma's" in het gebruikershandboek
"smart.Turn- en DIN-programmering".
Let op: botsingsgevaar!
Cyclusprogrammering: bij DIN-subprogramma's
wordt de nulpuntverschuiving aan het cycluseinde
gereset. Gebruik daarom geen DIN-subprogramma's
met nulpuntverschuivingen voor de
cyclusprogrammering.
In de DIN-cyclus wordt geen startpunt ingesteld. Let
erop dat het gereedschap zich diagonaal van de actuele
positie naar de eerste geprogrammeerde positie van het
DIN-subprogramma beweegt.
374 Teach-in-modus
4.10 DIN-cycli
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 375
ICP-programmering
376 ICP-programmering
5.1 ICP-contouren
5.1 ICP-contouren
De interactieve contourprogrammering (ICP) dient voor de grafisch
ondersteunde definitie van werkstukcontouren. (ICP is de afkorting
voor de Engelse term "Interactive Contour Programming".) De met ICP
gemaakte contouren worden gebruikt:
in de ICP-cycli (Inleren, Handbediening)
in smart.Turn
Elke contour begint met het startpunt. De contour wordt zowel met
lineaire en cirkelvormige contourelementen als met vormelementen
(bijv. afkantingen, afrondingen en draaduitlopen) gedefinieerd.
ICP wordt vanuit smart.Turn en vanuit de cyclusdialogen opgeroepen.
ICP-contouren die u tijdens het cyclusbedrijf maakt, worden door de
CNC PILOT opgeslagen in afzonderlijke bestanden. De
bestandsnaam (contournaam) die u geeft, mag maximaal 40 tekens
bevatten. De ICP-contour wordt in een ICP-cyclus opgenomen. Er
wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende contouren:
Te draaien contouren: *.gmi
Contouren onbewerkt werkstuk: *.gmr
Te frezen contouren voorkant: *.gms
Te frezen contouren mantelvlak: *.gmm
ICP-contouren die u in smart.Turn maakt, worden door de CNC PILOT
geïntegreerd in het desbetreffende NC-programma.
Contourbeschrijvingen worden als G-functies opgeslagen.
Contouren overnemen
ICP-contouren die voor cyclusprogramma's zijn gemaakt, kunt u in
smart.Turn laden. ICP converteert deze contouren naar G-functies en
integreert deze in het smart.Turn-programma. De contour vormt nu
een onderdeel van het smart.Turn-programma.
Contouren die in DXF-formaat aanwezig zijn, kunt u met de ICP-editor
importeren. Hierbij worden de contouren van het DXF-formaat naar
het ICP-formaat geconverteerd. DXF-contouren kunnen zowel voor
het cyclusbedrijf als voor smart.Turn worden gebruikt.
In het cyclusbedrijf worden ICP-contouren in
afzonderlijke bestanden beheerd. Deze contouren
worden uitsluitend met ICP bewerkt.
In smart.Turn vormen contouren een onderdeel van het
NC-programma. De contouren kunnen met de ICP- of
smart.Turn-editor worden bewerkt.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 377
5.1 ICP-contouren
Vormelementen
Afkantingen, afrondingen kunnen op iedere contourhoek worden
ingevoegd.
Draaduitlopen (DIN 76, DIN 509 E, DIN 509 F) kunnen op
asparallelle, haakse contourhoeken worden ingevoegd. Kleine
afwijkingen worden bij elementen in X-richting getolereerd.
U kunt op iedere contourhoek afkantingen en afrondingen invoegen.
Draaduitlopen (DIN 76, DIN 509 E, DIN 509 F) zijn mogelijk op
asparallelle, haakse contourhoeken, waarbij kleine afwijkingen bij
horizontale elementen (X-richting) worden getolereerd.
Voor de invoer van vormelementen kunt u selecteren uit de volgende
alternatieven:
U voert sequentieel alle contourelementen inclusief
vormelementen in.
U voert eerst de ruwe contour zonder vormelementen in.
Vervolgens brengt u de vormelementen "overlappend" aan (zie ook
"Vormelementen overlappend aanbrengen" op pagina 395).
Bewerkingsattributen
U kunt aan contourelementen de volgende bewerkingsattributen
toewijzen:
Parameters
U Overmaat (aanvullend op andere overmaten)
De ICP genereert een G52 Pxx H1.
F Speciale voeding voor de nabewerking.
De ICP genereert een G95 Fxx.
D Nummer van de additieve D-correctie voor de
nabewerking (D=01..16).
De ICP genereert een G149 D9xx.
FP Element bij het automatisch genereren van programma's
met TURN PLUS bewerken (niet beschikbaar bij Inleren)
0: nee
1: ja
IC Meetsnede overmaat (niet beschikbaar bij Inleren)
KC Meetsnede lengte (niet beschikbaar bij Inleren)
HC Meetsnedeteller: aantal werkstukken waarna een meting
plaatsvindt (niet beschikbaar bij Inleren)
De bewerkingsattributen zijn alleen geldig voor het
desbetreffende element waarin de attributen in ICP zijn
ingevoerd.
378 ICP-programmering
5.1 ICP-contouren
Geometrische berekeningen
De CNC PILOT berekent ontbrekende coördinaten, snijpunten,
middelpunten, etc., voor zover dit rekenkundig mogelijk is.
Wanneer er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u de
mathematisch uitvoerbare varianten bekijken en de door u gewenste
oplossing selecteren.
Elk onvolledig berekend contourelement wordt met een
symbooltje onder het grafisch venster aangegeven.
Contourelementen die niet volledig zijn gedefinieerd, maar wel
kunnen worden getekend, worden weergegeven.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 379
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
In het cyclusbedrijf maakt u:
complexe contouren onbewerkt werkstuk
contouren voor de draaibewerking
voor ICP-verspaningscycli
voor ICP-steekcycli
voor ICP-steekdraaicycli
complexe contouren voor de freesbewerking met de C-as
voor de voorkant
voor het mantelvlak
U kunt de ICP-editor activeren met de softkey ICP edit. Deze kan
alleen worden geselecteerd bij het bewerken van ICP-
verspaningscycli of ICP-freescycli, alsmede bij de cyclus ICP-contour
onbewerkt werkstuk.
De beschrijving is afhankelijk van het contourtype. ICP onderscheidt
op basis van de cyclus:
Contour voor de draaibewerking of contour onbewerkt werkstuk:
Zie "Contourelementen te draaien contour" op pagina 404.
Contour voor de voorkant: Zie "Contouren aan de voorkant in
smart.Turn" op pagina 430.
Contour voor het mantelvlak: Zie "Mantelvlakcontouren in
smart.Turn" op pagina 438.
Als u meerdere ICP-contouren achter elkaar maakt/
bewerkt, wordt het laatst bewerkte "ICP-contournummer"
na het verlaten van de ICP-editor in de cyclus
overgenomen.
380 ICP-programmering
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
Contouren voor cycli bewerken
Aan de ICP-contouren van de cyclusbewerking zijn namen toegekend.
De contournaam is tegelijkertijd de bestandsnaam. De contournaam
wordt in de oproepende cyclus gebruikt.
U hebt de volgende mogelijkheden om de contournaam vast te
leggen:
Contournaam vóór oproep van de ICP-editor in de cyclusdialoog
vastleggen (invoerveld FK). ICP neemt deze naam over.
Contournaam in de ICP-editor vastleggen. Hiervoor moet het
invoerveld FK leeg zijn als u de ICP-editor oproept.
Bestaande contour overnemen. Als u de ICP-editor verlaat, wordt de
naam van de laatst bewerkte contour in het invoerveld FK
overgenomen.
Nieuwe contour maken
De naam van de contour in de cyclusdialoog
vastleggen en softkey ICP edit indrukken. De ICP-
editor schakelt over op de invoer van de contour.
Softkey ICP edit indrukken. De ICP-editor opent het
venster "Selectie ICP-contouren".
De naam van de contour in het veld "Bestandsnaam"
invoeren en softkey Openen indrukken. De ICP-editor
schakelt over op de invoer van de contour.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken.
ICP verwacht de nieuwe invoer van een contour.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 381
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
Bestandsorganisatie met de ICP-editor
In het kader van de bestandsorganisatie kunt u ICP-contouren
kopiëren, hernoemen of wissen.
Softkey ICP edit indrukken.
Softkey Contourlijst indrukken. De ICP-editor opent
het venster "Selectie ICP-contouren".
Softkey Bestandsmanager indrukken. De ICP-editor
schakelt de softkeybalk om naar de functies voor de
bestandsorganisatie.
382 ICP-programmering
5.3 ICP-editor in smart.Turn
5.3 ICP-editor in smart.Turn
In smart.Turn maakt u:
Contouren onbewerkt werkstuk en onbewerkt hulpwerkstuk
contouren bewerkt werkstuk en hulpcontouren
Standaardfiguren en complexe contouren voor de C-asbewerking
aan de voorkant
op het mantelvlak
Standaardfiguren en complexe contouren voor de Y-asbewerking
op het XY-vlak
op het YZ-vlak
Contouren onbewerkt werkstuk en onbewerkt hulpwerkstuk:
complexe onbewerkte werkstukken beschrijft u element voor
element – net zoals bewerkte werkstukken. De standaardvormen staf
en pijp kunt u via een menu selecteren en met enkele parameters
beschrijven (zie "Beschrijvingen van onbewerkte werkstukken" op
pagina 403). Indien er geen beschrijving van het bewerkte werkstuk is,
kunt u in het menu ook Gietstuk selecteren.
Figuren en patronen voor de C- en Y-asbewerking: complexe te
frezen contouren beschrijft u element voor element. De volgende
standaardfiguren zijn voorbereid. U kunt de figuren via een menu
selecteren en met enkele parameters beschrijven:
Cirkel
Rechthoek
Regelmatige n-hoek
Lineaire sleuf
Ronde sleuf
Boring
Deze figuren alsmede boringen kunt u als lineaire of ronde patronen
aan de voorkant of op het mantelvlak, alsmede op het XY- of YZ-vlak
aanbrengen.
DXF-contouren kunt u importeren en in het smart.Turn-programma
integreren.
Contouren van de cyclusprogrammering kunt u overnemen en in
het smart.Turn-programma integreren. smart.Turn ondersteunt de
overname van de volgende contouren:
Beschrijving van onbewerkt werkstuk (extensie: *.gmr): overname
als contour onbewerkt werkstuk of contour onbewerkt
hulpwerkstuk
Contour voor de draaibewerking (extensie: *.gmi): overname als
contour bewerkt werkstuk of hulpcontour
Contour aan voorkant (extensie: *.gms)
Mantelvlakcontour (extensie: *.gmm)
ICP toont de gemaakte contouren in het smart.Turn-
programma met G-functies.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 383
5.3 ICP-editor in smart.Turn
Contour in smart.Turn bewerken
Nieuwe contour onbewerkt werkstuk maken
Menutoets ICP indrukken, vervolgens Onbewerkt
werkstuk of Onbew. hulpwerkst. in het ICP-submenu
selecteren.
Menutoets Contour indrukken. De ICP-editor schakelt
over op de invoer van de complexe contour
onbewerkt werkstuk.
Menutoets Staf indrukken.
Standaard-onbewerkt werkstuk "Staf" beschrijven.
Menutoets Pijp indrukken.
Standaard-onbewerkt werkstuk "Pijp" beschrijven.
Nieuwe contour voor de draaibewerking maken
Menutoets ICP indrukken en het contourtype in het
ICP-submenu selecteren.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
ICP verwacht de nieuwe invoer van een contour.
384 ICP-programmering
5.3 ICP-editor in smart.Turn
Contour uit de cyclusbewerking laden
Menutoets ICP indrukken en het contourtype in het
ICP-submenu selecteren.
Softkey Contourlijst indrukken. De ICP-editor toont
de lijst met de in het cyclusbedrijf gemaakte
contouren.
Contour selecteren en laden.
Bestaande contour wijzigen
Cursor in het desbetreffende programmadeel positioneren.
Menutoets ICP indrukken, vervolgens ..
.. Contour wijzigen in het ICP-submenu selecteren.
Softkey Contour wijz. ICP indrukken.
De ICP-editor toont de aanwezige contour en zet deze klaar voor
bewerking.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 385
5.4 ICP-contouren maken
5.4 ICP-contouren maken
Een ICP-contour bestaat uit afzonderlijke contourelementen. U kunt
de contour maken door sequentiële invoer van de afzonderlijke
contourelementen. Het startpunt wordt vóór de beschrijving van het
eerste element vastgelegd. Het eindpunt wordt door het eindpunt
van het laatste contourelement bepaald.
Ingevoerde contourelementen en deelcontouren worden direct
weergegeven. U kunt deze weergave met behulp van de loep- en
verplaatsingsfuncties naar keuze aanpassen.
Het hieronder beschreven principe geldt voor alle ICP-contouren,
ongeacht of deze voor de cyclusprogrammering of voor smart.Turn
resp. voor de draai- of freesbewerkingen worden gebruikt.
ICP-contour invoeren
Als een nieuwe contour wordt gemaakt, vraagt de CNC PILOT eerst
naar de coördinaten van het contourstartpunt.
Lineaire contourelementen: kies de richting van het element op
basis van het menusymbool en dimensioneer het. Bij horizontale en
verticale lineaire elementen hoeven geen X- of Z-coördinaten te
worden ingevoerd, als er geen onvolledig berekende elementen
aanwezig zijn.
Ronde contourelementen: kies de rotatierichting van de cirkelboog
op basis van het menusymbool en dimensioneer de boog.
Na selectie van het contourelement voert u de bekende parameters in.
De CNC PILOT berekent niet-gedefinieerde parameters aan de hand
van de gegevens van aangrenzende contourelementen. In de regel
beschrijft u de contourelementen in overeenstemming met de
maatvoering op de productietekening.
Bij de invoer van lineaire of ronde elementen wordt het startpunt
weliswaar ter informatie weergegeven, maar dit kan niet worden
bewerkt. Het startpunt komt overeen met het eindpunt van het laatste
element.
Met de desbetreffende softkey kunt u tussen het Lijn- en
Cirkelboogmenu omschakelen. Vormelementen (afkantingen,
afrondingen, draaduitlopen) worden met de desbetreffende
menutoets geselecteerd.
Softkeys in de ICP-editor - hoofdmenu
Opent de bestandsselectiedialoog
voor ICP-contouren.
Draait de definitierichting van de
contour om.
Naderhand invoegen van
vormelementen.
Voegt een element aan de bestaande
contour toe.
Keert terug naar de dialoog die ICP
opgeroepen heeft.
Menu-items Lijnmenu
Lijn met hoek in het
aangegeven kwadrant
Horizontale lijn in opgegeven
richting
Lijn met hoek in het
aangegeven kwadrant
Verticale lijn in opgegeven
richting
Vormelemmentmenu
oproepen
Menu-items Boogmenu
Cirkelboog in de aangegeven
rotatierichting
Vormelemmentmenu
oproepen
386 ICP-programmering
5.4 ICP-contouren maken
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Startpunt vastleggen
Lijnmenu selecteren
Cirkelboogmenu selecteren
Menu-item "Vormelementen" selecteren
Elementtype selecteren en bekende parameters van het
contourelement invoeren.
Absolute of incrementele dimensionering
De stand van de softkey Increment is bepalend voor het type
dimensionering. Incrementele parameters krijgen de toevoeging "i" (Xi,
Zi, etc.)
Overgangen bij contourelementen
Er is sprake van een tangentiële overgang als er op het raakpunt van
de contourelementen geen knik- of hoekpunt ontstaat. Bij moeilijke
geometrische contouren wordt gebruikgemaakt van tangentiële
overgangen, om de dimensionering tot een minimum te beperken en
mathematische tegenstrijdigheden uit te sluiten.
Voor het berekenen van onvolledig berekende contourelementen
moet de CNC PILOT het type overgang tussen de contourelementen
kennen. De overgang naar het volgende contourelement wordt met
een softkey vastgelegd.
Softkeys omschakeling lijn- en cirkelboogmenu
Lijnmenu selecteren
Cirkelboogmenu selecteren
ICP-CONTOUR MAKEN
Softkey omschakeling incrementeel
Activeert de incrementele maat voor
de actuele waarde
Softkey voor tangentiële overgang
Activeert de tangentiële voorwaarde
voor de overgang in het eindpunt van
het contourelement
"Vergeten" tangentiële overgangen leiden vaak tot
foutmeldingen bij het definiëren van ICP-contouren.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 387
5.4 ICP-contouren maken
Passingen en binnendraad
Met de softkey Passing binnendraad opent u een invoerformulier
waarmee u de bewerkingsdiameter voor passingen en binnendraad
kunt berekenen. Nadat u de benodigde waarden (nominale diameter
en tolerantieklasse of draadtype) hebt ingevoerd, kunt u de berekende
waarde als eindpunt voor het contourelement overnemen.
Passing voor boring of as berekenen:
Softkey Passing indrukken
Nominale diameter invoeren
Passinggegevens in het formulier Passing invoeren
Ent-toets indrukken, om waarden te berekenen
Softkey Overnemen indrukken. Het berekende midden van de
tolerantie wordt in het geopende dialoogveld overgenomen
Kerngatdiameter voor binnendraad berekenen:
Softkey Binnendraad indrukken
Nominale diameter invoeren
Draadgegevens in het formulier Berek. binnendraad invoeren
Ent-toets indrukken, om waarden te berekenen
Softkey Overnemen indrukken. De berekende kerngatdiameter wordt
in het geopende dialoogveld overgenomen
U kunt de bewerkingsdiameter alleen voor geschikte
contourelementen berekenen, bijv. voor een rechte-
element in X-richting bij een passing op een as.
Bij de berekening van binnendraad kunt u bij de draadtypes
9, 10 en 11 de nominale diameter voor inch-draad uit de
lijst Nom. diam. lijst L selecteren.
388 ICP-programmering
5.4 ICP-contouren maken
Poolcoördinaten
Standaard wordt de invoer van cartesiaanse coördinaten verwacht.
Met de softkeys voor poolcoördinaten schakelt u afzonderlijke
coördinaten om naar poolcoördinaten.
Voor de definitie van een punt kunt u cartesiaanse coördinaten en
poolcoördinaten combineren.
Invoer van hoeken
Selecteer de gewenste hoek met de softkey.
Lineaire elementen
AN hoek t.o.v. Z-as ((AN<=90° – binnen het geselecteerde
kwadrant)
ANn hoek naar volgend element
ANp hoek naar vorig element
Cirkelbogen
ANs raaklijnhoek in het startpunt van de cirkelboog
ANe raaklijnhoek in het eindpunt van de cirkelboog
ANn hoek naar volgend element
ANp hoek naar vorig element
Softkeys voor poolcoördinaten
Schakelt het veld naar de invoer van
de hoek W om.
Schakelt het veld naar de invoer van
de radius P om.
Softkeys voor invoer van hoeken
Hoek naar volgend element
Hoek naar vorig element
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 389
5.4 ICP-contouren maken
Contourweergave
Na het invoeren van een contourelement controleert de CNC PILOT of
een element volledig berekend of onvolledig berekend is.
Een volledig berekend contourelement is eenduidig en volledig
bepaald – het wordt onmiddellijk getekend.
Een onvolledig berekend contourelement is niet volledig bepaald.
De ICP-editor:
plaatst onder het grafische venster een symbool dat het
elementtype en de lijnrichting/rotatierichting aangeeft.
geeft een onvolledig berekend lineair element weer als het
startpunt en de richting bekend zijn.
geeft een onvolledig berekend cirkelvormig element als volledige
cirkel weer als het middelpunt en de radius bekend zijn.
De CNC PILOT converteert een onvolledig berekend contourelement
naar een volledig berekend contourelement zodra het element kan
worden berekend. Het symbool wordt dan gewist.
Een fout contourelement wordt, indien mogelijk, getoond. Er volgt
bovendien een foutmelding.
Onvolledig berekende contourelementen: als er bij de verdere
contourinvoer een fout optreedt, omdat er onvoldoende informatie
beschikbaar is, dan kunnen de onvolledig berekende elementen
worden geselecteerd en aangevuld.
Als er "onvolledig berekende" contourelementen zijn, kunnen de
"volledig berekende" elementen niet worden gewijzigd. Bij het laatste
contourelement vóór het onvolledig berekende contourgedeelte kan
echter wel de "tangentiële overgang" worden gemaakt of gewist.
Als het te wijzigen element onvolledig is berekend,
wordt het bijbehorende symbool als "geselecteerd"
aangegeven.
Het elementtype en de rotatierichting van een
cirkelboog kunt u niet wijzigen. In dat geval moet het
contourelement worden gewist aansluitend worden
toegevoegd.
390 ICP-programmering
5.4 ICP-contouren maken
Selectie oplossing
Als er bij de berekening van onvolledig berekende contourelementen
meerdere oplossingen mogelijk zijn, bekijk dan met de softkeys
Volgende oplossing / Vorige oplossing de mathematisch uitvoerbare
oplossingen. De juiste oplossing dient u te bevestigen via de softkey.
Kleuren in de contourweergave
Volledig berekende, onvolledig berekende of geselecteerde
contourelementen, evenals geselecteerde contourhoeken en
restcontouren worden in verschillende kleuren weergegeven. (De
selectie van contourelementen/contourhoeken en restcontouren is
van belang voor het wijzigen van ICP-contouren).
Kleuren:
wit: contour onbewerkt werkstuk, contour onbewerkt hulpwerkstuk
geel: contouren bewerkt werkstuk (te draaien contouren, contouren
voor de C- en Y-asbewerking)
blauw: hulpcontouren
grijs: voor onvolledig berekende of foute elementen die wel kunnen
worden getoond
rood: geselecteerde oplossing, geselecteerd element of
geselecteerde hoek
Als er bij het verlaten van de bewerkingswerkstand
onvolledig berekende contourelementen aanwezig zijn,
vraagt de CNC PILOT of deze elementen moeten worden
afgekeurd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 391
5.4 ICP-contouren maken
Selectiefuncties
De CNC PILOT beschikt in de ICP-editor over diverse functies voor het
selecteren van contourelementen, vormelementen, contourhoeken
en contourgedeeltes. Deze functies kunnen via de softkey worden
opgeroepen.
Geselecteerde contourhoeken of contourelementen worden rood
weergegeven.
Contourbereik selecteren
Eerste element van het contourbereik selecteren.
Bereikselectie activeren
Softkey Element vooruit zolang bedienen totdat het
volledige bereik is gemarkeerd
Softkey Element terug zolang bedienen totdat het
volledige bereik is gemarkeerd
Contourelementen selecteren
Element vooruit (of cursortoets links)
selecteert het volgende element in
contourdefinitierichting.
Element terug (of cursortoets rechts)
selecteert het vorige element in
contourdefinitierichting.
Bereik markeren: activeert de
bereikselectie.
Contourhoeken selecteren (voor
vormelementen)
Contourhoek vooruit (of cursortoets
links) selecteert de volgende hoek in
contourdefinitierichting.
Contourhoek terug (of cursortoets
rechts) selecteert de vorige hoek in
contourdefinitierichting.
Alle hoeken markeren: markeert alle
contourhoeken.
Hoekselectie: als de hoekselectie is
geactiveerd, kunnen meerdere
contourhoeken worden gemarkeerd.
Markeren: bij actieve hoekselectie kunt u
afzonderlijke contourhoeken selecteren
en markeren of deze uit de markering
verwijderen.
392 ICP-programmering
5.4 ICP-contouren maken
Nulpunt verschuiven
Met deze functie kunt u een complete te draaien contour verschuiven.
Nulpuntverschuiving activeren:
"Nulpunt \> verschuiven" in het menu Bew. werkstuk selecteren
Contourverschuiving invoeren om de tot dan toe gedefinieerde
contour te verschuiven
Softkey Opslaan indrukken
Nulpuntverschuiving uitschakelen:
"Nulpunt \> terugzetten" in het menu Bew. werkstuk selecteren om
het nulpunt van het coördinatensysteem naar de oorspronkelijke
positie terug te zetten
Contourgedeelte lineair dupliceren
Met deze functie legt u een contourgedeelte vast en koppelt u dat aan
de bestaande contour.
"Dupliceren \> Reeks lineair" in het menu Bew. werkstuk selecteren
Met de softkey Volgend element of Vorig element
contourelementen selecteren
Softkey Selecteren indrukken
Aantal herhalingen invoeren
Softkey Opslaan indrukken
Wanneer u de ICP-editor verlaat, kunt u de
nulpuntverschuiving niet meer terugzetten. De contour
wordt bij het verlaten van de ICP-editor met de waarden
van de nulpuntverschuiving omgerekend en opgeslagen.
In dat geval kunt u het nulpunt nogmaals in tegengestelde
richting verschuiven.
Parameter
Xi Eindpunt – waarde waarmee het nulpunt wordt verschoven
Zi Eindpunt – waarde waarmee het nulpunt wordt verschoven
Parameter
Q Aantal herhalingen
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 393
5.4 ICP-contouren maken
Contourgedeelte rond dupliceren
Met deze functie legt u een contourgedeelte vast en koppelt u dat
cirkelvormig aan de bestaande contour.
"Dupliceren \> Reeks rond" in het menu Bew. werkstuk selecteren
Met de softkey Volgend element of Vorig element
contourelementen selecteren
Softkey Selecteren indrukken
Aantal herhalingen en radius invoeren
Softkey Opslaan indrukken
Contourgedeelte door spiegelen dupliceren
Met deze functie legt u een contourgedeelte vast dat kan worden
gespiegeld en aan de bestaande contour kan worden gekoppeld.
"Dupliceren \> Spiegelen" in het menu Bew. werkstuk selecteren
Met de softkey Volgend element of Vorig element
contourelementen selecteren
Hoek van de spiegelas invoeren
Softkey Opslaan indrukken
Inverteren
Met de functie Inverteren kunt u de geprogrammeerde richting van
een contour omkeren.
Parameter
Q Aantal (het contourgedeelte wordt Q-keer gedupliceerd)
R Radius
De besturing brengt een cirkel met de gedefinieerde
radius om het begin- en eindpunt van het contourgedeelte
aan. Uit de snijpunten van de cirkels volgen de beide
mogelijke rotatiepunten.
De rotatiehoek volgt uit de afstand beginpunt - eindpunt
van het contourgedeelte.
Met de softkeys Volgende oplossing of Vorige oplossing
kunt u een van de mathematisch mogelijke oplossingen
selecteren.
Parameter
W Hoek van de spiegelas. De spiegelas loopt door het actuele
eindpunt van de contour.
Referentie hoek: positieve Z-as
394 ICP-programmering
5.4 ICP-contouren maken
Contourrichting (cyclusprogrammering)
De verspaningsrichting wordt bij de cyclusprogrammering op basis
van de contourrichting bepaald. Als de contour in –Z-richting is
beschreven, moet voor de langsbewerking een gereedschap met
oriëntatie 1 worden gebruikt. (Zie "Algemene
gereedschapsparameters" op pagina 518.) Of er overlangs of
overdwars wordt bewerkt, wordt bepaald door de gebruikte cyclus.
Als de contour in –X-richting is beschreven, moet een cyclus
overdwars of een gereedschap met oriëntatie 3 worden gebruikt.
ICP-verspanen overlangs/overdwars (voorbewerken): de CNC
PILOT verspaant het materiaal in contourrichting.
ICP-afwerken overlangs/overdwars: de CNC PILOT werkt af in
contourrichting.
Softkeys in de ICP-editor - hoofdmenu
Draait de definitierichting van de
contour om.
Een ICP-contour die is gedefinieerd voor een
voorbewerking met ICP-verspanen overlangs, kan niet
worden toegepast voor een bewerking met ICP-
verspanen overdwars. Draai hiervoor de contourrichting
om met de softkey Contour Omdraaien.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 395
5.5 ICP-contouren wijzigen
5.5 ICP-contouren wijzigen
De CNC PILOT biedt de volgende mogelijkheden om een reeds
gemaakte contour uit te breiden of te wijzigen.
Vormelementen overlappend aanbrengen
Op de softkey drukken.
Vormelement selecteren
Hoek selecteren
Hoek voor vormelement bevestigen en gegevens
voor het vormelement invoeren.
Contourelementen toevoegen
Een ICP-contour kan worden uitgebreid door meer contourelementen
in te voeren die aan de bestaande contour worden "gehangen". Met
een vierkantje wordt het einde van de contour aangeduid, terwijl een
pijl de richting aangeeft.
Op de softkey drukken
U kunt nog meer contourelementen aan de bestaande contour
"hangen".
396 ICP-programmering
5.5 ICP-contouren wijzigen
Laatste contourelement wijzigen of wissen
Laatste contourelement wijzigen: wanneer op de softkey laatste
wijzigen wordt gedrukt, worden de gegevens van het "laatste"
contourelement voor wijziging beschikbaar gesteld.
Bij de correctie van een lineair of cirkelvormig element wordt de
wijziging, afhankelijk van de situatie, direct overgenomen, of wordt de
gecorrigeerde contour ter controle weergegeven. ICP accentueert de
gewijzigde contourelementen met een kleur. Als er verschillende
oplossingen mogelijk zijn, kunt u met de softkeys Volgende oplossing
/ Vorige oplossing alle mathematisch uitvoerbare oplossingen
bekijken.
De wijziging wordt pas actief nadat de softkey is ingedrukt. Als u de
wijziging niet accepteert, blijft de "oude" beschrijving van toepassing.
Met deze functie kunt u niet het contourelementtype (lineair of
cirkelvormig element), de richting van een lineair element en de
rotatierichting van een cirkelvormig element wijzigen. Als dit
noodzakelijk is, moet u het element wissen en een nieuw
contourelement toevoegen.
Laatste contourelement wissen: wanneer op de softkey laatste
wissen wordt gedrukt, worden de gegevens van het "laatste"
contourelement niet geaccepteerd. U kunt deze functie meermaals
toepassen, als u meerdere contourelementen wilt wissen.
Contourelement wissen
Menu-item Manipuleren indrukken. Het menu toont
functies voor het trimmen, wijzigen en wissen van
contouren.
Menu-item Wissen ...
... Element bereik selecteren.
Het te wissen contourelement selecteren.
Het contourelement wissen.
U kunt meerdere contourelementen na elkaar wissen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 397
5.5 ICP-contouren wijzigen
contourelementen wijzigen
De CNC PILOT biedt verschillende mogelijkheden om een reeds
gemaakte contour te wijzigen. Hieronder wordt een wijzigingsproces
beschreven aan de hand van het voorbeeld "Lengte element wijzigen".
De overige functies werken op dezelfde wijze.
In het menu Manipuleren zijn de volgende wijzigingsfuncties voor
bestaande contourelementen beschikbaar:
Trimmen
Lengte van het element
Lengte van de contour (alleen bij gesloten contouren)
Radius
Diameter
Wijzigen
Contourelement
Vormelement
Wissen
Element/bereik
Element/bereik meeverschuiven
Contour/kamer/figuur/patroon
Vormelement
Alle vormelementen
Transformeren
Contour verschuiven
Contour roteren
Contour spiegelen: u kunt de positie van de spiegelas met start-
en eindpuntcoördinaten of met startpunt en hoek vastleggen
398 ICP-programmering
5.5 ICP-contouren wijzigen
Lengte van het contourelement wijzigen
Menu-item Manipuleren indrukken. Het menu toont
functies voor het trimmen, wijzigen en wissen van
contouren.
Menu-item Wijzigen ...
... Contourelement selecteren.
Het te wijzigen contourelement selecteren.
Het geselecteerde contourelement voor wijziging
beschikbaar stellen.
Wijzigingen uitvoeren
Wijzigingen overnemen.
De contour of de oplossingsmogelijkheden worden ter controle
weergegeven. Bij vormelementen en onvolledig berekende
elementen worden wijzigingen direct overgenomen (oorspronkelijke
contour geel, de gewijzigde contour rood ter vergelijking).
Gewenste oplossing overnemen.
Asparallelle lijn wijzigen
Tijdens het "wijzigen" van een asparallelle lijn is een extra softkey
beschikbaar, waarmee u ook het tweede eindpunt kunt wijzigen. Op
deze wijze kunt u uit een oorspronkelijk rechte lijn een afkanting
maken om correcties uit te voeren.
Wijzigen van het "vaste" eindpunt. Door meerdere
keren in te drukken, kiest u de richting van de
afkanting.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 399
5.5 ICP-contouren wijzigen
Contour verschuiven
Menu-item Manipuleren indrukken. Het menu toont
functies voor het trimmen, wijzigen en wissen van
contouren.
Menu-item Wijzigen ...
... Contourelement selecteren.
Het te wijzigen contourelement selecteren.
Het geselecteerde contourelement beschikbaar
stellen voor verschuiven.
Nieuw "startpunt" van het referentie-element invoeren.
Nieuw "startpunt" (= nieuwe positie) overnemen – de
CNC PILOT toont de "verschoven contour".
Contour op nieuwe positie overnemen.
Transformaties – verschuiven
Met deze functie kunt u een contour incrementeel of absoluut
verschuiven.
Parameter
X Eindpunt
Z Eindpunt
Xi Eindpunt – incrementeel
Zi Eindpunt – incrementeel
H Origineel (alleen bij C-ascontouren):
0: wissen: originele contour wordt gewist
1: kopiëren: originele contour blijft gehandhaafd
ID Contournaam (alleen bij C-ascontouren):
400 ICP-programmering
5.5 ICP-contouren wijzigen
Transformaties – roteren
Met deze functie kunt u een contour om een rotatiepunt roteren.
Softkeys
Polaire dimensionering van het
rotatiepunt: hoek
Polaire dimensionering van het
rotatiepunt: radius
Parameter
X Rotatiepunt in cartesiaanse coördinaten
Z Rotatiepunt in cartesiaanse coördinaten
W Rotatiepunt in poolcoördinaten
P Rotatiepunt in poolcoördinaten
A Rotatiehoek
H Origineel (alleen bij C-ascontouren):
0: wissen: originele contour wordt gewist
1: kopiëren: originele contour blijft gehandhaafd
ID Contournaam (alleen bij C-ascontouren):
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 401
5.5 ICP-contouren wijzigen
Transformaties – spiegelen
Met deze functie wordt de contour gespiegeld. De positie van de
spiegelas wordt door het start- en eindpunt resp. door het startpunt
en de hoek vastgelegd.
Softkeys voor polaire dimensionering
Polaire dimensionering van het
startpunt: hoek
Polaire dimensionering van het
startpunt: radius
Polaire dimensionering van het
eindpunt: hoek
Polaire dimensionering van het
eindpunt: radius
Parameter
XS Startpunt in cartesiaanse coördinaten
ZS Startpunt in cartesiaanse coördinaten
X Eindpunt in cartesiaanse coördinaten
Z Eindpunt in cartesiaanse coördinaten
A Rotatiehoek
WS Startpunt in poolcoördinaten
PS Startpunt in poolcoördinaten
W Eindpunt in poolcoördinaten
P Eindpunt in poolcoördinaten
H Origineel (alleen bij C-ascontouren):
1: kopiëren: originele contour blijft gehandhaafd
0: wissen: originele contour wordt gewist
ID Contournaam (alleen bij C-ascontouren):
402 ICP-programmering
5.6 De loep in de ICP-editor
5.6 De loep in de ICP-editor
Met de loepfuncties kan het zichtbare beeldschermdetail worden
gewijzigd. Hiervoor kunnen softkeys, de cursortoetsen evenals de
PgDn- en PgUp-toets worden gebruikt. De "loep" kan in alle ICP-
vensters worden opgeroepen.
De CNC PILOT kiest automatisch het beeldschermdetail op basis van
de geprogrammeerde contour. Met de loep kan een ander
beeldschermdetail worden geselecteerd.
Detail van de afbeelding wijzigen
Wijziging van het beeldschermdetail met toetsen
Het zichtbare beeldschermdetail kan, zonder het loepmenu te
openen, met de cursortoetsen en de PgDn- en PgUp-toets
worden gewijzigd.
Wijziging van het beeldschermdetail met het loepmenu
Als het loepmenu is geselecteerd, wordt een rode rechthoek in het
contourvenster weergegeven. Deze rode rechthoek toont het
zoomgebied dat door de softkey Overnemen of de toets Enter wordt
overgenomen. De grootte en positie van deze rechthoek kan met de
volgende toetsen worden gewijzigd:
Softkeys in de loepfunctie
Loep activeren
Vergroot het zichtbare
beeldschermdetail direct (Zoom –).
Schakelt terug naar het standaard
beeldschermdetail en sluit het
loepmenu.
Keert terug naar het laatst
geselecteerde beeldschermdetail.
Neemt het met de rode rechthoek
gemarkeerde gedeelte als nieuw
beeldschermdetail over en sluit het
loepmenu.
Sluit het loepmenu zonder het
beeldschermdetail te wijzigen.
Toetsen voor het wijzigen van het beeldschermdetail
De cursortoetsen verschuiven het werkstuk in
pijlrichting.
Verkleint het weergegeven werkstuk (zoom –).
Vergroot het weergegeven werkstuk (zoom +).
Toetsen voor het wijzigen van de rode rechthoek
De cursortoetsen verschuiven de rechthoek in
pijlrichting.
Verkleint de weergegeven rechthoek (zoom +).
Vergroot de weergegeven rechthoek (zoom -).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 403
5.7 Beschrijvingen van onbewerkte werkstukken
5.7 Beschrijvingen van onbewerkte
werkstukken
In smart.Turn worden de standaardvormen "staf" en "pijp" met een
G-functie beschreven.
Onbewerkt werkstuk "Staf"
De functie beschrijft een cilinder.
ICP genereert in smart.Turn een G20 in het gedeelte ONBEWERKT
WERKSTUK.
Onbewerkt werkstuk "Pijp"
De functie beschrijft een holle cilinder.
ICP genereert in smart.Turn een G20 in het gedeelte ONBEWERKT
WERKSTUK.
Onbewerkt werkstuk "Gietstuk"
De functie beschrijft een overmaat op een bestaande contour van een
bewerkt werkstuk.
ICP genereert in smart.Turn een contour in het programmadeel
ONBEWERKT WERKSTUK.
Parameter
X Diameter cilinder
Z Lengte van onbewerkt werkstuk
K Rechterzijde (afstand werkstuknulpunt – rechterzijde)
Parameter
X Diameter holle cilinder
Z Lengte van onbewerkt werkstuk
K Rechterzijde (afstand werkstuknulpunt – rechterzijde)
I Binnendiameter
Parameter
K Ov. parallel aan contour
404 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
5.8 Contourelementen te draaien
contour
Met de "contourelementen van de te draaien contour" maakt u
in het cyclusbedrijf
complexe contouren onbewerkt werkstuk
contouren voor de draaibewerking
in smart.Turn
complexe contouren onbewerkt werkstuk en onbewerkt
hulpwerkstuk
contouren bewerkt werkstuk en hulpcontouren
Basiselementen te draaien contour
Startpunt vastleggen
In het eerste contourelement van de te draaien contour voert u de
coördinaten voor het start- en eindpunt in. Het startpunt kan alleen in
het eerste contourelement worden ingevoerd. In de volgende
contourelementen volgt het startpunt telkens uit het vorige
contourelement.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Contourelement selecteren
ICP genereert in smart.Turn een G0.
Parameters voor definitie van het startpunt
XS, ZS Startpunt van de contour
W Startpunt van de contour polair (hoek)
P Startpunt van de contour polair (radiusmaat)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 405
5.8 Contourelementen te draaien contour
Verticale lijnen
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G1.
Horizontale lijnen
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G1.
Parameter
X Eindpunt
Xi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair (hoek)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
L Lengte van de lijn
U, F, D, FP, IC, KC, HC: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Parameter
Z Eindpunt
Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair (hoek)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
L Lengte van de lijn
U, F, D, FP, IC, KC, HC: zie bewerkingsattributen Pagina 377
406 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
Lijn met hoek
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen. De hoek AN altijd binnen het geselecteerde kwadrant
(<=90°) opgeven.
ICP genereert in smart.Turn een G1.
Parameter
X, Z Eindpunt
Xi, Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair (hoek)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
L Lengte van de lijn
AN Hoek t.o.v. Z-as
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
U, F, D, FP, IC, KC, HC: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 407
5.8 Contourelementen te draaien contour
Cirkelboog
Rotatierichting van de cirkelboog selecteren
Cirkelboog dimensioneren en overgang naar het volgende
contourelement vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G2 resp. G3.
Parameter
X, Z Eindpunt (eindpunt van de cirkelboog)
Xi, Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair (hoek)
Wi Eindpunt polair, incrementeel – hoek (ten opzichte van het
startpunt)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
Pi Eindpunt polair, incrementeel (afstand startpunt –
eindpunt)
I, K Middelpunt cirkelboog
Ii, Ki Middelpunt cirkelboog incrementeel (afstand startpunt –
middelpunt in X-, Z-richting)
PM Middelpunt cirkelboog polair (radiusmaat)
PMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel (afstand
startpunt – middelpunt)
WM Middelpunt cirkelboog polair – hoek
WMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel – hoek (ten
opzichte van het startpunt)
R Radius
ANs Raaklijnhoek in het startpunt
ANe Raaklijnhoek in het eindpunt
ANp Hoek naar vorig element
ANn Hoek naar volgend element
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
408 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
Vormelementen te draaien contour
Afkanting/afronding
Vormelementen selecteren
Afkanting selecteren
Afronding selecteren
Afkantingsbreedte BR resp. de afrondingsradius BR invoeren.
Afkanting/afronding als eerste contourelement: elementpositie AN
invoeren.
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken gedefinieerd. Een
"contourhoek" is het snijpunt van het ingaande en uitgaande
contourelement. De afkanting/afronding kan pas worden berekend als
het uitgaande contourelement bekend is.
ICP integreert de afkanting/afronding in smart.Turn in het
basiselement G1, G2 of G3.
Contour begint met een afkanting/afronding: geef de positie van
de "denkbeeldige hoek" als startpunt op. Aansluitend kiest u het
vormelement afkanting of afronding. Omdat het "ingaande
contourelement" ontbreekt, bepaalt u met Elementpositie AN de
eenduidige positie van de afkanting/afronding.
Voorbeeld buitenafkanting aan begin van contour: bij de
"Elementpositie AN=90°" is het denkbeeldige ingaande referentie-
element een verticaal element in +X-richting (zie afbeelding).
ICP converteert een afkanting/afronding aan het begin van de contour
naar een lineair resp. cirkelvormig element.
Parameter
BR Afkantingsbreedte/afrondingsradius
AN Elementpositie
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 409
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop DIN 76
Vormelementen selecteren
Draaduitloop DIN 76 selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
De CNC PILOT bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de
hand van de standaardtabel. (zie "DIN 76 – draaduitloopparameters" op
pagina 617):
de "spoed FP" aan de hand van de diameter.
de parameters I, K, W en R aan de hand van "spoed FP".
Parameter
FP Spoed (default: standaardtabel)
I Diepte draaduitloop (radiusmaat) (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Bij binnendraad moet de spoed FP vooraf worden
ingesteld, omdat de diameter van het horizontale
element niet de schroefdraaddiameter is. Als de CNC
PILOT wordt gebruikt voor het bepalen van de spoed,
moet u rekening houden met geringe afwijkingen.
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
410 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop DIN 509 E
Vormelementen selecteren
Draaduitloop DIN 509 E selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
De CNC PILOT bepaalt aan de hand van de diameter in de
standaardtabel de parameters die u niet hebt ingevoerd (zie "DIN 509
E – draaduitloopparameters" op pagina 619).
Parameter
I Diepte draaduitloop (radiusmaat) (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 411
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop DIN 509 F
Vormelementen selecteren
Draaduitloop DIN 509 F selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
De CNC PILOT bepaalt aan de hand van de diameter in de
standaardtabel de parameters die u niet hebt ingevoerd (zie "DIN 509
F – draaduitloopparameters" op pagina 619).
Parameter
I Diepte draaduitloop (radiusmaat) (default: standaardtabel)
K Lengte draaduitloop (default: standaardtabel)
R Radius draaduitloop (default: standaardtabel)
W Hoek draaduitloop (default: standaardtabel)
P Dwarsdiepte (default: standaardtabel)
A Dwarshoek (default: standaardtabel)
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
412 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop vorm U
Vormelementen selecteren
Draaduitloop vorm U selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
Parameter
I Diepte draaduitloop (radiusmaat)
K Lengte draaduitloop
R Draaduitloopradius
P Afkanting/afronding
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 413
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop vorm H
Vormelementen selecteren
Draaduitloop vorm H selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
Parameter
K Lengte draaduitloop
R Draaduitloopradius
W Insteekhoek
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
414 ICP-programmering
5.8 Contourelementen te draaien contour
Draaduitloop vorm K
Vormelementen selecteren
Draaduitloop vorm K selecteren
Draaduitloopparameters invoeren
ICP genereert in smart.Turn een G25.
Parameter
I Diepte draaduitloop
R Draaduitloopradius
W Openingshoek
A Insteekhoek
U, F, D, FP: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Een draaduitloop kan alleen tussen twee lineaire
elementen worden geprogrammeerd. Een van de beide
lineaire elementen moet parallel aan de X-as lopen.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 415
5.9 Contourelementen voorkant
5.9 Contourelementen voorkant
Met de "contourelementen van de voorkant" maakt u complexe te
frezen contouren.
Cyclusbedrijf: contouren voor axiale ICP-freescycli
smart.Turn: contouren voor de bewerking met de C-as
Contourelementen van de voorkant worden cartesiaans of polair
gedimensioneerd. De omschakeling gebeurt via de softkey (zie tabel).
Voor de definitie van een punt kunt u cartesiaanse coördinaten en
poolcoördinaten combineren.
Startpunt contour aan voorkant
In het eerste contourelement van de contour voert u de coördinaten
voor het start- en eindpunt in. Het startpunt kan alleen in het eerste
contourelement worden ingevoerd. In de volgende contourelementen
volgt het startpunt telkens uit het vorige contourelement.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Startpunt vastleggen
Softkeys voor poolcoördinaten
Schakelt het veld naar de invoer van
de hoek C om.
Schakelt het veld naar de invoer van
de radius P om.
Parameters voor definitie van het startpunt
XKS, YKS Startpunt van de contour
C Startpunt van de contour polair (hoek)
P Startpunt van de contour polair (radiusmaat)
HC Boor-/freesattribuut:
1: contourfrezen
2: kamerfrezen
3: vlakfrezen
4: afbramen
5: graveren
6: contourfrezen en afbramen
7: kamerfrezen en afbramen
14: niet bewerken
QF Freeslocatie:
0: op de contour
1: binnen/links
2: buiten/rechts
416 ICP-programmering
5.9 Contourelementen voorkant
ICP genereert in smart.Turn een G100.
Verticale lijnen kopvlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G101.
HF Richting:
0: tegenlopend
1: meelopend
DF Freesdiameter
WF Hoek van de afkanting
BR Afkantingsbreedte
RB Vrijzetvlak
Parameter
YK Eindpunt cartesiaans
YKi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
C Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 417
5.9 Contourelementen voorkant
Horizontale lijnen kopvlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G101.
Parameter
XK Eindpunt cartesiaans
XKi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
C Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
418 ICP-programmering
5.9 Contourelementen voorkant
Lijn met hoek kopvlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G101.
Parameter
XK, YK Eindpunt cartesiaans
XKi, YKi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
C Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
AN Hoek t.o.v. XK-as (voor hoekrichting zie helpscherm)
L Lengte van de lijn
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 419
5.9 Contourelementen voorkant
Cirkelboog kopvlak
Rotatierichting van de cirkelboog selecteren
Cirkelboog dimensioneren en overgang naar het volgende
contourelement vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G102 resp. G103.
Parameter
XK, YK Eindpunt (eindpunt van de cirkelboog)
XKi, YKi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
Pi Eindpunt polair, incrementeel (afstand startpunt –
eindpunt)
C Eindpunt polair – hoek
Ci Eindpunt polair, incrementeel – hoek (ten opzichte van het
startpunt)
I, J Middelpunt cirkelboog
Ii, Ji Middelpunt cirkelboog incrementeel (afstand startpunt –
middelpunt in X, Z)
PM Middelpunt cirkelboog polair
PMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel (afstand
startpunt – middelpunt)
CM Middelpunt cirkelboog polair – hoek
CMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel – hoek (ten
opzichte van het startpunt)
R Radius
ANs Raaklijnhoek in het startpunt
ANe Raaklijnhoek in het eindpunt
ANp Hoek naar vorig element
ANn Hoek naar volgend element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
420 ICP-programmering
5.9 Contourelementen voorkant
Afkanting/afronding kopvlak
Vormelementen selecteren
Afkanting selecteren
Afronding selecteren
Afkantingsbreedte BR resp. de afrondingsradius BR invoeren.
Afkanting/afronding als eerste contourelement: elementpositie AN
invoeren.
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken gedefinieerd. Een
"contourhoek" is het snijpunt van het ingaande en uitgaande
contourelement. De afkanting/afronding kan pas worden berekend als
het uitgaande contourelement bekend is.
ICP integreert de afkanting/afronding in smart.Turn in het
basiselement G101, G102 of G103.
Contour begint met een afkanting/afronding: geef de positie van
de "denkbeeldige hoek" als startpunt op. Aansluitend kiest u het
vormelement afkanting of afronding. Omdat het "ingaande
contourelement" ontbreekt, bepaalt u met Elementpositie AN de
eenduidige positie van de afkanting/afronding.
ICP converteert een afkanting/afronding aan het begin van de contour
naar een lineair resp. cirkelvormig element.
Parameter
BR Afkantingsbreedte/afrondingsradius
AN Elementpositie
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 421
5.10 Contourelementen mantelvlak
5.10 Contourelementen mantelvlak
Met de "contourelementen van het mantelvlak" maakt u complexe te
frezen contouren.
Cyclusbedrijf: contouren voor radiale ICP-freescycli
smart.Turn: contouren voor de bewerking met de C-as
Contourelementen van het mantelvlak worden cartesiaans of polair
gedimensioneerd. Als alternatief voor de hoekmaat kunt u de
baanmaat gebruiken. De omschakeling gebeurt via de softkey (zie
tabel).
Startpunt mantelvlakcontour
In het eerste contourelement van de contour voert u de coördinaten
voor het start- en eindpunt in. Het startpunt kan alleen in het eerste
contourelement worden ingevoerd. In de volgende contourelementen
volgt het startpunt telkens uit het vorige contourelement.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Startpunt vastleggen
Softkeys voor poolcoördinaten
Schakelt het veld van de baanmaat
voor de invoer van de hoek C om.
Schakelt het veld naar de invoer van
de poolmaat P om.
De baanmaat komt overeen met de manteluitslag bij de
referentiediameter.
Bij mantelvlakcontouren wordt de referentiediameter in
de cyclus vastgelegd. Deze diameter geldt bij alle
volgende contourelementen als referentie voor de
baanmaat.
Bij het oproepen vanuit smart.Turn wordt de
referentiediameter in de referentiegegevens
vastgelegd.
422 ICP-programmering
5.10 Contourelementen mantelvlak
ICP genereert in smart.Turn een G110.
Parameters voor definitie van het startpunt
ZS Startpunt van de contour
CYS Startpunt van de contour als baanmaat (referentie:
diameter XS)
P Startpunt van de contour polair
C Startpunt van de contour polair - hoek
HC Boor-/freesattribuut:
1: contourfrezen
2: kamerfrezen
3: vlakfrezen
4: afbramen
5: graveren
6: contourfrezen en afbramen
7: kamerfrezen en afbramen
14: niet bewerken
QF Freeslocatie:
0: op de contour
1: binnen/links
2: buiten/rechts
HF Richting:
0: tegenlopend
1: meelopend
DF Freesdiameter
WF Hoek van de afkanting
BR Afkantingsbreedte
RB Vrijzetvlak
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 423
5.10 Contourelementen mantelvlak
Verticale lijnen mantelvlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G111.
Horizontale lijnen mantelvlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G111.
Parameter
CY Eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS)
CYi Eindpunt incrementeel als baanmaat (referentie: diameter
XS)
P Eindpunt als poolradius
C Eindpunt polair – hoek
Ci Eindpunt incrementeel, polair - hoek
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
Parameter
Z Eindpunt
Zi Eindpunt incrementeel
P Eindpunt als poolradius
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
424 ICP-programmering
5.10 Contourelementen mantelvlak
Lijn met hoek mantelvlak
Richting van de lijn
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G111.
Parameter
Z Eindpunt
Zi Eindpunt incrementeel
CY Eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS)
CYi Eindpunt incrementeel als baanmaat (referentie: diameter
XS)
P Eindpunt als poolradius
C Eindpunt polair – hoek
Ci Eindpunt incrementeel, polair - hoek
AN Hoek t.o.v. Z-as (voor hoekrichting zie helpscherm)
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 425
5.10 Contourelementen mantelvlak
Cirkelboog mantelvlak
Rotatierichting van de cirkelboog selecteren
Cirkelboog dimensioneren en overgang naar het volgende
contourelement vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G112 resp. G113.
Parameter
Z Eindpunt
Zi Eindpunt incrementeel
CY Eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS)
CYi Eindpunt incrementeel als baanmaat (referentie: diameter
XS)
P Eindpunt als poolradius
C Eindpunt polair – hoek
Pi Eindpunt polair, incrementeel (afstand startpunt –
eindpunt)
Ci Eindpunt polair, incrementeel – hoek (ten opzichte van het
startpunt)
K Middelpunt in Z
Ki Middelpunt incrementeel in Z
CJ Middelpunt als baanmaat (referentie: diameter XS)
CJi Middelpunt incrementeel als baanmaat (referentie:
diameter XS)
PM Middelpunt cirkelboog polair
PMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel (afstand
startpunt – middelpunt)
WM Middelpunt cirkelboog polair – hoek
WMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel – hoek (ten
opzichte van het startpunt)
R Radius
ANs Raaklijnhoek in het startpunt
ANe Raaklijnhoek in het eindpunt
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
426 ICP-programmering
5.10 Contourelementen mantelvlak
Afkanting/afronding mantelvlak
Vormelementen selecteren
Afkanting selecteren
Afronding selecteren
Afkantingsbreedte BR resp. de afrondingsradius BR invoeren.
Afkanting/afronding als eerste contourelement: elementpositie AN
invoeren.
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken gedefinieerd. Een
"contourhoek" is het snijpunt van het ingaande en uitgaande
contourelement. De afkanting/afronding kan pas worden berekend als
het uitgaande contourelement bekend is.
ICP integreert de afkanting/afronding in smart.Turn in het
basiselement G111, G112 of G113.
Contour begint met een afkanting/afronding: geef de positie van
de "denkbeeldige hoek" als startpunt op. Aansluitend kiest u het
vormelement afkanting of afronding. Omdat het "ingaande
contourelement" ontbreekt, bepaalt u met Elementpositie AN de
eenduidige positie van de afkanting/afronding.
ICP converteert een afkanting/afronding aan het begin van de contour
naar een lineair resp. cirkelvormig element.
Parameter
BR Afkantingsbreedte/afrondingsradius
AN Elementpositie
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 427
5.11 C- en Y-asbewerking in smart.Turn
5.11 C- en Y-asbewerking in
smart.Turn
In smart.Turn ondersteunt ICP de definitie van te frezen contouren en
boringen alsmede het maken van frees- en boorpatronen, die met
behulp van de C- of Y-as worden bewerkt.
Voordat u een te frezen contour of een boring met ICP beschrijft,
selecteert u het vlak:
C-as
Voorkant (XC-vlak)
Mantelvlak (ZC-vlak)
Y-as
Y-voorkant (XY-vlak)
Y-mantel (YZ-vlak)
Een boring kan de volgende elementen bevatten:
Centrering
Kernboring
Verzinking
Schroefdraad
De parameters worden bij de boor- resp. draadtapbewerking
beoordeeld.
Boringen kunt u als lineaire of ronde patronen aanbrengen.
Freescontouren: standaardfiguren (volledige cirkel, regelm. n-hoek,
sleuven, etc.) kent de CNC PILOT. Deze figuren kunt u met enkele
parameters definiëren. Complexe contouren beschrijft u met lijnen en
cirkelbogen.
Standaardfiguren kunt u als lineaire of ronde patronen aanbrengen.
428 ICP-programmering
5.11 C- en Y-asbewerking in smart.Turn
Referentiegegevens, geneste contouren
Bij de beschrijving van een te frezen contour of boring legt u het
referentievlak vast. Het referentievlak is de positie waar de te frezen
contour/de boring wordt gemaakt.
Kopvlak (C-as): de Z-positie (referentiemaat)
Mantelvlak (C-as): de X-positie (referentiediameter)
XY-vlak (Y-as): de Z-positie (referentiemaat)
YZ-vlak (Y-as): de X-positie (referentiediameter)
Het is ook mogelijk om te frezen contouren en boringen te nesten.
Voorbeeld: In een rechthoekige kamer definieert u een sleuf. Binnen
deze sleuf worden boringen aangebracht. De positie van deze
elementen legt u vast met het referentievlak.
ICP ondersteunt de selectie van het referentievlak. Bij de selectie van
het referentievlak worden de volgende referentiegegevens
overgenomen.
Kopvlak: referentiemaat
Mantelvlak: referentiediameter
XY-vlak: referentiemaat, spilhoek, begrenzingsdiameter
YZ-vlak: referentiediameter, spilhoek
Referentievlak selecteren
Contour, figuur, boring, patroon, afzonderlijk vlak of veelvlak
selecteren.
Softkey Referentievlak kiezen indrukken ICP toont
het bewerkte werkstuk en, indien aanwezig, de reeds
gedefinieerde contouren.
Met de softkeys (zie tabel rechts) referentiemaat, referentiediameter
of aanwezige te frezen contour als referentievlak selecteren.
Referentievlak bevestigen. ICP neemt de waarden
van het referentievlak als referentiegegevens over.
Referentiegegevens voltooien en contour, figuur, boring, patroon,
afzonderlijk vlak of veelvlak beschrijven.
Softkeys bij geneste contouren
Schakelt naar de volgende contour
van hetzelfde referentievlak.
Schakelt naar de vorige contour van
hetzelfde referentievlak.
Schakelt bij geneste contouren naar
de volgende contour.
Schakelt bij geneste contouren naar
de vorige contour.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 429
5.11 C- en Y-asbewerking in smart.Turn
Weergave van de ICP-elementen in het
smart.Turn-programma
Elke ICP-dialoog wordt in het smart.Turn-programma met een
programmadeel-aanduiding gevolgd door verdere G-functies
afgebeeld. Een boring of te frezen contour (standaardfiguur en
complexe contour) bevat de volgende functies:
Programmadeel-aanduiding (met de referentiegegevens van dit
programmadeel):
VOORKANT (XC-vlak)
MANTELVLAK (ZC-vlak)
VOORKANT_Y (XY-vlak)
MANTEL_Y (ZY-vlak)
G308 (met parameters) als "begin van het referentievlak"
G-functie van de figuur of boring; functiereeks bij patronen of
complexe contouren;
G309 als "einde van het referentievlak"
Bij geneste contouren begint een referentievlak met de G308, het
volgende referentievlak met de volgende G308, etc. Pas wanneer de
"diepste nesting" is bereikt, wordt dit referentievlak met G309
gesloten. Vervolgens wordt het volgende referentievlak met G309
gesloten, etc.
Let op de volgende punten wanneer u te frezen contouren of boringen
met G-functies beschrijft en aansluitend met ICP bewerkt:
In de DIN-contourbeschrijving zijn enkele parameters redundant. Zo
kan bijv. de freesdiepte in G308 en/of in de G-functie van de figuur
worden geprogrammeerd. In de ICP is deze redundantie niet
aanwezig.
Bij de DIN-programmering hebt u bij figuren de keuze tussen een
cartesiaanse of polaire middelpuntdimensionering. Het middelpunt
van de figuren wordt in de ICP cartesiaans aangegeven.
Voorbeeld: In de DIN-contourbeschrijving is de freesdiepte in G308
en in de figuurdefinitie geprogrammeerd. Als deze figuur met ICP
wordt gewijzigd, overschrijft ICP de freesdiepte uit G308 met de
freesdiepte uit de figuur. Bij het opslaan slaat ICP de freesdiepte in
G308 op. De G-functie van de figuur wordt zonder freesdiepte
opgeslagen.
Beispiel: "Rechthoek aan de voorkant"
. . .
VOORKANT Z0
N 100 G308 ID“STIRN_1“ P-5
N 101 G305 XK40 YK10 A0 K30 B15
N 102 G309
Beispiel: "geneste figuren"
. . .
VOORKANT Z0
N 100 G308 ID“STIRN_2“ P-5
N 101 G307 XK-40 YK-40 Q5 A0 K-50
N 102 G308 ID“STIRN_12“ P-3
N 103 G301 XK-35 YK-40 A30 K40 B20
N 104 G309
N 105 G309
Als u contourbeschrijvingen die met G-functies zijn
gemaakt met ICP bewerkt, gaan redundante parameters
verloren.
Als u een figuur met polair gedimensioneerd middelpunt
in ICP laadt, wordt het middelpunt naar cartesiaanse
coördinaten omgerekend.
430 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
5.12 Contouren aan de voorkant in
smart.Turn
ICP stelt in smart.Turn de volgende contouren voor de bewerking met
de C-as ter beschikking:
complexe contouren die met afzonderlijke contourelementen
worden gedefinieerd
Figuren
Boringen
Patronen van figuren of boringen
Referentiegegevens bij complexe contouren aan
de voorkant
Na de referentiegegevens volgt de contourdefinitie met afzonderlijke
contourelementen: Zie "Contourelementen voorkant" op pagina 415.
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G309 aan het einde van de contourbeschrijving.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 431
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
TURN PLUS-attributen
In de TURN PLUS-attributen kunt u instellingen uitvoeren voor het
automatisch genereren van programma's (AAG).
Cirkel kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G304 met de parameters van de figuur.
een G309.
Parameters voor definitie van het startpunt
HC Boor-/freesattribuut:
1: contourfrezen
2: kamerfrezen
3: vlakfrezen
4: afbramen
5: graveren
6: contourfrezen en afbramen
7: kamerfrezen en afbramen
14: niet bewerken
QF Freeslocatie:
0: op de contour
1: binnen/links
2: buiten/rechts
HF Richting:
0: tegenlopend
1: meelopend
DF Freesdiameter
WF Hoek van de afkanting
BR Afkantingsbreedte
RB Vrijzetvlak
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XKM, YKM Middelpunt figuur (cartesiaanse coördinaten)
R Radius
432 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Rechth. kopse vl.
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G304 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XKM, YKM Middelpunt figuur (cartesiaanse coördinaten)
A Positiehoek (referentie: XK-as)
K Lengte
B Breedte
BR Afronding
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 433
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Regelmatige n-hoek kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G307 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XKM, YKM Middelpunt figuur (cartesiaanse coördinaten)
A Positiehoek (referentie: XK-as)
Q Aantal hoeken
K Lengte van zijde
Ki Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)
BR Afronding
434 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Lineaire sleuf kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G301 met de parameters van de figuur.
een G309.
Ronde sleuf kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G302 resp. G303 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XKM, YKM Middelpunt figuur (cartesiaanse coördinaten)
A Positiehoek (referentie: XK-as)
K Lengte
B Breedte
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XKM, YKM Middelpunt figuur (cartesiaanse coördinaten)
A Starthoek (referentie: XK-as)
W Eindhoek (referentie: XK-as)
R Krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de
sleuf)
Q2 Rotatierichting
CW (rechtsom)
CCW (linksom)
B Breedte
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 435
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Boring kopvlak
De functie definieert een afzonderlijke boring, die de volgende
elementen kan bevatten:
Centrering
Kernboring
Verzinking
Schroefdraad
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Boordiepte (–1*BT).
een G300 met de parameters van de boring.
een G309.
Referentiegegevens van de boring
ID Contournaam
ZR Referentiemaat
Parameters van de boring
XKM, YKM Middelpunt boring (cartesiaanse coördinaten)
Centrering
O Diameter
Boring
B Diameter
BT Diepte (zonder voorteken)
W hoek
Verzinking
R Diameter
U Diepte
E Boorhoek
Schroefdraad
GD Diameter
GT Diepte
K Uitlooplengte
F Spoed
GA Draadtype (rechtse/linkse draad)
0: rechtse draad
1: linkse draad
436 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Lineair patroon kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G401 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
XK, YK 1e patroonpunt (cartesiaanse coördinaten)
QP Aantal patroonpunten
IP, JP Eindpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
IPi, JPi Afstand tussen twee patroonpunten (in XK-, YK-richting)
AP Positiehoek
RP Totale patroonlengte
RPi Afstand tussen twee patroonpunten
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 437
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Rond patroon kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G402 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
XK, YK Middelpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
QP Aantal patroonpunten
DR Rotatierichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: van EPi bepaalt de richting (EPi<0:
rechtsom)
DR=1, met EP: rechtsom
DR=1, met EPi: rechtsom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DR=2, met EP: linksom
DR=2, met EPi: linksom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur
gerelateerd aan het coördinatensysteem blijft gelijk
(translatie)
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
438 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
5.13 Mantelvlakcontouren in
smart.Turn
ICP stelt in smart.Turn de volgende contouren voor de bewerking met
de C-as ter beschikking:
complexe contouren die met afzonderlijke contourelementen
worden gedefinieerd
Figuren
Boringen
Patronen van figuren of boringen
Referentiegegevens mantelvlak
Na de referentiegegevens volgt de contourdefinitie met afzonderlijke
contourelementen: Zie "Contourelementen mantelvlak" op pagina 421.
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428). De referentiediameter wordt voor
het omrekenen van hoekmaat naar baanmaat gebruikt.
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G309 aan het einde van de contourbeschrijving resp. na de
figuur.
Parameters van de freesbewerkingen
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 439
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
TURN PLUS-attributen
In de TURN PLUS-attributen kunt u instellingen uitvoeren voor het
automatisch genereren van programma's (AAG).
Parameters voor definitie van het startpunt
HC Boor-/freesattribuut:
1: contourfrezen
2: kamerfrezen
3: vlakfrezen
4: afbramen
5: graveren
6: contourfrezen en afbramen
7: kamerfrezen en afbramen
14: niet bewerken
QF Freeslocatie:
0: op de contour
1: binnen/links
2: buiten/rechts
HF Richting:
0: tegenlopend
1: meelopend
DF Freesdiameter
WF Hoek van de afkanting
BR Afkantingsbreedte
RB Vrijzetvlak
440 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Cirkel mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G314 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameter figuur
Z Middelpunt figuur
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
RRadius
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 441
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Rechthoek mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G315 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameter figuur
Z Middelpunt figuur
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
A Positiehoek
K Lengte
B Breedte
BR Afronding
442 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Regelm. n-hoek mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G317 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameter figuur
Z Middelpunt figuur
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
A Positiehoek
Q Aantal hoeken
K Lengte van zijde
Ki Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)
BR Afronding
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 443
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Lineaire sleuf mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G311 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameter figuur
Z Middelpunt figuur
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
A Positiehoek
K Lengte
B Breedte
444 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Ronde sleuf mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G312 resp. G313 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameter figuur
Z Middelpunt figuur
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
A Starthoek
W Eindhoek
RRadius
Q2 Rotatierichting
CW (rechtsom)
CCW (linksom)
B Breedte
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 445
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Boring mantelvlak
De functie definieert een afzonderlijke boring, die de volgende
elementen kan bevatten:
Centrering
Kernboring
Verzinking
Schroefdraad
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Boordiepte (–1*BT).
een G310 met de parameters van de boring.
een G309.
Referentiegegevens van de boring
ID Contournaam
XR Referentiediameter
Parameters van de boring
Z Middelpunt boring
CYM Middelpunt figuur als baanmaat (referentie: diameter XR)
CM Middelpunt figuur (hoek)
Centrering
O Diameter
Boring
B Diameter
BT Diepte
W hoek
Verzinking
R Diameter
U Diepte
E Boorhoek
Schroefdraad
GD Diameter
GT Diepte
K Uitlooplengte
F Spoed
GA Draadtype (rechtse/linkse draad)
0: rechtse draad
1: linkse draad
446 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Lineair patroon mantelvlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G411 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameters patroon
Z 1e patroonpunt
CY 1e patroonpunt als baanmaat (referentie: diameter XR)
C 1e patroonpunt (hoek)
QP Aantal patroonpunten
ZE Eindpunt patroon
ZEi Afstand tussen twee patroonpunten (in Z-richting)
WP Eindpunt patroon (hoek)
WPi Afstand tussen twee patroonpunten (hoek)
AP Positiehoek
RP Totale patroonlengte
RPi Afstand tussen twee patroonpunten
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 447
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
Rond patroon mantelvlak
Referentiegegevens: (zie "Referentiegegevens mantelvlak" op pagina
438)
Referentiegegevens mantelvlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter
Parameters patroon
Z Middelpunt patroon
CY Middepunt patroon als baanmaat (referentie: diameter XR)
C Middelpunt patroon (hoek)
QP Aantal patroonpunten
DR Rotatierichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: van EPi bepaalt de richting (EPi<0:
rechtsom)
DR=1, met EP: rechtsom
DR=1, met EPi: rechtsom (voorteken van EPi heeft geen
betekenis)
DR=2, met EP: linksom
DR=2, met EPi: linksom (voorteken van EPi heeft geen
betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
448 ICP-programmering
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G412 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur gerelateerd
aan het coördinatensysteem blijft gelijk (translatie)
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 449
5.14 Contouren van het XY-vlak
5.14 Contouren van het XY-vlak
ICP stelt in smart.Turn de volgende contouren voor de bewerking met
de Y-as ter beschikking:
complexe contouren die met afzonderlijke contourelementen
worden gedefinieerd
Figuren
Boringen
Patronen van figuren of boringen
Afzonderlijk vlak
Veelvlak
Contourelementen van het XY-vlak worden cartesiaans of polair
gedimensioneerd. De omschakeling gebeurt via de softkey (zie tabel).
Voor de definitie van een punt kunt u cartesiaanse coördinaten en
poolcoördinaten combineren.
Referentiegegevens XY-vlak
Na de referentiegegevens volgt de contourdefinitie met afzonderlijke
contourelementen.
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Referentiemaat, Spilhoek en Begrenzingsdiameter. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G309 aan het einde van de contourbeschrijving.
Softkeys voor poolcoördinaten
Schakelt het veld naar de invoer van
de hoek W om.
Schakelt het veld naar de invoer van
de radius P om.
Referentiegegevens van de freesbewerkingen
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
450 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Startpunt contour XY-vlak
In het eerste contourelement van de contour voert u de coördinaten
voor het start- en eindpunt in. Het startpunt kan alleen in het eerste
contourelement worden ingevoerd. In de volgende contourelementen
volgt het startpunt telkens uit het vorige contourelement.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Startpunt vastleggen
ICP genereert in smart.Turn een G170.
Verticale lijnen XY-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G171.
Parameters voor definitie van het startpunt
XS, YS Startpunt van de contour
W Startpunt van de contour polair (hoek)
P Startpunt van de contour polair (radiusmaat)
Parameter
Y Eindpunt
Yi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 451
5.14 Contouren van het XY-vlak
Horizontale lijnen XY-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G171.
Parameter
X Eindpunt
Xi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
452 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Lijn onder een hoek XY-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G171.
Parameter
X, Y Eindpunt
Xi, Yi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
AN Hoek t.o.v. X-as (voor hoekrichting zie helpscherm)
L Lengte van de lijn
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 453
5.14 Contouren van het XY-vlak
Cirkelboog XY-vlak
Rotatierichting van de cirkelboog selecteren
Cirkelboog dimensioneren en overgang naar het volgende
contourelement vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G172 resp. G173.
Parameter
X, Y Eindpunt (eindpunt van de cirkelboog)
Xi, Yi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
Pi Eindpunt polair, incrementeel (afstand startpunt –
eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
Wi Eindpunt polair, incrementeel – hoek (ten opzichte van het
startpunt)
I, J Middelpunt cirkelboog
Ii, Ji Middelpunt cirkelboog incrementeel (afstand startpunt –
middelpunt in X, Z)
PM Middelpunt cirkelboog polair
PMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel (afstand
startpunt – middelpunt)
WM Middelpunt cirkelboog polair – hoek
WMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel – hoek (ten
opzichte van het startpunt)
R Radius
ANs Raaklijnhoek in het startpunt
ANe Raaklijnhoek in het eindpunt
ANp Hoek naar vorig element
ANn Hoek naar volgend element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
454 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Afkanting/afronding XY-vlak
Vormelementen selecteren
Afkanting selecteren
Afronding selecteren
Afkantingsbreedte BR resp. de afrondingsradius BR invoeren.
Afkanting/afronding als eerste contourelement: elementpositie AN
invoeren.
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken gedefinieerd. Een
"contourhoek" is het snijpunt van het ingaande en uitgaande
contourelement. De afkanting/afronding kan pas worden berekend als
het uitgaande contourelement bekend is.
ICP integreert de afkanting/afronding in smart.Turn in het
basiselement G171, G172 of G173.
Contour begint met een afkanting/afronding: geef de positie van
de "denkbeeldige hoek" als startpunt op. Aansluitend kiest u het
vormelement afkanting of afronding. Omdat het "ingaande
contourelement" ontbreekt, bepaalt u met Elementpositie AN de
eenduidige positie van de afkanting/afronding.
ICP converteert een afkanting/afronding aan het begin van de contour
naar een lineair resp. cirkelvormig element.
Parameter
BR Afkantingsbreedte/afrondingsradius
AN Elementpositie
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 455
5.14 Contouren van het XY-vlak
Cirkel XY-vlak
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G374 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XM, YM Middelpunt figuur
R Radius
456 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Rechthoek YZ-vlak
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G375 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XM, YM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
K Lengte
B Breedte
BR Afronding
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 457
5.14 Contouren van het XY-vlak
Regelm. n-hoek kop
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G377 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XM, YM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
Q Aantal hoeken
K Lengte van zijde
Ki Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)
BR Afronding
458 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Lin. groef kopvlak
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G371 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XM, YM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
K Lengte
B Breedte
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 459
5.14 Contouren van het XY-vlak
Ronde sleuf XY-vlak
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G372 resp. G373 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameter figuur
XM, YM Middelpunt figuur
A Starthoek (referentie: X-as)
W Eindhoek (referentie: X-as)
R Krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de
sleuf)
Q2 Rotatierichting
CW (rechtsom)
CCW (linksom)
B Breedte
460 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Boring XY-vlak
De boring definieert een afzonderlijke boring, die de volgende
elementen kan bevatten:
Centrering
Kernboring
Verzinking
Schroefdraad
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Referentiemaat, Spilhoek en Begrenzingsdiameter. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Boordiepte (–1*BT).
een G370 met de parameters van de boring.
een G309.
Referentiegegevens van de boring
ID Contournaam
CSpilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameters van de boring
XM, YM Middelpunt boring
Centrering
O Diameter
Boring
B Diameter
BT Diepte
W Hoek
Verzinking
R Diameter
U Diepte
E Boorhoek
Schroefdraad
GD Diameter
GT Diepte
K Uitlooplengte
F Spoed
GA Draadtype (rechtse/linkse draad)
0: rechtse draad
1: linkse draad
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 461
5.14 Contouren van het XY-vlak
Lineair patroon XY-vlak
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G471 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
X, Y 1e patroonpunt
QP Aantal patroonpunten
IP, JP Eindpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
IPi, JPi Afstand tussen twee patroonpunten (in X-, Y-richting)
AP Positiehoek
RP Totale patroonlengte
RPi Afstand tussen twee patroonpunten
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
462 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Rond patroon XY-vlak
Referentiegegevens: (zie "Referentiegegevens XY-vlak" op pagina
449)
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G472 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens XY-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
IR Begrenzingsdiameter
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
X, Y Middelpunt patroon
QP Aantal patroonpunten
DR Rotatierichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: van EPi bepaalt de richting (EPi<0:
rechtsom)
DR=1, met EP: rechtsom
DR=1, met EPi: rechtsom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DR=2, met EP: linksom
DR=2, met EPi: linksom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur
gerelateerd aan het coördinatensysteem blijft gelijk
(translatie)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 463
5.14 Contouren van het XY-vlak
Enkel vlak kopvl.
De functie definieert een vlak in het XY-vlak.
De omschakeling tussen diepte (Ki) en restdikte (K) gebeurt via
softkey (zie tabel rechts).
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameter Contournaam.
een G376 met de parameters van het afzonderlijke vlak.
een G309.
Softkey
Schakelt het veld naar de invoer van
de restdikte K om.
Referentiegegevens van het afzonderlijke vlak
ID Contournaam
C Spilhoek (positiehoek van de loodrechte lijn op het vlak)
IR Begrenzingsdiameter
Parameters van het afzonderlijke vlak
Z Referentiekant
Ki Diepte
KRestdikte
B Breedte (referentie: referentiemaat ZR)
B<0: vlak in negatieve Z-richting
B\>0: vlak in positieve Z-richting
464 ICP-programmering
5.14 Contouren van het XY-vlak
Meerzijdige vlakken XY-vlak
Met de functie worden meerzijdige vlakken in het XY-vlak vastgelegd.
De omschakeling tussen lengte van zijde (Ki) en sleutelwijdte (K)
gebeurt via softkey (zie tabel rechts).
De referentiemaat ZR en de begrenzingsdiameter IR kunt u met de
functie "Referentievlak kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT_Y met de parameters
Begrenzingsdiameter, Referentiemaat en Spilhoek. Bij geneste
contouren komt de programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameter Contournaam.
een G477 met de parameters van het veelvlak.
een G309.
Softkey
Schakelt het veld naar de invoer van
de sleutelwijdte K om.
Referentiegegevens van het veelvlak
ID Contournaam
C Spilhoek (positiehoek van de loodrechte lijn op het vlak)
IR Begrenzingsdiameter
Parameters van het veelvlak
Z Referentiekant
Q Aantal vlakken (Q\>=2)
K Sleutelwijdte
Ki Lengte van zijde
B Breedte (referentie: referentiemaat ZR)
B<0: vlak in negatieve Z-richting
B\>0: vlak in positieve Z-richting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 465
5.15 Contouren van het YZ-vlak
5.15 Contouren van het YZ-vlak
ICP stelt in smart.Turn de volgende contouren voor de bewerking met
de Y-as ter beschikking:
complexe contouren die met afzonderlijke contourelementen
worden gedefinieerd
Figuren
Boringen
Patronen van figuren of boringen
Afzonderlijk vlak
Veelvlak
Contourelementen van het YZ-vlak worden cartesiaans of polair
gedimensioneerd. De omschakeling gebeurt via de softkey (zie tabel).
Voor de definitie van een punt kunt u cartesiaanse coördinaten en
poolcoördinaten combineren.
Referentiegegevens YZ-vlak
Na de referentiegegevens volgt de contourdefinitie met afzonderlijke
contourelementen.
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G309 aan het einde van de contourbeschrijving.
Softkeys voor poolcoördinaten
Schakelt het veld naar de invoer van
de hoek W om.
Schakelt het veld naar de invoer van
de radius P om.
Referentiegegevens van de freesbewerkingen
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
XR Referentiediameter
466 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
TURN PLUS-attributen
In de TURN PLUS-attributen kunt u instellingen uitvoeren voor het
automatisch genereren van programma's (AAG).
Parameters voor definitie van het startpunt
HC Boor-/freesattribuut:
1: contourfrezen
2: kamerfrezen
3: vlakfrezen
4: afbramen
5: graveren
6: contourfrezen en afbramen
7: kamerfrezen en afbramen
14: niet bewerken
QF Freeslocatie:
0: op de contour
1: binnen/links
2: buiten/rechts
HF Richting:
0: tegenlopend
1: meelopend
DF Freesdiameter
WF Hoek van de afkanting
BR Afkantingsbreedte
RB Vrijzetvlak
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 467
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Startpunt contour YZ-vlak
In het eerste contourelement van de contour voert u de coördinaten
voor het start- en eindpunt in. Het startpunt kan alleen in het eerste
contourelement worden ingevoerd. In de volgende contourelementen
volgt het startpunt telkens uit het vorige contourelement.
Menutoets Contour indrukken.
Softkey Element toevoegen indrukken
Startpunt vastleggen
ICP genereert in smart.Turn een G180.
Verticale lijnen YZ-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G181.
Parameters voor definitie van het startpunt
YS, ZS Startpunt van de contour
W Startpunt van de contour polair (hoek)
P Startpunt van de contour polair (radiusmaat)
Parameter
Y Eindpunt
Yi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
468 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Horizontale lijnen YZ-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G181.
Parameter
Z Eindpunt
Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
L Lengte van de lijn
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 469
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Lijn onder een hoek YZ-vlak
Richting van de lijn selecteren
Lijn dimensioneren en overgang naar het volgende contourelement
vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G181.
Parameter
Y, Z Eindpunt
Yi, Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
P Eindpunt polair
AN Hoek t.o.v. Z-as (voor hoekrichting zie helpscherm)
L Lengte van de lijn
ANn Hoek naar volgend element
ANp Hoek naar vorig element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
470 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Cirkelboog YZ-vlak
Rotatierichting van de cirkelboog selecteren
Cirkelboog dimensioneren en overgang naar het volgende
contourelement vastleggen.
ICP genereert in smart.Turn een G182 resp. G183.
Parameter
Y, Z Eindpunt (eindpunt van de cirkelboog)
Yi, Zi Eindpunt incrementeel (afstand startpunt – eindpunt)
P Eindpunt polair (radiusmaat)
Pi Eindpunt polair, incrementeel (afstand startpunt –
eindpunt)
W Eindpunt polair – hoek
Wi Eindpunt polair, incrementeel – hoek (ten opzichte van het
startpunt)
J, K Middelpunt cirkelboog
Ji, Ki Middelpunt cirkelboog incrementeel (afstand startpunt –
middelpunt in X, Z)
PM Middelpunt cirkelboog polair
PMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel (afstand
startpunt – middelpunt)
WM Middelpunt cirkelboog polair – hoek
WMi Middelpunt cirkelboog polair, incrementeel – hoek (ten
opzichte van het startpunt)
R Radius
ANs Raaklijnhoek in het startpunt
ANe Raaklijnhoek in het eindpunt
ANp Hoek naar vorig element
ANn Hoek naar volgend element
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 471
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Afkanting/afronding YZ-vlak
Vormelementen selecteren
Afkanting selecteren
Afronding selecteren
Afkantingsbreedte BR resp. de afrondingsradius BR invoeren.
Afkanting/afronding als eerste contourelement: elementpositie AN
invoeren.
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken gedefinieerd. Een
"contourhoek" is het snijpunt van het ingaande en uitgaande
contourelement. De afkanting/afronding kan pas worden berekend als
het uitgaande contourelement bekend is.
ICP integreert de afkanting/afronding in smart.Turn in het
basiselement G181, G182 of G183.
Contour begint met een afkanting/afronding: geef de positie van
de "denkbeeldige hoek" als startpunt op. Aansluitend kiest u het
vormelement afkanting of afronding. Omdat het "ingaande
contourelement" ontbreekt, bepaalt u met Elementpositie AN de
eenduidige positie van de afkanting/afronding.
ICP converteert een afkanting/afronding aan het begin van de contour
naar een lineair resp. cirkelvormig element.
Parameters
BR Afkantingsbreedte/afrondingsradius
AN Elementpositie
F: zie bewerkingsattributen Pagina 377
472 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Cirkel YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G384 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
XR Referentiediameter
Parameter figuur
YM, ZM Middelpunt figuur
RRadius
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 473
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Rechthoek YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G385 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
XR Referentiediameter
Parameter figuur
YM, ZM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
K Lengte
B Breedte
BR Afronding
474 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Regelm. n-hoek YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G387 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
XR Referentiediameter
Parameter figuur
YM, ZM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
Q Aantal hoeken
K Lengte van zijde
Ki Sleutelwijdte (diameter binnencirkel)
BR Afronding
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 475
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Lin. groef YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G381 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
XR Referentiediameter
Parameter figuur
YM, ZM Middelpunt figuur
A Positiehoek (referentie: X-as)
K Lengte
B Breedte
476 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Ronde sleuf YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G382 resp. G383 met de parameters van de figuur.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
XR Referentiediameter
Parameter figuur
YM, ZM Middelpunt figuur
A Starthoek (referentie: X-as)
W Eindhoek (referentie: X-as)
R Krommingsradius (referentie: middelpuntsbaan van de
sleuf)
Q2 Rotatierichting
CW (rechtsom)
CCW (linksom)
B Breedte
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 477
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Boring YZ-vlak
De boring definieert een afzonderlijke boring, die de volgende
elementen kan bevatten:
Centrering
Kernboring
Verzinking
Schroefdraad
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Boordiepte (–1*BT).
een G380 met de parameters van de boring.
een G309.
Referentiegegevens van de boring
ID Contournaam
C Spilhoek
XR Referentiediameter
Parameters van de boring
YM, ZM Middelpunt boring
Centrering
O Diameter
Boring
B Diameter
BT Diepte
WHoek
Verzinking
R Diameter
U Diepte
E Boorhoek
Schroefdraad
GD Diameter
GT Diepte
K Uitlooplengte
F Spoed
GA Draadtype (rechtse/linkse draad)
0: rechtse draad
1: linkse draad
478 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Lineair patroon YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G481 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
CSpilhoek
XR Referentiediameter
Parameters patroon
Y, Z 1e patroonpunt
QP Aantal patroonpunten
JP, KP Eindpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
JPi, KPi Afstand tussen twee patroonpunten (in Y-, Z-richting)
AP Positiehoek
RP Totale patroonlengte
RPi Afstand tussen twee patroonpunten
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 479
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Rond patroon YZ-vlak
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G482 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens YZ-vlak
ID Contournaam
PT Freesdiepte
C Spilhoek
XR Referentiediameter
Parameters patroon
Y, Z Middelpunt patroon
QP Aantal patroonpunten
DR Rotatierichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: van EPi bepaalt de richting (EPi<0:
rechtsom)
DR=1, met EP: rechtsom
DR=1, met EPi: rechtsom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DR=2, met EP: linksom
DR=2, met EPi: linksom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur
gerelateerd aan het coördinatensysteem blijft gelijk
(translatie)
Parameters van de geselecteerde figuur/boring
480 ICP-programmering
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Afzonderlijk vlak YZ-vlak
De functie definieert een vlak in het YZ-vlak.
De omschakeling tussen diepte (Ki) en restdikte (K) gebeurt via
softkey (zie tabel rechts).
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameter Contournaam.
een G386 met de parameters van het afzonderlijke vlak.
een G309.
Softkey
Schakelt het veld naar de invoer van
de restdikte K om.
Referentiegegevens van het afzonderlijke vlak
ID Contournaam
C Spilhoek (positiehoek van de loodrechte lijn op het vlak)
XR Referentiediameter
Parameters van het afzonderlijke vlak
Z Referentiekant
Ki Diepte
K Restdikte
B Breedte (referentie: referentiemaat ZR)
B<0: vlak in negatieve Z-richting
B\>0: vlak in positieve Z-richting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 481
5.15 Contouren van het YZ-vlak
Meerzijdige vlakken YZ-vlak
Met de functie worden meerzijdige vlakken in het YZ-vlak vastgelegd.
De omschakeling tussen lengte van zijde (Ki) en sleutelwijdte (K)
gebeurt via softkey (zie tabel rechts).
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL_Y met de parameters
Referentiediameter en Spilhoek. Bij geneste contouren komt de
programmadeel-aanduiding te vervallen.
een G308 met de parameter Contournaam.
een G487 met de parameters van het veelvlak.
een G309.
Softkey
Schakelt het veld naar de invoer van
de sleutelwijdte K om.
Referentiegegevens van het veelvlak
ID Contournaam
C Spilhoek (positiehoek van de loodrechte lijn op het vlak)
XR Referentiediameter
Parameters van het veelvlak
Z Referentiekant
Q Aantal vlakken (Q\>=2)
K Sleutelwijdte
Ki Lengte van zijde
B Breedte (referentie: referentiemaat ZR)
B<0: vlak in negatieve Z-richting
B\>0: vlak in positieve Z-richting
482 ICP-programmering
5.16 Bestaande contouren overnemen
5.16 Bestaande contouren
overnemen
Cycluscontouren in smart.Turn integreren
ICP-contouren die voor cyclusprogramma's zijn gemaakt, kunt u in
smart.Turn laden. ICP converteert deze contouren naar G-functies en
integreert deze in het smart.Turn-programma. De contour vormt nu
een onderdeel van het smart.Turn-programma.
De ICP-editor houdt rekening met het type contour. Zo kunt u een voor
de voorkant gedefinieerde contour alleen laden, als u in smart.Turn de
voorkant (C-as) hebt geselecteerd.
ICP-editor activeren.
Softkey Contourlijst indrukken. De ICP-editor opent
het venster "Selectie ICP-contouren".
Softkey Volgende best.type zolang indrukken, totdat
de cycluscontouren worden weergegeven (zie tabel
met bestandsextensies rechts).
Bestand selecteren.
Geselecteerde bestand overnemen.
Contour onbewerkt of bewerkt werkstuk: contour aanvullen of
aanpassen, indien noodzakelijk.
C-ascontour: referentiegegevens aanvullen
Extensie Groep
*.gmi Te draaien contouren
*.gmr Contouren onbewerkt werkstuk
*.gms Te frezen contouren voorkant
*.gmm Te frezen contouren mantelvlak
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 483
5.16 Bestaande contouren overnemen
DXF-contouren (optie)
Contouren die in DXF-formaat aanwezig zijn, kunt u met de ICP-editor
importeren. DXF-contouren kunnen zowel voor het cyclusbedrijf als
voor smart.Turn worden gebruikt.
Eisen aan de DXF-contour:
alleen tweedimensionale elementen
de contour moet zich op een aparte laag bevinden (zonder
maatlijnen, zonder omloopkanten etc.)
contouren voor de draaibewerking moeten afhankelijk van de
opbouw van de draaibank vóór resp. achter de hartlijn liggen
geen volledige cirkels, geen splines, geen DXF-blokken (macro's),
etc.
Contourverwerking tijdens het importeren van DXF-bestanden:
omdat het DXF-formaat fundamenteel verschilt van het ICP-formaat,
wordt de contour tijdens het importeren van DXF- naar ICP-formaat
geconverteerd. Hierbij worden de volgende wijzigingen uitgevoerd:
polylijnen worden naar lineaire elementen geconverteerd
eventuele leemtes tussen contourelementen die < 0,01 mm zijn,
worden gesloten
open contouren worden "van rechts naar links" beschreven
(startpunt: rechts)
startpunt bij gesloten contouren wordt volgens interne regels
vastgelegd
rotatierichting bij gesloten contouren: ccw
484 ICP-programmering
5.16 Bestaande contouren overnemen
ICP-editor activeren.
Softkey Contourlijst indrukken. De ICP-editor opent
het venster "Selectie ICP-contouren".
Softkey Volgend best.type indrukken totdat de DXF-
contouren worden weergegeven (extensie: "*.DXF").
Bestand selecteren.
Geselecteerde bestand openen.
DXF-laag selecteren.
Geselecteerde contour overnemen
Contour onbewerkt of bewerkt werkstuk: contour aanvullen of
aanpassen, indien noodzakelijk.
C- of Y-ascontour: referentiegegevens aanvullen
Grafische simulatie
486 Grafische simulatie
6.1 De werkstand Simulatie
6.1 De werkstand Simulatie
Met deze softkey kan de grafische simulatie vanuit de
volgende werkstanden worden opgeroepen:
smart.Turn
Programma-verloop
Inleren
Handbediening (cycli)
Bij het oproepen vanuit smart.Turn opent de simulatie het grote
simulatievenster en laadt het geselecteerde programma. Indien de
simulatie vanuit de machinewerkstanden wordt gestart, wordt het
kleine simulatievenster of het laatste door de operator geselecteerde
venster geopend.
Het grote simulatievenster
Menuregel voor de besturing van de simulatie met het numerieke
toetsenblok
Simulatievenster: weergave van de werkstukken en de
gereedschapsverplaatsingen. De simulatie ondersteunt de
gelijktijdige weergave van meerdere aanzichten in het
simulatievenster. Selecteer onder Additionele functies in de
vensterselectie de volgende aanzichten:
XZ-aanzicht (draaiaanzicht)
XC-aanzicht (vooraanzicht)
ZC-aanzicht (mantelvlak)
YZ-aanzicht (voor bewerkingen met de Y-as)
Weergaven:
NC-bronregel
NC-regelnummer, positiewaarden en gereedschapsinformatie.
Naam van het NC-programma
Het kleine simulatievenster:
Bij de simulatie van cyclusprogramma's worden de machine-
aanzicht en de cyclusdialoog niet overlapt.
In de werkstand smart.Turn wordt het machine-aanzicht niet
overlapt.
U kunt via de softkey de volgende aanzichten instellen:
XZ-aanzicht (draaiaanzicht)
XC-aanzicht (voorkantaanzicht)
ZC-aanzicht (mantelvlakuitslag)
In de werkstanden Programma-verloop, Inleren en
Handbediening start de simulatie automatisch met het
actuele programma. In smart.Turn wordt alleen het
programma geladen. De start van de simulatie vindt plaats
via de softkey.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 487
6.1 De werkstand Simulatie
Bediening van de simulatie
De simulatie wordt in alle bedrijfstoestanden met softkeys bediend.
Bovendien is bediening met de menutoetsen (numerieke toetsen)
mogelijk, ook in het "kleine simulatievenster", als de menuregel niet
zichtbaar is.
Groot en klein simulatievenster
Dit menu-item schakelt om tussen het kleine en het
grote simulatievenster, ook als de menuregel niet
zichtbaar is.
3D-weergave in Smart.Turn
Dit menu-item schakelt om naar 3D-weergave.
Met de overige menu-items en de in de tabel opgenomen softkeys
kunt u het verloop van de simulatie beïnvloeden, de loep activeren of
met de additionele functies instellingen voor de simulatie uitvoeren.
Softkeys bij actief simulatievenster
Waarschuwingen oproepen. Indien de
interpreter tijdens de simulatie
waarschuwingen geeft
(bijv. "Restmateriaal blijft staan..."),
wordt de softkey geactiveerd en wordt
het aantal waarschuwingen
medegedeeld. Bij bediening van de
softkey worden de waarschuwingen
achtereenvolgens weergegeven.
In de werkstand "Continu verloop"
worden in de werkstand Programma-
verloop alle cycli van het programma
zonder onderbreking gesimuleerd.
In de werkstand "Aparte regel" stopt
de simulatie na elke verplaatsing
(basisregel).
Opent het softkeymenu van de "loep"
en geeft het loepkader weer (zie
"Beeldschermdetail aanpassen" op
pagina 495).
Schakelt het menu en de softkeybalk
om naar de "additionele functies".
Starten en stoppen met softkeys
Start de simulatie vanaf het begin. De softkey
verandert van symbool en dient afhankelijk van de
toestand ook voor het stoppen en voortzetten van de
simulatie.
Gaat verder met een gestopte simulatie (werkstand
Aparte regel).
De softkey geeft aan dat de simulatie op dit moment
wordt uitgevoerd. Door de softkey te bedienen,
wordt de simulatie gestopt.
Starten en stoppen met menutoetsen
Start de simulatie vanaf het begin.
Gaat verder met een gestopte simulatie (werkstand
Aparte regel).
De toets geeft aan dat de simulatie op dit moment
wordt uitgevoerd. Door bediening van de toets kan
de simulatie worden gestopt.
U kunt u de simulatie met de numerieke toetsen
bedienen, ook als de menuregel niet zichtbaar is.
Met de nummertoets [5] kunt u in de
machinewerkstanden omschakelen tussen het kleine
en het grote simulatievenster.
488 Grafische simulatie
6.1 De werkstand Simulatie
De additionele functies
De additionele functies kunt u gebruiken om simulatievensters te
selecteren, de baanweergave te beïnvloeden of de tijdberekening op
te roepen.
De tabellen bevatten een overzicht van de functies van het menu en
van de softkeys.
In de machinewerkstanden werkt de softkey Aparte
regel ook voor het automatische bedrijf.
In de machinewerkstanden kan het automatische
programma-verloop direct vanuit de simulatie worden
gestart met Cyclus aan.
Softkeys additionele functies
Schakelt om tussen lijnweergave en
snijspoorweergave.
Schakelt om tussen
lichtpuntweergave en
snijkantweergave.
Activeert de weergave van de
veeggrafiek.
Aanzicht selecteren
Verplaatst de "focus" naar het
volgende venster (zie "Weergave van
meerdere vensters" op pagina 490).
Overzicht menu "Additionele functies"
Simulatievenster selecteren (zie "Simulatievenster"
op pagina 489).
Zoeken naar startregel activeren (zie "Simulatie met
startregel" op pagina 497).
Tijdberekening oproepen (zie "Tijdberekening" op
pagina 499).
Schakelt om tussen het grote en het kleine
simulatievenster (zie "Bediening van de simulatie" op
pagina 487).
Schakelt om tussen weergave van één en van meer
vensters (zie "Weergave van meerdere vensters" op
pagina 490).
Contour opslaan (zie "Contour opslaan" op
pagina 500).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 489
6.2 Simulatievenster
6.2 Simulatievenster
Aanzichten instellen
Met de hieronder beschreven simulatievensters controleert u niet
alleen de draaibewerking maar ook de boor- en freesbewerkingen.
XZ-aanzicht (draaiaanzicht): de te draaien contour wordt in het XZ-
coördinatensysteem weergegeven. Hierbij wordt rekening
gehouden met het geconfigureerde coördinatensysteem
(gereedschapshouder voor/achter de hartlijn, verticale draaibank).
XC-aanzicht (vooraanzicht): als coördinatensysteem wordt een
cartesiaans systeem met de asaanduidingen XK (horizontaal) en YK
(verticaal) weergegeven. De hoekpositie C=0° bevindt zich op de
XK-as, de positieve rotatierichting is tegen de klok in.
ZC-aanzicht (mantelvlak): de weergave van contouren en
verplaatsingen is gebaseerd op de positie op de "manteluitslag" en
de Z-coördinaten. De bovenste/onderste lijnen van dit "werkstuk"
komen overeen met de hoekpositie C=–180°/+180°. Alle boor- en
freesbewerkingen worden binnen het bereik –180° tot +180°
weergegeven.
Cyclus- of DIN-programma met definitie van het onbewerkte
werkstuk: basis voor de "werkstukuitslag" zijn de maten van het
geprogrammeerde onbewerkte werkstuk.
Cyclus- of DIN-programma zonder definitie van het
onbewerkte werkstuk: basis voor de "werkstukuitslag" zijn de
maten van het "Standaard-Onbewerkt werkstuk" (User-Parameter:
"Simulatie \> Vastleggen van de (standaard-) grootte van het
onbewerkte werkstuk").
Afzonderlijke cyclus of Inleren: basis voor de "werkstukuitslag"
is het gedeelte van het werkstuk waarmee deze cyclus wordt
beschreven (de Z-vergroting en begrenzingsdiameter X).
YZ-aanzicht (zijaanzicht): de contour en verplaatsing worden in
het YZ-vlak weergegeven. Daarbij wordt alleen rekening gehouden
met de Y- en Z-coördinaten, niet met de spilpositie.
Voorkant- en mantelvensters werken met een "vaste"
spilpositie. Wanneer het werkstuk op de draaibank wordt
bewerkt, zorgt de simulatie voor beweging van het
gereedschap.
490 Grafische simulatie
6.2 Simulatievenster
Weergave van één venster
Weergave van één venster
In het kleine simulatievenster wordt slechts één aanzicht
weergegeven. U kunt van aanzicht wisselen met de softkey
Hfd.aanzicht. Deze softkey kunt u ook gebruiken als slechts één
aanzicht in het grote simulatievenster is ingesteld.
Bij cyclusprogramma's kan het voor- of mantelaanzicht alleen worden
geactiveerd als in het programma de C-as wordt gebruikt.
Weergave van meerdere vensters
Weergave van meerdere vensters activeren (is alleen in het grote
simulatievenster mogelijk):
Menuregel omschakelen naar "Addit. functies"
Menu-item "Venster" selecteren (in het grote
simulatievenster)
Gewenste venstercombinatie instellen
Baanuitvoer in de extra vensters instellen
Baanweergave in de extra vensters: het voorkant- en mantelvenster
alsmede het YZ-aanzicht gelden als "extra vensters". Wanneer de
simulatie verplaatsingen in deze vensters weergeeft, is afhankelijk van
de volgende instelling:
Automatisch: de simulatie geeft verplaatsingen weer als de C-as
naar binnen gezwenkt is, resp. een G17 of G19 is uitgevoerd. De
uitvoer van de verplaatsingen wordt gestopt door een functie G18
of het uitzwenken van de C-as.
Altijd: de simulatie geeft elke verplaatsing in alle simulatievensters
weer.
Bij de weergave van meerdere vensters is een venster met een groen
kader gemarkeerd. Dit venster heeft de "focus", d.w.z. dat
loepinstellingen en andere functies invloed hebben op dit venster.
"Focus" omschakelen:
Softkey (of de GOTO-toets) net zo vaak indrukken
totdat de focus in het gewenste venster staat.
Omschakelen tussen weergave van één en van meer vensters:
Menu-item (of de toets Decimale punt) selecteren,
om van de weergave van meerdere vensters om te
schakelen naar de weergave van één venster. Hierbij
wordt het venster met het groene kader als enig
aanzicht weergegeven.
Als u opnieuw op het menu-item (of de toets
Decimale punt) drukt, schakelt u terug naar de
weergave van meerdere vensters.
Softkey Hoofdaanzicht
Aanzicht selecteren:
Draaiaanzicht XZ
Vooraanzicht XC
Mantelvlak ZC
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 491
6.3 Aanzichten
6.3 Aanzichten
Baanweergave
Spoedgangbanen worden met een witte stippellijn weergegeven.
Voedingsbanen worden afhankelijk van de softkey-instelling als lijn of
als "snijspoor" weergegeven:
Lijnweergave: een ononderbroken lijn geeft de baan van de
theoretische gereedschapspunt aan. De lijnweergave is heel
geschikt om de snede-opdeling snel te bekijken. Ze is echter minder
geschikt voor een nauwkeurige controle van de contour, omdat de
baan van de theoretische gereedschapspunt niet overeenkomt met
de werkstukcontour. Deze "vertekening" wordt door middel van
snijkantradiuscorrectie gecompenseerd.
Snijspoorweergave: de simulatie geeft het vlak dat door het
"snijdende gedeelte" van het gereedschap wordt gepasseerd,
gearceerd weer. Dit betekent dat u het verspaande gedeelte ziet,
waarbij rekening wordt gehouden met de exacte snijkantgeometrie
(snijkantradius, snijkantbreedte, snijkantpositie, etc.). U kunt zo
tijdens de simulatie controleren of er materiaal achterblijft, of de
contour wordt beschadigd en of overlappingen te groot zijn. De
snijspoorweergave is met name interessant bij steek-/
boorbewerkingen en bij de bewerking van afschuiningen, omdat
hier de gereedschapsvorm bepalend is voor het resultaat.
Snijspoorweergave activeren:
Als de softkey is geactiveerd, worden de
verplaatsingen als "snijspoor" weergegeven.
U kunt de simulatiesnelheid beïnvloeden met de user
parameter "Simulatie/Algemene instellingen/
Baanvertraging".
492 Grafische simulatie
6.3 Aanzichten
Gereedschapsweergave
U kunt met de softkey instellen of de snijkant van het gereedschap of
het "lichtpunt" wordt weergegeven (zie tabel rechts):
De snijkant van het gereedschap wordt met correcte hoeken en
snijradius weergegeven, zoals gedefinieerd in de
gereedschapsdatabase.
Lichtpunt: op de actuele geprogrammeerde positie wordt een wit
vierkant (lichtpunt) weergegeven. Het lichtpunt wordt op de positie
van de virtuele snijkanthoek weergegeven.
Gereedschapshouder in de simulatie weergeven
De besturing kan niet alleen de snijkant van het gereedschap
weergeven, maar ook de bijbehorende gereedschapshouder met de
bijbehorende afmetingen. Voorwaarde hiervoor is:
Nieuwe gereedschapshouder in de houder-editor aanmaken of een
bestaande houder selecteren
Gereedschapshouder met de vereiste parameters (types,
afmetingen en positie) beschrijven
Aan het gereedschap moet de juiste gereedschapshouder worden
toegewezen (HID)
Weergave van veeggrafiek
De weergave van de veeggrafiek toont het onbewerkte werkstuk als
"gevuld vlak". Als de snijkant van het gereedschap door het
onbewerkte werkstuk heen gaat, wordt het door het gereedschap
bestreken gedeelte van het onbewerkte werkstuk uitgegomd.
De weergave van de veeggrafiek toont alle verplaatsingen, rekening
houdend met de geprogrammeerde snelheid. De weergave van de
veeggrafiek is alleen in het draaiaanzicht (XZ) beschikbaar. Deze
simulatievorm kunt u activeren met de softkey (zie tabel rechts).
Softkeys voor additionele functies
Schakelt om tussen lijnweergave en
snijspoorweergave.
Schakelt om tussen
lichtpuntweergave en
snijkantweergave.
Softkeys voor additionele functies
Activeert de weergave van de
veeggrafiek.
Menu-indeling voor weergave van veeggrafiek
Weergave van veeggrafiek
vertragen.
Weergave van veeggrafiek in de
geprogrammeerde voeding.
Weergave van veeggrafiek
versnellen.
De simulatiesnelheid in de weergave van de veeggrafiek
kan door middel van de in de tabel rechts getoonde
toetsen worden beïnvloed.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 493
6.3 Aanzichten
3D-weergave
Via het menu-item 3D-weergave wordt geschakeld
naar een perspectiefaanzicht en wordt het
geprogrammeerde bewerkte werkstuk getoond.
Met de 3D-weergave kunnen onbewerkte en bewerkte werkstukken
met alle draaibewerkingen, te frezen contouren, boringen en
schroefdraad worden weergeven als volumemodel. Gezwenkte Y-
vlakken en daaraan gerelateerde bewerkingen zoals kamers of
patronen worden door de CNC PILOT ook correct weergegeven.
De CNC PILOT geeft freescontouren afhankelijk van de parameter HC:
boor/freesattribuut uitG308 weer. Wanneer u in deze parameter de
waarden contourfrezen, kamerfrezen of vlakfrezen hebt geselecteerd,
toont de grafiek de desbetreffende 3D-elementen. Bij andere of
ontbrekende waarden van de parameter HC toont de besturing de
beschreven freescontour als ononderbroken blauwe lijn.
De CNC PILOT toont elementen die niet kunnen worden berekend als
oranje lijn, bijv. een open freescontour als kamer geprogrammeerd.
Met de softkeys en de menufuncties beïnvloedt u de weergave van
het werkstuk.
Testmodus
Met de testmodus controleert u boringen en freescontouren, bijv. op
verkeerde positionering.
In de testmodus geeft de CNC PILOT te draaien contouren grijs en
boor- en freescontouren geel weer. Voor een beter overzicht toont de
besturing alle contouren transparant.
Onafhankelijk van de bewerking in het NC-programma
toont de grafiek de in het programmadeel BEWERKT
WERKSTUK geprogrammeerde contour van het bewerkte
werkstuk.
U kunt de berekening van de 3D-weergave annuleren door
op de ESC-toets of de softkey Annuleren te drukken.
494 Grafische simulatie
6.3 Aanzichten
3D-weergave met de menufuncties roteren
Met de menufuncties roteert u de grafiek om de weergegeven assen
(zie tabel rechts). Via de softkey "Perspectiefaanzicht" wordt de
grafische weergave teruggeplaatst in de uitgangspositie.
3D-weergave met de muis roteren en verschuiven
Met ingedrukte rechtermuisknop kunt u het weergegeven werkstuk
naar wens verschuiven.
Wanneer u de linkermuisknop ingedrukt houdt, hebt u de volgende
mogelijkheden:
Verticale beweging in het simulatievenster: werkstuk naar voren of
achterover kantelen
Horizontale beweging in het simulatievenster: werkstuk horizontaal
om de eigen as roteren
Verticale of horizontale beweging aan de rand van het
simulatievenster (grijze balk): werkstuk rechtsom of linksom roteren
Beweging in een willekeurige richting: werkstuk in een willekeurige
richting roteren.
Softkeys voor 3D-weergave
Bewerkt werkstuk en
geprogrammeerd onbewerkt
werkstuk weergeven.
Bewerkt werkstuk en
gecorrigeerd onbewerkt
werkstuk weergeven.
Testmodus in- en uitschakelen.
Snedeweergave selecteren.
Zijaanzicht selecteren.
Zijaanzicht 90° roteren.
Perspectiefaanzicht selecteren.
Menu-indeling voor 3D-weergave
Grafiek achterover kantelen.
Grafiek in pijlrichting horizontaal
draaien.
Grafiek in pijlrichting horizontaal
draaien.
Grafiek linksom roteren.
Grafiek naar voren kantelen.
Grafiek rechtsom roteren.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 495
6.4 De loep
6.4 De loep
Beeldschermdetail aanpassen
Met deze softkey activeert u de "loep". Met de loepfunctie
kan het zichtbare beeldschermdetail in het
simulatievenster worden gewijzigd. Behalve de softkeys
kunt u de cursortoetsen evenals de PgDn- en PgUp-toets gebruiken
voor het wijzigen van het beeldschermdetail.
Bij cyclusprogramma's en wanneer een programma voor de eerste
keer wordt gestart, kiest de CNC PILOT het beeldschermdetail
automatisch. Wanneer de simulatie opnieuw met hetzelfde
smart.Turn-programma wordt opgeroepen, wordt het laatst actieve
beeldschermdetail gebruikt.
Bij de weergave van meerdere vensters heeft de loep invloed op het
venster met het groene kader.
Wijziging van het beeldschermdetail met toetsen
U kunt het zichtbare beeldschermdetail wijzigen zonder het
loepmenu te openen, met de volgende toetsen:
Softkeys in de loepfunctie
Wist alle reeds getekende
verplaatsingen.
Als de correctie van het onbewerkte
werkstuk actief is, wordt het
onbewerkte werkstuk gecorrigeerd
en opnieuw getekend.
Sluit het loepmenu.
Vergroot het zichtbare
beeldschermdetail direct (Zoom –).
Schakelt terug naar het standaard
beeldschermdetail en sluit het
loepmenu.
Keert terug naar het laatst
geselecteerde beeldschermdetail.
Neemt het met de rode rechthoek
gemarkeerde gedeelte als nieuw
beeldschermdetail over en sluit het
loepmenu.
Sluit het loepmenu zonder het
beeldschermdetail te wijzigen.
Toetsen voor het wijzigen van het beeldschermdetail
De cursortoetsen verschuiven het werkstuk in
pijlrichting.
Verkleint het weergegeven werkstuk (zoom –).
Vergroot het weergegeven werkstuk (zoom +).
496 Grafische simulatie
6.4 De loep
Wijziging van het beeldschermdetail met het loepmenu
Als het loepmenu is geselecteerd, wordt er een rode rechthoek in
het simulatievenster weergegeven. Deze rode rechthoek toont het
zoomgebied dat door de softkey Overnemen of de toets Enter wordt
overgenomen. De grootte en positie van deze rechthoek kan met de
volgende toetsen worden gewijzigd:
Toetsen voor het wijzigen van de rode rechthoek
De cursortoetsen verschuiven de rode rechthoek in
pijlrichting.
Verkleint de rode rechthoek.
Vergroot de rode rechthoek.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 497
6.5 Simulatie met startregel
6.5 Simulatie met startregel
Standaardregel bij smart.Turn-programma's
smart.Turn-programma's worden altijd vanaf het begin gesimuleerd –
ongeacht op welke programmapositie de cursor staat. Als u de
"startregel" gebruikt, onderdrukt de simulatie alle uitvoer tot aan de
startregel. Als de simulatie op deze positie is aangekomen, wordt het
onbewerkte werkstuk, indien aanwezig, gecorrigeerd en getekend.
Vanaf de startregel tekent de simulatie weer de verplaatsingen.
Zoeken naar startregel activeren:
Menuregel omschakelen naar "Addit. functies"
Menu-item "Startregel" selecteren.
Nummer van de startregel invoeren – vervolgens
startregel aan de simulatie doorgeven
Terug naar het hoofdmenu van de simulatie
Simulatie starten – de CNC PILOT simuleert het
NC-programma tot aan de startregel, voert de
correctie van het onbewerkte werkstuk uit en stopt
op deze positie
Simulatie voortzetten
Het regelnummer van de startregel wordt in de onderste regel van het
weergaveveld getoond. Zolang de simulatie naar de startregel zoekt,
zijn het veld van de startregel en het regelnummer in de weergave
geel gemarkeerd.
Zoeken naar startregel blijft ingeschakeld, ook als u de simulatie
onderbreekt. Als u de simulatie na een onderbreking opnieuw start,
stopt deze bij de programmadeel-aanduiding BEWERKING. U hebt nu
de mogelijkheid om instellingen te wijzigen alvorens de simulatie voort
te zetten.
Softkeys van de functie "Startregel"
Neemt het NC-regelnummer van de
weergave als startregel over.
Zoeken naar startregel uitschakelen.
Gedefinieerde startregel overnemen
en zoeken naar startregel activeren.
Zoeken naar startregel afbreken.
498 Grafische simulatie
6.5 Simulatie met startregel
Startregel bij cyclusprogramma's
Bij cyclusprogramma's plaatst u eerst de cursor op een cyclus en roept
u vervolgens de simulatie op. De simulatie begint met deze cyclus.
Alle voorafgaande cycli worden genegeerd.
Het menu-item Startregel is bij cyclusprogramma's gedeactiveerd.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 499
6.6 Tijdberekening
6.6 Tijdberekening
Bewerkingstijden weergeven
Tijdens de simulatie worden de hoofd- en bijkomende tijden berekend.
De tabel "Tijdberekening" toont de hoofd-, bijkomende en totaaltijden
(groen: hoofdtijden; geel: bijkomende tijden). Bij cyclusprogramma's
wordt elke cyclus in een regel weergegeven. Bij DIN-programma's
betekent elke regel in deze tabel dat er nieuw gereedschap wordt
ingezet (de T-oproep is maatgevend).
Wanneer meer tijden zijn ingevoerd dan op de regels van een
beeldschermpagina kunnen worden getoond, kunt u met de
cursortoetsen en de PgUp-/PgDn-toets meer tijdinformatie oproepen.
Oproep van de bewerkingstijden:
Menuregel omschakelen naar "Addit. functies"
"Tijdberekening" oproepen
500 Grafische simulatie
6.7 Contour opslaan
6.7 Contour opslaan
Gemaakte contour in de simulatie opslaan
U kunt een in de simulatie gemaakte contour opslaan en deze in
smart.Turn inlezen. De contour van het onbewerkte en bewerkte
werkstuk die bij de simulatie is gemaakt, leest u in smart.Turn in.
Selecteer hiervoor in het menu "ICP" de functie "Contour invoegen".
Voorbeeld: u beschrijft het onbewerkte en bewerkte werkstuk en
simuleert de bewerking van de eerste opspanning. U slaat dan de
bewerkte contour op en gebruikt deze voor de tweede opspanning.
Bij het "maken van de contour" wordt bij de simulatie het volgende
opgeslagen:
ONBEWERKT WERKSTUK: de gesimuleerde fabricagetoestand van
de contour
BEWERKT WERKSTUK: het geprogrammeerde bewerkte werkstuk
De simulatie houdt rekening met een verschuiving van het
werkstuknulpunt en/of een spiegeling van het werkstuk.
Contour opslaan:
Softkey "Additionele functies" selecteren
Menu "Overig" selecteren
Menu "Contour opslaan" selecteren
De besturing opent een dialoogbox waarin u de volgende
invoervelden kunt definiëren:
Eenheid: contourbeschrijving metrisch of inch
Verschuiving: verschuiving van het werkstuknulpunt
Spiegeling: contouren spiegelen/niet spiegelen
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 501
Gereedschaps- en
technologie-database
502 Gereedschaps- en technologie-database
7.1 Gereedschapsdatabase
7.1 Gereedschapsdatabase
Zoals gebruikelijk is, worden de coördinaten van de contouren
overeenkomstig de maten van het werkstuk in de productietekening
geprogrammeerd. U moet de lengtematen, snijkantradius, instelhoek
en andere gereedschapsmaten invoeren, zodat de CNC PILOT de
sledebaan kan berekenen, de snijkantradiuscompensatie kan
uitvoeren en de snede-opdelingen kan bepalen.
De CNC PILOT slaat max. 250 gereedschapsrecords (optioneel 999)
op, waarbij elke gereedschapsrecord wordt aangeduid met een
ID-nummer (naam). In de gereedschapslijst ziet u het maximumaantal
gereedschapsrecords en het aantal gevonden records. Met behulp
van een aanvullende gereedschapsbeschrijving kunnen de gegevens
gemakkelijk worden teruggevonden.
In de werkstand Machine hebt u de beschikking over functies om de
gereedschapslengtematen te bepalen (zie "Gereedschappen
opmeten" op pagina 104).
De slijtagecorrecties worden apart bijgehouden. Hiervoor kunt u op elk
moment, ook tijdens de programma-uitvoering, correctiewaarden
invoeren.
U kunt aan de gereedschappen een snijmateriaal toewijzen,
waarmee toegang tot de technologiedatabase (voeding, snijsnelheid)
mogelijk is. Dit vergemakkelijkt uw werkzaamheden, omdat u de
snijwaarden slechts één keer hoeft te bepalen en in te voeren.
Gereedschapstypen
Boren, nabewerkings- en steekgereedschap etc. zijn zeer verschillend
van vorm. Daarom zijn de referentiepunten voor het bepalen van de
lengtematen en overige gereedschapsgegevens verschillend.
De volgende tabel bevat een overzicht van de gereedschapstypen.
Gereedschapstypen Gereedschapstypen
Standaard draaigereedschap (Pagina 521)
Voorbewerkingsgereedschap
Nabewerkingsgereedschap
NC-aanboorbeitels (Pagina 525)
Halfronde snijbeitels (Pagina 521) Centerboren (Pagina 526)
Steekgereedschap (Pagina 522)
Insteekgereedschap
Afsteekgereedschap
Steekdraaigereedschap
Verzinkboren (Pagina 527)
Soevereinboren (Pagina 528)
Draadsnijgereedschap (Pagina 523) Standaard freesgereedschap (Pagina 530)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 503
7.1 Gereedschapsdatabase
Multigereedschappen
Een gereedschap met meerdere snijkanten of met meerdere
referentiepunten wordt een multigereedschap genoemd. Hierbij
wordt voor elke snijkant resp. voor elk referentiepunt een record
aangemaakt. Aansluitend worden alle records van het
multigereedschap "gekoppeld" (zie "Multigereedschap bewerken" op
pagina 509).
In de gereedschapslijst wordt in kolom "MU" voor elke record van een
multigereedschap de positie binnen de multigereedschapsgroep
aangegeven. De telling begint bij "0".
Multigereedschappen worden met alle snijkanten resp.
referentiepunten in de revolvertabel aangegeven.
De afbeelding rechts toont een gereedschap met twee
referentiepunten.
Standtijdbeheer gereedschappen
De CNC PILOT onthoudt de gebruiksduur van gereedschap (tijd
gedurende welke het gereedschap met voedingssnelheid wordt
verplaatst) of telt het aantal met het gereedschap geproduceerde
delen. Dat is het uitgangspunt voor het standtijdbeheer van
gereedschappen.
Als de standtijd van een gereedschap is verstreken of het aantal stuks
is bereikt, stelt het systeem de diagnosebit 1 in. Hiermee volgt er vóór
de volgende oproep van het gereedschap een foutmelding en wordt
de programma-uitvoering gestopt wanneer er geen
omwisselgereedschap beschikbaar is.
Het werkstuk dat in bewerking is, kan met NC-start worden
afgemaakt.
Spiraalboren (Pagina 524) Draadfrezen (Pagina 531)
Snijplaatboren (Pagina 524) Hoekfrezen (Pagina 532)
Draadtappen (Pagina 529) Freesstiften (Pagina 533)
Kartelgereedschap (Pagina 533) Meettasters (Pagina 535)
Aanslaggereedschap (Pagina 536) Grijpers (Pagina 537)
Gereedschapstypen Gereedschapstypen
504 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
7.2 Gereedschapseditor
Gereedschapslijst sorteren en filteren
In de gereedschapstabel toont de CNC PILOT belangrijke parameters
en de gereedschapsbeschrijvingen. Aan de hand van de geschetste
gereedschapspunt herkent u het gereedschapstype en de
gereedschapsoriëntatie.
U navigeert met de cursortoetsen en PgUp/PgDn binnen de
gereedschapslijst en kunt op die manier de items bekijken.
Uitsluitend items van één gereedschapstype weergeven
Softkey indrukken en gereedschapstype in de
volgende softkeybalken selecteren.
De CNC PILOT maakt een lijst waarin uitsluitend gereedschappen
van het gewenste type worden weergegeven.
Gereedschapslijst filteren
Softkey Meer filters indrukken.
Softkey Filter oriënt. indrukken. De CNC PILOT
verandert de weergave tussen gereedschappen met
de geselecteerde oriëntatie.
Softkey Filter bezetting indrukken. De CNC PILOT
schakelt om tussen gereedschappen in de
gereedschapshouder (revolver) en vrije
gereedschappen.
Softkey Filter details indrukken. De CNC PILOT
toont een apart venster met de mogelijke
selectiecriteria.
Filtercriteria definiëren.
Softkey OK indrukken.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 505
7.2 Gereedschapseditor
Filters wissen
Softkey Filter UIT indrukken.
De CNC PILOT wist de geselecteerde filters en toont de gehele
gereedschapslijst.
Gereedschapslijst sorteren
Softkey Aanzicht indrukken.
De gereedschapslijst schakelt om tussen "sorteren op
ID-nummers" en "sorteren op gereedschapstype (en
gereedschapsoriëntatie)“.
De gereedschapslijst schakelt om tussen oplopend en
aflopend sorteren.
Gereedschap op ID-nummer zoeken
Voer de eerste letters of cijfers van het ID-nummer in.
De CNC PILOT springt in de geopende lijst naar het gewenste ID-
nummer.
506 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Gereedschapsgegevens bewerken
Nieuw gereedschap aanmaken
Op de softkey drukken
Gereedschapstype selecteren (zie softkeytabel rechts)
De CNC PILOT opent het invoervenster.
Voer eerst het ID-nummer in (1-16 posities, alfanumeriek) en leg de
gereedschapsoriëntatie vast.
Andere parameters invoeren.
Gereedschapstekst toewijzen (zie Pagina 508)
Nieuw gereedschap aanmaken door te kopiëren
Cursor op gewenst item plaatsen
Op de softkey drukken. De CNC PILOT opent het
invoervenster met de gereedschapsgegevens.
Nieuw ID-nummer invoeren. De overige gereedschapsgegevens
controleren/aanpassen.
Op de softkey drukken. Het nieuwe gereedschap
wordt in de database overgenomen.
Gereedschapsgegevens wijzigen
Cursor op gewenst item plaatsen
Op de softkey drukken. De gereedschapsparameters
worden voor bewerking beschikbaar gesteld.
Item wissen
Cursor op het te wissen item plaatsen
Softkey indrukken en gestelde vraag met Ja
bevestigen.
Softkeys in de organisatie van gereedschap
Opent de volgende typeselectie voor
het aanmaken van een nieuw
gereedschap.
Speciaal gereedschap:
Typeselectie voor speciaal
boorgereedschap:
Typeselectie voor speciaal
freesgereedschap:
Typeselectie voor handlingsystemen en
meettasters:
Opent de gereedschapsdialoog voor het
geselecteerde gereedschap.
Kopieert het geselecteerde
gereedschap en maakt zodoende een
nieuw gereedschap.
Wist het geselecteerde gereedschap
na beantwoording van de
bevestigingsvraag uit de database
Opent de technologie-editor (zie
Pagina 538).
De CNC PILOT toont de helpschermen voor afzonderlijke
parameters pas wanneer de gereedschapsoriëntatie
bekend is.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 507
7.2 Gereedschapseditor
Gereedschapscontrolegrafiek
In de geopende gereedschapsdialoog kan met de CNC PILOT een
controlegrafiek voor de ingevoerde gereedschappen worden
gemaakt. Selecteer hiervoor de softkey Grafiek.
De CNC PILOT genereert de afbeelding van het gereedschap uit de
ingevoerde parameters. Met de gereedschapscontrolegrafiek kunnen
de ingevoerde gegevens worden gecontroleerd. Met de wijzigingen
wordt rekening gehouden zodra u het invoerveld hebt verlaten.
508 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Gereedschapsteksten
Gereedschapsteksten worden aan de gereedschappen toegewezen
en in de gereedschapslijst weergegeven. De CNC PILOT beheert de
gereedschapsteksten in een afzonderlijke lijst.
De samenhang:
De beschrijvingen worden in de lijst Gereedschapsteksten
beheerd. Vóór elk item staat een "QT-nummer".
De parameter "Gereedschapstekst QT" bevat het referentienummer
van de lijst "Gereedschapsteksten". In de gereedschapslijst wordt de
tekst waarnaar "QT" verwijst, gepresenteerd.
In de geopende gereedschapsdialoog kunnen met de CNC PILOT
gereedschapsteksten worden ingevoerd. Kies hiervoor de softkey
Gereedschapsteksten.
Er kunnen maximaal 999 gereedschapsteksten worden gedefinieerd.
De tekst kan 80 tekens lang zijn.
Softkeys in de gereedschapslijst
Genereert een nieuwe regel in de
teksttabel en opent deze voor
tekstinvoer.
Opent de geselecteerde
gereedschapstekst om deze te
bewerken. Overname met de Enter-
toets.
Kopieert de huidige geselecteerde
gereedschapstekst naar een nieuwe
tekstregel. Hierdoor wordt er een
nieuwe gereedschapstekst gemaakt.
Neemt het tekstnummer over als
verwijzing naar de
gereedschapsdialoog en beëindigt de
gereedschapsteksteditor.
Wist de geselecteerde
gereedschapstekst na beantwoording
van de bevestigingsvraag.
Sluit de gereedschapsteksteditor af
en keert terug naar de
gereedschapsdialoog zonder een
tekstverwijzing te wijzigen.
Nieuwe teksten worden in de eerste vrije regel, gezien
vanaf de cursor, ingevoegd.
Let er bij het wissen en wijzigen van een
gereedschapstekst op dat de tekst al voor meerdere
gereedschappen kan zijn gebruikt.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 509
7.2 Gereedschapseditor
Multigereedschap bewerken
Multigereedschap aanmaken
Voor elke snijkant resp. voor elk referentiepunt een afzonderlijke
record met de gereedschapsbeschrijving aanmaken.
In de gereedschapslijst de cursor op de record met de eerste snijkant
plaatsen.
Op de softkey drukken.
Op de softkey drukken. De gereedschapseditor
beschouwt deze snijkant als "hoofdsnijkant" (MU=0).
De cursor op de record met de volgende snijkant plaatsen.
Op de softkey drukken. De gereedschapseditor deelt
deze snijkant in de multigereedschapsgroep in.
Plaats voor de volgende snijkant selecteren.
Herhaal deze stap voor de andere snijkanten van het
multigereedschap.
Op de softkey drukken.
510 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Eén snijkant van het multigereedschap annuleren
Cursor op één snijkant van het multigereedschap plaatsen.
Op de softkey drukken.
Op de softkey drukken. De gereedschapseditor
neemt alle snijkanten van het multigereedschap op in
een lijst.
Snijkant selecteren.
Snijkant uit de multigereedschapsgroep annuleren.
Multigereedschap compleet opsplitsen
Cursor op één snijkant van het multigereedschap plaatsen.
Op de softkey drukken.
Op de softkey drukken. De gereedschapseditor
neemt alle snijkanten van het multigereedschap op in
een lijst.
Cursor op de snijkant "0" van het multigereedschap
plaatsen.
De multigereedschapsgroep wordt opgesplitst.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 511
7.2 Gereedschapseditor
Standtijdgegevens gereedschap bewerken
De CNC PILOT telt in RT de standtijd op en in RZ het aantal stuks op.
Als de gespecificeerde standtijd/het gespecificeerde aantal stuks
wordt bereikt, geldt het gereedschap als verbruikt.
Standtijd instellen
Softkey op "Levensduur" instellen. De
gereedschapseditor geeft het invoerveld Levensduur
MT vrij voor bewerking.
Levensduur van de snijkant in de vorm "h:mm:ss" invoeren (h=uur;
m=minuten; s=seconden). Met de toetsen Cursor rechts/links kunt u
wisselen tussen "h", "m" en "s".
Aantal stuks instellen
Softkey op "Aantal stuks" instellen. De
gereedschapseditor geeft het invoerveld Aantal
stuks MZ vrij voor bewerking.
Aantal stuks (aantal werkstukken dat met een snijkant kan worden
vervaardigd) invoeren.
Nieuwe snijkant
Nieuwe snijkant plaatsen.
Bijbehorende record in de gereedschapseditor oproepen.
Op de softkey drukken. De levensduur/aantal stuks
wordt op "0" ingesteld en de diagnosebits worden
teruggezet.
Het standtijdbeheer wordt in de user parameter
Standtijdbeheer (zie "Lijst van user parameters", pagina
547) in-/uitgeschakeld.
Het aantal stuks wordt opgeteld als het programma-
einde wordt bereikt.
De bewaking van de standtijd resp. het aantal stuks
wordt ook na een programmawissel voortgezet.
512 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Diagnosebits
In de diagnosebits wordt informatie over de toestand van een
gereedschap opgeslagen. De bits kunnen door programmeren in het
NC-programma of automatisch via de gereedschaps- en
belastingsbewaking worden ingesteld.
De volgende diagnosebits zijn beschikbaar:
Bij actieve bewaking van de standtijd of het aantal stuks leidt een
ingestelde diagnosebit ertoe dat een gereedschap in het programma-
verloop niet meer wordt ingewisseld. Als er een
omwisselgereedschap is gedefinieerd, dan wisselt de besturing dat
gereedschap in. Als er geen omwisselgereedschap is gedefinieerd of
als de gereedschapsgroep verbruikt is, wordt het NC-programma bij
de volgende gereedschapsoproep gestopt.
U kunt de diagnosebits in de gereedschapseditor als volgt terugzetten:
Softkey BEWERKEN indrukken
Softkey NIEUWE SNIJKANT indrukken
Bit Betekenis
1 Standtijd verstreken of aantal stuks bereikt
2 Breuk volgens belastingsbewaking (overschrijding
grenswaarde-2)
3 Slijtage volgens belastingsbewaking (overschrijding
grenswaarde-1)
4 Slijtage volgens belastingsbewaking (totale belastingsgrens)
5 Slijtage bepaald via opmeten van het gereedschap
6 Slijtage bepaald via in-proces meten van het werkstuk
7 Slijtage bepaald via post-proces meten van het werkstuk
8 Snijkant nieuw = 1 / gebruikt = 0
9-15 vrij
Met de softkey Nieuwe snijkant zet u de diagnosebits
terug en stelt u bit 8 "Snijkant nieuw" in. Zodra de besturing
het gereedschap inwisselt, wordt deze bit ook teruggezet.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 513
7.2 Gereedschapseditor
Handwisselsystemen
Met een handwisselsysteem wordt een gereedschapshouder
aangeduid waarin met behulp van een geïntegreerde spaninrichting
diverse gereedschappen kunnen worden geplaatst. Met de
spaninrichting, die meestal als polygoonkoppeling is uitgevoerd,
kunnen gereedschappen snel en op de juiste positie worden
gewisseld.
Met een handwisselsysteem kunnen gereedschappen die zich niet in
de revolver bevinden, tijdens een programmabewerking worden
ingewisseld. Hiervoor controleert de besturing of het opgeroepen
gereedschap zich in de revolver bevindt of moet worden ingewisseld.
Als een gereedschapswissel nodig is, onderbreekt de besturing het
programma-verloop. Nadat u het gereedschap handmatig hebt
ingespannen, bevestigt u de gereedschapswissel en voert u het
programma verder uit.
Om handwisselsystemen te kunnen gebruiken, moeten de volgende
stappen worden uitgevoerd:
Gereedschapshouder in de houdertabel aanmaken
Gereedschapshouder in de revolverbezetting selecteren
Gereedschapsgegevens voor het handwisselgereedschap invoeren
Uw machine moet door de machinefabrikant
geconfigureerd zijn als u handwisselsystemen wilt
gebruiken. Raadpleeg uw machinehandboek.
514 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Houder-editor
In de houdertabel "to_hold.hld" definieert u het type en de instelmaten
van de gereedschapshouder. Omdat de geometrische informatie op
dit moment alleen bij houders van het type "handwisselsysteem"
wordt verwerkt, is het beheer van de standaardopnamen in de
houdertabel niet noodzakelijk.
Houdertabel in de gereedschapseditor bewerken:
Softkey "Andere tabellen" indrukken
Houdertabel openen: softkey "Houder-editor"
indrukken
De houdertabel bevat de volgende gegevens:
NR Regelnummer
HID ID-nummer: unieke naam van de gereedschapshouder (max.
16 tekens)
MTS Handwisselsysteem:
0: standaardopname
1: handwisselsysteem
ZLH Instelmaat in Z
XLH Instelmaat in X
YLH Instelmaat in Y
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 515
7.2 Gereedschapseditor
HC Type gereedschapshouder:
A1: boorstanghouder
B1: rechts kort
B2: links kort
B3: rechts kort overhead
B4: links kort overhead
B5: rechts lang
B6: links lang
B7: rechts lang overhead
B8: links lang overhead
C1: rechts
C2: links
C3: rechts overhead
C4: links overhead
D1: meervoudige opname
A: boorstanghouder
B: boorhouder met koelmiddeltoevoer
C: vierkant langs
D: vierkant dwars
E: bewerking voor-/achterkant
E1: U-boor
E2: opname cilindrische schacht
E3: opname spantang
F: boorhouder MK (morse-kegel)
K: boorhouder
T1: aangedreven axiaal
T2: aangedreven radiaal
T3: boorstanghouder
X5: aangedreven axiaal
X6: aangedreven radiaal
MP Opname positie:
0: richting -Z
1: richting -X/-Z
2: richting -X/+Z
3: richting +Z
WH Hoogte van houder
WB Hoogte van houder
AT Opname type
516 Gereedschaps- en technologie-database
7.2 Gereedschapseditor
Met de softkey "Nieuwe regel" kunt u een nieuwe
gereedschapshouder aanmaken. De nieuwe regel wordt altijd aan het
einde van de tabel ingevoegd.
In de houdertabel mag u voor de namen van de
gereedschapshouders alleen ASCII-tekens gebruiken.
Trema's of Aziatische tekens zijn niet toegestaan.
U kunt de houdertabel ook bekijken en bewerken in
geopende gereedschapformulieren. Hiervoor kunt u op de
derde pagina van het formulier (MTS-invoer)
gebruikmaken van de softkey "Houder-editor".
Als u gereedschappen in verschillende houders voor
handwisselsystemen gebruikt, moet u de instelmaten van
houder en gereedschap afzonderlijk beheren. De
instelmaten van de gereedschappen voert u in de
gereedschapstabel in. In de houdertabel voert u de
instelmaten van de houders van het handwisselsysteem
in.
De invoer van de standaardopnamen wordt op dit moment
nog niet verwerkt. Daarom is het beheer van
standaardopnamen niet noodzakelijk.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 517
7.2 Gereedschapseditor
Houders voor handwisselsystemen instellen
Houders voor handwisselsysteem in de revolverbezetting instellen:
Revolverbezetting selecteren: softkey "Revolvertabel"
indrukken
Vrije revolverplaats selecteren en softkey "Speciale
functies" indrukken
Houdertabel openen: softkey "Houder instellen"
indrukken
Houder selecteren en softkey "Overname ID-nr."
indrukken
Handwisselsysteem in de gereedschapsgegevens selecteren
Gereedschap in het formulier voor gereedschapsgegevens definiëren
als handwisselgereedschap:
Formulier voor gereedschapsgegevens openen: op de
softkey "Bewerken" drukken
Op de derde pagina van het formulier
MTS 1: HANDWISSELGEREEDSCHAP selecteren
Invoer overnemen: op de softkey "Opslaan" drukken
Als u een gereedschapshouder voor een
handwisselsysteem in de revolverbezetting hebt
ingesteld, lichten de eerste drie velden van de
desbetreffende regel in een kleur op.
Met de softkey "Houder verwijderen" kunt u een houder
voor een handwisselsysteem weer verwijderen.
U kunt in de revolverbezetting alleen het houdertype MTS 1
(handwisselsysteem) instellen. Bij een houdertype MTS 0
(standaardhouder) komt de besturing met een
foutmelding.
Als u een gereedschap als handwisselsysteem definieert,
licht in de gereedschapstabel het veld Gereedschapstype
(gereedschapssymbool) in kleur op.
Bij handwisselgereedschappen mag u geen
gereedschapshouder HID selecteren (leeg veld). De
toewijzing van houder en gereedschap vindt via de
revolverbezetting plaats. Op de desbetreffende
revolverplaats moet een handwisselsysteem zijn
ingesteld.
Bij multi-gereedschappen moet u de invoerwaarde MTS
voor alle snijkanten tegelijk toewijzen.
518 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
7.3 Gereedschapsgegevens
Algemene gereedschapsparameters
De parameters in de volgende tabel zijn voor alle gereedschapstypen
beschikbaar. Parameters die afhankelijk van het gereedschapstype
zijn, worden in de volgende hoofdstukken nader toegelicht.
Algemene gereedschapsparameters
ID ID-nummer – naam van het gereedschap, max. 16 tekens
TO Gereedschapsoriëntatie (voor codecijfer zie helpscherm)
XL Instelmaat in X
ZL Instelmaat in Z
DX Slijtagecorrectie in X (bereik: -100 mm < DX < 100 mm)
DZ Slijtagecorrectie in Z (bereik: –100 mm < DZ < 100 mm)
DS Speciale correctie (bereik: –100 mm < DZ < 100 mm)
MU Multigereedschap
MD Rotatierichting (default: niet ingesteld)
3: M3
4: M4
Rest Resterende tijd / Resterend aantal stuks (bij standtijdbewaking)
Status Bij standtijdbewaking
Diagn. Evaluatie van de diagnosebits (bij standtijdbewaking)
QT (verwijzing naar) gereedschapstekst
CW C-zwenkplaatshoek: positie van de C-as voor bepaling van de
werkpositie van het gereedschap (machineafhankelijke
functie)
SS Snijmateriaal (snijmateriaalbenaming voor toegang tot de
technologiedatabase)
CK G96 correctiefactor (default: 1)
FK G95 correctiefactor (default: 1)
DK Dieptecompensatiefactor (default: 1)
PLC Aanvullende informatie (zie machinehandboek)
MT Standtijd – vooraf ingestelde waarde voor het standtijdbeheer
(default: niet aangegeven)
MZ Aantal stuks – vooraf ingestelde waarde voor het
standtijdbeheer (default: niet aangegeven)
RT Weergaveveld resterende standtijd
RZ Weergaveveld resterend aantal stuks
HID ID-nummer: unieke naam van de gereedschapshouder (max.
16 tekens)
MTS Handwisselsysteem:
0: standaardopname
1: handwisselsysteem
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 519
7.3 Gereedschapsgegevens
Verklaring van de gereedschapsparameters
ID-nummer (ID): de CNC PILOT heeft voor elk gereedschap een
eenduidige naam nodig. Dit "ID-nummer" mag uit maximaal 16
alfanumerieke tekens bestaan.
Gereedschapsoriëntatie (TO): de CNC PILOT bepaalt op basis van
de gereedschapsoriëntatie de positie van de snijkant van het
gereedschap en, afhankelijk van het gereedschapstype, overige
informatie, zoals de richting van de instelhoek, positie van het
referentiepunt, etc. Deze gegevens zijn vereist voor het berekenen
van de snijkant- en freesradiuscompensatie, de insteekhoek, etc.
Instelmaten (XL, ZL): zijn gerelateerd aan het referentiepunt van
het gereedschap. De positie van het referentiepunt is afhankelijk
van het gereedschapstype (zie helpschermen).
Correctiewaarden (DX, DZ, DS): compenseren de slijtage van de
snijkant van het gereedschap. Bij steekbeitels en halfronde
snijbeitels heeft DS betrekking op de correctiewaarde van de derde
snijkantzijde. d.w.z. de van het referentiepunt afgekeerde zijde. De
cycli schakelen automatisch om naar de speciale correctie. Met
G148 kan ook bij enkele verplaatsingen worden omgeschakeld.
Rotatierichting (MD): als een rotatierichting is gedefinieerd, wordt
bij de cycli waarbij dit gereedschap wordt toegepast, een
schakelfunctie (M3 of M4) voor de hoofdspil resp. bij aangedreven
gereedschap voor de extra spil gegenereerd.
Parameters bij boorgereedschap
DV Boordiameter
BW Boorhoek: punthoek van de boor
AW Gereedschap aangedreven: deze parameter legt bij boren en
draadtappen vast of bij de cyclusprogrammering
schakelfuncties voor de hoofdspil of het aangedreven
gereedschap worden gegenereerd
0: stilstaand gereedschap
1: aangedreven gereedschap
NL Nuttige lengte
RW Positiehoek: afwijking ten opzichte van de
hoofdbewerkingsrichting (invoerbereik: –90° tot +90°)
AX Uitkraaglengte in X
FH Hoogte van de klauwplaat
FD Diameter van de klauwplaat
Het hangt van de PLC-software van uw machine af of de
gegenereerde schakelfuncties worden verwerkt. Als de
PLC de schakelfuncties niet uitvoert, moet u deze
parameter niet invoeren. Raadpleeg de
machinedocumentatie.
520 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Gereedschapstekst (QT): aan elk gereedschap kan een
gereedschapstekst worden toegewezen die in de
gereedschapslijsten wordt weergegeven. Omdat de
gereedschapsteksten in een afzonderlijke lijst worden bijgehouden,
wordt in QT de verwijzing naar de tekst ingevoerd (zie
"Gereedschapsteksten" op pagina 508).
Snijmateriaal (SS): deze parameter is vereist wanneer u de
snijgegevens uit de technologie-database wilt gebruiken (zie
"Technologie-database" op pagina 538).
Correctiefactoren (CK, FK, DK): deze parameters dienen voor de
gereedschapsspecifieke aanpassingen van de snijwaarden. De
snijgegevens uit de technologie-database worden met de
correctiefactoren vermenigvuldigd voordat ze als voorgestelde
waarden worden ingevoerd.
Aanvullende informatie (PLC): informatie over deze parameter
staat vermeld in het machinehandboek. Dit gegeven kan voor
machinespecifieke instellingen worden gebruikt.
Standtijd (MT, RT): als u het standtijdbeheer gebruikt, legt u in MT
de standtijd van de snijkant van het gereedschap vast. In RT toont
de CNC PILOT de reeds "verbruikte" standtijd.
Aantal stuks (MZ, RZ): Als u het standtijdbeheer gebruikt, legt u in
MZ het aantal werkstukken vast dat met een snijkant van het
gereedschap kan worden vervaardigd. In RZ toont de CNC PILOT
het aantal werkstukken dat reeds met deze snijkant is vervaardigd.
Handwisselsysteem (MTS): definiëren van de
gereedschapsopname
De standtijdbewaking en het tellen van het aantal stuks
worden als alternatief gebruikt.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 521
7.3 Gereedschapsgegevens
Standaard draaigereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Draaigereedschap selecteren
Bij gereedschap met ronde snijplaat: naar dialoog
voor halfronde snijbeitels omschakelen
De gereedschapsoriëntaties TO=1, 3, 5 en 7 maken de invoer van een
instelhoek EW mogelijk. De gereedschapsoriëntaties TO=2, 4, 6, 8
gelden voor neutrale gereedschappen. Met "neutraal" worden
gereedschappen aangeduid die exact op de punt staan. Een van deze
instelmaten heeft bij neutrale gereedschappen betrekking op het
middelpunt van de snijkantradius.
Speciale parameters voor voor- en nabewerkingsgereedschap
CO Snijkanten gebruik positie: de hoofdbewerkingsrichting van
het gereedschap beïnvloedt de oriëntatie van de instelhoek EW
en de punthoek SW (noodzakelijk voor AAG met TURN PLUS).
1: bij voorkeur overlangs
2: bij voorkeur overdwars
3: alleen overlangs
4: alleen overdwars
RS Snijkantradius
EW Instelhoek (bereik: 0° <= EW <= 180°)
SW Punthoek (bereik: 0° <= SW <= 180°)
SUT Gereedschapstype (noodzakelijk voor AAG in TURN PLUS)
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Speciale parameters voor halfronde snijbeitels
RS Snijkantradius
EW Instelhoek (bereik: 0° <= EW <= 180°)
DS Speciale correctie (positie van de speciale correctie: zie
afbeelding)
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Met slijtagecorrectie DX, DZ wordt de slijtage van de
aan het referentiepunt grenzende snijkanten
gecompenseerd. De speciale correctie DS
compenseert de slijtage van de derde snijkantzijde.
522 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Steekgereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Steekgereedschap selecteren
Steekgereedschap wordt gebruikt voor het insteken, afsteken,
steekdraaien en nabewerken (alleen smart.Turn).
Speciale parameters voor steekgereedschap
RS Snijkantradius
SW Gereedschapspunthoek
SB Snijkantbreedte
SL Snijlengte
DS Speciale correctie
SUT Gereedschapstype (noodzakelijk voor AAG in TURN PLUS):
0: insteken
1: afsteken
2: steekdraaien
DN Gereedschapsbreedte
SD Schachtdiameter
ET Maximale insteekdiepte
NL Nuttige lengte
RW Offsethoek (alleen bij B-as)
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Met slijtagecorrectie DX, DZ wordt de slijtage van de
aan het referentiepunt grenzende snijkanten
gecompenseerd. De speciale correctie DS
compenseert de slijtage van de derde snijkantzijde.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 523
7.3 Gereedschapsgegevens
Draadsnijgereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Draadsnijgereedschap selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor draadsnijgereedschap
RS Snijkantradius
SB Snijkantbreedte
EW Instelhoek (bereik: 0° <= EW <= 180°)
SW Punthoek (bereik: 0° <= SW <= 180°)
DN Gereedschapsbreedte
SD Schachtdiameter
ET Maximale insteekdiepte
NL Nuttige lengte
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
524 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Spiraal- en snijplaatboren
Nieuw gereedschap selecteren
Boorgereedschap selecteren
Bij snijplaatboren: naar dialoog voor snijplaatboren
omschakelen
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor spiraalboren
DV Boordiameter
BW Boorhoek: punthoek van de boor
AW Gereedschap aangedreven: deze parameter legt bij boren en
draadtappen vast of bij de cyclusprogrammering
schakelfuncties voor de hoofdspil of het aangedreven
gereedschap worden gegenereerd
0: stilstaand gereedschap
1: aangedreven gereedschap
NL Nuttige lengte
RW Positiehoek: afwijking ten opzichte van de
hoofdbewerkingsrichting (invoerbereik: –90° tot +90°)
AX Uitkraaglengte in X
FH Hoogte van de klauwplaat
FD Diameter van de klauwplaat
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het boren met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de boordiameter
(DV).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 525
7.3 Gereedschapsgegevens
NC-aanboorbeitels
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal boorgereedschap selecteren
NC-aanboorbeitel selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor NC-aanboorbeitels
DV Boordiameter
BW Gereedschapspunthoek
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het boren met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de boordiameter
(DV).
526 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Centerboren
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal boorgereedschap selecteren
Centerboor selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor centerboren
DV Boordiameter
DH Tapdiameter
BW Boorhoek
SW Gereedschapspunthoek
ZA Taplengte
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het boren met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de boordiameter
(DV).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 527
7.3 Gereedschapsgegevens
Verzinkboren
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal boorgereedschap selecteren
Verzinkboor selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor verzinkboren
DV Boordiameter
DH Tapdiameter
ZA Taplengte
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het boren met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de boordiameter
(DV).
528 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Soevereinboren
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal boorgereedschap selecteren
Verzinkboor selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor soevereinboren
DV Boordiameter
DH Tapdiameter
BW Boorhoek
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het boren met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de boordiameter
(DV).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 529
7.3 Gereedschapsgegevens
Draadtap
Nieuw gereedschap selecteren
Draadtap selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor draadtappen
DV Schroefdraaddiameter
HG Spoed
AL Aansnijlengte
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Spoed (HG) wordt verwerkt als de betreffende parameter
niet in de draadtapcyclus is opgegeven.
530 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Standaard freesgereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Freesgereedschap selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor standaard freesgereedschap
DV Freesdiameter
AZ Aantal tanden
DD Correctie freesdiameter
SL Snijlengte
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het frezen met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de
freesdiameter (DV).
De parameter Aantal tanden (AZ) wordt verwerkt bij
G193 Aanzet per tand.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 531
7.3 Gereedschapsgegevens
Draadfreesgereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal freesgereedschap selecteren
Draadfrees selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor draadfreesgereedschap
DV Freesdiameter
AZ Aantal tanden
FB Freesbreedte
HG Spoed
DD Correctie freesdiameter
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het frezen met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de
freesdiameter (DV).
De parameter Aantal tanden (AZ) wordt verwerkt bij
G193 Aanzet per tand.
532 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Hoekfrezen
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal freesgereedschap selecteren
Hoekfrees selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor hoekfrezen
DV (grote) freesdiameter
AZ Aantal tanden
FB Freesbreedte
FB<0: grote freesdiameter vóór
FB\>0: grote freesdiameter achter
FW Freeshoek
DD Correctie freesdiameter
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het frezen met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de
freesdiameter (DV).
De parameter Aantal tanden (AZ) wordt verwerkt bij
G193 Aanzet per tand.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 533
7.3 Gereedschapsgegevens
Freesstiften
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Speciaal freesgereedschap selecteren
Freesstiften selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor freesstiften
DV Freesdiameter
AZ Aantal tanden
SL Snijlengte
FW Freeshoek
DD Correctie freesdiameter
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Bij het frezen met "constante snijsnelheid" wordt het
spiltoerental berekend aan de hand van de
freesdiameter (DV).
De parameter Aantal tanden (AZ) wordt verwerkt bij
G193 Aanzet per tand.
534 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Kartelgereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Kartelgereedschap selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor kartelgereedschap
SL Snijlengte
EW Instelhoek
SB Snijkantbreedte
DN Gereedschapsbreedte
SD Schachtdiameter
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 535
7.3 Gereedschapsgegevens
Meettaster
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Handling-systemen en meettasters selecteren
Meetaster selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor meettasters
SL Snijlengte
TP Selectie van meettaster
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
Die CNC PILOT moet door de machinefabrikant zijn
voorbereid voor het toepassen van 3D-tastsystemen.
536 Gereedschaps- en technologie-database
7.3 Gereedschapsgegevens
Aanslaggereedschap
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Handling-systemen en meettasters selecteren
Aanslaggereedschap selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor aanslaggereedschap
DD Speciale correctie
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 537
7.3 Gereedschapsgegevens
Grijpers
Nieuw gereedschap selecteren
Speciaal gereedschap selecteren
Handling-systemen en meettasters selecteren
Grijper selecteren
De helpschermen verklaren de dimensionering van het gereedschap.
Speciale parameters voor grijper
DD Speciale correctie
Overige gereedschapsparameters: zie Pagina 518
538 Gereedschaps- en technologie-database
7.4 Technologie-database
7.4 Technologie-database
De technologie-database beheert de snijgegevens op basis van de
bewerkingswijze, het materiaal en het snijmateriaal. De afbeelding
hiernaast toont de opbouw van de database. Met elke afzonderlijke
kubus wordt een snijgegevensrecord weergegeven.
In de standaarduitvoering is de technologie-database geschikt voor 9
materiaal-snijmateriaal-combinaties. Optioneel kan de database tot 62
materiaal-snijmateriaal-combinaties worden uitgebreid.
De CNC PILOT bepaalt de criteria als volgt:
Bewerkingswijze: bij de cyclusprogrammering (werkstand Inleren)
is aan elke cyclus en in smart.Turn aan elke unit een
bewerkingswijze toegewezen (zie tabel).
Materiaal: bij de cyclusprogrammering wordt het materiaal in het
TSF-menu en in smart.Turn in de programmakop gedefinieerd.
Snijmateriaal: elke gereedschapsbeschrijving omvat het
snijmateriaal.
Op basis van deze drie criteria opent de CNC PILOT een record met
snijgegevens (in de afbeelding geel weergegeven) en genereert
hieruit het voorstel met technologiegegevens.
Verklaring van de in de afbeelding gebruikte
afkortingen:
Task: bewerkingswijze
WS: materiaal
SS: snijmateriaal
Bewerkingswijzen
Voorboren niet gebruikt
Voorbewerken 2
Nabewerken 3
Draadsnijden 4
Contoursteken 5
Afsteken 6
Centreren 9
Boren 8
Verzinken 9
Ruimen niet gebruikt
Schroefdraad
tappen
11
Frezen 12
Nafrezen 13
Afbramen 14
Graveren 15
Steekdraaien 16
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 539
7.4 Technologie-database
De technologie-editor
De technologie-editor kan vanuit de werkstanden Gereedschapseditor
en smart.Turn worden opgeroepen.
Database-toegang van de volgende combinaties wordt ondersteund:
Materiaal-bewerkingswijze-combinaties (blauw)
Snijmateriaal-bewerkingswijze-combinaties (rood)
Materiaal-snijmateriaal-combinaties (groen)
Materiaal- en snijmateriaalaanduidingen bewerken: de
technologie-editor houdt telkens een lijst met materiaal- en
snijmateriaalaanduidingen bij. U kunt
nieuwe materialen/snijmaterialen invoegen.
de materiaal- resp. snijmateriaalaanduidingen niet wijzigen.
bestaande materiaal-/snijmateriaalaanduidingen wissen. Hierdoor
worden ook de bijbehorende snijgegevens gewist.
Snijgegevens bewerken: de snijgegevens van een materiaal-
snijmateriaal-combinatie worden als "record" aangeduid. U kunt
aan een materiaal-snijmateriaal-combinatie snijgegevens toewijzen
en zo een nieuwe record maken.
snijgegevens van een materiaal-snijmateriaal-combinatie (een
record) wissen.
Zo kunt u de technologie-editor in de werkstanden
Gereedschapseditor oproepen:
Softkey "Andere tabellen" indrukken
Technologie-editor oproepen: softkey
"Technologie editor" indrukken
Verklaring van de in de afbeelding gebruikte
afkortingen:
Task: bewerkingswijze
WS: materiaal
SS: snijmateriaal
Houd bij het wissen van materiaal- of
snijmateriaalaanduidingen rekening met het volgende:
Hierdoor worden ook de bijbehorende snijgegevens
gewist.
De CNC PILOT kan geen snijgegevens bepalen voor de
desbetreffende programma's of gereedschappen. De
reden:
de materiaalaanduidingen worden in de
programmakop van de smartTurn-programma's
opgeslagen.
De snijmateriaalaanduidingen worden samen met de
gereedschapsgegevens opgeslagen.
540 Gereedschaps- en technologie-database
7.4 Technologie-database
Lijst met materialen of snijmaterialen bewerken
Lijst met materialen
Menu-item "Materialen" selecteren. De editor opent
de lijst met de materiaalaanduidingen.
Materiaal toevoegen:
Op de softkey drukken. Materiaalaanduiding invoeren
(maximaal 16 tekens). Het sorteernummer wordt
doorlopend toegekend.
Materiaal wissen:
Op de softkey drukken. Na de gestelde vraag wist de
CNC PILOT het materiaal met alle bijbehorende
snijgegevens.
Lijst met snijmaterialen
Menu-item "Snijmaterialen" selecteren. De editor
opent de lijst met de snijmateriaalaanduidingen.
Snijmateriaal toevoegen:
Op de softkey drukken. Snijmateriaalaanduiding
invoeren (maximaal 16 tekens). Het sorteernummer
wordt doorlopend toegekend.
Snijmateriaal wissen:
Op de softkey drukken. Na de gestelde vraag wist de
CNC PILOT het snijmateriaal met alle bijbehorende
snijgegevens.
Het sorteernummer bepaalt uitsluitend de volgorde binnen de lijst.
Selecteer het sorteernummer, druk op de softkey Veld bewerken en
voer het nieuwe nummer in.
Het uitbreiden van de lijst met materialen of snijmaterialen
levert nog geen snijgegevens op. De record voor
snijgegevens van een nieuwe materiaal-snijmateriaal-
combinatie wordt pas aangemaakt als u deze via de
softkey Nieuwe record aanvraagt.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 541
7.4 Technologie-database
Snijgegevens weergeven/bewerken
Snijgegevens van de bewerkingswijzen weergeven:
Menu-item "Snijgegevens" selecteren. De editor
opent de dialoog voor de selectie van een materiaal-
snijmateriaal-combinatie.
Gewenste combinatie instellen en op OK drukken.
De technologie-editor toont de snijgegevens.
Snijgegevens van de materialen weergeven:
Menu-optie "Extra ..."
"... Tab Materialen" selecteren. De editor opent de
dialoog voor de selectie van een bewerkingswijze-
snijmateriaal-combinatie.
Gewenste combinatie instellen en op OK drukken.
De technologie-editor toont de snijgegevens.
Snijgegevens van de snijmaterialen weergeven:
Menu-optie "Extra ..."
"... Tab Snijmaterialen" selecteren. De editor opent de
dialoog voor de selectie van een materiaal-
bewerkingswijze-combinatie.
Gewenste combinatie instellen en op OK drukken.
De technologie-editor toont de snijgegevens.
De waarde 0 in een record betekent dat er geen waarde
in de unit- of cyclusdialoog wordt overgenomen.
542 Gereedschaps- en technologie-database
7.4 Technologie-database
Snijgegevens bewerken:
Tabel met snijgegevens oproepen.
Met de cursortoetsen het te wijzigen snijgegevensveld selecteren
Op de softkey drukken
Waarde invoeren en met de Enter-toets bevestigen.
Snijgegevens opnieuw aanmaken:
Willekeurige materiaal-snijmateriaal-combinatie instellen.
Op de softkey drukken. De technologie-editor opent
de dialoog "Nieuwe snijgegevens".
De gewenste materiaal-snijmateriaal-combinatie instellen.
Bepalen of een beschikbare materiaal-snijmateriaal-combinatie als
sjabloon moet worden gebruikt. Anders wordt aan alle items de
waarde "0" toegekend.
Met OK de nieuwe snijgegevensrecords aanmaken.
Record met snijgegevens wissen:
Te wissen materiaal-snijmateriaal-combinatie (record) instellen.
Op de softkey drukken. De technologie-editor vraagt
voor de zekerheid of de record moet worden gewist.
Op de softkey drukken. De technologie-editor wist de
record van de opgegeven materiaal-snijmateriaal-
combinatie.
Werkstand Organisatie
544 Werkstand Organisatie
8.1 Werkstand Organisatie
8.1 Werkstand Organisatie
De werkstand Organisatie omvat functies voor de communicatie met
andere systemen, voor gegevensbeveiliging, voor het instellen van
parameters en voor diagnose.
U hebt de volgende functies tot uw beschikking:
Aanmeldsleutel
Sommige parameterinstellingen en functies mogen uitsluitend door
daartoe bevoegd personeel worden uitgevoerd. In dit
bedieningselement vindt de aanmelding van de gebruiker met een
sleutelgetal plaats.
Parameterinstellingen
Met behulp van parameters kunt u de CNC PILOT op uw specifieke
situatie afstemmen. In het bedieningselement User parameters
kunt u de parameters bekijken/wijzigen.
Transfer
De transfer (overdracht) wordt voor de uitwisseling van gegevens
met andere systemen of voor de gegevensbeveiliging toegepast.
Deze functie omvat de in- en uitvoer van programma's, parameters
en gereedschapsgegevens.
Diagnose
Bij "Diagnose" heeft u de beschikking over diagnosefuncties voor
controle van het systeem en als hulpmiddel bij het opsporen van
storingen.
Aanmeldsleutel
Sleutelgetal Mogelijkheden
User parameters wijzigen
Transfer:
Programma's verzenden/
ontvangen
Servicebestanden maken
123 Alle user parameters wijzigen
Transfer
Back-up van parameters
Back-up/restore van
gereedschappen
net123 Instelling van de netwerkconfiguratie
(besturingsnaam / DHCP)
Transfer
Back-up van parameters
Back-up/restore van
gereedschappen
sik Optie-dialoog
Opent de dialoog voor het activeren
van software-opties in SIK (System
Identification Key)
Servicesleutel Config.gegevens bewerken
Diagnosefuncties
Restore van parameters
De functies in config.gegevens en de diagnosefuncties
mogen uitsluitend worden uitgevoerd door het
inbedrijfstellings- en servicepersoneel.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 545
8.2 Parameters
8.2 Parameters
Parameter-editor
De parameterwaarden worden via de zogenoemde configuratie-
editor ingevoerd.
Ieder parameterobject heeft een naam (bijv. CfgDisplayLanguage),
waarmee de functie van de onderliggende parameters wordt
verklaard. Met het oog op unieke identificatie heeft elk object een
zogenoemde key.
Aan het begin van elke regel in de parameterstructuur toont de CNC
PILOT een pictogram met aanvullende informatie voor deze regel. De
pictogrammen hebben de volgende betekenis:
User parameters (gebruikerparameters)
Parameters die van belang zijn voor de "dagelijkse bedrijfsvoering", zijn
als user parameters georganiseerd.
Om de gebruiker in staat te stellen machinespecifieke functies in te
stellen, kan uw machinefabrikant nog andere parameters als
gebruikerparameters beschikbaar stellen.
Bewerken van user parameters
Softkey indrukken en het sleutelgetal 123 invoeren.
Softkey User parameter indrukken
Onderliggende map aanwezig, maar dichtgeklapt
Onderliggende map opengeklapt
Leeg object, kan niet worden opengeklapt
Geïnitialiseerde machineparameter
Niet-geïnitialiseerde (optionele) machineparameter
Kan worden gelezen, maar niet worden bewerkt
Kan niet worden gelezen en niet worden bewerkt
Raadpleeg uw machinehandboek.
546 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Helptekst weergeven
Cursor op de parameter positioneren.
Info-toets indrukken
De parameter-editor opent het venster met informatie over deze
parameter.
Info-toets opnieuw indrukken om het info-venster te
sluiten.
Naar parameters zoeken
Softkey Zoeken indrukken
De zoekcriteria invoeren.
Softkey Zoeken opnieuw indrukken
Parameter-editor verlaten
Softkey Einde indrukken
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 547
8.2 Parameters
Lijst van user parameters
Taalinstelling:
Parameters: Instelling van NC- en PLC-dialoogtaal / ...
... / NC-dialoogtaal (101301)
ENGLISH
GERMAN
CZECH
FRENCH
ITALIAN
SPANISH
PORTUGUESE
SWEDISH
DANISH
FINNISH
DUTCH
POLISH
HUNGARIAN
RUSSIAN
CHINESE
CHINESE_TRAD
SLOVENIAN
KOREAN
NORWEGIAN
ROMANIAN
SLOVAK
TURKISH
... / PLC-dialoogtaal (101302)
Zie NC-dialoogtaal
... / Taal van PLC-foutmeldingen (101303)
Zie NC-dialoogtaal
... / Helptaal (101304)
Zie NC-dialoogtaal
548 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Algemene instellingen:
Parameters: systeem / ... Betekenis
... / Definitie van de voor de weergave geldende maateenheid
(101100) / ...
... / Maateenheid voor weergave en operator-interface
(101101)
metric Metrisch systeem gebruiken
inch Inchsysteem gebruiken
... / Algemene display-instellingen (604800) / ...
... / Asweergave (604803) Type asweergave:
Default
Werkelijke waarde
Nominale waarde
Volgfout
Restweg
.../ Bestandsvoorbeeld bij programmaselectie (604804)
TRUE Bestandsvoorbeeld bij programmaselectie wordt
weergegeven.
FALSE Bestandsvoorbeeld bij programmaselectie wordt niet
weergegeven.
.../ Eindschakelaarwaarschuwingen niet weergeven (604805)
TRUE Er wordt geen eindschakelaar-waarschuwing getoond
wanneer een as op de software-eindschakelaar wordt
gepositioneerd.
FALSE De eindschakelaarwaarschuwing wordt
weergegeven.
... / Instellingen voor automatisch bedrijf (601800) / ...
.../ Standtijdbeheer (601801)
ON Standtijdbewaking actief
OFF Standtijdbewaking niet actief
.../ Programma-verloop met de laatst geselecteerde cyclus
(601809)
ON Bij selectie van het programma-verloop blijft de laatst
geselecteerde cyclus actief
OFF Bij selectie van het programma-verloop is de eerste
cyclus actief
.../ Zoeken naar startregel na startregel beëindigen (601810)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 549
8.2 Parameters
TRUE De programma-uitvoering begint na het zoeken naar
de startregel met de volgende NC-regel
FALSE De programma-uitvoering begint na het zoeken naar
de startregel met de geselecteerde NC-regel
... / Gereedschap opmeten (604600)
Aanzet meting [mm/min] (604602) Aanzetsnelheid voor het benaderen van de meettaster
Meetbaan [mm] (604603) De meettaster moet binnen de meetbaan worden
geactiveerd. Anders volgt er een foutmelding.
... / Instellingen voor werkstand Machine (604900) / ...
.../ Cyclus opslaan zonder simulatie (604903)
TRUE Cyclus kan zonder voorafgaande simulatie of
uitvoering worden opgeslagen
FALSE Cyclus kan alleen met voorafgaande simulatie of
uitvoering worden opgeslagen
.../ Gereedschapswissel met NC-start uitvoeren (604904)
TRUE De gereedschapswissel met de TSF-dialoog wordt
met Cyclusstart uitgevoerd
FALSE De gereedschapswissel wordt met Cyclusstart niet
uitgevoerd
.../ Afzonderlijke TSF-dialogen (604906)
TRUE Invoer van de gegevens voor gereedschapswissel,
toerental en voeding in afzonderlijke dialogen
FALSE TSF-dialoog met invoer van alle snijgegevens
... / Instellingen voor de belastingsbewaking (124700) / ...
.../ Belastingsbewaking activeren (124701)
TRUE De belastingsbewaking is actief
FALSE De belastingsbewaking is niet actief
.../ Factor grenswaarde-1 van de belasting [%] (124702) Deze waarde vermenigvuldigd met de vastgestelde
referentiewaarde van de referentiebewerking levert
grenswaarde-1 van de belasting op.
.../ Factor grenswaarde-2 van de belasting [%] (124703) Deze waarde vermenigvuldigd met de vastgestelde
referentiewaarde van de referentiebewerking levert
grenswaarde-2 van de belasting op.
.../ Factor grenswaarde van de totale belasting [%] (124704) Deze waarde vermenigvuldigd met de vastgestelde
referentiewaarde van de referentiebewerking levert
de grenswaarde van de totale belasting op.
Parameters: systeem / ... Betekenis
550 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Instellingen voor de simulatie:
Parameter: Simulatie / ... Betekenis
... / Algemene instellingen (114800) / ...
... / Herstart met M99 (114801)
ON Simulatie begint weer bij het programmabegin
OFF Simulatie stopt
... / Baanvertraging [s] (114802) Wachttijd na elke baanweergave. Hiermee wordt de
simulatiesnelheid beïnvloed.
... / Software-eindschakelaar actief (114803)
ON Software-eindschakelaar ook bij de simulatie actief
OFF Software-eindschakelaar bij de simulatie niet actief
... / Bewerkingstijden voor NC-functies algemeen (115000) / ... Deze tijden worden als neventijden voor de functie
"Tijdbepaling" gebruikt.
... / Tijdtoeslag voor gereedschapswissel [s] (115001)
... / Tijdtoeslag voor omschakelen van de tandwielkast [s]
(115002)
... / Algemene tijdtoeslag voor M-functies [s] (115003)
... / Bewerkingstijden voor M-functies (115100) / ... Afzonderlijke tijdtoeslagen voor maximaal 20 M-
functies
... / T01 / ...
... / Nummer van de M-functie
... / Bewerkingstijd van de M-functie [s] De tijdbepaling telt deze tijd op bij de "Algemene
tijdtoeslag voor M-functies"
... / T20
... / Vastleggen van de (standaard)venstergrootte (115200) De simulatie stemt de venstergrootte af op het
onbewerkte werkstuk. Als er geen onbewerkt
werkstuk is geprogrammeerd, werkt de simulatie met
de "standaardvenstergrootte".
... / Nulpuntpositie in X [mm] (115201) Afstand van coördinatenoorsprong tot onderste
vensterrand.
... / Nulpuntpositie in Z [mm] (115202) Afstand van coördinatenoorsprong tot linker
vensterrand.
... / Delta X [mm] (115203) Verticale vergroting van het grafisch venster.
... / Delta Z [mm] (115204) Horizontale vergroting van het grafisch venster.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 551
8.2 Parameters
Instellingen voor bewerkingscycli en units:
... / Vastleggen van de (standaard)grootte van het onbewerkte
werkstuk (115300)
Als er in DIN PLUS geen onbewerkt werkstuk is
geprogrammeerd, werkt de simulatie met het
"standaard onbewerkte werkstuk".
... / Buitendiameter [mm] (115301)
... / Lengte onbewerkt werkstuk [mm] (115302)
... / Rechterzijde onbewerkt werkstuk [mm] (115303)
... / Binnendiameter [mm] (115304)
Parameter: Simulatie / ... Betekenis
Parameter: Processing / ... Betekenis
... / Algemene instellingen (602000) / ...
... / Soort toegang tot gereedschap (602001) Vooraf ingestelde waarde voor toegang tot
gereedschap:
0: eerst uit het NC-programma, dan uit de
gereedschapstabel
1: alleen uit het NC-programma
2: eerst uit het NC-programma, dan uit het magazijn
3: eerst uit het NC-programma, dan uit het magazijn,
dan uit de gereedschapstabel
... / Toerentalbegrenzing [omw/mm] (602004) Vooraf ingestelde waarde voor toerentalbegrenzing
... / Veiligheidsafstand buiten (SAR) [mm] (602005) Veiligheidsafstand aan buitenkant van onbewerkt
werkstuk
... / Veiligheidsafstand binnen (SAR) [mm] (602006) Veiligheidsafstand aan binnenkant van onbewerkt
werkstuk
... / Aan buitenkant van bewerkt werkstuk (SAT) [mm]
(602007)
Veiligheidsafstand aan buitenkant van bewerkt
werkstuk
... / Aan binnenkant van bewerkt werkstuk (SIT) [mm]
(602008)
Veiligheidsafstand aan binnenkant van bewerkt
werkstuk
... / G14 voor nieuwe units (602009) Vooraf ingestelde waarde voor
"gereedschapswisselpositie G14".
... / Koelmiddel voor nieuwe units (602010) Vooraf ingestelde waarde voor "Koelmiddel CLT":
0: zonder (koelmiddel)
1: circuit 1 aan
2: koelcircuit 2 aan
... / G60 voor nieuwe units (602011) Vooraf ingestelde waarde voor "veiligheidszone G60".
0: actief
1: niet actief
552 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Veiligheidsafstand G47 [mm] (602012) Vooraf ingestelde waarde voor "veiligheidsafstand
G47".
... / Veiligheidsafstand G147 vlak [mm] (602013) Vooraf ingestelde waarde voor "veiligheidsafstand
SCK".
... / Veiligheidsafstand G147 voedingsrichting [mm]
(602014)
Vooraf ingestelde waarde voor "veiligheidsafstand
SCI".
... / Overmaat in X-richting [mm] (602015) Vooraf ingestelde waarde voor "Overmaat (X) I"
... / Overmaat in Z-richting [mm] (602016) Vooraf ingestelde waarde voor "Overmaat (Z) K"
... / Rotatierichting voor nieuwe units (602017) Vooraf ingestelde waarde voor "Rotatierichting MD"
... / Nulpuntverschuiving (602022)
OFF De AAG genereert geen nulpuntverschuiving.
ON De AAG genereert een nulpuntverschuiving.
... / Voorste rand klauwplaat op hoofdspil (602018) Positie van de voorste rand van de klauwplaat in Z voor
berekening van het werkstuknulpunt
... / Voorste rand klauwplaat bij tegenspil (602019) Positie van de voorste rand van de klauwplaat in Z voor
berekening van het werkstuknulpunt
... / Klauwbreedte bij hoofdspil (602020) Klauwbreedte in Z voor berekening van het
werkstuknulpunt
... / Klauwbreedte bij tegenspil (602021) Klauwbreedte in Z voor berekening van het
werkstuknulpunt
... / Globale parameters bewerkt werkstuk (601900) / ...
... / Max. induikhoek (EKW) [°] (601903) Grenshoek om te kunnen onderscheiden tussen draai-
of steekbewerking
... / Centrisch voorboren (602100) / ...
... / 1e boorgrensdiameter (UBD1) [mm] (602101) Grensdiameter voor de 1e voorboorstap
... / 2e boorgrensdiameter (UBD2) [mm] (602102) Grensdiameter voor de 2e voorboorstap
... / Boorpunthoektolerantie (SWT) [°] (602103) Toegestane afwijking van de boorpunthoek bij schuine
boorbegrenzingselementen
... / Boorovermaat - diameter (BAX) [mm] (602104) Bewerkingsovermaat op boordiameter in X-richting.
radiusmaat
... / Boorovermaat - diepte (BAZ) [mm] (602105) Bewerkingsovermaat op boordiepte in Z-richting.
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 553
8.2 Parameters
... / Benaderen voor voorboren (ANB) (602106) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten voor GS-wissel (ABW) (602106) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Veiligheidsafstand tot onbewerkt werkstuk (SAB) [mm]
(602108)
Veiligheidsafstand tot onbewerkt werkstuk
... / Veiligheidsafstand binnen (SIB) [mm] (602109) Terugloopafstand bij het diepboren "B"
... / Boordiepteverhouding (BTV) (602110) Verhouding voor het controleren van de
voorboorstappen
... / Boordieptefactor (BTF) (602111) Factor voor berekening van de eerste boordiepte bij
diepboren
... / Boordieptereductie (BTR) (602112) Reductie bij diepboren
... / Overstekende lengte - voorboren (ULB) [mm] (602113) Vooraf ingestelde waarde voor "Aan/doorboorl. A"
... / Voorbewerken (602200) / ...
... / Instelhoek - buiten/langs (RALEW) [°] (602201) Instelhoek voorbewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - buiten/langs (RALSW) [°] (602202) Boorpunthoek voorbewerkingsgereedschap
... / Instelhoek - buiten/dwars (RAPEW) [°] (602203) Instelhoek voorbewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - buiten/dwars (RAPSW) [°] (602204) Boorpunthoek voorbewerkingsgereedschap
... / Instelhoek - binnen/langs (RILEW) [°] (602205) Instelhoek voorbewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - binnen/langs (RILSW) [°] (602206) Boorpunthoek voorbewerkingsgereedschap
... / Instelhoek - binnen/dwars (RIPEW) [°] (602207) Instelhoek voorbewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - binnen/dwars (RIPSW) [°] (602208) Boorpunthoek voorbewerkingsgereedschap
... / Bewerking buiten/langs (RAL) (602209) Strategie voor voorbewerken:
0: complete voorbewerking met insteken
1: standaard voorbewerking zonder insteken
Parameter: Processing / ... Betekenis
554 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Bewerking binnen/langs (RIL) (602210) Strategie voor voorbewerken:
0: complete voorbewerking met insteken
1: standaard voorbewerking zonder insteken
... / Bewerking buiten/dwars (RAP) (602211) Strategie voor voorbewerken:
0: complete voorbewerking met insteken
1: standaard voorbewerking zonder insteken
... / Bewerking binnen/dwars (RIP) (602212) Strategie voor voorbewerken:
0: complete voorbewerking met insteken
1: standaard voorbewerking zonder insteken
... / Nevenhoektolerantie (RNWT) [°] (602213) Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap
... / Vrijmaakhoek (RFW) [°] (602214) Minimaal verschil contour – hulpsnijkant
... / Type overmaat (RAA) (602215)
16 Verschillende langs-/dwarsovermaat – geen
afzonderlijke overmaten
144 Verschillende langs-/dwarsovermaat – met
afzonderlijke overmaten
32 Equidistante overmaat - geen afzonderlijke overmaten
160 Equidistante overmaat - met afzonderlijke overmaten
... / Equidistant of langs (RLA) (602216) Equidistante overmaat of langsovermaat
... / Dwarsovermaat (RPA) (602217) Dwarsovermaat
... / Benad./voorbew. buitenkant (ANRA) (602218) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benad./voorbew. binnenkant (ANRI) (602219) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 555
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/voorbew. buitenkt. (ABRA) (602220) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/voorbew. binnenkt (ABRI) (602221) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Dwars-/langsverhouding buiten (PLVA) (602222) Verhouding voor beslissing bewerking overlangs of
overdwars
... / Dwars-/langsverhouding binnen (PLVI) (602223) Verhouding voor beslissing bewerking overlangs of
overdwars
... / Minimale dwarslengte (RMPL) [mm] (602224) Radiusmaat voor bepaling van de bewerkingswijze:
RMPL \> l1: zonder dwars voorbewerken
RMPL < l1: met dwars voorbewerken
RMPL = 0: speciaal geval
... / Dwarshoekafwijking (PWA) [°] (602225) Tolerantiebereik waarin het eerste element als
verticaal element geldt
... / Overstekende lengte - buiten (ULA) [mm] (602226) Lengte waarmee bij de buitenbewerking tot buiten het
eindpunt wordt voorbewerkt.
... / Overstekende lengte - binnen (ULI) [mm] (602227) Lengte waarmee bij de binnenbewerking tot buiten
het eindpunt wordt voorbewerkt.
... / Vrijzetlengte - buiten (RAHL) [mm] (602228) Vrijzetlengte voor afvlakvarianten H = 1 en H = 2
... / Vrijzetlengte - binnen (RIHL) [mm] (602229) Vrijzetlengte voor afvlakvarianten H = 1 en H = 2
... / Snijdiepte-reductiefactor (SRF) (602230) Factor voor het reduceren van de verplaatsing
(snijdiepte). Voor gereedschappen die niet in de
hoofdbewerkingsrichting worden gebruikt
... / Nabewerken (602300) / ...
... / Instelhoek - buiten/langs (FALEW) [°] (602301) Instelhoek nabewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - buiten/langs (FALSW) [°] (602302) Boorpunthoek nabewerkingsgereedschap
... / Instelhoek - buiten/dwars (FAPEW) [°] (602303) Instelhoek nabewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - buiten/dwars (FAPSW) [°] (602304) Boorpunthoek nabewerkingsgereedschap
Parameter: Processing / ... Betekenis
556 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Instelhoek - binnen/langs (FILEW) [°] (602305) Instelhoek nabewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - binnen/langs (FILSW) [°] (602306) Boorpunthoek nabewerkingsgereedschap
... / Instelhoek - binnen/dwars (FIPEW) [°] (602307) Instelhoek nabewerkingsgereedschap
... / Boorpunthoek - binnen/dwars (FIPSW) [°] (602308) Boorpunthoek nabewerkingsgereedschap
... / Bewerking buiten/langs (FAL) (602309) Strategie voor nabewerken:
0: complete nabewerking met optimaal
gereedschap
1: standaardnabewerking; vrijdraaiingen en
draaduitlopen met geschikt gereedschap
... / Bewerking binnen/langs (FIL) (602310) Strategie voor nabewerken:
0: complete nabewerking met optimaal
gereedschap
1: standaardnabewerking; vrijdraaiingen en
draaduitlopen met geschikt gereedschap
... / Bewerking buiten/dwars (FAP) (602311) Strategie voor nabewerken:
0: complete nabewerking met optimaal
gereedschap
1: standaardnabewerking; vrijdraaiingen en
draaduitlopen met geschikt gereedschap
... / Bewerking binnen/dwars (FIP) (602312) Strategie voor nabewerken:
0: complete nabewerking met optimaal
gereedschap
1: standaardnabewerking; vrijdraaiingen en
draaduitlopen met geschikt gereedschap
... / Nevenhoektolerantie (FNWT) [°] (602313) Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap
... / Vrijmaakhoek (FFW) [°] (602314) Minimaal verschil contour – hulpsnijkant
... / Benad./nabew. buitenkant (ANFA) (602315) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benad./nabew. binnenkant (ANFI) (602316) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 557
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/voorbew. buitenkt. (ABFA) (602317) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/nabew. binnenkant (ABFI) (602318) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Min. nabewerkingsdwarsdiepte (FMPL) [mm] (602319) Maat voor bepaling van de bewerkingswijze:
Zonder binnencontour: altijd snijgang overdwars
Met binnencontour, FMPL \>= l1: zonder snijgang
overdwars
Met binnencontour, FMPL \> l1: met snijgang
overdwars
... / Max. Nabewerkings-snijdiepte (FMST) [mm] (602320) Toegestane insteekdiepte voor onbewerkte
draaduitlopen
FMST \> ft: met bewerking van de draaduitloop
FMST <= ft: zonder bewerking van de draaduitloop
... / Aantal omw. bij afkanting/afronding (FMUR) (602321) Minimumaantal omwentelingen, voeding wordt
automatisch gereduceerd.
... / Insteken (602400) / ...
... / Benaderen/insteken buitenkant (ANESA) (602401) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/insteken binnenkant (ANESI) (602402) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
558 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/insteken buitenkant (ABESA) (602403) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/insteken binnenkant (ABESI) (602404) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/contoursteken buitenkant (ANKSA) (602405) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/contoursteken binnenkant (ANKSI) (602406) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/contoursteken buitenkant (ABKSA) (602407) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/contoursteken binnenkant (ABKSI) (602408) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Steekbreedtedeler (SBD) (602409) Waarde voor selectie van het gereedschap bij
contoursteken met lineaire elementen op de bodem
van de insteek
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 559
8.2 Parameters
... / Type overmaat (KSAA) (602410) Overmaat bij contoursteken met terugvallende
contouren. Gestandaardiseerde insteken worden in
één bewerking gereed gestoken.
16 Verschillende langs-/dwarsovermaat – geen
afzonderlijke overmaten
144 Verschillende langs-/dwarsovermaat – met
afzonderlijke overmaten
32 Equidistante overmaat - geen afzonderlijke overmaten
160 Equidistante overmaat - met afzonderlijke overmaten
... / Equidistant of langs (KSLA) (602411) Equidistante overmaat of langsovermaat
... / Dwarsovermaat (KSPA) (602412) Dwarsovermaat
... / Steekbreedtefactor (SBF) (602413) Factor voor bepaling van de maximale verspringing van
het gereedschap
... / Insteken/nabewerken (602414) Verloop van de nabewerkingssneden:
1: asparallelle bodemelementen in het midden
opdelen (gedrag tot nu toe)
2: doorbewegen met vrijzetten
... / Draadsnijden (602500) / ...
... / Benaderen/buiten - schroefdraad (ANGA) (602501) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/binnen - schroefdraad (ANGI) (602502) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten /buiten - schroefdraad (ABBS) (602503) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
560 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/binnen - schroefdraad (ABGI) (602504) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Schroefdraadaanlooplengte (GAL) [mm] (602505) Vooraf ingestelde waarde voor "aanlooplengte B"
... / Schroefdraaduitlooplengte (GUL) [mm] (602506) Vooraf ingestelde waarde voor "uitlooplengte P"
... / Meten (602600) / ...
... / Meetlusteller (MC) (602602) Geeft aan met welke intervallen wordt gemeten.
... / Meetvrijzetlengte in Z (MLZ) (602603) Vrijzetlengte in Z
... / Meetvrijzetlengte in X (MLX) (602604) Vrijzetlengte in X
... / Meetovermaat (MA) (602605) Overmaat op het te meten element
... / Lengte van meetsnede (MSL) (602606) Lengte van meetsnede
... / Boren (602700) / ...
... / Benaderen/voorkant - boren (ANBS) (602701) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/mantelvlak - boren (ANBM) (602702) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/voorkant - boren(ABBS) (602703) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 561
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/mantelvlak - boren (ABBM) (602704) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Veiligheidsafstand binnen (SIBC) [mm] (602705) Terugloopafstand bij het diepboren "B"
... / Aangedreven boorgereedschap (SBC) (602706) Veiligheidsafstand voor aangedreven gereedschappen
... / Niet-aangedr. Boorgereedschap (SBCF) (602707) Veiligheidsafstand voor niet-aangedreven
gereedschappen
... / Aangedreven draadtap (SGC) (602708) Veiligheidsafstand voor aangedreven gereedschappen
... / Niet-aangedr. Draadtap (SGCF) (602709) Veiligheidsafstand voor niet-aangedreven
gereedschappen
... / Boordieptefactor (BTCF) (602710) Factor voor berekening van de eerste boordiepte bij
diepboren
... / Boordieptereductie (BTRC) [mm] (602711) Reductie bij diepboren
... / Diametertolerantie/boor (BDT) [mm] (602712) Voor keuze van boorgereedschap
... / Frezen (602800) / ...
... / Benaderen/voorkant- frezen (ANMS) (602801) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Benaderen/mantelvlak - frezen (ANMM) (602802) Strategie voor benaderen:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Vrijzetten/voorkant - frezen (ABMS) (602803) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Parameter: Processing / ... Betekenis
562 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
... / Vrijzetten/mantelvlak - frezen (ABMM) (602804) Strategie voor vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
... / Veiligheidsafstand in voedingsrichting (SMZ) [mm]
(602805)
Afstand tussen startpositie en bovenkant van te frezen
object
... / Veiligheidsafstand in freesr. (SME) [mm] (602806) Afstand tussen te frezen contour en freesflank
... / Overmaat in freesrichting (MEA) [mm] (602807) Overmaat
... / Overmaat in voedingsrichting (MZA) [mm] (602808) Overmaat
... / ExpertPrograms / ...
... / Expertprogramma's (606800) / ... Subprogramma's die op de machineconfiguratie zijn
afgestemd
... / Parameterlijst Key van de parameterlijst
... / Parameterlijsten voor expertprogramma's (606900) / ...
... / Naam van het expertprogramma Naam van het expertprogramma zonder opgave van
pad
... / Parameter Waarde van de parameter
Parameter: Processing / ... Betekenis
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 563
8.2 Parameters
Toelichting op de belangrijkste
bewerkingsparameters (processing)
Algemene instellingen
Globale technologieparameters – veiligheidsafstanden
Van bewerkingsparameters wordt bij het genereren van
werkschema's (TURN PLUS) en diverse bewerkingscycli
gebruikgemaakt.
Globale veiligheidsafstanden
Toerentalbegrenzing [SMAX]
Globale toerentalbegrenzing. U kunt in de "Programmakop" van
het TURN PLUS-programma een kleinere toerentalbegrenzing
definiëren
Aan buitenkant van onbewerkt werkstuk [SAR]
Aan binnenkant van onbewerkt werkstuk [SIR]
TURN PLUS houdt rekening met SAR/SIR:
bij alle draaibank-/voorbewerkingen
bij centrisch voorboren
Aan buitenkant van bewerkt deel [SAT]
Aan binnenkant van bewerkt deel [SIT]
TURN PLUS houdt rekening met SAT/SIT bij voorbewerkte
werkstukken voor:
nabewerken
steekdraaien
contoursteken
insteken
schroefdraad snijden
meten
G14 voor nieuwe units
Standaardinstelling voor de asvolgorde (start-unit: parameter
GWW) waarmee de gereedschapswisselpositie wordt benaderd:
geen as
0: simultaan
1: eerst X, dan Z
2: eerst Z, dan X
3: alleen X
4: alleen Z
564 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Koelmiddel voor nieuwe units
Standaardinstelling voor het koelmiddel (start-unit: parameter
CLT):
0: zonder koelmiddel
1: koelmiddelcircuit 1 aan
2: koelmiddelcircuit 2 aan
Veiligheidszone "G60" voor nieuwe units
Standaardinstelling voor de veiligheidszone (start-unit:
parameter G60):
0: actief
1: niet actief
Globale veiligheidsafstand G47
Standaardinstelling voor de globale veiligheidsafstand (start-
unit: parameter G47)
Globale veiligheidsafstand G147 in het vlak
Standaardinstelling voor de globale veiligheidsafstand in het
vlak (start-unit: parameter SCK)
Globale veiligheidsafstand G147 in de voedingsrichting
Standaardinstelling voor de globale veiligheidsafstand in de
voedingsrichting (start-unit: parameter SCI)
Globale overmaat in X-richting
Standaardinstelling voor de globale veiligheidsafstand in
X-richting (start-unit: parameter I)
Globale overmaat in Z-richting
Standaardinstelling voor de globale veiligheidsafstand in
X-richting (start-unit: parameter K)
Rotatierichting voor nieuwe units
Vooraf ingestelde spilrotatierichting MD bij het maken of openen
van een nieuwe unit (tab "Tool")
Voorste rand klauwpl. op hoofdspil
Z-positie van de voorste klauwplaatrand voor berekening van
het werkstuknulpunt (AAG)
Voorste rand klauwpl. op tegenspil
Z-positie van de voorste klauwplaatrand voor berekening van
het werkstuknulpunt (AAG)
Klauwbreedte bij hoofdspil
Klauwbreedte in Z-richting voor berekening van het
werkstuknulpunt (AAG).
Klauwbreedte bij tegenspil
Klauwbreedte in Z-richting voor berekening van het
werkstuknulpunt (AAG).
Globale veiligheidsafstanden
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 565
8.2 Parameters
Globale parameters bewerkt werkstuk
Centrisch voorboren
Centrisch voorboren – gereedschapskeuze
Het voorboren geschiedt in maximaal 3 stappen:
1e voorboorstap (grensdiameter UBD1)
2e voorboorstap (grensdiameter UBD2)
Afboorstap
Afboren vindt plaats bij: dimin <= UBD2
Gereedschapskeuze: db = dimin
Benamingen in de afbeeldingen:
db1, db2: boordiameter
DB1max: maximale binnendiameter 1. Boorstap
DB2max: maximale binnendiameter 2. Boorstap
dimin: minimale binnendiameter
Globale parameters bewerkt werkstuk
Max. induikhoek [EKW]
Grenshoek bij instekende contourgedeeltes om te kunnen
onderscheiden tussen draai- of steekbewerking (mtw =
contourhoek).
EKW \> mtw: vrijdraaiing
EKW <= mtw: niet-gedefinieerde insteek (geen
vormelement)
Gereedschapskeuze
1e boorgrensdiameter [UBD1]
1e voorboorstap: indien UBD1 < DB1max
Gereedschapskeuze: UBD1 <= db1 <= DB1max
2e boorgrensdiameter [UBD2]
2e voorboorstap: indien UBD2 < DB2max
Gereedschapskeuze: UBD2 <= db2 <= DB2max
566 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
BBG (boorbegrenzingselementen): contourelementen die door
UBD1/UBD2 worden gesneden
Centrisch voorboren – overmaten
UBD1/UBD2 zijn niet van belang wanneer de
hoofdbewerking "centrisch voorboren" met de
subbewerking "afboren" in overeenstemming wordt
gebracht (zie gebruikershandboek smart.Turn en DIN-
programmering).
Voorwaarde: UBD1 \> UBD2
UBD2 moet een volgende binnenbewerking met
boorstangen toestaan.
Overmaten
Boorpunthoektolerantie [SWT]
Wanneer het boorbegrenzingselement een afschuining is,
zoekt TURN PLUS eerst een spiraalboor met bijbehorende
boorpunthoek. Als er geen geschikte spiraalboor beschikbaar
is, wordt er voorgeboord met een snijplaatboor. Met SWT
wordt de toelaatbare afwijking van de boorpunthoek
vastgelegd.
Boorovermaat – diameter [BAX]
Bewerkingsovermaat op boordiameter (X-richting –
radiusmaat).
Boorovermaat – diepte [BAZ]
Bewerkingsovermaat op boordiepte (Z-richting).
BAZ wordt niet aangehouden, wanneer
een volgende nabewerking aan de binnenzijde vanwege
een te kleine diameter niet mogelijk is.
bij zakboringen in de afboorstap "dimin < 2* UBD2" is.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 567
8.2 Parameters
Centrisch voorboren – benaderen/vrijzetten
Centrisch voorboren – veiligheidsafstanden
Benaderen en vrijzetten
Benaderen voor voorboren [ANB]
Vrijzetten voor gereedschapswissel [ABW]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand tot het onbewerkte werkstuk [SAB]
Veiligheidsafstand binnenkant [SIB]
Terugloopafstand bij het langgatboren ("B" bij G74).
568 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Centrisch voorboren – bewerking
voorbewerken
Voorbewerken – gereedschapsnormen
Bovendien geldt:
Allereerst wordt standaard-voorbewerkingsgereedschap gebruikt.
Alternatief wordt gereedschap gebruikt dat een complete
bewerking mogelijk maakt.
Bewerking
Boordiepteverhouding [BTV]
TURN PLUS controleert de 1e en 2e boorstap. Boorstap. De
voorboorstap wordt uitgevoerd bij:
BTV <= BT / dmax
Boordieptefactor [BTF]
1e boordiepte bij diepboorcyclus (G74):
bt1 = BTF * db
Boordieptereductie [BTR]
Reductie bij diepboorcyclus (G74):
bt2 = bt1 – BTR
Overstekende lengte – voorboren [ULB]
Doorboorlengte
Gereedschapsnormen
Instelhoek – buiten/langs [RALEW]
Boorpunthoek – buiten/langs [RALSW]
Instelhoek – buiten/dwars [RAPEW]
Boorpunthoek – buiten/dwars [RAPSW]
Instelhoek – binnen/langs [RILEW]
Boorpunthoek – binnen/langs [RILSW]
Instelhoek – binnen/dwars [RIPEW]
Boorpunthoek – binnen/dwars [RIPSW]
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 569
8.2 Parameters
Voorbewerken – bewerkingsnormen
Voorbewerken – gereedschapstoleranties
Voor de gereedschapskeuze geldt:
Instelhoek (EW): EW \>= mkw (mkw: stijgende contourhoek)
Instel- (EW) en boorpunthoek (SW): NWmin < (EW+SW) < NWmax
Nevenhoek (RNWT): RNWT = NWmax – NWmin
Bewerkingsnormen
Standaard/compleet – buiten/langs [RAL]
Standaard/compleet – binnen/langs [RIL]
Standaard/compleet – buiten/dwars [RAP]
Standaard/compleet – binnen/dwars [RIP]
Invoer bij RAL, RIL, RAP, RIP:
0: complete voorbewerking met insteken. TURN PLUS zoekt
een gereedschap voor de complete bewerking.
1: standaard voorbewerking zonder insteken
Gereedschapstoleranties
Nevenhoektolerantie (RNWT)
Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap
Vrijmaakhoek [RFW]
Minimaal verschil contour – hulpsnijkant
570 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Voorbewerken – overmaten
Voorbewerken – benaderen en vrijzetten
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Overmaten
Type overmaat [RAA]
16: verschillende langs-/dwarsovermaat – geen afzonderlijke
overmaten
144: verschillende langs-/dwarsovermaat – met afzonderlijke
overmaten
32: equidistante overmaat - geen afzonderlijke overmaten
160: equidistante overmaat - met afzonderlijke overmaten
Equidistant of langs [RLA]
Equidistante overmaat of langsovermaat
Geen of dwars [RPA]
Dwarsovermaat
Benaderen en vrijzetten
Benaderen voorbewerken buitenkant [ANRA]
Benaderen voorbewerken binnenkant [ANRI]
Vrijzetten voorbewerken buitenkant [ABRA]
Vrijzetten voorbewerken binnenkant [ABRI]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 571
8.2 Parameters
Voorbewerken – bewerkingsanalyse
TURN PLUS bepaalt aan de hand van PLVA/PLVI of er een langs- of
dwarsbewerking wordt uitgevoerd.
Bewerkingsanalyse
Dwars-/langsverhouding buiten [PLVA]
PLVA <= AP/AL: bewerking overlangs
PLVA \> AP/AL: bewerking overdwars
Dwars-/langsverhouding binnen [PLVI]
PLVI <= IP/IL: bewerking overlangs
PLVI \> IP/IL: bewerking overdwars
Minimale dwarslengte [RMPL] (radiuswaarde)
Bepaalt of het voorste verticale element van de buitencontour
van een bewerkt werkstuk dwars wordt voorbewerkt.
RMPL \> l1: zonder extra dwars voorbewerken
RMPL < l1: met extra dwars voorbewerken
RMPL = 0: speciaal geval
Dwarshoekafwijking [PWA]
Het eerste voorste element geldt als verticaal element,
wanneer het binnen +PWA en –PWA ligt.
572 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Voorbewerken – bewerkingscycli
Bewerkingscycli
Overstekende lengte buiten [ULA]
Lengte waarmee bij de buitenbewerking in langsrichting tot
buiten het eindpunt wordt voorbewerkt. ULA wordt niet
aangehouden wanneer de snijbegrenzing voor of binnen de
overstekende lengte ligt.
Overstekende lengte binnen [ULI]
Lengte waarmee bij de binnenbewerking in langsrichting tot
buiten het eindpunt wordt voorbewerkt. ULI wordt niet
aangehouden wanneer de snijbegrenzing vóór of binnen de
overstekende lengte ligt.
Wordt gebruikt bij de berekening van de boordiepte bij
centrisch voorboren.
Vrijzetlengte buiten [RAHL]
Vrijzetlengte voor afvlakvarianten (H=1, 2) van de
voorbewerkingscycli (G810, G820) bij de buitenbewerking
(RAHL).
Vrijzetlengte binnen [RIHL]
Vrijzetlengte voor afvlakvarianten (H=1, 2) van de
voorbewerkingscycli (G810, G820) bij de binnenbewerking
(RIHL).
Snijdiepte-reductiefactor [SRF]
Bij het voorbewerken met gereedschap dat niet in de
hoofdbewerkingsrichting wordt toegepast, wordt de
verplaatsing (snijdiepte) gereduceerd.
Verplaatsing (P) voor de voorbewerkingscycli (G810, G820):
P = ZT * SRF
(ZT: aanzet uit de technologie-database)
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 573
8.2 Parameters
Nabewerken – nabewerkingsnormen
Bewerkingsnormen
Instelhoek – buiten/langs [FALEW]
Boorpunthoek – binnen/langs [FILEW]
Instelhoek – buiten/dwars [FAPEW]
Boorpunthoek – binnen/dwars [FIPEW]
Gereedschapsselectie:
allereerst wordt standaard-nabewerkingsgereedschap
gebruikt.
Als met het standaard-nabewerkingsgereedschap de
vormelementen vrijdraaiingen (vorm FD) en draaduitlopen
(vorm E, F, G) niet kunnen worden bewerkt, dan worden de
vormelementen achtereenvolgens uitgeschakeld. TURN
PLUS probeert herhalend de "restcontour" te bewerken. De
uitgeschakelde vormelementen worden daarna afzonderlijk
met het juiste gereedschap bewerkt.
Standaard/compleet – buiten/langs [FAL]
Standaard/compleet – binnen/langs [FIL]
Standaard/compleet – buiten/dwars [FAP]
Standaard/compleet – binnen/dwars [FIP]
Bewerking van de contourgedeeltes bij:
Complete: TURN PLUS zoekt het optimale gereedschap voor
bewerking van het complete contourgedeelte.
Standaard:
Wordt allereerst met standaard-
nabewerkingsgereedschap uitgevoerd. Vrijdraaiingen en
draaduitlopen worden met geschikt gereedschap bewerkt.
Als het standaard-nabewerkingsgereedschap niet geschikt
is voor vrijdraaiingen en draaduitlopen, maakt TURN PLUS
onderscheid tussen standaardbewerkingen en bewerking
van de vormelementen.
Als de onderverdeling in standaard- en
vormelementbewerking geen succes heeft, schakelt
TURN PLUS om naar "complete bewerking".
574 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Nabewerken – gereedschapstoleranties
Voor de gereedschapskeuze geldt:
Instelhoek (EW): EW \>= mkw
(mkw: stijgende contourhoek)
Instel- (EW) en boorpunthoek (SW):
NWmin < (EW+SW) < NWmax
Nevenhoek (FNWT): FNWT = NWmax – NWmin
Nabewerken – gereedschapstoleranties
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Gereedschapstoleranties
Nevenhoektolerantie (FNWT)
Tolerantiebereik voor hulpsnijkant van gereedschap
Vrijmaakhoek [FFW]
Minimaal verschil contour – hulpsnijkant
Benaderen en vrijzetten
Benaderen nabewerken buitenkant [ANFA]
Benaderen nabewerken binnenkant [ANFI]
Vrijzetten nabewerken buitenkant [ABFA]
Vrijzetten nabewerken binnenkant [ABFI]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 575
8.2 Parameters
Nabewerken – bewerkingsanalyse
Bewerkingsanalyse
Minimale dwarslengte [FMPL]
TURN PLUS onderzoekt het voorste element van de
buitencontour die moet worden nabewerkt. Hierbij geldt:
Zonder binnencontour: altijd met extra snijgang overdwars
Met binnencontour – FMPL \>= l1: zonder extra snijgang
overdwars
Met binnencontour – FMPL < l1: met extra snijgang
overdwars
Maximale nabewerkings-snijdiepte [FMST]
Met FMST wordt de toelaatbare insteekdiepte voor
onbewerkte draaduitlopen vastgelegd. De nabewerkingscyclus
(G890) bepaalt aan de hand van deze parameter of
draaduitlopen (vorm E, F, G) tijdens het nabewerken van de
contour worden bewerkt. Hierbij geldt:
FMST \> ft: met bewerking van de draaduitloop (ft:
draaduitloopdiepte)
FMST <= ft: zonder bewerking van de draaduitloop
Aantal omwentelingen bij afschuining of afronding [FMUR]
De voeding wordt zover gereduceerd dat minstens FMUR
omwentelingen worden uitgevoerd (verwerking:
nabewerkingscyclus G890).
Voor FMPL geldt:
De extra dwarssnede wordt van buiten naar binnen
uitgevoerd.
De "dwarshoekafwijking PWA" heeft geen invloed op de
analyse van de verticale elementen.
576 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Insteken en contoursteken
Insteken en contoursteken – benaderen en vrijzetten
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Insteken en contoursteken – gereedschapskeuze, overmaten
Benaderen en vrijzetten
Benaderen insteken buitenkant [ANESA]
Benaderen insteken binnenkant [ANESI]
Vrijzetten insteken buitenkant [ABESA]
Vrijzetten insteken binnenkant [ABESI]
Benaderen contoursteken buitenkant [ANKSA]
Benaderen contoursteken binnenkant [ANKSI]
Vrijzetten contoursteken buitenkant [ABKSA]
Vrijzetten contoursteken binnenkant [ABKSI]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Gereedschapskeuze, overmaten
Steekbreedtedeler [SBD]
Als er bij de bewerkingswijze contoursteken alleen lineaire
elementen beschikbaar zijn, maar er is geen asparallel element
op de bodem van de insteek, vindt de gereedschapskeuze
plaats op basis van de "steekbreedtedeler SBD".
SB <= b / SBD
(SB: breedte steekgereedschap; b: breedte
bewerkingsgedeelte)
Type overmaat [KSAA]
Het te bewerken steekgedeelte kan van overmaten worden
voorzien. Als er overmaten zijn vastgelegd, wordt de insteek
voorgestoken en in een tweede bewerking nabewerkt. Invoer:
16: verschillende langs-/dwarsovermaat – geen afzonderlijke
overmaten
144: verschillende langs-/dwarsovermaat – met afzonderlijke
overmaten
32: equidistante overmaat - geen afzonderlijke overmaten
160: equidistante overmaat - met afzonderlijke overmaten
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 577
8.2 Parameters
Insteken en contoursteken – bewerking
Verwerking: DIN PLUS
Equidistant of langs [KSLA]
Equidistante overmaat of langsovermaat
Geen of dwars [KSPA]
Dwarsovermaat
Met de overmaten wordt bij de bewerkingswijze
contoursteken bij terugvallende contouren rekening
gehouden.
Gestandaardiseerde insteken (bijv.: vorm D, S, A)
worden in één bewerking gereed gestoken. Een
onderverdeling in voorbewerken en nabewerken is
alleen mogelijk bij DIN PLUS.
Gereedschapskeuze, overmaten
Bewerking
Steekbreedtefactor [SBF]
Met SBF wordt de maximale verspringing bij de steekcycli
G860, G866 bepaald:
esb = SBF * SB
(esb: effectieve steekbreedte; SB: breedte steekgereedschap)
578 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Draadsnijden
Schroefdraad snijden – benaderen en vrijzetten
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Schroefdraad snijden – bewerking
Benaderen en vrijzetten
Benaderen buiten – schroefdraad [ANGA]
Benaderen binnen – schroefdraad [ANGI]
Vrijzetten buiten – schroefdraad [ABGA]
Vrijzetten binnen – schroefdraad [ABGI]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
Bewerking
Schroefdraadaanlooplengte [GAL]
Aanloop vóór de draadaansnijding.
Schroefdraaduitlooplengte [GUL]
Uitloop (overloop) na de draadsnijgang.
GAL/GUL worden als schroefdraadattributen
"aanlooplengte B / uitlooplengte P" overgenomen, als ze
niet als attributen ingevoerd zijn.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 579
8.2 Parameters
Meten
De meetparameters worden als attribuut aan de passingelementen
toegewezen.
Boren
Boren – benaderen en vrijzetten
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Boren – veiligheidsafstanden
Meetprocedure
Meetlusteller [MC]
Geeft aan met welke intervallen moet worden gemeten
Meetvrijzetlengte in Z [MLZ]
Z-afstand voor vrijzetbeweging
Meetvrijzetlengte in X [MLX]
X-afstand voor vrijzetbeweging
Meetovermaat [MA]
Overmaat die zich nog op het te meten element bevindt.
Lengte van meetsnede [MSL]
Benaderen en vrijzetten
Benaderen voorkant [ANBS]
Benaderen mantelvlak [ANBM]
Vrijzetten voorkant [ABGA]
Vrijzetten mantelvlak [ABBM]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
580 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand binnenkant [SIBC]
Terugloopafstand bij het langgatboren ("B" bij G74).
Aangedreven boorgereedschap [SBC]
Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor
aangedreven gereedschap.
Niet-aangedreven boorgereedschap [SBCF]
Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor niet-
aangedreven gereedschap.
Aangedreven draadtappen [SGC]
Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor
aangedreven gereedschap.
Niet-aangedreven draadtappen [SGCF]
Veiligheidsafstand aan voorkant en mantelvlak voor niet-
aangedreven gereedschap.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 581
8.2 Parameters
Boren – bewerking
De parameters gelden voor het boren met de langgatboorcyclus (G74).
Frezen
Frezen – benaderen en vrijzetten
Er wordt met spoedgang (G0) benaderd en vrijgezet.
Bewerking
Boordieptefactor [BTFC]
1e boordiepte: bt1 = BTFC * db
(db: boordiameter)
Boordieptereductie [BTRC]
2e boordiepte: bt2 = bt1 – BTRC
De overige boorstappen worden dienovereenkomstig
gereduceerd.
Diametertolerantie boor [BDT]
Voor keuze van boorgereedschap (centerboor, aanboorbeitel,
verzinkboor, getrapte boor, conische ruimer).
Boordiameter: DBmax = BDT + d (DBmax: maximale
boordiameter)
Gereedschapskeuze: DBmax \> DB \> d
Benaderen en vrijzetten
Benaderen voorkant [ANMS]
Benaderen mantelvlak [ANMM]
Vrijzetten voorkant [ABMS]
Vrijzetten mantelvlak [ABMM]
Strategie voor benaderen/vrijzetten:
1: X- en Z-richting gelijktijdig
2: eerst in X-, dan in Z-richting
3: eerst in Z-, dan in X-richting
6: meeslepen, X- vóór Z-richting
7: meeslepen, Z- vóór X-richting
582 Werkstand Organisatie
8.2 Parameters
Frezen – veiligheidsafstanden en overmaten
Veiligheidsafstanden en overmaten
Veiligheidsafstand in aanzetrichting [SMZ]
Afstand tussen startpositie en bovenkant van te frezen object.
Veiligheidsafstand in freesrichting [SME]
Afstand tussen te frezen contour en freesflank.
Overmaat in freesrichting [MEA]
Overmaat in aanzetrichting [MZA]
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 583
8.3 Transfer
8.3 Transfer
De werkstand "Transfer" wordt ten behoeve van de
gegevensbeveiliging en voor de gegevensuitwisseling via
netwerken of USB-apparaten toegepast. Daar waar verderop van
"bestanden" wordt gesproken, worden programma's, parameters of
gereedschapsgegevens bedoeld. De volgende bestandstypen worden
verzonden:
Programma's (cyclusprogramma's, smart.Turn-programma's, DIN-
hoofd- en subprogramma's, ICP-contourbeschrijvingen)
Parameter
Gereedschapsgegevens
Gegevensbeveiliging
HEIDENHAIN adviseert u de op de CNC PILOT gemaakte
programma's en gereedschapsgegevens regelmatig op een extern
apparaat op te slaan.
U moet ook de parameters opslaan. Omdat deze niet vaak worden
gewijzigd, hoeven ze alleen te worden opgeslagen indien dit
noodzakelijk is.
Gegevensuitwisseling met TNCremo
Als aanvulling op de machinebesturing CNC PILOT biedt HEIDENHAIN
het pc-programma TNCremo aan. Met dit programma is vanaf een pc
toegang tot de gegevens van de besturing mogelijk.
Externe toegang
Met de softkey EXTERNE TOEGANG kan de toegang via de LSV-2-
interface worden vrijgegeven of geblokkeerd.
Externe toegang toestaan/blokkeren:
Werkstand Organisatie selecteren
Verbinding met de besturing toestaan: softkey
EXTERNE TOEGANG op AAN zetten. De TNC staat
de toegang tot gegevens via de LSV-2-interface toe.
Verbinding met de besturing blokkeren: softkey
EXTERNE TOEGANG op UIT zetten. De TNC
blokkeert de toegang via de LSV-2-interface
De machinefabrikant kan de externe
toegangsmogelijkheden configureren. Raadpleeg uw
machinehandboek.
584 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Verbindingen
Verbindingen kunnen via een netwerk (Ethernet) of met een USB-
gegevensdrager tot stand worden gebracht. De data-overdracht vindt
plaats via de Ethernet- of de USB-interface.
Netwerk (via Ethernet): de CNC PILOT ondersteunt SMB-
netwerken (Server Message Block, WINDOWS) en NFS-netwerken
(Network File Service).
USB-gegevensdragers worden direct op de besturing aangesloten.
De CNC PILOT gebruikt alleen de eerste partitie op een USB-
gegevensdrager.
De werkstand Organisatie selecteren en u met het sleutelgetal
"net123" aanmelden.
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Softkey Verbindingen selecteren
Softkey Netwerk indrukken
De CNC PILOT opent de dialoog "Netwerkverbinding". In deze dialoog
worden de instellingen voor het verbindingsdoel uitgevoerd.
Softkey Config. indrukken (alleen met aanmelding).
De dialoog van de Netwerkconfiguratie wordt
geopend.
Let op: Botsingsgevaar !
Andere netwerkgebruikers kunnen NC-programma's van
de CNC PILOT overschrijven. Zorg er bij de inrichting van
het netwerk voor dat alleen bevoegde personen toegang
tot de CNC PILOT hebben.
U kunt op een aangesloten USB-gegevensdrager of
netwerkstation ook nieuwe mappen maken. Druk hiervoor
op de softkey Transfer-map maken en voer een mapnaam
in.
De besturing toont alle actieve verbindingen in een
selectievenster. Als er nog submappen in een map staan,
kunt u deze ook openen en selecteren.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 585
8.3 Transfer
Ethernet-interface CNC PILOT 620
Instellingen netwerkconfiguratie
Naam van besturing - computernaam van de besturing
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)
OFF: de overige netwerkinstellingen moeten handmatig worden
uitgevoerd. Statisch IP-adres.
ON: de netwerkinstellingen worden automatisch door een DHCP-
server opgehaald.
Instellingen voor DHCP OFF
IP-adres
Subnetmasker
Broadcast
Gateway
Instellingen netwerkverbinding (SMB)
Protocol
SMB - Windows-netwerk
IP-adres host/hostnaam - computernaam of IP-adres van de
doelcomputer.
Hostvrijgave - naam van vrijgave op de doelcomputer. (Sharename)
Gebruikersnaam - voor aanmelding op de doelcomputer.
Werkgroep/domein - naam van werkgroep of domein.
Wachtwoord - voor aanmelding op de doelcomputer.
Instellingen netwerkverbinding (NFS)
Protocol
NFS
IP-adres host - IP-adres van de doelcomputer.
Hostvrijgave - naam van vrijgave op de doelcomputer. (Sharename)
rsize - .
wsize -
time0 -
soft -
Selectie projectmap: de CNC PILOT leest en schrijft alle gegevens in
een vast ingestelde projectmap. Elke projectmap is een spiegelbeeld
van de mappenstructuur van de besturing. Selecteer een projectmap
waarmee de verbinding tot stand wordt gebracht. Als er in het doelpad
nog geen projectmap aanwezig is, wordt deze tijdens het verbinden
aangemaakt.
Softkeys netwerkconfiguratie
Maakt, indien er een verbinding is,
in het doelpad een map met de
gewenste naam aan.
Opent de dialoog
Netwerkconfiguratie.
Opent de dialoog
Netwerkverbinding testen en start
een PING naar het ingestelde doel.
Maakt een lijst met alle
netwerkgegevens in een venster.
Verbreekt een bestaande
netwerkverbinding. Als er een USB-
gegevensdrager actief is, wordt
naar deze verbinding
omgeschakeld.
Hiermee wordt de verbinding tot
stand gebracht, wordt
omgeschakeld naar de laatst
geselecteerde projectmap.
Keert terug naar het softkeymenu
met de Transfer-functies.
586 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Ethernet-interface CNC PILOT 640
Inleiding
De besturing is standaard voorzien van een Ethernet-kaart, om de
besturing als client in uw netwerk op te nemen. De besturing verzendt
gegevens via de Ethernet-kaart met
het smb-protocol (server message block) voor Windows-
besturingssystemen, of
de TCP/IP-protocolfamilie (Transmission Control Protocol/Internet
Protocol) en met behulp van NFS (Network File System). De
besturing ondersteunt ook het NFS V3-protocol, waarmee hogere
datatransmissiesnelheden gerealiseerd kunnen worden
Aansluitingsmogelijkheden
U kunt de Ethernet-kaart van de besturing via de RJ45-aansluiting in
uw netwerk opnemen of rechtstreeks op een pc aansluiten. De
aansluiting is galvanisch gescheiden van de besturingselektronica.
De maximale kabellengte tussen de besturing en een
knooppunt is afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de
kabel, de ommanteling en het type netwerk.
Wanneer u de besturing rechtstreeks op een pc aansluit,
moet u een gekruiste kabel gebruiken.
Laat de besturing door een netwerkspecialist
configureren.
Houd er rekening mee dat de besturing een automatische
warme start uitvoert, wanneer u het IP-adres van de
besturing verandert.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 587
8.3 Transfer
Besturing configureren
Algemene netwerkinstellingen
Druk op de softkey DEFINE NET voor het invoeren van algemene
netwerkinstellingen. Tab Computernaam is actief:
Selecteer de tab Interfaces voor het invoeren van de interface-
instellingen:
Instelling Betekenis
Primaire
interface
Naam van de Ethernet-interface die in uw
bedrijfsnetwerk moet worden opgenomen.
Alleen actief wanneer er in de
besturingshardware een optionele, tweede
Ethernet-interface beschikbaar is
Computernaam Naam waarmee de besturing in uw
bedrijfsnetwerk zichtbaar moet zijn
Hostbestand Alleen voor speciale toepassingen vereist:
naam van een bestand waarin toewijzingen
tussen IP-adressen en computernamen zijn
gedefinieerd
Instelling Betekenis
Interfacelijst Lijst met de actieve Ethernet-interfaces. Een
van de vermelde interfaces selecteren (met de
muis of pijltoetsen)
Knop Activeren:
geselecteerde interface activeren (X in kolom
Actief)
Knop Deactiveren:
geselecteerde interface deactiveren (- in
kolom Actief)
Knop Configureren:
configuratiemenu openen
IP-forwarding
toestaan
Deze functie moet standaard gedeactiveerd
zijn.
Functie alleen activeren wanneer er voor
diagnosedoeleinden extern via de besturing
toegang noodzakelijk is tot de optioneel
aanwezige tweede Ethernet-interface van de
besturing. Alleen in overleg met de
servicedienst activeren
588 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Selecteer de knop Configureren om het configuratiemenu te
openen:
Instelling Betekenis
Status Interface actief:
verbindingsstatus van de geselecteerde
Ethernet-interface
Naam:
naam van de interface die u op dit moment
configureert
Stekkerverbinding:
nummer van de stekkerverbinding van deze
interface op de logica-eenheid van de
besturing
Profiel Hier kunt u een profiel aanmaken of selecteren
waarin alle in dit venster getoonde instellingen
zijn vastgelegd. HEIDENHAIN stelt twee
standaardprofielen beschikbaar:
DHCP-LAN:
instellingen voor de standaard Ethernet-
interface die in een standaard bedrijfsnetwerk
moeten werken
MachineNet:
instellingen voor de tweede, optionele
Ethernet-interface voor configuratie van het
machinenetwerk
Met behulp van de bijbehorende knoppen
kunnen de profielen worden opgeslagen,
geladen en gewist
IP-adres Optie IP-adres automatisch opvragen:
de besturing moet het IP-adres van de DHCP-
server opvragen
Optie IP-adres handmatig instellen:
IP-adres en subnetmasker handmatig
definiëren. Invoer: vier door een punt
gescheiden getalwaarden, bijv. 160.1.180.20
en 255.255.0.0
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 589
8.3 Transfer
Wijzigingen met de knop OK overnemen of met knop Afbreken niet
accepteren
Selecteer de tab Internet:
Domain Name
Server (DNS)
Optie DNS automatisch opvragen:
de besturing moet het IP-adres van de
Domain Name Server automatisch opvragen
Optie DNS handmatig configureren:
IP-adressen van de server en domeinnaam
handmatig invoeren
Default-
gateway
Optie Default GW automatisch opvragen:
de besturing moet de default-gateway
automatisch opvragen
Optie Default GW handmatig configureren:
IP-adressen van de default-gateway
handmatig invoeren
Instelling Betekenis
Instelling Betekenis
Proxy Directe verbinding met het internet/NAT:
Internetaanvragen worden door de besturing
doorgezonden naar de default-gateway en
moeten daar via Network Address Translation
worden doorgezonden (bijv. bij directe
aansluiting op een modem)
Proxy gebruiken:
adres en poort van de internet-router in het
netwerk definiëren, bij de netwerkbeheerder
opvragen
Tele-onderhoud De machinefabrikant configureert hier de server
voor tele-onderhoud. Wijzigingen uitsluitend in
overleg met uw machinefabrikant uitvoeren
590 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Selecteer de tab Ping/Routing voor het invoeren van de ping- en
routing-instellingen:
Selecteer de tab NFS UID/GID voor het invoeren van gebruikers- en
groeps-ID's:
Selecteer de tab DHCP-server om de DHCP-serverinstellingen van
het machinenetwerk te configureren.
Instelling Betekenis
Ping In het invoerveld Adres: het IP-nummer
invoeren waarvan u een netwerkverbinding wilt
controleren. Invoer: vier door een punt
gescheiden getalwaarden, bijv. 160.1.180.20.
Als alternatief kunt u ook de computernaam
invoeren waarvan u de verbinding wilt
controleren
Knop Start: start de controle, de besturing
toont statusinformatie in het pingveld
Knop Stop: controle beëindigen
Routing Voor netwerkspecialisten: statusinformatie van
het besturingssysteem over actuele routing
Knop Actualiseren:
routing actualiseren
Instelling Betekenis
UID/GID voor
NFS-shares
instellen
User ID:
definitie met welke user-identificatie de
eindgebruiker in het netwerk toegang tot
bestanden heeft. Waarde bij de
netwerkspecialist opvragen
Group ID:
definitie met welke groepsidentificatie u in
het netwerk toegang tot bestanden hebt.
Waarde bij de netwerkspecialist opvragen
De configuratie van de DHCP-server is met een
wachtwoord beveiligd. Neem a.u.b. contact op met uw
machinefabrikant.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 591
8.3 Transfer
Instelling Betekenis
DHCP-server
actief op:
IP-adressen vanaf:
definitie vanaf welk IP-adres de besturing de
pool van de dynamische IP-adressen moet
afleiden. De grijze waarden neemt de
besturing over uit het statische IP-adres van
de gedefinieerde Ethernet-interface, deze
kunnen niet worden gewijzigd.
IP-adressen tot:
definitie tot welk IP-adres de besturing de
pool van de dynamische IP-adressen moet
afleiden.
Lease Time (uren):
tijd gedurende welke het dynamische IP-
adres voor een client gereserveerd moet
blijven. Als zich binnen deze tijd een client
aanmeldt, dan kent de besturing weer
hetzelfde dynamische IP-adres toe.
Domeinnaam:
hier kunt u, indien nodig, een naam voor het
machinenetwerk definiëren. Is noodzakelijk
wanneer bijv. in het machinenetwerk en het
externe netwerk dezelfde namen zijn
toegekend.
DNS naar extern doorsturen:
wanneer IP Forwarding actief is (tab
Interfaces) kunt u, wanneer de optie actief
is, vastleggen dat de naamresolutie voor
apparaten op het machinenetwerk ook door
het externe netwerk kan worden gebruikt.
DNS naar extern doorsturen:
wanneer IP Forwarding actief is (tab
Interfaces) kunt u, wanneer de optie actief
is, vastleggen dat de DNS-verzoeken van
apparaten binnen het machinenetwerk ook
naar de naamserver van het externe netwerk
moeten worden doorgestuurd, voor zover de
DNS-server van de MC het verzoek niet kan
beantwoorden.
Knop Status:
overzicht van de apparaten oproepen die in
het machinenetwerk een dynamisch IP-adres
hebben. Bovendien kunt u instellingen voor
deze apparaten uitvoeren
Knop Uitgebreide opties:
uitgebreide instelmogelijkheden voor de
DNS-/DHCP-server.
Knop Standaardwaarden instellen:
fabrieksinstellingen instellen.
592 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
De voor de apparatuur specifieke netwerkinstellingen
Druk op de softkey Netwerk voor de invoer van de
apparaatspecifieke netwerkinstellingen. Er kunnen willekeurig veel
netwerkinstellingen worden vastgelegd, maar er kunnen slechts
maximaal 7 netwerkinstellingen tegelijkertijd beheerd worden
Instelling Betekenis
Netwerkstation Lijst met alle gekoppelde netwerkstations.
In de kolommen toont de besturing de
desbetreffende status van de
netwerkverbindingen:
Mount:
netwerkstation gekoppeld/niet gekoppeld
Auto:
netwerkstation moet automatisch/
handmatig worden gekoppeld
Type:
type netwerkverbinding. Mogelijk zijn cifs
en nfs
Station:
aanduiding van het station op de besturing
ID:
interne ID waarmee wordt aangegeven
dat u meerdere verbindingen via een
mount-point hebt gedefinieerd
Server:
naam van de server
Vrijgavenaam:
naam van de directory op de server
waartoe de besturing toegang moet
hebben
Gebruiker:
naam van de gebruiker op het netwerk
Wachtwoord:
netwerkstation wel of niet met
wachtwoord beveiligd
Wachtwoord vragen?Wachtwoord vragen?:
bij het verbinden wel/niet om wachtwoord
vragen
Opties:
weergave van extra verbindingsopties
Via de knoppen beheert u de
netwerkstations.
Om netwerkstations toe te voegen, gebruikt
u de knop Toevoegen: de besturing start dan
de verbindingswizard waarin u via
dialoogvensters alle benodigde gegevens
kunt invoeren
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 593
8.3 Transfer
USB-verbinding
De werkstand Organisatie selecteren en de USB-gegevensdrager
aansluiten op de USB-interface van de CNC PILOT.
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Softkey Verbindingen selecteren
Softkey USB indrukken
De CNC PILOT opent de dialoog USB. In deze dialoog worden de
instellingen voor het verbindingsdoel uitgevoerd.
Met de softkeys kan een USB-gegevensdrager
worden afgekoppeld of opnieuw worden
aangesloten.
Softkeys USB-verbinding
Maakt op de USB-gegevensdrager
een map met de gewenste naam aan.
Verbreekt de verbinding met de USB-
gegevensdrager en bereidt het
apparaat voor om te worden
verwijderd.
Maakt toegang tot bestanden
mogelijk die niet correct in een
projectmap zijn opgeslagen.
Selecteert de eerder met de
cursortoetsen geselecteerde
projectmap.
Keert terug naar het softkeymenu
met de Transfer-functies.
In principe moeten de meeste USB-apparaten op de
besturing kunnen worden aangesloten. In sommige
gevallen (bijv. bij lange kabels tussen bedieningspaneel en
hostcomputer) wordt een USB-apparaat mogelijk niet
correct door de besturing herkend. Gebruik in een dergelijk
geval een ander USB-apparaat.
594 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Mogelijkheden van de data-overdracht
Met de CNC PILOT worden DIN-programma’s, DIN-subprogramma's,
cyclusprogramma’s en ICP-contouren in verschillende directory’s
beheerd. Bij de keuze van de "programmagroep" wordt automatisch
naar de desbetreffende directory geschakeld.
Parameters en gereedschapsgegevens worden onder de bij Back-
upnaam ingevoerde bestandsnaam als zipbestand in de map "para"
resp. "tool" op de besturing opgeslagen. Dit back-upbestand kan dan
naar een projectmap op het externe apparaat worden verzonden.
De volgende Transfer-functies zijn beschikbaar:
Programma's: bestanden verzenden en ontvangen
Parameterback-up maken, verzenden en ontvangen
Parameter-restore: parameterback-up weer inlezen
Gereedschapsback-up maken, verzenden en ontvangen
Gereedschap-restore: gereedschapsback-up weer inlezen
Servicegegevens maken en verzenden
Gegevensback-up maken: back-up van alle gegevens in een
projectmap opslaan
Vrije selectie extern: selecteert vrij programmabestanden van een
USB-opslagmedium
Additionele functies: importeren van cyclus- en DIN-programma's
van de MANUALplus 4110, importeren van gereedschapsgegevens
van de CNC PILOT 4290
Transfer-map
De gegevensoverdracht van de besturing naar een externe
gegevensdrager is alleen in eerder gemaakte transfer-mappen
mogelijk. In elke transfer-map worden de bestanden in dezelfde
mappenstructuur opgeslagen als op de besturing.
Transfer-mappen kunnen alleen direct in het geselecteerde
netwerkpad resp. de root-directory van de USB-gegevensdrager
worden gebruikt.
Mappenstructuur - opslag van bestanden
Ordner Bestandstypen
\\dxf Tekeningen in DXF-formaat
\\gtb Bewerkingsvolgordes (TURN PLUS)
\\gti ICP-contourbeschrijvingen
*.gmi (te draaien contour)
*.gmr (contour onbewerkt
werkstuk)
*.gms (voorkant C-as)
*.gmm (mantelvlak C-as)
\\gtz Cyclusprogramma's (Inleren)
*.gmz
\\ncps DIN-programma's (smart.Turn)
*.nc (hoofdprogramma's)
*.ncs (subprogramma's)
\\para Parameterback-upbestanden
PA_*.zip (parameters)
\\table Parameterback-upbestanden
TA*.zip (tabellen)
\\tool Gereedschapsback-upbestanden
TO*.zip (gereedschaps- en
technologiegegevens)
\\pictures Afbeeldingsbestanden voor
subprogramma's
*.bmp/png/jpg
\\data Servicebestanden
Service*.zip
Als er programmabestanden in een andere werkstand
zijn geopend, worden deze niet overschreven.
Het inlezen van gereedschapsgegevens en parameters
is alleen mogelijk wanneer bij het programma-verloop
geen programma is gestart.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 595
8.3 Transfer
Programma’s (bestanden) verzenden
Keuze van programmagroep
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Softkey Verbindingen selecteren
Softkey USB indrukken
Softkey Netwerk indrukken
De projectmap selecteren en vervolgens de softkey
Selectie (USB) of
Koppelen (netwerk) indrukken.
Terug naar de gegevensselectie.
Naar programmatransfer schakelen.
Selectie van programmatypen openen.
DIN-programma's (of andere programmatypen) voor
de transfer activeren.
Softkeys selectie programmagroepen
*.nc: DIN- en smart.Turn-
hoofdprogramma's. Transfer zoekt in
de programma's naar
subprogramma's en biedt aan deze
ook te verzenden.
*.ncs: DIN- en smart.Turn-
subprogramma's. Helpschermen die
aan de subprogramma's zijn
toegewezen, worden ook verzonden.
*.gmz: cyclusprogramma's. Transfer
zoekt in de programma's naar
subprogramma's en ICP-contouren
en biedt aan deze ook te verzenden.
ICP-contouren voor
cyclusprogramma's
*.gmi (te draaien contour)
*.gmr (contour onbewerkt
werkstuk)
*.gms (voorkant C-as)
*.gmm (mantelvlak C-as)
Maakt de selectie mogelijk van
programmabestanden van de USB-
gegevensdrager, zonder
gebruikmaking van een projectmap.
Maskering van de bestandsnamen
binnen de geselecteerde
programmagroep.
596 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Selectie van het programma
De CNC PILOT toont in het linkervenster de bestandenlijst van de
besturing. Indien een verbinding actief is, worden in het
rechtervenster de bestanden van het externe apparaat getoond. Met
de cursortoetsen schakelt u om tussen het linker- en rechtervenster.
Bij het selecteren van de programma's plaatst u de cursor op het
gewenste programma en drukt u op de softkey Markeren, of markeert
u alle programma's met de softkey Alles markeren.
Gemarkeerde programma’s worden met een kleur aangeduid. U kunt
de markeringen wissen door opnieuw te markeren.
De CNC PILOT toont de bestandsgrootte en het laatste
wijzigingstijdstip van het programma in de lijst, als de lengte van de
bestandsnaam dit toelaat.
Bij DIN-programma’s/-subprogramma's kunt u bovendien met de
softkey Programma-aanzicht het NC-programma "bekijken".
De overdracht van de bestanden wordt met de softkey Verzenden
resp. Ontvangen gestart.
Tijdens de overdracht toont de CNC PILOT de volgende informatie in
een transfervenster (zie afbeelding):
Naam van het programma dat op dat moment wordt verzonden.
Als een bestand al op de doellocatie aanwezig is, vraagt de CNC
PILOT of het bestand moet worden overschreven. U kunt ook het
overschrijven voor alle volgende bestanden activeren.
Indien de CNC PILOT bij de overdracht heeft geconstateerd dat er
bestanden zijn gekoppeld met de te verzenden gegevens
(subprogramma's, ICP-contouren), dan wordt er een dialoog geopend
met de mogelijkheid om de gekoppelde bestanden in een lijst op te
nemen en te verzenden.
Projectbestanden verzenden
Als u bestanden uit een project wilt verzenden, kunt u met de softkey
"Project" het projectbeheer van de besturing openen en het
desbetreffende project selecteren (zie "Projectbeheer" op pagina 131).
Softkeys programmaselectie
Markeert alle bestanden in het
actuele venster.
Markeert of demarkeert het bestand
op de cursorpositie en verplaatst de
cursor één positie omlaag.
Opent een DIN-hoofd- of
subprogramma om te lezen.
Met de softkey Project intern kunt u uw projecten
beheren en complete projectmappen verzenden (zie ook
"Projectbeheer" op pagina 131).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 597
8.3 Transfer
Parameters verzenden
Er wordt in twee stappen een back-up van parameters gemaakt:
Parameterback-up maken: de parameters worden in zipbestanden
samengevoegd en op de besturing opgeslagen.
Parameterback-upbestanden verzenden/ontvangen
Restore van parameters: de opgeslagen back-up terugzetten naar
de actieve gegevens van de CNC PILOT (alleen bij aanmelding).
Selectie van parameters
Er kan ook zonder een bestaande verbinding met de externe
gegevensdrager een parameterback-up worden gemaakt.
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Parametertransfer openen.
Parameterback-upgegevens
Een parameterback-up bevat alle parameters en tabellen van de CNC
PILOT, behalve de gereedschaps- en technologiegegevens.
Pad en bestandsnaam van de back-upbestanden:
Configgegevens: \\para\\PA_*.zip
Tabellen: \\table\\TA_*.zip
In het transfervenster wordt altijd alleen de map "para" getoond, het
bijbehorende bestand in "table" wordt altijd ook gemaakt en
verzonden.
De overdracht van de bestanden wordt met de softkey Verzenden
resp. Ontvangen gestart.
Softkeys parameter-transfer
Hiermee worden alle gemarkeerde
bestanden van de besturing naar het
externe apparaat verzonden.
Hiermee worden alle op het externe
apparaat gemarkeerde bestanden
ontvangen.
Wissen van alle gemarkeerde
bestanden na beantwoording van de
bevestigingsvraag (alleen met
aanmelding).
Maken van een parameterback-
uprecord als zipbestand.
Gegevens uit de geselecteerde back-
uprecord in het actieve
besturingssysteem teruglezen (alleen
met aanmelding).
Markeert alle bestanden in het
actuele venster.
Markeert of demarkeert het bestand
op de cursorpositie en verplaatst de
cursor één positie omlaag.
598 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Gereedschapsgegevens verzenden
Er wordt in twee stappen een back-up van gereedschapsgegevens
gemaakt:
Gereedschapsback-up maken: de parameters worden in
zipbestanden samengevoegd en op de besturing opgeslagen.
Gereedschapsback-upbestanden verzenden/ontvangen
Restore van gereedschappen: de opgeslagen back-up terugzetten
naar de actieve gegevens van de CNC PILOT (alleen bij aanmelding).
Selectie gereedschappen
Er kan ook zonder een bestaande verbinding met de externe
gegevensdrager een gereedschapsback-up worden gemaakt.
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Gereedschaptransfer openen.
Gereedschapsback-upgegevens
U kunt bij een gereedschapsback-up selecteren of u een back-up van
alle gereedschappen of afzonderlijke gereedschappen wilt maken.
Deze selecteert u uit de gereedschapslijst of uit de revolvertabel:
Softkey Gereedschapsback-up indrukken
Gereedsch lijst openen
Revolvertabel openen
Gereedschappen markeren
Selectie overnemen
De CNC PILOT In dit selectievenster kunt u vastleggen van welke
gereedschapsgegevens u een back-up wil maken.
Softkeys gereedschap-transfer
Hiermee worden alle gemarkeerde
bestanden van de besturing naar het
externe apparaat verzonden.
Hiermee worden alle op het externe
apparaat gemarkeerde bestanden
ontvangen.
Wissen van alle gemarkeerde
bestanden na beantwoording van de
bevestigingsvraag (alleen met
aanmelding).
Maken van een gereedschapsback-
uprecord als zipbestand.
Gegevens uit de huidige
geselecteerde back-uprecord in het
actieve besturingssysteem
teruglezen (alleen met aanmelding).
Markeert alle bestanden in het
actuele venster.
Markeert of demarkeert het bestand
op de cursorpositie en verplaatst de
cursor één positie omlaag.
Bestandstype ZIP of HTT selecteren.
De gereedschapsgegevens kunnen
ook direct als HTT-bestand (bijv. van
een voorinstelapparaat van een
gereedschap) worden verzonden.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 599
8.3 Transfer
Selectie voor de inhoud van back-upbestanden:
Gereedschappen
Gereedschapsteksten
Technologiegegevens
Taster
Gereedschapshouder
Pad en bestandsnaam van de back-upbestanden:
\\bck\\tool\\TO_*.zip
De overdracht van de bestanden wordt met de softkey Verzenden
resp. Ontvangen gestart.
Bij het terugzetten van back-upgegevens worden alle beschikbare
back-ups getoond. Met de softkey Gereedsch lijst kunt u
afzonderlijke gereedschappen uit een back-upbestand selecteren.
Uit het back-upbestand kunt u selecteren welke
gereedschapsgegevens u wilt inlezen.
600 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Servicebestanden
Servicebestanden bevatten diverse logbestanden die door de
servicedienst bij het opsporen van storingen kunnen worden gebruikt.
Alle belangrijke gegevens worden als zipbestand opgenomen in een
servicebestandrecord.
Pad en bestandsnaam van de back-upbestanden:
\\data\\SERVICEx.zip ("x" geeft een volgnummer aan)
De CNC PILOT maakt het servicebestand altijd met het nummer "1"
aan. Reeds bestaande bestanden worden hernoemd met de
nummers "2-5". Een reeds bestaand bestand met nummer "5" wordt
gewist.
Servicebestanden maken: de informatie wordt in een zip-bestand
samengevat en op de besturing opgeslagen.
Servicebestanden verzenden
Selectie Service
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Transfer van servicegegevens openen
Servicebestanden opslaan
Er kunnen ook zonder een bestaande verbinding met de externe
gegevensdrager servicebestanden worden gemaakt.
Softkey Servicebestanden maken indrukken
Bestandsnaam invoeren waaronder het servicebestand wordt
opgeslagen
Softkey Opslaan indrukken
Softkeys transfer van servicebestanden
Hiermee worden alle gemarkeerde
bestanden van de besturing naar het
externe apparaat verzonden.
Wissen van alle gemarkeerde
bestanden na beantwoording van de
bevestigingsvraag (alleen met
aanmelding).
Markeert alle bestanden in het
actuele venster.
Markeert of demarkeert het bestand
op de cursorpositie en verplaatst de
cursor één positie omlaag.
Maken van een servicebestandrecord
als zipbestand.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 601
8.3 Transfer
Gegevensback-up maken
Bij een gegevensback-up worden de volgende stappen uitgevoerd:
Kopiëren van de programmabestanden naar de transfer-map
NC-hoofdprogramma's
NC-subprogramma's (met afbeeldingen)
Cyclusprogramma's
ICP-contouren
Maken van een parameterback-up en kopiëren van de back-
upbestanden van "\\para" en "\\table" naar de projectmap.
(PA_Backup.zip, TA_Backup.zip)
Maken van een gereedschapsback-up en kopiëren van alle
gereedschapsback-ups uit "\\tool" naar de projectmap
(TO_Backup.zip)
Servicebestanden worden niet gemaakt en gekopieerd.
Selectie gegevensback-up
Softkey indrukken en aanmeldsleutel invoeren.
Softkey Transfer indrukken.
Transfer gegevensback-up openen.
Softkeys gegevensback-up
Start de gegevensback-up in een
complete transfer-map.
Aanwezige bestanden worden zonder
bevestigingsvraag overschreven.
De gegevensback-up kan met de softkey Afbreken
worden afgebroken. De deelback-up die al begonnen is,
wordt beëindigd.
602 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
NC-programma's uit voorgaande besturingen
importeren
De programmaformaten van de eerdere besturingen MANUALplus
4110 en CNC PILOT 4290 wijken af van het formaat van de CNC
PILOT 640. U kunt de programma's van eerdere besturingen echter
aanpassen aan de nieuwe besturing met de programma-converter.
Deze converter maakt deel uit van de CNC PILOT. De converter voert
de vereiste aanpassingen voor zover mogelijk automatisch uit.
Overzicht van de converteerbare NC-programma's:
MANUALplus 4110
Cyclusprogramma's
ICP-contourbeschrijvingen
DIN-programma's
CNC PILOT 4290: DIN PLUS-programma's
TURN PLUS-programma's van de CNC PILOT 4290 kunnen niet
worden geconverteerd.
NC-programma's van de aangesloten gegevensdrager
importeren
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Menu met de additionele functies openen.
Menu met de importfuncties openen.
Selectie van cyclusprogramma's of ICP-contouren
van de MANUALplus 4110 (*.gtz).
Selectie van DIN-programma's ...
... van de MANUALplus 4110 (*.nc/ *.ncs).
Selectie van DIN-programma's ...
... van de CNC PILOT 4290 (*.nc/ *.ncs).
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 603
8.3 Transfer
Met de cursortoetsen de directory selecteren,
vervolgens met de Enter-toets naar het
rechtervenster schakelen.
Met de cursortoets het te converteren NC-programma selecteren.
Alle NC-programma's markeren.
Importfilter voor de conversie van het programma
resp. de programma's in het formaat van de CNC
PILOT starten.
Cyclusprogramma's converteren
MANUALplus 4110 en CNC PILOT 640 gebruiken verschillende
concepten voor het gereedschapsbeheer, de technologiegegevens,
etc. Bovendien omvatten de cycli van de CNC PILOT 640 meer
parameters dan de cycli van de MANUALplus 4110.
Let op de volgende punten:
Gereedschapsoproep: het overnemen van het T-nummer is
afhankelijk van de vraag of een "Multifix-programma" (T-nummer
met 2 posities) of "revolverprogramma" (T-nummer met 4 posities)
aanwezig is.
T-nummer met 2 posities: het T-nummer wordt als "ID"
overgenomen en als T-nummer wordt "T1" ingevoerd.
T-nummer met 4 posities (Tddpp): de beide eerste posities van
het T-nummer (dd) worden als "ID" en de beide laatste posities
(pp) als "T" overgenomen.
Gereedschapswisselpositie benaderen: de converter voert in
gereedschapswisselpositie G14 de instelling "geen as" in. In de
4110 wordt deze parameter niet gebruikt.
Veiligheidsafstand: de converter voert de in parameter "Algemene
instellingen" gedefinieerde veiligheidsafstanden in de velden
Veiligheidsafstand G47, ... SCI, ... in SCK in.
Bij geïmporteerde cyclusprogramma's, ICP-
contourbeschrijvingen, DIN-programma's en DIN-
subprogramma's wordt de naam voorafgegaan door
"CONV_...". Bovendien past de CNC PILOT de extensie aan
en importeert de NC-programma's in de juiste directory's.
604 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
M-functies worden ongewijzigd overgenomen.
Oproep van ICP-contouren: de converter voegt bij de oproep van
een ICP-contour "CONV_..." aan het begin van de naam toe.".
Oproep van DIN-cycli: de converter voegt bij de oproep van een
DIN-cyclus "CONV_..." aan het begin van de naam toe.".
DIN-programma's converteren
Bij DIN-programma’s moet behalve met de verschillende concepten
voor het gereedschapsbeheer, de technologiegegevens, etc. ook nog
rekening worden gehouden met de contourbeschrijving en de
programmering van variabelen.
Let op de volgende punten bij de conversie van DIN-programma's
van de MANUALplus 4110:
Gereedschapsoproep: het overnemen van het T-nummer is
afhankelijk van de vraag of een "Multifix-programma" (T-nummer
met 2 posities) of "revolverprogramma" (T-nummer met 4 posities)
aanwezig is.
T-nummer met 2 posities: het T-nummer wordt als "ID"
overgenomen en als T-nummer wordt "T1" ingevoerd.
T-nummer met 4 posities (Tddpp): de beide eerste posities van
het T-nummer (dd) worden als "ID" en de beide laatste posities
(pp) als "T" overgenomen.
Beschrijving onbewerkt werkstuk: een beschrijving van het
onbewerkte werkstuk G20/G21 van de 4110 wordt een
ONBEWERKT HULPWERKSTUK op de CNC PILOT 640.
Contourbeschrijvingen: bij 4110-programma's volgt na de
bewerkingscycli de contourbeschrijving. Bij de conversie wordt de
contourbeschrijving naar een HULPCONTOUR geconverteerd. De
bijbehorende cyclus in het gedeelte BEWERKING verwijst dan naar
deze hulpcontour.
Programmeren van variabelen: variabelen-toegang tot
gereedschapsgegevens, machinematen, D-correcties,
parametergegevens alsmede gebeurtenissen kunnen niet worden
geconverteerd. Deze programmareeksen moeten worden
aangepast.
M-functies worden ongewijzigd overgenomen.
Inch of metrisch: de converter kan het maatsysteem van het 4110-
programma niet vaststellen. Daarom wordt er ook geen
maatsysteem in het doelprogramma ingevoerd. Dit moet alsnog
door de gebruiker worden gedaan.
HEIDENHAIN adviseert geconverteerde NC-programma's
aan te passen aan de specifieke kenmerken van de CNC
PILOT en deze te controleren voordat de programma's
worden gebruikt voor de productie.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 605
8.3 Transfer
Let op de volgende punten bij de conversie van DIN-programma's
van de CNC PILOT 4290:
Gereedschapsoproep (T-commando's van het programmadeel
REVOLVER):
T-commando's die een verwijzing naar de gereedschapsdatabase
bevatten, worden ongewijzigd overgenomen (bijv.: T1 ID"342-
300.1").
T-commando's die gereedschapsgegevens bevatten, kunnen niet
worden geconverteerd.
Programmeren van variabelen: variabelen-toegang tot
gereedschapsgegevens, machinematen, D-correcties,
parametergegevens alsmede gebeurtenissen kunnen niet worden
geconverteerd. Deze programmareeksen moeten worden
aangepast.
M-functies worden ongewijzigd overgenomen.
Namen van externe subprogramma's: de converter voegt bij de
oproep van een extern subprogramma "CONV_..." aan het begin van
de naam toe.".
Als het DIN-programma niet-converteerbare elementen
bevat, dan wordt de desbetreffende NC-regel als
commentaar opgeslagen. Vóór dit commentaar wordt het
begrip "WAARSCHUWING" geplaatst. Afhankelijk van de
situatie wordt de niet-converteerbare functie in de
commentaarregel overgenomen, of volgt de niet-
converteerbare NC-regel na het commentaar.
HEIDENHAIN adviseert geconverteerde NC-programma's
aan te passen aan de specifieke kenmerken van de CNC
PILOT en deze te controleren voordat de programma's
worden gebruikt voor de productie.
606 Werkstand Organisatie
8.3 Transfer
Gereedschapsgegevens van de CNC PILOT 4290
importeren
Het formaat van de gereedschapslijst van de CNC PILOT 4290 wijkt af
van het formaat van de CNC PILOT 640. U kunt
gereedschapsgegevens met de programma-converter aan de nieuwe
besturing aanpassen.
Gereedschapsgegevens van de aangesloten gegevensdrager
importeren
Softkey Transfer indrukken (bij aanmelding)
Menu met de additionele functies openen.
Menu met de importfuncties openen.
Softkey Gereedschappen indrukken.
Met de cursortoetsen de directory selecteren,
vervolgens met de Enter-toets naar het
rechtervenster schakelen.
Met de cursortoets de gereedschapsgegevens selecteren.
Alle gereedschapsgegevens markeren.
Importfilter voor de conversie starten.
De CNC PILOT 640 genereert voor elk geïmporteerd bestand een
tabel met de naam CONV_*.HTT. U kunt dit met behulp van de Restore-
functie inlezen wanneer u het bestandsmasker op het bestandstype
*.htt instelt.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 607
8.4 Service-pack
8.4 Service-pack
Indien wijzigingen of uitbreidingen van de besturingssoftware
noodzakelijk zijn, stelt uw machinefabrikant een service-pack
beschikbaar. In de regel wordt het service-pack met behulp van een
USB-geheugenstick van 1 GB (of groter) geïnstalleerd. De voor het
service-pack benodigde software is in het bestand setup.zip
opgenomen. Dit bestand wordt op de USB-stick opgeslagen.
Service-pack installeren
Bij de installatie van het service-pack wordt de besturing afgesloten.
Beëindig daarom de bewerking van NC-programma's, etc. voordat u
de procedure start.
USB-stick aansluiten en naar de werkstand Organisatie gaan.
Softkey indrukken en sleutelgetal 231019 invoeren.
Op de softkey drukken. (Wissel van softkeymenu als
de softkey niet zichtbaar is.)
Op de softkey drukken.
Softkey Pad indrukken om in het linkervenster de
directory te selecteren.
Softkey Bestanden indrukken om in het
rechtervenster het bestand te selecteren.
Cursor op het bestand "setup.zip" plaatsen en softkey
SELECTEREN indrukken.
HEIDENHAIN adviseert voorafgaand aan de installatie van
het service-pack een gegevensback-up uit te voeren (zie
pagina 601).
608 Werkstand Organisatie
8.4 Service-pack
De CNC PILOT controleert of het service-pack voor de actuele
softwareversie van de besturing kan worden gebruikt.
Gestelde vraag "Wilt u echt uitschakelen?" beantwoorden. Daarna
start het eigenlijke update-programma.
Taal (Nederlands/Engels) instellen en update uitvoeren.
Na afloop van de update wordt de CNC PILOT
automatisch opnieuw gestart.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 609
Tabellen en overzichten
610 Tabellen en overzichten
9.1 Spoed
9.1 Spoed
Schroefdraadparameters
De CNC PILOT bepaalt de schroefdraadparameters aan de hand van
onderstaande tabel.
Hierin betekenen:
F: spoed. Wanneer een "*" is aangegeven, wordt de spoed –
afhankelijk van het schroefdraadtype – op basis van de diameter
bepaald (Zie "Spoed" op pagina 611.).
P: draaddiepte
R: draadbreedte
A: flankhoek links
W: flankhoek rechts
Berekening: Kb = 0,26384*F – 0,1* F
Draadspeling "ac" (afhankelijk van de spoed):
Spoed <= 1: ac = 0,15
Spoed <= 2: ac = 0,25
Spoed <= 6: ac = 0,5
Spoed <= 13: ac = 1
Draadtype Q F P R A W
Q=1 Isometrische schroefdraad met fijne spoed Buiten 0,61343*F F 30° 30°
Binnen 0,54127*F F 30° 3
Q=2 Isometrische schroefdraad Buiten * 0,61343*F F 30° 30°
Binnen * 0,54127*F F 30° 30°
Q=3 Isometrische conische draad Buiten 0,61343*F F 30° 30°
Q=4 Isometrische conische draad met fijne spoed 0,61343*F F 30° 30°
Q=5 Isometrische trapeziumdraad Buiten 0,5*F+ac 0,633*F 15° 15°
Binnen 0,5*F+ac 0,633*F 15° 15°
Q=6 Vlakke metr. trapeziumdraad Buiten 0,3*F+ac 0,527*F 15° 15°
Binnen 0,3*F+ac 0,527*F 15° 15°
Q=7 Metrische zaagtanddraad Buiten 0,86777*F 0,73616*F 30°
Binnen 0,75*F F–Kb 30° 3°
Q=8 Cilindrische ronde schroefdraad Buiten * 0,5*F F 15° 15°
Binnen * 0,5*F F 15° 15°
Q=9 Cilindrische Whitworth-schroefdraad Buiten * 0,64033*F F 27,5° 27,5°
Binnen * 0,64033*F F 27,5° 27,5°
Q=10 conische Whitworth-schroefdraad Buiten * 0,640327*F F 27,5° 27,5°
Q=11 Whitworth-pijpschroefdraad Buiten * 0,640327*F F 27,5° 27,5°
Binnen * 0,640327*F F 27,5° 27,5°
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 611
9.1 Spoed
Spoed
Q = 2 Isometrische schroefdraad
Q=12 Niet-standaard schroefdraad
Q=13 UNC US-schroefdraad met grove spoed Buiten * 0,61343*F F 30° 30°
Binnen * 0,54127*F F 30° 30°
Q=14 UNF US-schroefdraad met fijne spoed Buiten * 0,61343*F F 30° 30°
Binnen * 0,54127*F F 30° 30°
Q=15 UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed Buiten * 0,61343*F F 30° 30°
Binnen * 0,54127*F F 30° 30°
Q=16 NPT US-conische pijpschroefdraad Buiten * 0,8*F F 30° 30°
Binnen * 0,8*F F 30° 30°
Q=17 NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad Buiten * 0,8*F F 30° 30°
Binnen * 0,8*F F 30° 30°
Q=18 NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met
smeermiddel
Buiten * 0,8*F F 30° 30°
Binnen * 0,8*F F 30° 30°
Q=19 NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder
smeermiddel
Buiten * 0,8*F F 30° 30°
Binnen * 0,8*F F 30° 30°
Draadtype Q F P R A W
Diameter Spoed Diameter Spoed Diameter Spoed
10,25 6 1 273
1,1 0,25 7 1 30 3,5
1,2 0,25 8 1,25 33 3,5
1,4 0,3 9 1,25 36 4
1,6 0,35 10 1,5 39 4
1,8 0,35 11 1,5 42 4,5
2 0,4 12 1,75 45 4,5
2,2 0,45 14 2 48 5
2,5 0,45 16 2 52 5
3 0,5 18 2,5 56 5,5
3,5 0,6 20 2,5 60 5,5
40,7 222,5 646
4,5 0,75 24 3 68 6
50,8
612 Tabellen en overzichten
9.1 Spoed
Q = 8 Cilindrische ronde schroefdraad
Q = 9 Cilindrische Whitworth-schroefdraad
Q = 10 Conische Whitworth-schroefdraad
Diameter Spoed
12 2,54
14 3,175
40 4,233
105 6,35
200 6,35
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/4" 6,35 1,27 1 1/4" 31,751 3,629
5/16" 7,938 1,411 1 3/8" 34,926 4,233
3/8" 9,525 1,588 1 1/2" 38,101 4,233
7/16" 11,113 1,814 1 5/8" 41,277 5,08
1/2" 12,7 2,117 1 3/4" 44,452 5,08
5/8" 15,876 2,309 1 7/8" 47,627 5,645
3/4" 19,051 2,54 2" 50,802 5,645
7/8" 22,226 2,822 2 1/4" 57,152 6,35
1" 25,401 3,175 2 1/2" 63,502 6,35
1 1/8" 28,576 3,629 2 3/4" 69,853 7,257
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/16" 7,723 0,907 1 1/2" 47,803 2,309
1/8" 9,728 0,907 2" 59,614 2,309
1/4" 13,157 1,337 2 1/2" 75,184 2,309
3/8" 16,662 1,337 3" 87,884 2,309
1/2" 20,995 1,814 4" 113,03 2,309
3/4" 26,441 1,814 5" 138,43 2,309
1" 33,249 2,309 6" 163,83 2,309
1 1/4" 41,91 2,309
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 613
9.1 Spoed
Q = 11 Whitworth-pijpschroefdraad
Q = 13 UNC US-schroefdraad met grove spoed
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/8" 9,728 0,907 2" 59,614 2,309
1/4" 13,157 1,337 2 1/4" 65,71 2,309
3/8" 16,662 1,337 2 1/2" 75,184 2,309
1/2" 20,995 1,814 2 3/4" 81,534 2,309
5/8" 22,911 1,814 3" 87,884 2,309
3/4" 26,441 1,814 3 1/4" 93,98 2,309
7/8" 30,201 1,814 3 1/2" 100,33 2,309
1" 33,249 2,309 3 3/4" 106,68 2,309
1 1/8" 37,897 2,309 4" 113,03 2,309
1 1/4" 41,91 2,309 4 1/2" 125,73 2,309
1 3/8" 44,323 2,309 5" 138,43 2,309
1 1/2" 47,803 2,309 5 1/2" 151,13 2,309
1 3/4" 53,746 1,814 6" 163,83 2,309
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
0,073" 1,8542 0,396875 7/8" 22,225 2,822222222
0,086" 2,1844 0,453571428 1" 25,4 3,175
0,099" 2,5146 0,529166666 1 1/8" 28,575 3,628571429
0,112" 2,8448 0,635 1 1/4" 31,75 3,628571429
0,125" 3,175 0,635 1 3/8" 34,925 4,233333333
0,138" 3,5052 0,79375 1 1/2" 38,1 4,233333333
0,164" 4,1656 0,79375 1 3/4" 44,45 5,08
0,19" 4,826 1,058333333 2" 50,8 5,644444444
0,216" 5,4864 1,058333333 2 1/4" 57,15 5,644444444
1/4" 6,35 1,27 2 1/2" 63,5 6,35
5/16" 7,9375 1,411111111 2 3/4" 69,85 6,35
3/8" 9,525 1,5875 3" 76,2 6,35
7/16" 11,1125 1,814285714 3 1/4" 82,55 6,35
1/2" 12,7 1,953846154 3 1/2" 88,9 6,35
9/16" 14,2875 2,116666667 3 3/4" 95,25 6,35
5/8" 15,875 2,309090909 4" 101,6 6,35
3/4" 19,05 2,54
614 Tabellen en overzichten
9.1 Spoed
Q = 14 UNF US-schroefdraad met fijne spoed
Q = 15 UNEF US-schroefdraad met extrafijne spoed
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
0,06" 1,524 0,3175 3/8" 9,525 1,058333333
0,073" 1,8542 0,352777777 7/16" 11,1125 1,27
0,086" 2,1844 0,396875 1/2" 12,7 1,27
0,099" 2,5146 0,453571428 9/16" 14,2875 1,411111111
0,112" 2,8448 0,529166666 5/8" 15,875 1,411111111
0,125" 3,175 0,577272727 3/4" 19,05 1,5875
0,138" 3,5052 0,635 7/8" 22,225 1,814285714
0,164" 4,1656 0,705555555 1" 25,4 1,814285714
0,19" 4,826 0,79375 1 1/8" 28,575 2,116666667
0,216" 5,4864 0,907142857 1 1/4" 31,75 2,116666667
1/4" 6,35 0,907142857 1 3/8" 34,925 2,116666667
5/16" 7,9375 1,058333333 1 1/2" 38,1 2,116666667
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
0,216" 5,4864 0,79375 1 1/16" 26,9875 1,411111111
1/4" 6,35 0,79375 1 1/8" 28,575 1,411111111
5/16" 7,9375 0,79375 1 3/16" 30,1625 1,411111111
3/8" 9,525 0,79375 1 1/4" 31,75 1,411111111
7/16" 11,1125 0,907142857 1 5/16" 33,3375 1,411111111
1/2" 12,7 0,907142857 1 3/8" 34,925 1,411111111
9/16" 14,2875 1,058333333 1 7/16" 36,5125 1,411111111
5/8" 15,875 1,058333333 1 1/2" 38,1 1,411111111
11/16" 17,4625 1,058333333 1 9/16" 39,6875 1,411111111
3/4" 19,05 1,27 1 5/8" 41,275 1,411111111
13/16" 20,6375 1,27 1 11/16" 42,8625 1,411111111
7/8" 22,225 1,27 1 3/4" 44,45 1,5875
15/16" 23,8125 1,27 2" 50,8 1,5875
1" 25,4 1,27
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 615
9.1 Spoed
Q = 16 NPT US-conische pijpschroefdraad
Q = 17 NPTF US-conische Dryseal-pijpschroefdraad
Q = 18 NPSC US-cilindrische pijpschroefdraad met smeermiddel
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/16" 7,938 0,94074074 3 1/2" 101,6 3,175
1/8" 10,287 0,94074074 4" 114,3 3,175
1/4" 13,716 1,411111111 5" 141,3 3,175
3/8" 17,145 1,411111111 6" 168,275 3,175
1/2" 21,336 1,814285714 8" 219,075 3,175
3/4" 26,67 1,814285714 10" 273,05 3,175
1" 33,401 2,208695652 12" 323,85 3,175
1 1/4" 42,164 2,208695652 14" 355,6 3,175
1 1/2" 48,26 2,208695652 16" 406,4 3,175
2" 60,325 2,208695652 18" 457,2 3,175
2 1/2" 73,025 3,175 20" 508 3,175
3" 88,9 3,175 24" 609,6 3,175
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/16" 7,938 0,94074074 1" 33,401 2,208695652
1/8" 10,287 0,94074074 1 1/4" 42,164 2,208695652
1/4" 13,716 1,411111111 1 1/2" 48,26 2,208695652
3/8" 17,145 1,411111111 2" 60,325 2,208695652
1/2" 21,336 1,814285714 2 1/2" 73,025 3,175
3/4" 26,67 1,814285714 3" 88,9 3,175
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/8" 10,287 0,94074074 1 1/2" 48,26 2,208695652
1/4" 13,716 1,411111111 2" 60,325 2,208695652
3/8" 17,145 1,411111111 2 1/2" 73,025 3,175
1/2" 21,336 1,814285714 3" 88,9 3,175
3/4" 26,67 1,814285714 3 1/2" 101,6 3,175
1" 33,401 2,208695652 4" 114,3 3,175
1 1/4" 42,164 2,208695652
616 Tabellen en overzichten
9.1 Spoed
Q = 19 NPFS US-cilindrische pijpschroefdraad zonder
smeermiddel
Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed Draadaanduiding
Diameter
(in mm)
Spoed
1/16" 7,938 0,94074074 1/2" 21,336 1,814285714
1/8" 10,287 0,94074074 3/4" 26,67 1,814285714
1/4" 13,716 1,411111111 1" 33,401 2,208695652
3/8" 17,145 1,411111111
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 617
9.2 Draaduitloopparameters
9.2 Draaduitloopparameters
DIN 76 – draaduitloopparameters
De CNC PILOT bepaalt de parameters van de draaduitloop
(draaduitloop DIN 76) aan de hand van de spoed. De
draaduitloopparameters zijn overeenkomstig DIN 13 voor metrische
schroefdraad.
buitendraad buitendraad
Spoed I K R W Spoed I K R W
0,2 0,3 0,7 0,1 30° 1,25 2 4,4 0,6 30°
0,25 0,4 0,9 0,12 30° 1,5 2,3 5,2 0,8 30°
0,3 0,5 1,05 0,16 30° 1,75 2,6 6,1 1 30°
0,35 0,6 1,2 0,16 30° 2 3 7 1 30°
0,4 0,7 1,4 0,2 30° 2,5 3,6 8,7 1,2 30°
0,45 0,7 1,6 0,2 30° 3 4,4 10,5 1,6 30°
0,5 0,8 1,75 0,2 30° 3,5 5 12 1,6 30°
0,6 1 2,1 0,4 30° 4 5,7 14 2 30°
0,7 1,1 2,45 0,4 30° 4,5 6,4 16 2 30°
0,75 1,2 2,6 0,4 30° 5 7 17,5 2,5 30°
0,8 1,3 2,8 0,4 30° 5,5 7,7 19 3,2 30°
1 1,6 3,5 0,6 30° 6 8,3 21 3,2 30°
618 Tabellen en overzichten
9.2 Draaduitloopparameters
Bij binnendraad berekent de CNC PILOT de diepte van de draaduitloop
als volgt:
Diepte draaduitloop = (N + I – K) / 2
Hierin betekenen:
I: diepte draaduitloop (radiusmaat)
K: breedte draaduitloop
R: radius draaduitloop
W: hoek draaduitloop
N: nominale draaddiameter
I: uit de tabel
K: draadkerndiameter
Binnendraad Binnendraad
Spoed I K R W Spoed I K R W
0,2 0,1 1,2 0,1 30° 1,25 0,5 6,7 0,6 30°
0,25 0,1 1,4 0,12 30° 1,5 0,5 7,8 0,8 30°
0,3 0,1 1,6 0,16 30° 1,75 0,5 9,1 1 30°
0,35 0,2 1,9 0,16 30° 2 0,5 10,3 1 30°
0,4 0,2 2,2 0,2 30° 2,5 0,5 13 1,2 30°
0,45 0,2 2,4 0,2 30° 3 0,5 15,2 1,6 30°
0,5 0,3 2,7 0,2 30° 3,5 0,5 17,7 1,6 30°
0,6 0,3 3,3 0,4 30° 4 0,5 20 2 30°
0,7 0,3 3,8 0,4 30° 4,5 0,5 23 2 30°
0,75 0,3 4 0,4 30° 5 0,5 26 2,5 30°
0,8 0,3 4,2 0,4 30° 5,5 0,5 28 3,2 30°
1 0,5 5,2 0,6 30° 6 0,5 30 3,2 30°
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 619
9.2 Draaduitloopparameters
DIN 509 E – draaduitloopparameters
De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de
cilinderdiameter bepaald.
Hierin betekenen:
I: diepte draaduitloop
K: breedte draaduitloop
R: radius draaduitloop
W: hoek draaduitloop
DIN 509 F – draaduitloopparameters
De draaduitloopparameters worden afhankelijk van de
cilinderdiameter bepaald.
Hierin betekenen:
I: diepte draaduitloop
K: breedte draaduitloop
R: radius draaduitloop
W: hoek draaduitloop
P: dwarsdiepte
A: dwarshoek
Diameter I K R W
<=1,6 0,1 0,5 0,1 15°
\> 1,6 – 3 0,1 1 0,2 15°
\> 3 – 10 0,2 2 0,2 15°
\> 10 – 18 0,2 2 0,6 15°
\> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15°
\> 80 0,4 4 1 15°
Diameter I K R W P A
<=1,6 0,1 0,5 0,1 15° 0,1
\> 1,6 – 3 0,1 1 0,2 15° 0,1
\> 3 – 10 0,2 2 0,2 15° 0,1
\> 10 – 18 0,2 2 0,6 15° 0,1
\> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° 0,2
\> 80 0,4 4 1 15° 0,3 8°
620 Tabellen en overzichten
9.3 Technische informatie
9.3 Technische informatie
Technische gegevens
Componenten Hoofdcomputer MC 6441, MC6542 of MC 7420 met
Regelaareenheid CC 61xx of UEC 11x
Plat TFT-kleurenbeeldscherm 15 inch of 19 inch
Bedieningspaneel TE 735T of TE 745T
Besturingssysteem Realtime-besturingssysteem HEROS voor de machinebesturing
Geheugen 1,8 GByte voor NC-programma's (op Compact Flash-geheugenkaart
CFR)
Invoerfijnheid en afleesstap X-as: 0,5 µm, diameter: 1 µm
Z- en Y-as: 1 µm
U-, V- en W-as: 1 µm
C- en B-as: 0,001°
Interpolatie Rechte: in 2 hoofdassen, optioneel in 3 hoofdassen (max. ± 100 m)
Cirkel: in 2 assen (radius max. 999 m), optioneel extra lineaire
interpolatie van de derde as
C-as: interpolatie van de assen X en Z met de C-as
Voeding mm/min of mm/omw
Constante snijsnelheid
Max. voeding (60 000/aantal poolparen × spilspoed) bij fPWM = 5000 Hz
Hoofdspil Max. 60 000 omw/min (bij 2 poolparen)
Asbesturing Geïntegreerde digitale aandrijfregeling voor synchrone en asynchrone
motoren
Positieregelfijnheid: signaalperiode van het positiemeetsysteem/1024
Positieregelcyclus: 0,2 ms
Toerentalregelcyclus: 0,2 ms
Stroomregeling: 0,1 ms
Foutcompensatie Lineaire en niet-lineaire asfout, omkeerfout, omkeerpunten bij
cirkelbewegingen
Statische wrijving
Data-interfaces Gigabit-Ethernet-interface 1000 BaseT
4x USB 3.0 aan de achterkant, 1x USB 2.0 aan de voorkant
Diagnose Snel en eenvoudig opsporen van storingen door geïntegreerde
diagnosefuncties
Omgevingstemperatuur Bedrijf: 5 °C tot 40 °C
Opslag: -20 °C tot +60 °C
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 621
9.3 Technische informatie
Gebruikersfuncties
Configuratie Basisuitvoering X- en Z-as, hoofdspil
Y-as (optioneel)
Aangedreven gereedschap (optioneel)
C-as (optioneel)
B-as (optioneel)
Digitale stroom- en toerenregeling
Bewerking aan de achterkant met de tegenspil (optioneel)
Werkstand Handbediening Handmatige sledebewegingen via jogtoetsen of elektronisch
handwiel
Grafisch ondersteunde invoer en uitvoering van Teach-in-cycli
zonder opslag van de bewerkingsstappen in combinatie met de
handbediening van de machine
Nabewerking van schroefdraad (reparatie van schroefdraad) bij
uitgespannen en opnieuw ingespannen werkstukken (optioneel)
Werkstand Inleren Sequentiële aaneenschakeling van Teach-in-cycli, waarbij elke
bewerkingscyclus direct na de gegevensinvoer uitgevoerd of
grafisch gesimuleerd wordt en vervolgens wordt opgeslagen.
Werkstand Programma-verloop Respectievelijk aparte regel of achtereenvolgend:
DINplus-programma's
smart.Turn-programma's (optioneel)
Teach-in-programma's (optioneel)
Instelfuncties Werkstuknulpunt instellen
Gereedschapswisselpositie definiëren
Veiligheidszone definiëren
Gereedschap opmeten door aanraken, met meettaster of
meetoptiek
Werkstuk opmeten met werkstuktastsysteem TS
622 Tabellen en overzichten
9.3 Technische informatie
Programmering – Teach-in-modus (optioneel) Verspaningscycli voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP
beschreven contouren
Contourparallelle verspaningscycli
Insteekcycli voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP
beschreven contouren
Herhalingen bij insteekcycli
Steekdraaicycli voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP
beschreven contouren
Draaduitloop- en afsteekcycli (optioneel)
Graveercycli
Schroefdraadcycli voor enkel- of meervoudige langs-, conische of
API-draad
Axiale en radiale boor-, langgatboor- en draadtapcycli voor bewerking
met de C-as
Schroefdraad frezen met de C-as
Axiale en radiale freescycli voor sleuven, figuren, vlakken met één of
meer zijden en voor gecompliceerde, met ICP beschreven
contouren voor bewerking met de C-as
Spiraalgroeffrezen met de C-as
Lineaire en ronde patronen voor de boor- en freesbewerkingen met
de C-as
Contextgevoelige helpschermen
Overname van de snijwaarden uit de technologie-database
Gebruik van DIN-macro's in het Teach-in-programma
Converteren van Teach-in-programma's naar smart.Turn-
programma's
Interactieve contourprogrammering (ICP)
(optioneel)
Contourdefinitie met lineaire en cirkelvormige contourelementen
Directe weergave van de ingevoerde contourelementen
Berekening van ontbrekende coördinaten, snijpunten, etc.
Bij meerdere oplossingen grafische weergave van alle oplossingen
en keuze door de gebruiker
Afkantingen, afrondingen en draaduitlopen als vormelementen
beschikbaar
Invoer van vormelementen direct bij het maken van de contouren of
door latere overlapping
Programmering van wijzigingen voor bestaande contouren
Programmering van de achterkant voor complete bewerking met C-
en Y-as
C-asbewerking op voorkant en op mantelvlak Beschrijving van afzonderlijke boringen en boorpatronen
Beschrijving van figuren en figuurpatronen voor de freesbewerking
Maken van willekeurige te frezen contouren
Y-asbewerking op XY- en ZY-vlak Beschrijving van afzonderlijke boringen en boorpatronen
Beschrijving van figuren en figuurpatronen voor de freesbewerking
Maken van willekeurige te frezen contouren
Gebruikersfuncties
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 623
9.3 Technische informatie
B-asbewerking (optioneel) Bewerking met de B-as
Zwenken van het bewerkingsvlak
Bewerkingspositie van het gereedschap roteren
DXF-import Import van contouren voor de draaibewerking
Import van contouren voor de freesbewerking
smart.Turn-programmering (optioneel) De basis is de unit, de complete beschrijving van een werkblok
(geometrie-, technologie-, cyclusgegevens)
Dialogen onderverdeeld in overzichts- en detailformulieren
Snel navigeren tussen de formulieren en invoergroepen door middel
van de smart-toetsen
Contextgevoelige helpschermen
Start-unit met globale instellingen
Overname van globale waarden uit de start-unit
Overname van de snijwaarden uit de technologie-database
Units voor alle draai- en steekbewerkingen
Gebruik van de met ICP beschreven contouren voor de draai- en
steekbewerking
Units voor alle frees- en boorbewerkingen met de C-as
Gebruik van de met ICP beschreven patronen en contouren voor de
C-asbewerking
Units voor C-as activeren/deactiveren
Units voor alle frees- en boorbewerkingen met de Y-as
Gebruik van de met ICP beschreven patronen en contouren voor de
Y-asbewerking
Speciale units voor subprogramma's en herhalingen
Controlegrafiek voor onbewerkt en bewerkt werkstuk, alsmede voor
C-ascontouren en Y-ascontouren
Revolverbezetting en andere instelinformatie in het smart.Turn-
programma
Parallelle programmering
Parallelle simulatie
Gebruikersfuncties
624 Tabellen en overzichten
9.3 Technische informatie
DINplus-programmering Programmering volgens DIN 66025
Uitgebreid commandoformaat (IF... THEN ... ELSE...)
Vereenvoudigde geometrieprogrammering (berekening van
ontbrekende gegevens)
Krachtige bewerkingscycli voor verspanings-, steek- en
steekdraaibewerking en bewerking van schroefdraad
Krachtige bewerkingscycli voor boor- en freesbewerking met de C-
as (optioneel)
Krachtige bewerkingscycli voor boor- en freesbewerking met de Y-
as (optioneel)
Subprogramma's
Programmering van variabelen
Contourbeschrijving met ICP (optioneel)
Controlegrafiek voor onbewerkt en bewerkt werkstuk
Revolverbezetting en andere instelinformatie in het DINplus-
programma
Omzetten van smart.Turn-units in DINplus-commandoreeksen
(optioneel)
Parallelle programmering
Parallelle simulatie
Grafische test Grafische simulatie van Teach-in-cyclusverloop van het Teach-in-,
smart.Turn- of DINplus-programma
Weergave van de gereedschapsbanen in een lijngrafiek of als
snijspoorweergave, aparte aanduiding van de spoedgangbanen
Bewegingssimulatie (veeggrafiek)
Weergave van ingevoerde contouren
Draai- of vooraanzicht of weergave van (afgewikkeld) mantelvlak ter
controle van de C-asbewerkingen
Weergave van het vooraanzicht (XY-vlak) en het YZ-vlak ter controle
van de Y-asbewerkingen
Verschuif- en loepfuncties
Grafische 3D-weergave van onbewerkt en bewerkt werkstuk als
volumemodel
Analyse van de bewerkingstijd Berekening van de hoofd- en bijkomende tijden
Rekening houden met de door de CNC geactiveerde schakelfuncties
Weergave van de afzonderlijke tijden per cyclus resp. per
gereedschapswissel
TURN PLUS Automatisch genereren van smart.Turn-programma's
Automatische snijbegrenzing via definitie van de spanmiddelen
Automatische gereedschapsselectie en revolverbezetting
Gebruikersfuncties
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 625
9.3 Technische informatie
Gereedschapsdatabase voor 250 gereedschappen
voor 999 gereedschappen (optioneel)
Gereedschapsbeschrijving voor elk gereedschap mogelijk
Automatische controle van de gereedschapspuntpositie gerelateerd
aan de te bewerken contour
Correctie van de gereedschapspuntpositie in het X/Y/Z-vlak
Fijne gereedschapscorrectie via handwiel met overname van de
correctiewaarden in de gereedschapstabel
Automatische snijkant- en freesradiuscompensatie
Gereedschapsbewaking aan de hand van standtijd van snijplaat of
aantal geproduceerde werkstukken
Gereedschapsbewaking met automatische gereedschapswissel bij
slijtage van snijplaat (optioneel)
Beheer van multigereedschappen (meerdere snijplaten resp.
referentiepunten)
Technologie-database (optioneel) Toegang tot snijgegevens onder opgave van materiaal, snijmateriaal
en bewerkingswijze. De CNC PILOT onderscheidt 16
bewerkingswijzen. Elke materiaal-snijmateriaal-combinatie omvat
voor elke van de 16 bewerkingswijzen de snijsnelheid, de hoofd- en
nevenaanzet en de verplaatsing.
Automatische bepaling van de bewerkingswijzen aan de hand van
de cyclus of de bewerkingsunit
Invoer van de snijgegevens als voorgestelde waarden in de cyclus of
in de unit
9 materiaal-snijmateriaal-combinaties (144 items)
62 materiaal-snijmateriaal-combinaties (992 items) (optioneel)
Gebruikersfuncties
626 Tabellen en overzichten
9.3 Technische informatie
Dialoogtalen ENGLISH
GERMAN
CZECH
FRENCH
ITALIAN
SPANISH
PORTUGUESE
SWEDISH
DANISH
FINNISH
DUTCH
POLISH
HUNGARIAN
RUSSIAN
CHINESE
CHINESE_TRAD
SLOVENIAN
KOREAN
NORWEGIAN
ROMANIAN
SLOVAK
TURKISH
Toebehoren
Elektronische handwielen Inbouwhandwielen HR 180 met aansluiting op positie-ingangen,
extra
Een serieel inbouwhandwiel HR 130 of een draagbaar serieel
handwiel HR 410
Tastsysteem TS 230: schakelend 3D-tastsysteem met kabelaansluiting of
TS 440: schakelend 3D-tastsysteem met infrarood-overdracht
TS 444: batterijloos, schakelend 3D-tastsysteem met infrarood-
overdracht
TS 640: schakelend 3D-tastsysteem met infrarood-overdracht
TS 740: uiterst nauwkeurig, schakelend 3D-tastsysteem met
infrarood-overdracht
TT 140: schakelend 3D-tastsysteem voor het opmeten van
gereedschap met kabelaansluiting
TT 449: schakelend 3D-tastsysteem voor het opmeten van
gereedschap met infrarood-overdracht
DataPilot CP 640, MP 620 Besturingssoftware voor pc voor het programmeren, archiveren,
opleiden voor CNC PILOT:
Volledige versie met licentie voor één of meerdere werkplekken
Demoversie (gratis)
Gebruikersfuncties
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 627
9.3 Technische informatie
Optie-
nummer
Optie ID Beschrijving
0 tot 7 Additional axis 354540-01
353904-01
353905-01
367867-01
367868-01
370291-01
353292-01
353293-01
Extra regelkringen
8 softwareoptie 1 632226-01 Cyclusprogrammering
Contourbeschrijving met ICP
Cyclusprogrammering
Technologie-database met 9 materiaal-snijmateriaal-
combinaties
9 Software-optie 2 632227-01 smart.Turn
Contourbeschrijving met ICP
Programmering met smart.Turn
Technologie-database met 9 materiaal-snijmateriaal-
combinaties
10 Software-optie 3 632228-01 Gereedschappen en technologie
Uitbreiding van de gereedschapsdatabase naar 999 items
Uitbreiding van de technologie-database naar 62 materiaal-
snijmateriaal-combinaties
Standtijdbeheer gereedschappen met
omwisselgereedschap
11 Software-optie 4 632229-01 Schroefdraad
Schroefdraad nasnijden
Handwiel-override tijdens de draadsnijgang
17 Touch Probe Functions 632230-01 Gereedschap en werkstukken opmeten
Instelmaten van het gereedschap met de meettaster
bepalen
Instelmaten van het gereedschap met meetoptiek bepalen
Werkstukken automatisch opmeten
18 HEIDENHAIN DNC 526451-01 Communicatie met externe pc-applicaties via COM-
componenten
42 DXF-import 632231-01 DXF-import
Inlezen van DXF-contouren
628 Tabellen en overzichten
9.3 Technische informatie
54 B-axis Machining 825742-01 Bewerking met de B-as
Bewerkingspositie van het gereedschap roteren
55 C-axis Machining 633944-01 C-asbewerking
63 TURN PLUS 825743-01 Automatisch genereren van smart.Turn-programma's
70 Y-axis Machining 661881-01 Y-asbewerking
77 4 Additional Axes 634613-01 4 extra regelkringen
78 8 Additional Axes 634614-01 8 extra regelkringen
94 Parallel Axes 661881-01 Ondersteuning van parallelle assen (U, V, W)
101 tot
130
OEM Option 579651-01
tot
579651-30
Opties van de machinefabrikant
131 Spindle Synchronism 806270-01 Spilsynchronisatie (van twee of meer spillen)
132 Opposing spindle 806275-01 Tegenspil (spilsynchronisatie, bewerking aan de achterkant)
135 Synchronising Functions 1085731-01 Uitgebreid synchroniseren van assen en spillen
143 Load Adaptive Control LAC 800545-01 LAC: dynamische aanpassing van de regelparameters
151 Load Monitoring 1111843-01 Bewaking van de gereedschapsbelasting
Optie-
nummer
Optie ID Beschrijving
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 629
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
9.4 Compatibiliteit van DIN-
programma's
Het formaat van de DIN-programma's van de vorige besturing CNC
PILOT 4290 wijkt af van het formaat van de CNC PILOT 640. U kunt
de programma's van eerdere besturingen echter aanpassen aan de
nieuwe besturing met de programma-converter.
De CNC PILOT 640 herkent de programma's van de vorige besturing
tijdens het openen van een NC-programma. Na een veiligheidsvraag
wordt dit programma geconverteerd. Aan de programmanaam wordt
"CONV_..." toegevoegd. De programmaconverter maakt deel uit van
de "transfer" (werkstand Organisatie).
Bij DIN-programma's moet ook rekening worden gehouden met de
verschillende concepten bij het gereedschapsbeheer, het
parameterbeheer, de variabelenprogrammering en de PLC-
programmering.
Let op de volgende punten bij de conversie van DIN-programma's van
de CNC PILOT 4290:
Gereedschapsoproep (T-commando's van het gedeelte REVOLVER):
T-commando's die een verwijzing naar de gereedschapsdatabase
bevatten, worden ongewijzigd overgenomen (bijv.: T1 ID"342-
300.1")
T-commando's die gereedschapsgegevens bevatten, kunnen niet
worden geconverteerd
Programmering van variabelen:
D-variabelen (#-variabelen) worden door #-variabelen van de nieuwe
syntaxis vervangen. Afhankelijk van het nummerbereik wordt daarbij
gebruikgemaakt van #c- of #l- of #n- of #i-variabelen.
Bijzonderheden: #0 wordt #c30, #30 wordt #c51
V-variabelen worden door #g-variabelen vervangen. Bij toewijzingen
worden accolades verwijderd. Bij rekenformules worden accolades
naar ronde haken geconverteerd
variabelen-toegang tot gereedschapsgegevens, machinematen,
D-correcties, parametergegevens alsmede gebeurtenissen kunnen
niet worden geconverteerd. Deze programmareeksen moeten
worden aangepast. Uitzondering: gebeurtenis "Zoeken naar
startregel actief" E90[1] wordt naar #i6 geconverteerd
Houd er rekening mee dat – in tegenstelling tot 4290 – de interpreter
van de CNC PILOT 640 in elk programma-verloop de regels opnieuw
analyseert.
M-functies:
M30 met NS.. wordt M0 M99 NS
M97 wordt voor eenkanaals besturingen verwijderd
Alle andere M-functies worden ongewijzigd overgenomen
G-functies:
630 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
De volgende G-functies worden tot nu toe niet door de CNC PILOT
640 ondersteund: G62, G63, G98, G162, G204, G710, G906, G907,
G915, G918, G975.
De volgende G-functies leiden tot een waarschuwing wanneer ze in
een contourbeschrijving worden gebruikt: G10, G38, G39, G52,
G95, G149. Deze functies zijn nu zelfhoudend.
Bij de draadfuncties G31, 32, 33 worden evt. waarschuwingen
gegenereerd; het is raadzaam deze functies te controleren
De functie "Contour spiegelen/verschuiven G121" wordt
geconverteerd naar G99, maar de werking is compatibel
De functie G48 leidt tot een waarschuwing vanwege een gewijzigde
werking.
G916, 917 en 930 leiden tot een waarschuwing vanwege de
gewijzigde werking. Functies moeten door de PLC worden
ondersteund
Namen van externe subprogramma's:
de converter voegt bij de oproep van een extern subprogramma
"CONV_..." aan het begin van de naam toe.
Meerkanaals programma's:
Bij eenkanaals besturingen worden programma's met twee sledes
geconverteerd naar één slede, waarbij de Z-beweging van de
tweede slede naar G1 W… of G701 W… wordt geconverteerd
In de programmakop wordt #SLEDE $1$2 vervangen door
#SLEDE $1
$-instructies vóór het regelnummer worden verwijderd
$2 G1 Z… wordt naar G1 W… geconverteerd,
dienovereenkomstig ook G701 Z… naar G701 W…
Het woord TOEWIJZING wordt verwijderd (maar intern voor de
conversie van de volgende regels gemarkeerd)
Synchrooninstructies $1$2 M97 worden verwijderd
Nulpuntverschuivingen voor slede 2 worden uitgecommenteerd,
verplaatsingen worden van een waarschuwing voorzien.
Niet-converteerbare elementen:
Als het DIN-programma niet-converteerbare elementen bevat, dan
wordt de desbetreffende NC-regel als commentaar opgeslagen.
Vóór dit commentaar wordt het begrip "WAARSCHUWING"
geplaatst. Afhankelijk van de situatie wordt de niet-converteerbare
functie in de commentaarregel overgenomen, of volgt de niet-
converteerbare NC-regel na het commentaar.
HEIDENHAIN adviseert geconverteerde NC-programma's
aan te passen aan de specifieke kenmerken van de
besturing en deze te controleren voordat de programma's
worden gebruikt voor de productie.
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 631
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Syntaxiselementen van de CNC PILOT 640
Betekenis van de in de tabel gebruikte symbolen:
þ Compatibel gedrag, functies worden evt. door de
programmaconverter naar een voor de CNC PILOT 640
compatibele vorm geconverteerd
X Gewijzigd gedrag, per geval moet de programmering
worden gecontroleerd
Functie is niet beschikbaar of wordt door een andere
functionaliteit vervangen
Functie is gepland voor toekomstige softwareversies, of is
pas voor meerkanaals systemen vereist
Programmadeel-aanduidingen
Programma-header PROGRAMMAKOP þ
REVOLVER þ
SCHIJFMAGAZIJN þ
SPANMIDDEL X
Contourbeschrijving CONTOUR
ONBEWERKT WERKSTUK þ
BEWERKT WERKSTUK þ
HULPCONTOUR þ
C-as-contouren VOORKANT þ
ACHTERKANT þ
MANTEL þ
Werkstukbewerking BEWERKING þ
TOEWIJZING
EINDE þ
Subprogramma's SUBPROGRAMMA þ
RETURN þ
Overige CONST þ
Y-as-contouren VOORKANT_Y þ
ACHTERKANT_Y þ
MANTEL_Y þ
632 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
G-functies voor te draaien contouren
Beschrijving van onbewerkt werkstuk G20-Geo Klauwplaat cilinder/pijp þ
G21-Geo Gietstuk þ
Basiselementen van te draaien contour G0-Geo Startpunt van de contour þ
G1-Geo Baan þ
G2-Geo Boog incrementele middelpuntmaat þ
G3-Geo Boog incrementele middelpuntmaat þ
G12-Geo Boog absolute middelpuntmaat þ
G13-Geo Boog absolute middelpuntmaat þ
Vormelementen van te draaien contour G22-Geo Insteek (standaard) þ
G23-Geo Insteek/vrijdraaiing þ
G24-Geo Schroefdraad met draaduitloop þ
G25-Geo Vrijgedraaid gedeelte þ
G34-Geo Schroefdraad (standaard) þ
G37-Geo Schroefdraad (algemeen) þ
G49-Geo Boring op hartlijn þ
Hulpfuncties voor contourbeschrijving G7-Geo Exacte stop aan þ
G8-Geo Exacte stop uit þ
G9-Geo Exacte stop regelgewijs þ
G10-Geo Oppervlakteruwheid X
G38-Geo Voedingsreductie X
G39-Geo Attributen voor overlappingselementen
G52-Geo Overmaat regelgewijs X
G95-Geo Voeding per omwenteling X
G149-Geo Additieve correctie X
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 633
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
G-functies voor C-ascontouren
Overlappende contouren G308-Geo Begin uitsp./eil. þ
G309-Geo Einde uitsp./eil. þ
Contour aan de voor-/achterkant G100-Geo Startpunt contour voorkant þ
G101-Geo Baan voorkant þ
G102-Geo Boog voorkant þ
G103-Geo Boog voorkant þ
G300-Geo Boring voorkant þ
G301-Geo Lineaire sleuf voorkant þ
G302-Geo Ronde sleuf voorkant þ
G303-Geo Ronde sleuf voorkant þ
G304-Geo Volledige cirkel voorkant þ
G305-Geo Rechthoek voorkant þ
G307-Geo Regelmatige n-hoek voorkant þ
G401-Geo Patroon lineair voorkant þ
G402-Geo Patroon rond voorkant þ
Mantelvlakcontour G110-Geo Startpunt mantelvlakcontour þ
G111-Geo Baan mantelvlak þ
G112-Geo Boog mantelvlak þ
G113-Geo Boog mantelvlak þ
G310-Geo Boring mantelvlak þ
G311-Geo Lineaire sleuf mantelvlak þ
G312-Geo Ronde sleuf mantelvlak þ
G313-Geo Ronde sleuf mantelvlak þ
G314-Geo Volledige cirkel mantelvlak þ
G315-Geo Rechthoek mantelvlak þ
G317-Geo Regelmatige n-hoek mantelvlak þ
G411-Geo Patroon lineair mantelvlak þ
G412-Geo Patroon rond mantelvlak þ
634 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
G-functies voor Y-ascontouren
XY-vlak G170-Geo Startpunt contour þ
G171-Geo Baan þ
G172-Geo Cirkelboog þ
G173-Geo Cirkelboog þ
G370-Geo Boring þ
G371-Geo Lineaire sleuf þ
G372-Geo Ronde sleuf þ
G373-Geo Ronde sleuf þ
G374-Geo Volledige cirkel þ
G375-Geo Rechthoek þ
G376-Geo Afzonderlijk vlak þ
G377-Geo Regelmatige n-hoek þ
G471-Geo Lineair patroon þ
G472-Geo Rond patroon þ
G477-Geo Meerzijdig vlak þ
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 635
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
YZ-vlak G180-Geo Startpunt contour þ
G181-Geo Baan þ
G182-Geo Cirkelboog þ
G183-Geo Cirkelboog þ
G380-Geo Boring þ
G381-Geo Lineaire sleuf þ
G382-Geo Ronde sleuf þ
G383-Geo Ronde sleuf þ
G384-Geo Volledige cirkel þ
G385-Geo Rechthoek þ
G387-Geo Regelmatige n-hoek þ
G481-Geo Lineair patroon þ
G482-Geo Rond patroon þ
G386-Geo Afzonderlijk vlak þ
G487-Geo Meerzijdig vlak þ
G-functies voor bewerking
Gereedschapsverplaatsing zonder
bewerking
G0 Positioneren spoedgang þ
G14 Gereedschapswisselpositie benaderen þ
G701 Spoedgang in machinecoördinaten þ
Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en
cirkelbogen
G1 Lineaire verplaatsing þ
G2 Rond, incrementele middelpuntmaat þ
G3 Rond, incrementele middelpuntmaat þ
G12 Rond, absolute middelpuntmaat þ
G13 Rond, absolute middelpuntmaat þ
G-functies voor Y-ascontouren
636 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Voeding, toerental Gx26 Toerentalbegrenzing þ
G48 Spoedgang reduceren X
G64 Intermitterende voeding þ
G192 Voeding per minuut rondas
Gx93 Voeding per tand þ
G94 Voeding per minuut þ
Gx95 Voeding per omwenteling þ
Gx96 Constante snijsnelheid þ
Gx97 Toerental þ
Snijkantradiuscompensatie G40 SRC/FRC uitschakelen þ
G41 SRC/FRC links þ
G42 SRC/FRC rechts þ
Nulpuntverschuivingen G51 Relatieve nulpuntverschuiving þ
G53 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving þ
G54 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving þ
G55 Parameterafhankelijke nulpuntverschuiving þ
G56 Additieve nulpuntverschuiving þ
G59 Absolute nulpuntverschuiving þ
G121 Contour spiegelen/verschuiven þ
G152 Nulpuntverschuiving C-as þ
G920 Nulpuntverschuiving uitschakelen þ
G921 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten uitschakelen þ
G980 Nulpuntverschuiving inschakelen þ
G981 Nulpuntverschuiving, gereedschapsmaten inschakelen þ
Overmaten G50 Overmaat uitschakelen þ
G52 Overmaat uitschakelen þ
G57 Overmaat asparallel þ
G58 Overmaat parallel aan contour þ
G-functies voor bewerking
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 637
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Veiligheidsafstanden G47 Veiligheidsafstanden instellen þ
G147 Veiligheidsafstand (freesbewerking) þ
Gereedschap, correcties T Gereedschap inspannen þ
G148 Veranderen van de snijkantcorrectie þ
G149 Additieve correctie þ
G150 Verrekening rechter gereedschapspunt þ
G151 Verrekening linker gereedschapspunt þ
G710 Aaneenschakelen van gereedschapsmaten
Cycli voor de draaibewerking
Enkelvoudige draaicycli G80 Cycluseinde þ
G81 Enkelvoudig voorbewerken langs þ
G82 Enkelvoudig voorbewerken dwars þ
G83 Contourherhalingscyclus þ
G85 Draaduitloop þ
G86 Enkelvoudige insteekcyclus þ
G87 Overgangsradiussen þ
G88 Afkantingen þ
Boorcycli G36 Schroefdraad tappen þ
G71 Enkelvoudige boorcyclus þ
G72 Uitboren, verzinken, etc. þ
G73 Draadtapcyclus þ
G74 Diepboorcyclus þ
G-functies voor bewerking
638 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Contourgerelateerde draaicycli G810 Voorbewerkingscyclus langs þ
G820 Voorbewerkingscyclus dwars þ
G830 Voorbewerkingscyclus parallel aan de contour þ
G835 Parallel aan de contour met neutraal gereedschap þ
G860 Universele insteekcyclus þ
G866 Enkelvoudige insteekcyclus þ
G869 Steekdraaicyclus þ
G890 Polijstcyclus þ
Schroefdraadcycli G31 Schroefdraadcyclus þ
G32 Enkelvoudige schroefdraadcyclus þ
G33 Enkelvoudige draadsnijgang þ
G933 Schroefdraadschakelaar
G799 Schroefdraadfrezen axiaal þ
G800 Schroefdraadfrezen XY-vlak þ
G806 Schroefdraadfrezen YZ-vlak þ
Synchronisatiefuncties
Toewijzing van contour en bewerking G98 Toewijzing van spil en werkstuk
G99 Werkstukgroep
Sledesynchronisatie G62 Eenzijdige synchronisatie
G63 Synchrone start van banen
G162 Synchroonteken plaatsen
Contourcorrectie G702 Contourcorrectie opslaan/laden þ
G703 Contourcorrectie aan/uit þ
G706 K-default-sprong
Cycli voor de draaibewerking
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 639
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Spilsynchronisatie, werkstukoverdracht G30 Converteren en spiegelen þ
G121 Contour spiegelen/verschuiven þ
G720 Spilsynchronisatie þ
G905 C-hoekverspringing meten þ
G906 Hoekverspringing bij spilsynchronisatie vastleggen
G916 Verplaatsen naar vaste aanslag þ
G917 Afsteekcontrole door volgfoutbewaking þ
G991 Afsteekcontrole door spilbewaking
G992 Waarden voor afsteekcontrole
C-asbewerking
C-as G119 C-as kiezen þ
G120 Referentiediameter mantelvlakbewerking þ
G152 Nulpuntverschuiving C-as þ
G153 C-as standaardiseren þ
Bewerking voor-/achterkant G100 Spoedgang kopse vlak þ
G101 Synchrone start van banen þ
G102 Cirkelboog voorkant þ
G103 Cirkelboog voorkant þ
Freescycli G799 Schroefdraadfrezen axiaal þ
G801 Graveren voorkant þ
G802 Graveren mantelvlak þ
G840 Contourfrezen þ
G845 Kamerfrezen voorbewerken þ
G846 Kamerfrezen nabewerken þ
Bewerking van mantelvlak G110 Spoedgang mantelvlak þ
G111 Lineaire verplaatsing mantelvlak þ
G112 Cirkelboog mantelvlak þ
G113 Cirkelboog mantelvlak þ
Synchronisatiefuncties
640 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Variabelenprogrammering, program-
masprong
Programmering van variabelen #-variabele Analyse bij programma-omzetting þ
V-variabele Analyse bij programma-uitvoering þ
Programmasprong, -herhaling IF..THEN.. Programmasprong þ
WHILE.. Programmaherhaling þ
SWITCH.. Programmasprong þ
Speciale functies $ Slede-aanduiding þ
/ Uitschakelniveau þ
Gegevensinvoer, gegevensuitvoer INPUT invoer (#-variabele) þ
WINDOW Uitvoervenster openen (#-variabele) þ
PRINT Uitvoer (#-variabele) þ
INPUTA Invoer (V-variabele) þ
WINDOWA Uitvoervenster openen (V-variabele) þ
PRINTA Uitvoer (V-variabele) þ
Subprogramma's L Oproep van subprogramma þ
Meetfuncties, belastingsbewaking
In-proces meten G910 In-proces meten inschakelen þ
G912 Registratie act. waarde in-proces meten þ
G913 In-proces meten uitschakelen þ
G914 Meettasterbewaking uitschakelen þ
Post-proces meten G915 Post-proces meten
Belastingsbewaking G995 Bewakingszone vastleggen þ
G996 Type belastingsbewaking þ
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 641
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
Overige G-functies
Overige G-functies G4 Wachttijd þ
G7 Exacte stop aan þ
G8 Exacte stop uit þ
G9 Exacte stop (regelgewijs) þ
G15 Rondassen verplaatsen
G60 Veiligheidszone uitschakelen þ
G65 Spanmiddel weergeven þ
G66 Aggregaatpositie
G204 Wachten op tijdstip
G717 Nominale waarden actualiseren
G718 Volgfout uitsturen
G901 Werkelijke waarden in variabelen þ
G902 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G903 Volgfout in variabelen þ
G907 Nulpuntverschuiving in variabelen
G908 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G909 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G918 Nulpuntverschuiving in variabelen
G919 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G920 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G921 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G930 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G975 Nulpuntverschuiving in variabelen
G980 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G981 Nulpuntverschuiving in variabelen þ
G940 Nulpuntverschuiving in variabelen
G941 Nulpuntverschuiving in variabelen
642 Tabellen en overzichten
9.4 Compatibiliteit van DIN-programma's
B- en Y-asbewerking
Bewerkingsvlakken G16 Bewerkingsvlak zwenken þ
G17 XY-vlak (voor- of achterkant) þ
G18 XZ-vlak (draaibewerking) þ
G19 YZ-vlak (bovenaanzicht/mantel) þ
Gereedschapsverplaatsing zonder
bewerking
G0 Positioneren spoedgang þ
G14 Gereedschapswisselpositie benaderen þ
G600 Gereedschapsselectie þ
G701 Spoedgang in machinecoördinaten þ
G714 Magazijngereedschap inspannen
G712 Gereedschapspositie vastleggen
Freescycli G841 Vlakfrezen voorbewerken þ
G842 Vlakfrezen nabewerken þ
G843 Meerdere zijden frezen voorbew. þ
G844 Meerdere zijden frezen nabew. þ
G845 Kamerfrezen voorbewerken þ
G846 Kamerfrezen nabewerken þ
G800 Schroefdraadfrezen XY-vlak þ
G806 Schroefdraadfrezen YZ-vlak þ
G803 Graveren XY-vlak þ
G804 Graveren YZ-vlak þ
G808 Afwikkelfrezen þ
Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en
cirkelbogen
G1 Lineaire verpl. þ
G2 Ronde baan, incrementele middelpuntmaat þ
G3 Ronde baan, incrementele middelpuntmaat þ
G12 Ronde baan, absolute middelpuntmaat þ
G13 Ronde baan, absolute middelpuntmaat þ
Overzicht van de cycli
644 Overzicht van de cycli
10.1 Cycli van onbewerkt werkstuk, enkelvoudige snedecycli
10.1 Cycli van onbewerkt werkstuk,
enkelvoudige snedecycli
Cycli van onbewerkt werkstuk Pagina
Overzicht 143
Standaard onbewerkt werkstuk 144
Onbewerkt werkstuk ICP 145
Enkelvoudige snedecycli Pagina
Overzicht 146
Positioneren spoedgang 147
Gereedschapswisselpositie
benaderen
148
Lineaire bewerking overlangs
Enkelvoudige langssnede
149
Lineaire bewerking overdwars
Enkelvoudige dwarsnede
150
Lineaire bewerking onder een hoek
Enkelvoudige schuine snede
151
Cirkelvormige bewerking
Enkelvoudige cirkelvormige snede
153
Cirkelvormige bewerking
Enkelvoudige cirkelvormige snede
153
Afkanting
Maken van een afkanting
155
Afronding
Maken van een afronding
157
M-functie
Invoer van een M-functie
159
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 645
10.2 Verspaningscycli
10.2 Verspaningscycli
Verspaningscycli Pagina
Overzicht 160
Verspanen overlangs
Voor- en nabewerkingscyclus voor
eenvoudige contouren
163
Verspanen overdwars
Voor- en nabewerkingscyclus voor
eenvoudige contouren
165
Verspanen met insteken overlangs
Voor- en nabewerkingscyclus voor
eenvoudige contouren
177
Verspanen met insteken overdwars
Voor- en nabewerkingscyclus voor
eenvoudige contouren
179
ICP parallel aan contour overlangs
Voor- en nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren
193
ICP parallel aan contour overdwars
Voor- en nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren
196
ICP-verspanen overlangs
Voor- en nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren
202
ICP-verspanen overdwars
Voor- en nabewerkingscyclus voor
willekeurige contouren
204
646 Overzicht van de cycli
10.3 Steek- en steekdraaicycli
10.3 Steek- en steekdraaicycli
Steekcycli Pagina
Overzicht
214
Insteken radiaal
Steek- en nabewerkingscycli voor
eenvoudige contouren
216
Insteken axiaal
Steek- en nabewerkingscycli voor
eenvoudige contouren
218
Insteken radiaal ICP
Steek- en nabewerkingscycli voor
willekeurige contouren
232
Insteken axiaal ICP
Steek- en nabewerkingscycli voor
willekeurige contouren
234
Draaduitloop maken H
264
Draaduitloop maken K
266
Draaduitloop maken U
267
Afsteken
Cyclus voor het afsteken van het te
draaien deel
269
Steekdraaicycli Pagina
Overzicht
240
Steekdraaien radiaal
Steekdraai- en nabewerkingscycli voor
eenvoudige contouren
241
Steekdraaien axiaal
Steekdraai- en nabewerkingscycli voor
eenvoudige contouren
242
ICP-steekdraaien radiaal
Steekdraai- en nabewerkingscycli voor
willekeurige contouren
256
ICP-steekdraaien axiaal
Steekdraai- en nabewerkingscycli voor
willekeurige contouren
258
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 647
10.4 Schroefdraadcycli
10.4 Schroefdraadcycli
Schroefdraadcycli Pagina
Overzicht 273
Schroefdraadcyclus
Enkel- of meervoudige langsdraad
277
Conische draad
Enkel- of meervoudige conische draad
281
API-draad
Enkel- of meervoudige API-draad (API:
American Petroleum Institute)
283
Schroefdraad nasnijden
Enkel- of meervoudige langsdraad
nasnijden
285
Conische draad nasnijden
Enkel- of meervoudige conische draad
nasnijden
289
API-draad nasnijden
Enkel- of meervoudige API-draad
nasnijden
291
Draaduitloop DIN 76
Draaduitloop en draadaansnijding
293
Draaduitloop DIN 509 E
Draaduitloop en cilinderaansnijding
295
Draaduitloop DIN 509 F
Draaduitloop en cilinderaansnijding
297
648 Overzicht van de cycli
10.5 Boorcycli
10.5 Boorcycli
Boorcycli Pagina
Overzicht 301
Axiale boorcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
302
Radiale boorcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
304
Axiale langgatboorcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
306
Radiale langgatboorcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
309
Axiale draadtapcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
311
Radiale draadtapcyclus
voor afzonderlijke boringen en patronen
313
Schroefdraad frezen
freest schroefdraad in een bestaande
boring
315
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 649
10.6 Freescycli
10.6 Freescycli
Freescycli Pagina
Overzicht 319
Spoedgang positionering
C-as inschakelen, gereedschap en spil
positioneren
320
Sleuf axiaal
freest een enkele sleuf of sleufpatroon
321
Figuur axiaal
freest een enkele figuur
323
Contour axiaal ICP
freest een enkele ICP-contour of
contourpatroon
327
Kopfrezen
freest vlakken of een veelvlak
330
Sleuf radiaal
freest een enkele sleuf of sleufpatroon
333
Figuur radiaal
freest een enkele figuur
335
Contour radiaal ICP
freest een enkele ICP-contour of
contourpatroon
339
Spiraalgroef frezen radiaal
freest een spiraalgroef
342
Schroefdraad frezen
freest schroefdraad in een bestaande
boring
315
650 Overzicht van de cycli
10.6 Freescycli
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 651
Index
A
Aangedreven gereedschap ... 520
Aangedreven gereedschappen ... 90
Aanraken ... 105
Aanzethoek ... 275
Absolute coördinaten ... 46
Additieve correctie
cyclusprogrammering ... 142
Additieve correcties ... 118
Afkanting ... 155
Afronding ... 157
Afsteekgereedschap ... 502
Afsteken ... 269
API-draad ... 283
API-draad nasnijden ... 291
Asaanduidingen ... 45
Aswaarden instellen ... 94, 95, 96, 97
B
Baanmaat ... 421
Back-upnaam ... 594
Bediening - basisprincipes ... 54
Bediening van het handwiel ... 109
Bedrijfstijden tonen ... 102
Beeldscherm ... 53
Belastingsbewaking ... 121
Beschrijvingen onbewerkt werkstuk
ICP ... 403
Bestandsorganisatie ... 129
Bewaking van de EnDat-
impulsgevers ... 75
Bewaking van
gereedschapsstandtijd ... 91
Bewerkingsattributen ICP ... 377
Binnendraad berekenen ... 387
Boor- en freespatroon,
cyclusprogrammering ... 352
Boorcycli, cyclusprogrammering ... 301
Boren axiaal ... 302
Boren radiaal ... 304
C
Calculator ... 58
C-as, basisprincipes ... 37
Circulaire bewerking ... 153
Commentaar bij cycli ... 139
Commentaren
commentaarregel in het
cyclusprogramma ... 139
Compatibiliteit van DIN-
programma's ... 629
Complete bewerking
basisprincipes ... 39
C
Conische draad ... 281
Conische draad nasnijden ... 289
Contextgevoelige helpfunctie ... 66
Continu verloop
programma-uitvoering ... 116
Contour onbewerkt werkstuk
ICP ... 145
Contour onbewerkt werkstuk,
ICP ... 145
Contourcorrectie bij Inleren ... 138
Coördinaten, absolute ... 46
Coördinaten, incrementele ... 47
Coördinaten, pool- ... 47
Coördinatensysteem ... 46
Correcties ... 117
Correcties, additieve ... 118
Cycli aparte snijgangen ... ... 146
Cycli bij handbediening ... 110
Cycli van onbewerkt werkstuk ... 143
Cycli, gebruikte adressen ... 142
Cyclusmenu ... 140
Cyclusprogramma's converteren ... 603
Cyclusprogrammering
cyclustoetsen ... 138
Cyclusstartpunt ... 136
Cyclusstatus ... 84
Cyclustoetsen ... 138
D
Data-overdracht ... 583
DATAPILOT ... ... 583
DIN-conversie ... 132
DIN-cyclus ... 372
DIN-cyclus
(cyclusprogrammering) ... 372
DIN-macro's ... 137
DIN-programma's converteren ... 604
Draaddiepte ... 275
Draadtappen axiaal ... 311
Draadtappen radiaal ... 313
Draaduitloop
parameters draaduitloop DIN 509 E,
DIN 509 F ... 619
parameters draaduitloop DIN
76 ... 617
Draaduitloop DIN 509 E ... 295
Draaduitloop DIN 509 F ... 297
Draaduitloop DIN 76 ... 293
Draaduitloop vorm H ... 264
Draaduitloop vorm K ... 266
Draaduitloop vorm U ... 267
Draaduitloopcycli ... 273
D
Draaduitlooppositie,
cyclusprogrammering ... 273
Dupliceren
lineair ... 392
rond ... 393
spiegelen ... 393
DXF-contouren ... 483
E
Eindpunt ICP-contour ... 385
Equidistante (FRC) ... 50
Equidistante (SRC) ... 50
Ethernet ... 584
Ethernet-interface ... 584
aansluitingsmogelijkheden ... 586
configureren ... 587
inleiding ... 586
Ethernet-interface CNC PILOT 620
Ethernet-interface CNC PILOT 640
Externe toegang ... 583
F
Fouten-logbestand ... 64
Foutmeldingen ... 62
Freescycli,
cyclusprogrammering ... 319
Freespatroon
cyclusprogrammering
instructies ... 352
Freesradiuscompensatie (FRC) ... 50
Frezen, figuur axiaal ... 323
Frezen, figuur radiaal ... 335
Frezen, ICP-contour axiaal ... 327
Frezen, ICP-contour radiaal ... 339
Frezen, kopfrezen ... 330
Frezen, sleuf axiaal ... 321
Frezen, sleuf radiaal ... 333
Frezen, spiraalgroef radiaal ... 342
G
Gegevensbeveiliging ... 42, 583
Gegevensinvoer - basisprincipes ... 56
Geometrische berekeningen ICP ... 378
Gereedschap met meetoptiek
opmeten ... 107
Gereedschap met meettaster
opmeten ... 106
Gereedschap opmeten door
aanraken ... 105
Gereedschappen
aangedreven gereedschappen ... 90
652
Index
G
gereedschappen in verschillende
kwadranten ... 87
gereedschapsbeheer ... 502
gereedschapscorrecties
invoeren ... 108
gereedschapslijst ... 504, 505
Gereedschappen in verschillende
kwadranten ... 87
Gereedschappen opmeten ... 104
Gereedschapscontrolegrafiek ... 507
Gereedschapscorrecties ... 108, 117
Gereedschapseditor ... 504
Gereedschapshouder Multifix ... 86
Gereedschapshouder revolver ... 86
Gereedschapslijst ... 504
Gereedschapslijst vergelijken ... 114
Gereedschapsmaten,
basisprincipes ... 49
Gereedschapsoproep ... 90
Gereedschapspositie bij
verspaningscycli ... 161
Gereedschapstabel instellen ... 86
Gereedschapstypen ... 502
Gereedschapswisselpositie
benaderen ... 148
Gereedschapswisselpositie G14 ... 142
Gereedschapswisselpositie
instellen ... 98
Graveren kopvlak ... 347
Graveren mantelvlak ... 349
Graveren tekentabel ... 351
H
Handbediening ... 109
Helpbestanden downloaden ... 71
Helpschermen ... 137
Helpsysteem ... 66
I
ICP Absolute of incrementele
dimensionering ... 386
ICP Afkanting mantelvlak ... 426
ICP Afkanting te draaien contour ... 408
ICP Afkanting voorkant ... 420
ICP Afkanting XY-vlak ... 454
ICP Afkanting YZ-vlak ... 471
ICP Afronding mantelvlak ... 426
ICP Afronding te draaien contour ... 408
ICP Afronding voorkant ... 420
ICP Afronding XY-vlak ... 454
I
ICP Afronding YZ-vlak ... 471
ICP Afzonderlijk vlak XY-vlak ... 463
ICP Afzonderlijk vlak YZ-vlak ... 480
ICP Basiselementen te draaien
contour ... 404
ICP bewerkingsattributen ... 377
ICP Boring mantelvlak ... 445
ICP Boring voorkant ... 435
ICP Boring XY-vlak ... 460
ICP Boring YZ-vlak ... 477
ICP Cirkel mantelvlak ... 440
ICP Cirkel voorkant ... 431
ICP Cirkel XY-vlak ... 455
ICP Cirkel YZ-vlak ... 472
ICP Cirkelboog mantelvlak ... 425
ICP Cirkelboog te draaien
contour ... 407
ICP Cirkelboog voorkant ... 419
ICP Cirkelboog XY-vlak ... 453
ICP Cirkelboog YZ-vlak ... 470
ICP Contourelement wissen ... 396
ICP Contourelementen
mantelvlak ... 421
ICP Contourelementen te draaien
contour ... 404
ICP contourelementen
toevoegen ... 395
ICP Contourelementen voorkant ... 415
ICP Contourelementen wijzigen ... 397
ICP Contouren aan de voorkant in
smart.Turn ... 430
ICP Contouren C-asbewerking ... 427
ICP Contouren Y-asbewerking ... 427
ICP contourrichting ... 394
ICP contourweergave ... 389
ICP Draaduitloop DIN 509 E ... 410
ICP Draaduitloop DIN 509 F ... 411
ICP Draaduitloop DIN 76 ... 409
ICP Draaduitloop vorm H ... 413
ICP Draaduitloop vorm K ... 414
ICP Draaduitloop vorm U ... 412
ICP geneste contouren en
boringen ... 428
ICP geometrische berekeningen ... 378
ICP Horizontale lijnen mantelvlak ... 423
ICP Horizontale lijnen te draaien
contour ... 405
ICP Horizontale lijnen voorkant ... 417
ICP Horizontale lijnen YZ-vlak ... 468
ICP Invoer van hoeken ... 388
I
ICP Laatste contourelement wijzigen of
wissen ... 396
ICP Lijn onder een hoek
mantelvlak ... 424
ICP Lijn onder een hoek te draaien
contour ... 406
ICP Lijn onder een hoek voorkant ... 418
ICP Lijn onder een hoek XY-vlak ... 452
ICP Lijn onder een hoek YZ-vlak ... 469
ICP Lineair patroon mantelvlak ... 446
ICP Lineair patroon voorkant ... 436
ICP Lineair patroon XY-vlak ... 461
ICP Lineair patroon YZ-vlak ... 478
ICP Lineaire sleuf mantelvlak ... 443
ICP Lineaire sleuf voorkant ... 434
ICP Lineaire sleuf XY-vlak ... 458
ICP Lineaire sleuf YZ-vlak ... 475
ICP Loep ... 402
ICP Mantelvlakcontouren in
smart.Turn ... 438
ICP Meerzijdige vlakken XY-vlak ... 464
ICP Meerzijdige vlakken YZ-vlak ... 481
ICP Onbewerkt werkstuk
"Gietstuk" ... 403
ICP Onbewerkt werkstuk "Pijp" ... 403
ICP Onbewerkt werkstuk "Staf" ... 403
ICP Overgangen bij
contourelementen ... 386
ICP Poolcoördinaten ... 388
ICP Rechthoek mantelvlak ... 441
ICP Rechthoek voorkant ... 432
ICP Rechthoek XY-vlak ... 456
ICP Rechthoek YZ-vlak ... 473
ICP referentiegegevens ... 428
ICP Referentiegegevens XY-vlak ... 449
ICP Referentiegegevens YZ-vlak ... 465
ICP Regelm. n-hoek mantelvlak ... 442
ICP Regelm. n-hoek voorkant ... 433
ICP Regelm. n-hoek XY-vlak ... 457
ICP Regelm. n-hoek YZ-vlak ... 474
ICP Rond patroon mantelvlak ... 447
ICP Rond patroon voorkant ... 437
ICP Rond patroon XY-vlak ... 462
ICP Rond patroon YZ-vlak ... 479
ICP Ronde sleuf mantelvlak ... 444
ICP Ronde sleuf voorkant ... 434
ICP Ronde sleuf XY-vlak ... 459
ICP Ronde sleuf YZ-vlak ... 476
ICP selectie oplossing ... 390
ICP selectiefuncties ... 391
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 653
Index
I
ICP Startpunt contour aan
voorkant ... 415
ICP Startpunt contour XY-vlak ... 450
ICP Startpunt contour YZ-vlak ... 467
ICP Startpunt mantelvlakcontour ... 421
ICP Startpunt te draaien contour ... 404
ICP Verticale lijnen mantelvlak ... 423
ICP Verticale lijnen te draaien
contour ... 405
ICP Verticale lijnen voorkant ... 416
ICP Verticale lijnen XY-vlak ... 450, 451
ICP Verticale lijnen YZ-vlak ... 467
ICP vormelementen overlappend
aanbrengen ... 395
ICP Vormelementen te draaien
contour ... 408
ICP-contour maken ... 385
ICP-contourelementen
voorkant ... 415, 430
ICP-contouren bewerken ... 385
ICP-contouren wijzigen ... 395
ICP-contouren, basisprincipes ... 376
ICP-editor in cyclusbedrijf ... 379
ICP-editor in smart.Turn ... 382
ICP-insteekcycli axiaal ... 234
ICP-insteekcycli radiaal ... 232
ICP-insteken afwerken axiaal ... 238
ICP-insteken afwerken radiaal ... 236
ICP-programmering
absolute of incrementele
dimensionering ... 386
contourelementen
voorkant ... 415, 430
contourrichting ... 394
ICP-steekdraaien axiaal ... 258
ICP-steekdraaien axiaal
afwerken ... 262
ICP-steekdraaien radiaal ... 256
ICP-steekdraaien radiaal
afwerken ... 260
Inch, maateenheden ... 48
Incrementele coördinaten ... 47
Inleren ... 111
Inschakelen ... 75
Insteekgereedschap ... 502
Insteken axiaal ... 218
Insteken axiaal - uitgebreid ... 222
Insteken axiaal afwerken ... 226
Insteken axiaal afwerken -
uitgebreid ... 230
Insteken ICP afwerken axiaal ... 238
I
Insteken ICP afwerken radiaal ... 236
Insteken radiaal ... 216
Insteken radiaal - uitgebreid ... 220
Insteken radiaal afwerken ... 224
Insteken radiaal afwerken -
uitgebreid ... 228
Inverteren ... 393
Invoervelden ... 56
Invoervenster ... 53
L
Laatste snede bij
schroefdraadcycli ... 276
Langgatboren axiaal ... 306
Langgatboren radiaal ... 309
Lengte- en hoekmeetsystemen ... 45
Lettertoetsenbord ... 57
Lijstverwerking ... 57
Lineair boorpatroon axiaal ... 353
Lineair boorpatroon radiaal ... 361
Lineair freespatroon axiaal ... 355
Lineair freespatroon radiaal ... 363
Lineaire bewerking onder een
hoek ... 151
Lineaire bewerking overdwars ... 150
Lineaire bewerking overlangs ... 149
Logbestand, fouten-logbestand ... 64
Logbestand, toetsen-logbestand ... 65
Looprichting van de frees
(cyclusprogrammering) ... 344, 345
Looprichting van de frees
contourfrezen ... 344
Looprichting van de frees frezen van
kamers ... 345
M
Maateenheden ... 48
Machine instellen ... 93
Machine met Multifix ... 86
Machine met revolver ... 86
Machinegegevens invoeren ... 78
Machinemaat instellen ... 100
Machinenulpunt ... 47
Markeren (programmatransfer) ... 596
Meetoptiek ... 107
Meettaster ... 106
Menukeuze ... 55
Metrisch, maateenheden ... 48
M-functies ... 159
M-functies bij cycli ... 139
Multigereedschap bewerken ... 509
N
NC-programma's uit voorgaande
besturingen importeren ... 602, 606
Netwerkinstellingen ... 587
Netwerkverbindingen ... 584
Nulpunt verschuiven ... 392
O
Offsets definiëren ... 95
Onbewerkt werkstuk - staf/pijp ... 144
Onvolledig berekende
contourelementen (ICP) ... 378
Oplossend vermogen van
handwiel ... 133
Oppervlakteruwheid
bewerkingsparameters ... 565
P
Parameters ... 545
bewerkingsparameters ... 563
Passingen ... 387
Passingen berekenen ... 387
Patroon lineair boorpatroon
axiaal ... 353
Patroon lineair boorpatroon
radiaal ... 361
Patroon lineair freespatroon
axiaal ... 355
Patroon lineair freespatroon
radiaal ... 363
Patroon rond boorpatroon axiaal ... 357
Patroon rond boorpatroon radiaal ... 365
Patroon rond freespatroon axiaal ... 359
Patroon rond freespatroon
radiaal ... 367
Poolcoördinaten ... 47
Positioneren spoedgang ... 147
Positioneren spoedgang frezen ... 320
Positionering
spilpositionering tijdens
cyclusbedrijf ... 78
Programma, gegevens over een
.. ... 129
Programmakeuze ... 129
Programmatypen ... 61
Programma-uitvoering ... 116
Programma-verloop ... 113
R
Referentiebewerking ... 123
Referentiemerk ... 45
Referentieprocedure ... 76, 96
654
Index
R
Regelnummer
cyclusprogrammering ... 111
Revolvertabel invullen ... 89
Revolvertabel invullen met de
gereedschapslijst ... 88
Rond boorpatroon axiaal ... 357
Rond boorpatroon radiaal ... 365
Rond freespatroon axiaal ... 359
Rond freespatroon radiaal ... 367
Rotatierichting
(gereedschapsparameters) ... 519
S
Schakelfuncties bij cycli ... 139
Schroefdraad
cyclusprogrammering
API-draad ... 283
conische draad ... 281
Schroefdraad nasnijden
(overlangs) ... 285
Schroefdraad nasnijden uitgebreid
(overlangs) ... 287
Schroefdraadaanloop ... 275
Schroefdraadcycli ... 273
Schroefdraadcyclus (overlangs) ... 277
Schroefdraadcyclus (overlangs) –
uitgebreid ... 279
Schroefdraadfrezen axiaal ... 315
Schroefdraadparameters ... 610
Schroefdraadpositie,
cyclusprogrammering ... 273
Schroefdraaduitloop ... 275
Servicebestanden opslaan ... 65
Simulatie ... 128, 486
contour maken in de
simulatie ... 500
Simulatie met startregel ... 497
Simulatie, 3D-weergave ... 493
Simulatie, aanzichten instellen ... 489
Simulatie, additionele functies ... 488
Simulatie, baanweergave ... 491
Simulatie, bediening ... 487
Simulatie,
gereedschapsweergave ... 492
Simulatie, loep ... 495
Simulatie, weergave van
veeggrafiek ... 492
Simulatievenster ... 489
Sledepositie ... 37
Slijtagecorrectie ... 502
smart.Turn-dialogen ... 56
S
Snede-opdeling ... 275
Snijbegrenzingen SX, SZ ... 142
Snijkantradiuscompensatie (SRC) ... 50
Softkeys ... 55
Sorteerfuncties ... 129
Speciale correctie
(steekgereedschap) ... 521, 522
Spiegelen
contourgedeelte door spiegelen
dupliceren ... 393
Spil ... 85
Spilbelasting ... 81
Spoed ... 611
Standtijdbewaking ... 91
Standtijdgegevens gereedschap
bewerken ... 511
Startpunt ICP-contour ... 385
Steekcycli ... 214
Steekcycli, contourvormen ... 215
Steekcycli, draaduitlooppositie ... 215
Steekcycli, verspanings- en
voedingsrichting ... 214
Steekdraaien - basisprincipes,
cyclusprogrammering ... 240
Steekdraaien axiaal ... 242
Steekdraaien axiaal - uitgebreid ... 246
Steekdraaien axiaal afwerken ... 250
Steekdraaien axiaal afwerken -
uitgebreid ... 254
Steekdraaien ICP axiaal ... 258
Steekdraaien ICP axiaal
afwerken ... 262
Steekdraaien ICP radiaal ... 256
Steekdraaien ICP radiaal
afwerken ... 260
Steekdraaien radiaal ... 241
Steekdraaien radiaal - uitgebreid ... 244
Steekdraaien radiaal afwerken ... 248
Steekdraaien radiaal afwerken -
uitgebreid ... 252
Steekdraaigereedschap ... 502
Stilzethoek (cyclusbedrijf) ... 78
Systeemtijd instellen ... 103
T
Tafeltastsysteem kalibreren ... 101
Technische eigenschappen ... 620
Technologie-editor ... 538
Tekentabel ... 351
Tijdberekening (simulatie) ... 499
TNCguide ... 66
T
Toerentalbegrenzing
tijdens cyclusbedrijf definiëren ... 78
Toetsen-logbestand ... 65
Transfer ... 583
Transformaties
roteren ... 400
spiegelen ... 401
verschuiven ... 399
U
Uitschakelen ... 77
Uitschakelniveau ... 116
USB-interface ... 584
V
Veiligheidsafstand ... 160
Veiligheidsafstand G47 ... 142
Veiligheidsafstanden SCI en SCK ... 142
Veiligheidszone
weergave status
veiligheidszone ... 97
Veiligheidszone instellen ... 97
Verspanen afwerken overdwars ... 172
Verspanen afwerken overdwars -
uitgebreid ... 175
Verspanen afwerken overlangs ... 171
Verspanen afwerken overlangs -
uitgebreid ... 173
Verspanen overdwars ... 165
Verspanen overdwars -
uitgebreid ... 169
Verspanen overlangs ... 163
Verspanen overlangs - uitgebreid ... 167
Verspanen, ICP afwerken
overdwars ... 208
Verspanen, ICP afwerken
overlangs ... 206
Verspanen, ICP overdwars ... 204
Verspanen, ICP overlangs ... 202
Verspanen, ICP-parallel aan contour
afwerken overdwars ... 200
Verspanen, ICP-parallel aan contour
afwerken overlangs ... 198
Verspanen, ICP-parallel aan contour
overdwars ... 196
Verspanen, ICP-parallel aan contour
overlangs ... 193
Verspanen, insteken afwerken
overdwars ... 187
Verspanen, insteken afwerken
overdwars - uitgebreid ... 191
HEIDENHAIN CNC PILOT 640 655
Index
V
Verspanen, insteken afwerken
overlangs - uitgebreid ... 189
Verspanen, insteken en afwerken
overlangs ... 185
Verspanen, insteken overdwars ... 179
Verspanen, insteken overdwars -
uitgebreid ... 183
Verspanen, insteken overlangs ... 177
Verspanen, insteken overlangs -
uitgebreid ... 181
Verspaningscycli ... 160
Verspaningscycli, voorbeeld ... 210
Voeding ... 84
Voedingsreductie boren
cyclusprogrammering
boorcyclus ... 303, 305
langgatboren ... 307, 310
Voorbeeld boorcycli ... 317
Voorbeeld freescyclus ... 346
Voorbeeld patroonbewerking ... 369
Voorbeeld schroefdraad- en
draaduitloopcycli ... 299
Voorbeeld steekcycli ... 271
Voorbeelden verspaningscycli ... 210
Vormelementen (ICP)
basisprincipes ... 377
Vormelementen ICP ... 377
W
Waarden C-as instellen ... 99
Weergave van machinegegevens ... 80
Werken met cycli ... 136
Werkstand Aparte regel
programma-uitvoering ... 116
Werkstand basisregels
weergave bij programma-
uitvoering ... 116
Werkstand Dry Run ... 120
Werkstand Gereedschapseditor ... 502
Werkstand Handbediening ... 109
Werkstand Inleren ... 111
Werkstand Machine ... 74
Werkstand Organisatie ... 544
Werkstand Programma-verloop ... 113
Werkstanden ... 40, 54
Werkstuknulpunt ... 48
Werkstuknulpunt definiëren ... 94
Y
Y-as, basisprincipes ... 38
Z
Zoeken naar startregel ... 115
656
Index
1079662-72 · Ver02 · SW03 · Printed in Germany · H · 3/2015

655


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Heidenhain CNC PILOT 640 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Heidenhain CNC PILOT 640 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 35,75 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Heidenhain CNC PILOT 640

Heidenhain CNC PILOT 640 User Manual - English - 654 pages

Heidenhain CNC PILOT 640 User Manual - German - 656 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info