10
5. Gebruiksaanwijzing
5.1 Voor het gebruik
Voordat u de machine start, dient u eerst de punten betreffende de bescherming van de gezondheid
en de werkveiligheid grondig door te lezen, zie hoofdstuk 1.
5.2 De tank met brandstof vullen
Gebruik altijd loodvrije benzine (RON 95). Gebruik nooit met olie gemengde benzine, die voor
tweetaktmotoren is bestemd.
AANWIJZING!
Let er op dat de kwaliteit van benzine door opslag verslechtert. Koop benzine slechts voor verbruik
binnen 30 dagen. Benzine is erg brandbaar en dient slechts opgeslagen te worden in reservoirs die
voor dit doeleinde zijn vervaardigd.
Vul de benzinetank op een goed geventileerde plaats, niet in de nabijheid van open vuur of met een
hete motor.
5.3 Controle van het oliepeil van de motor
Controleer voor de eerste ingebruikname of er motorolie in de motor zit. Vul het eventueel met olie in
de kwaliteitsklasse zoals in hoofdstuk 6.2. beschreven. Controleer het oliepeil steeds voor ieder
gebruik. De machine moet bij de controle steeds horizontaal staan. Neem de peilstok eruit en veeg
hem af. Plaats hem terug maar schroef hem niet vast. Trek hem er vervolgens weer uit. Lees de
oliestand af. Als het oliepeil gezakt is, vul dan olie bij tot aan de bovenkant van de markering “MAX”.
5.4 Starten van de motor
• Controleer of de bougiekabel op de bougie zit.
• Controleer of de aandrijving van het maaimechanisme ontkoppeld is
• Starten van de koude motor: verschuif de gashendel in de choke positie.
• Starten van de warme motor: schuif de gashendel op "volgas".
• Draai de sleutel en start de motor
• Als de motor gestart is, schuif de gashendel stap voor stap terug naar vol gas, als de choke
gebruikt werd.
• Gebruik bij een koude start de machine niet onmiddellijk, maar laat de machine eerst enige
minuten lopen, zodat de motor opgewarmd wordt.
• Controleer of de parkeerrem vrij staat alvorens weg te rijden.
5.5 Stopzetten
Haal uw voet van het pedaal, hierdoor stopt de machine. Ontkoppel maaidekaandrijving. Laat de
motor even stationair draaien. Zet de motor af door uitschakelen met de contactsleutel. Neem de
contactsleutel uit het contactslot. Na het uitschakelen kan de motor erg warm zijn. Pak de uitlaat,
cilinder of koeling niet vast. Hieraan kunt u zich ernstig verbranden.
5.6 Rijden over het terrein
Controleer voor het rijden of zich in de motor de juiste hoeveelheid olie bevindt. Als de machine op
hellend terrein gebruikt wordt moet het oliepeil zeker op vol "MAX" staan.