GEBRUIK
• Gebruik nooit pannen met een vervormde basis. Een holle of bolle bodem kan de werking
van de beveiliging tegen oververhitting belemmeren. Het apparaat wordt dan te warm.
Hierdoor kan de glasplaat barsten en de panbodem smelten.
• Schade die het gevolg is van het gebruik van ongeschikte pannen of van droogkoken, valt
buiten de garantie.
Minimale pandiameter
• De minimale diameter van de panbodem bedraagt 14 cm.
• U bereikt het beste resultaat met een pan van dezelfde diameter als de kookzone.
Als de pan te klein is, wordt de kookzone niet ingeschakeld.
Snelkookpannen
• Inductiekoken is bij uitstek geschikt voor het gebruik van snelkookpannen. De kookzone
reageert zeer snel, waardoor de snelkookpan ook snel op druk is. Het kookproces stopt
onmiddellijk zodra u een kookzone uitschakelt.
Vermogen instellen
De kookzones hebben negen vermogensstanden. Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld, kunt
u binnen 60 seconden de gewenste kookzone kiezen.
Stel de vermogensstand in door de plustoets (+) of mintoets (-) aan te raken
(zie: Inductiekookplaat bedienen).
Maximaal vermogen
Tijdens het koken is het maximaal beschikbare vermogen van iedere kookzone
afhankelijk van het gevraagde vermogen op dat bepaalde moment.
Het vermogensniveau begint te knipperen zodra de maximale instelling is bereikt.
Pandetectie
Als de kookplaat na het instellen van het vermogen geen (ijzerhoudende) pan detecteert,
knipperen het symbool voor pandetectie en de geselecteerde vermogensinstelling beurtelings op
het display en blijft de kookplaat koud. Indien er niet binnen één minuut een (ijzerhoudende) pan
op de kookzone wordt geplaatst, wordt de kookzone automatisch uitgeschakeld (zie ook het
hoofdstuk 'Pannen').
NL 9