40 BIJZONDERE FUNCTIES
Bijzondere functies
De DPR is voorzien van een aantal geavanceerde
functies, die het apparaat extra flexibel maken.
Ook al is het niet noodzakelijk om deze extra’s
altijd te gebruiken, toch bieden zij vele extra keu-
zemogelijkheden, die u wellicht goed van pas
komen.
Toewijzen Surround Versterkerkanaal
De DPR is uitgerust met zeven vol vermogen ver-
sterkerkanalen voor volledige 7.1-kanaals wer-
king zonder dat daar extra versterkers voor nodig
zijn. In sommige systemen echter wilt u mis-
schien de traditionele 5.1 configuratie gebruiken
voor de centrale kamer, zodat de vrijblijvende
surround achter links/rechts versterkers gebruikt
kunnen worden voor het sturen van een paar
luidsprekers in een andere kamer.
Wilt u de Surround Achter versterkers gebruiken
voor een andere kamer, dan dient een instelling
in het
MULTI-ROOM menu veranderd te
worden. Om dat te doen roept u het menusys-
teem op door op OSD
L
te drukken, waarop
het
MASTER MENU (hoofdmenu) in beeld
verschijnt (afb. 1). Druk dan op
¤
E
tot de
cursor
›
op de regel MULTI-ROOM staat.
Druk op Set
F
om het MULTI-ROOM
SELECT
menu te kiezen (afb. 11).
Afbeelding 11
Wanneer u een andere zone wilt sturen met de
Surround Achter versterkerkanalen, druk dan op
⁄
/
¤
Navigatie
E
tot de ➞ cursor op de
regel
SB AMPS staat in het MULTI-
ROOM SETUP
menu. Druk op
‹
/
›
Navigatie
E
tot MULTI in negatief video
wordt gemarkeerd en druk op Instellen
F
.
Om de instelling zo te veranderen dat de
Surround Achter versterkers worden gestuurd
met de bron die wordt gekozen via het meer-
kamersysteem, drukt u op
‹
/
›
E
zodat
MR SP in negatief video wordt weergegeven
en druk dan op Set
F
.
Onthoud dat wanneer deze keuze is gemaakt, u
niet langer gebruik kunt maken van de 6.1/7.1
kanaals decoders of bewerkingen en dat de luid-
sprekers die voor de andere kamer zijn bestemd,
worden aangesloten op de Surround Achter/
Meerkamer Luidspreker Uitgangen
c
. Het
volume voor deze luidsprekers wordt ingesteld
door het meerkamersysteem, als uitgelegd op
pagina 42 in deze handleiding.
Is de instelling eenmaal gemaakt, druk dan op
¤
E
om nog andere instellingen in dit menu te
maken. Wanneer geen andere instellingen nodig
zijn, druk dan op In-beeld Display
L
om het
menu te verlaten.
Display Dimmer
Bij normaal gebruik blijven de display en de indi-
caties op de voorzijde op volle sterkte branden.
U kunt ze echter ook dimmen of uitschakelen als
beschreven op pagina 39. Nog een andere optie
is dat de displays alleen ingeschakeld worden
wanneer op een toets op het front of op de
afstandsbediening wordt gedrukt en dan na een
vaste periode weer uitschakelt.
Om de display op het front op de fade functie te
zetten drukt u op OSD
L
om het hoofdmenu
in beeld op te roepen. Druk op
⁄
/
¤
Navigatie
E
om de ➞ cursor op de regel ADVANCED
staat en druk op Set
F
om het ADVAN-
CED SELECT
(bijzondere functies) te kiezen
(afb. 12).
Afbeelding 12
Met ADVANCED SELECT in beeld drukt u
op
⁄
/
¤
Navigatie
E
zodat de ➞ cursor
naar de regel
VFD FADE TIME OUT gaat.
Vervolgens drukt u op
‹
/
›
Navigatie
E
zodat de tijd wordt ingesteld die de displays blij-
ven branden wanneer op een toets werd
gedrukt.
Is die tijd ingesteld en het apparaat weer in nor-
maal gebruik teruggekeerd, dan blijven de dis-
plays branden gedurende de gekozen tijd telkens
wanneer een toets op het front of op de
afstandsbediening wordt ingedrukt. Daarna
doven de displays langzaam met uitzondering
van de verlichting rond Standby/In
3
die u er
aan herinnert dat de DPR aan staat. Denk er aan
dat de Fade functie niet werkt wanneer de dis-
plays geheel uitgeschakeld zijn met de toets
Dimmer als aangegeven op pagina 39.
Wilt u nog andere instellingen maken in het
ADVANCED SELECT menu druk dan op
⁄
/
¤
Navigatie
E
om de ➞ cursor naast
het gewenste item te verplaatsen of naast
BACK TO MASTER MENU om vervolgens
op Set
F
te drukken om een correctie in een
ander menu te maken. Bent u gereed met alle
instellingen druk dan op OSD
L
om het
menusysteem te verlaten.
Helderheid display
De display
˜
op het frontpaneel van de DPR is
standaard ingesteld op een helderheidsniveau
dat voldoende is om de informatie in een nor-
maal verlichte ruimte te kunnen lezen. Het is
echter mogelijk dat u onder bepaalde omstan-
digheden de helderheid tijdelijk wilt wijzigen, of
zelfs geheel wilt uitschakelen.
Om de ingestelde helderheid van de display
voor een specifieke luistersessie te wijzigen,
dient u een aanpassing te maken in het menu
ADVANCED SELECT (bijzondere functies).
Om die instellingen te activeren drukt u op in-
beeld display
L
om het MASTER MENU
(hoofdmenu) in beeld te brengen. Druk op
⁄
E
tot de cursor
›
naast de regel ADVAN-
CED
(bijzonder) staat. Druk op instellen
F
om het menu ADVANCED SELECT (bij-
zondere functies - Afb. 12) te activeren.
Om de helderheid in het menu
ADVANCED
SELECT
(bijzondere functies) te wijzigen,
dient de cursor
›
(in beeld) naast de regel VFD
te staan en druk vervolgens op
›
E
tot het
gewenste niveau van helderheid in beeld wordt
aangegeven. Wanneer FULL (volledig) gemar-
keerd is, zal de display de normale helderheid heb-
ben. Is HALF (half) gemarkeerd, dan zal de dis-
play met halve helderheid oplichten. Is OFF
(uit) gemarkeerd, dan zullen alle indicaties in de
display
˜
doven. Denk er echter aan dat de
Lichtnetindicatie
3
altijd blijft branden als
teken dat de DPR nog ingeschakeld is.
Wilt u nog andere instellingen in dit menu
maken, druk dan op
⁄¤
E
tot de in beeld
cursor
›
naast de gewenste instelling staat, of
op de regel BACK TO MASTER MENU
(terug naar hoofdmenu) en druk dan op instel-
len
F
. Zijn er geen andere instellingen meer
te maken, druk dan op in-beeld display
L
om het menusysteem te verlaten.
De helderheid van de display kan ook gewijzigd
worden door de toets instellen
@
3 seconden
ingedrukt te houden, tot in de display
˜
de
aanwijzing
VFD FULL (volledig) aangegeven
wordt. Binnen 3 seconden dient u instellen
7$
in te drukken tot de gewenste helderheid
is bereikt. Op dat moment drukt u weer op
instellen
@
om de instelling te activeren.
Zodra het gewenste helderheidsniveau gekozen
is, zal deze instelling van kracht blijven tot een
wijziging plaatsvindt of het systeem uitgescha-
keld wordt.