747910
177
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/228
Next page
Programmeerhandboek
S1005/S1006.mz-18/24 HoTT.2.nl
Niet gesch kt voor kinderen
jonger dan 36 maanden
Bevat klene onde delen die
tot verst kkng kunnen leiden
LET OP!
!
14+ 0 3
Algemene aanwijzingen
Vóór het gebruik ............................................................3
Inleiding ......................................................................... 3
Waarschuwings- en aanwijzingssymbolen
en hun betekenis ........................................................... 3
Veiligheidsaanwijzingen .................................................4
BEOOGDE TOEPASSING .........................................4
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften
voor …
… Nikkel-Metaal-Hydride accu’s ................................8
… Lithium-Ionen (LiIo)- en
Lithium-Polymeer (LiPo)-accu’s ...............................10
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s: ..........12
Aanwijzingen voor de milieubescherming ...................12
Beschrijving van de radiobesturingsets
mz-18 en mz-24 ...................................................13
Technische gegevens ..............................................14
Algemene gebruiksaanwijzingen
Zender-stroomvoorziening ...........................................15
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren) ................16
Afstellen van de stuurknuppels ....................................17
Zenderbeschrijving
Bedieningselementen van de zender ......................18
Toetsenslot ...............................................................19
Toetsen   en ESC en ENT ...........................19
Digitale trimming ......................................................19
Display ..................................................................... 20
Bediening van het display .................................... 21
Waarschuwingen .................................................22
Zender-achterkant ................................................... 24
DSC-aansluiting ...................................................24
Data-poort ............................................................25
Aansluiting hoofdtelefoon .....................................25
Cardslot................................................................26
Mini-USB-aansluiting ...........................................27
Inbedrijfname
In bedrijf nemen van de zender ...............................28
Update van de zendersoftware ............................ 30
Inhoudsopgave
Zendersoftware herstellen ...................................30
In bedrijf nemen van de ontvanger .......................... 32
Firmware-update van de ontvanger .....................33
Ontvangerinstellingen opslaan .............................33
Aanwijzingen bij de installatie ..................................34
Stroomvoorziening van de ontvanger ..................36
Begripsdefinities .......................................................... 38
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
lement-schakelaars .....................................................40
Aansluiting aan de ontvanger
Vliegtuigmodellen ....................................................42
Helikoptermodellen ..................................................43
Programmabeschrijvingen
Programmabeschrijving ...............................................44
Basismenu
Modelkeuze ................................................................. 46
Modelnaam ..................................................................47
Modeltype ....................................................................66
Weg/limit ......................................................................68
Omkeer/vertraging .......................................................70
Midden .........................................................................72
Motor-stop ...................................................................74
Zenderinstelling ...........................................................76
Klokken ........................................................................82
Fail Safe .......................................................................86
Triminstelling ................................................................88
Servomonitor ............................................................... 92
Kanaal Set ...................................................................94
Gaslimiet-functie ......................................................96
Zenderuitgang ............................................................. 98
Functiemenu
Vliegtuig- en helimodellen
Wat is een mixer? ......................................................100
Algemene opmerkingen bij de
vrij programmeerbare mixers .....................................101
Vrije mixers ................................................................102
Trainer ........................................................................109
Verbindingsschema ...............................................112
Draadloos HoTT-systeem ......................................113
Telemetrie ..................................................................116
Vliegtuigmodellen
Fase ...........................................................................134
DR/Expo .................................................................... 138
Vleugelmixers ............................................................ 142
Gas-curve ..................................................................146
Stationairloop ............................................................150
Snap Roll ...................................................................151
RO-differentiatie.........................................................152
WK-mixers ................................................................. 154
WK-SET .....................................................................158
Rem ...........................................................................162
Butterfly .....................................................................164
V-staart ......................................................................168
Helikoptermodellen
Fase ...........................................................................170
DR/Expo .................................................................... 173
Pitch curve .................................................................177
Gas curve .................................................................. 183
Gyro/Governor ...........................................................188
Gas AR ......................................................................192
Tuimelschijf ................................................................194
TS Limiter .................................................................. 195
Heli mixer ...................................................................196
Gas mixer ..................................................................198
Pitch >> hek ...............................................................200
Systeemmenu
Stick mode .................................................................202
Waarschuwing ...........................................................203
ETC set ......................................................................204
Display .......................................................................207
Knuppelkalibratie ....................................................... 210
MP3 Player ................................................................ 212
Telemetrie
Weergave telemetrie-data .........................................215
2Inhoudsopgave
Vóór het gebruik
Hartelijk dank dat u gekozen heeft voor een Graupner
mz-18 HoTT of mz-24 HoTT-radiobesturingsysteem.
Dit systeem is extreem veelzijdig en kan zowel door
beginners als door experts worden gebruikt.
Leest u alstublieft deze handleiding zorgvuldig door, om
de beste resultaten met uw radiobesturing te bereiken
en vooral veilig te vliegen. Wanneer er bij het gebruik
zich moeilijkheden mochten voordoen moet u het hand-
boek raadplegen of uw detailhandelaar of het Graupner
Service Center om hulp vragen.
Vanwege technische wijzigingen kan de informatie in dit
handboek zonder aankondiging vooraf worden veran-
derd.
Inleiding
Het Graupner-radiobesturingsysteem kan gebruikt
worden om motor-, zweef- en helikoptermodellen te
sturen en is de perfecte keuze voor iedereen die een
kwalitatief hoogwaardige radiobesturing nodig heeft. Het
HoTT-systeem verzendt een grote hoeveelheid data in
real-time zoals bv. motortoerental, spanning, tempera-
tuur, door de gebruiker ingestelde waarschuwingen enz.
Zulke gegevens komen bv. direct van een HoTT-com-
patibele toerenregelaar, zonder dat er extra sensoren
nodig zijn. Uiteraard kunnen deze data ook door apart
aangesloten, en met het HoTT-systeem compatibele
sensoren worden uitgegeven.
WAARSCHUWING:
Lees de hele handleiding door om u met de
bediening van het apparaat vertrouwd te
maken, voordat u deze gaat gebruiken. Een
foutieve bediening kan de apparatuur beschadigen en
leiden tot schade en/of ernstig letsel.
Waarschuwings- en aanwijzingssymbolen en hun
betekenis
WAARSCHUWING:
Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte
en eventueel volgende aanwijzingen, die door
de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten
worden! Bij het niet opvolgen van hiervan kan de veilige
functie van het apparaat worden beïnvloed en de
veiligheid van de gebruiker en omstanders in gevaar
worden gebracht.
LET OP: Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte
en eventueel volgende aanwijzingen, die door
de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten
worden! Het niet opvolgen van deze aanwijzingen kan
schade, verlies van garantie enz. tot gevolg hebben.
Dit symbool ZONDER specifiek opschrift
benadrukt de ernaast afgedrukte en eventueel
volgende aanwijzingen resp. tips, die door de
gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Het
niet opvolgen van de aanwijzingen en tips kan verschil-
lende vormen van schade tot gevolg hebben.
Dit symbool wijst op aanwijzingen en tips, die
door de gebruiker opgevolgd moeten worden.
PDit symbool wijst op aanwijzingen m.b.t. het
onderhoud van het apparaat, die door de
gebruiker in ieder geval moeten worden
opgevolgd om een lange levensduur van het apparaat te
garanderen.
Programmeervoobeeld
Sequenzer ................................................................. 220
Aanhangsel
Aanhangsel ................................................................222
Conformiteitsverklaring ..............................................226
Graupner centrale service ......................................... 227
Garantie-certificaat ....................................................227
3
Voor het gebruik
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te bele-
ven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door
te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te
volgen. Ook moet u zich direct online registreren onder
https://www.graupner.de/de/service/produktregistrie-
rung.aspx, want alleen op deze manier krijgt u automa-
tisch via e-mail actuele informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde model-
vliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent,
moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren
modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan
een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te
worden.
BEOOGDE TOEPASSING
LET OP: Deze radiobesturinginstallatie mag alleen
voor het door de producent beoogde doel,
voor het besturen van niet- mandragende
modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig
gebruik is niet toegestaan en kan leiden tot schade
aan de apparatuur en tot grote schade en/of letsel.
Voor onvakkundig gebruik buiten deze bepalingen
wordt daarom geen garantie verleend of verantwoor-
delijkheid genomen.
LET OP: NIET GESCHIKT VOOR KINDEREN ONDER
DE 14 JAAR ZONDER TOEZICHT VAN
VOLWASSENEN, WANT VEILIGHEID IS
GEEN TOEVAL en RADIOBESTUURDE MODELLEN
ZIJN GEEN SPEELGOED.
Ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik,
maar ook door invloed van derden, aanzienlijke schade
aan personen of goederen veroorzaken.
Deze handleiding is onderdeel van het pro-
duct. Ze bevat belangrijke aanwijzingen m.b.t.
het gebruik en de handhaving van uw radiobe-
sturing. Deze handleiding moet daarom zorgvuldig
worden bewaard en wanneer de apparatuur wordt
doorverkocht aan de volgende gebruiker worden
overhandigd.
Het niet opvolgen van de handleiding en de
veiligheidsaanwijzingen leiden tot verlies van
de garantie.
Verdere aanwijzingen en waarschuwingen
Technische defecten van elektronische of
mechanische aard kunnen leiden tot onvoor-
zien starten van de motor en/of het rondvlie-
gen van onderdelen, die u aanzienlijk kunnen blesseren!
Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut
vermeden worden! Door kortsluiting kunnen niet alleen
delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar
afhankelijk van de energievoorraad van de accu bestaat
er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen
alle onderdelen, die door een motor worden aangedre-
ven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen
door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aan-
geraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger
afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende
propellers of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op
in het gebied van de propeller of schroef!
Let er ook tijdens het programmeren op, dat een aan-
gesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk
gaat lopen. Onderbreek eventueel de brandstofvoorzie-
ning resp. maak de aandrijfaccu los.
Beschermt u alle onderdelen tegen stof, vuil, vocht,
trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd
overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelas-
ting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale” bui-
tentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik
van –15 °C tot +55 °C.
Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de appa-
ratuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing
en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten,
zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en acces-
soires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen
bij elkaar behorende, originele Graupner stekkers van
dezelfde constructie en hetzelfde materiaal.
Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet
strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook
scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de
isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit
aan de kabels lostrekken.
Er mogen geen veranderingen aan de apparaten wor-
den aangebracht, anders verliest u iedere garantie en
aanspraken bij uw verzekering. Stuur eventueel het des-
betreffende apparaat aan de Graupner-servicedienst,
zie bladzijde 227.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorko-
men, in schuimrubber ingepakt in het vlieg-
tuigmodel achter een sterke spant resp. in het
auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd,
geplaatst. Verpak de ontvanger echter niet luchtdicht,
zodat hij tijdens het gebruik niet te warm wordt.
De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen
het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en
schokken meteen aan de ontvanger zouden worden
doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstal-
latie in een model met verbrandingsmotor, alle delen
altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen
of olieresten kunnen binnendringen. Dit geldt vooral
voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/
UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de
aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en
de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere
metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ont-
vanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook
koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstof-
pompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van
andere componenten op een goed bereikbare plaats
in het model onder te brengen. In geen geval mogen
servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in
de buurt liggen!
4Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen
In ieder geval goed doornemen!
slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ont-
vangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastge-
legen kanalen moeten de bestuurders in een los groep-
je bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze
regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als
die van anderen in gevaar.
Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobestu-
ring dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter leiden
tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een
waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte. Vergroot de
afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van
zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat. Altijd eerst de zender aanzetten,
dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten,
dan pas de zender.
WAARSCHUWING:
Wanneer deze volgorde niet aangehouden
wordt, dus de ontvanger aan staat en de
bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan
de ontvanger door andere zenders, storingen enz.
signalen oppikken. Het model voert ongecontroleer-
de stuurbewegingen uit en kan schade aan perso-
nen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen met een mechanische gyro
geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken
van de energievoorziening er voor zorgen dat de motor
niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning
op, dat de ontvanger in de veronderstelling is gel-
dige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor
per ongeluk gaan draaien!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving
van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen
bewegen!
Positie van de ontvangerantennes
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk
van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de anten-
nes in ieder geval minimaal 35 mm uit de romp steken.
Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardan-
tennes van de HoTT-ontvangers vervangen worden door
langere exemplaren.
De uitrichting van de antenne(s) is niet kritisch. Voor-
delig is echter een verticale (staande) montage van de
ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-anten-
nes (twee antennes) moet de tweede antenne in een
hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne staan,
en moet de ruimtelijke afstand tussen de actieve uitein-
den het liefst groter dan 125 mm zijn.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende
rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
trillingen enigermate beschermd, zie ook “Aanwijzingen
bij de installatie” op bladzijde 34.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de
stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk
is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen
uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen
stoppen, moet men de carburateur zó hebben ingesteld,
dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt,
wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire
positie worden gebracht.
Let er op dat geen metalen delen bv. door het uitslaan
van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar
schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen,
die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte
Reikwijdte- en funktiestest
Vóór iedere start de correcte functie en
reikwijdte controleren. Maak het model
voldoende vast en let er op, dat er zich geen
personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een
simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of
de programmering van het model uit te sluiten. Let ook
op de aanwijzingen op bladzijde 79.
WAARSCHUWING:
Wanneer de reikwijdte- en functietest en de
vliegsimulatie niet uitvoerig en precies
wordt uitgevoerd kan dit onverwachte
functiestoringen en /of uitval van de ontvangst
veroorzaken, wat een controleverlies over het model
of zelfs een crash tot gevolg kan hebben, die weer
kunnen leiden tot grote schade en/of letsel.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automo-
dellen
WAARSCHUWING:
Vlieg nooit over toeschouwers of ande-
re piloten heen. Breng nooit dieren, toe-
schouwers of andere bestuurders in ge-
vaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van
hoogspanningsleidingen of in de buurt van slui-
zen en openbare scheepsvaart. Gebruik uw mo-
del ook niet op openbare straten, wegen en plei-
nen etc. U kunt daardoor schade veroorzaken of
in het ergste geval mensen in gevaar brengen.
Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit!
Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven
en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit
en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Dit
duurt minimaal drie seconden. Schakel de zen-
der dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar
dat de zender direct na het uitschakelen “blijft
hangen” en u daardoor de controle over het mo-
del definitief verliest. Een opnieuw in bedrijf ne-
men van de zender is dan alleen mogelijk door
hem uit te zetten en dan de hierboven beschre- 5
Veiligheidsaanwijzingen
ven procedure te herhalen.
Slepen van een model
WAARSCHUWING:
Let er bij het slepen van een model op dat
er een minimale afstand van ca. 50 cm
tussen de beide ontvangers resp. hun
antennes is. Gebruik satellietontvangers, anders zijn
storingen via het terugkoppelingskanaal niet uit te
sluiten.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer bij een lager wordende accuspan-
ning de aanwijzing “Accu moet geladen
worden!!” op het display verschijnt en er een
hoorbaar alarm klinkt, moet u direct stoppen en de
zenderaccu opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van de accu’s, met
name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegin-
gen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden!
Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant
en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s
nooit zonder toezicht opladen.
Probeer nooit droge batterijen op te laden. Er bestaat
acuut explosiegevaar.
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgela-
den. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bana-
nenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan
het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers
van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en
ontvangeraccu bevestigen.
Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze
langere tijd niet meer gebruiken wilt.
Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp.
accu’s met verschillende typen cellen, een mix van
oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend
fabricaat.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met
elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de in-
wendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af,
daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude weers-
omstandigheden.
Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogram-
ma’s kan langzaam leiden tot capaciteitsvermindering.
De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten
en op voldoende capaciteit gecontroleerd worden, en
bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden
vervangen. Koop alleen originele Graupner-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Alle conventionele elektromotoren veroorza-
ken tussen collector en borstels vonken die de
radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moet iede-
re motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoor-
filters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand
en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een
radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en
montagehandleiding van het model.
Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de Graup-
ner-hoofdcatalogus FS of op internet onder www.
graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel
Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van
meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische
gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische snelheidsregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar
hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromo-
tor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te
voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de
regelaar minstens de helft van de maximale motor-blok-
keerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tu-
ning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nomi-
nale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen
verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroor-
zaken storingen, die de functie van de radiobesturing
negatief kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een
aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en
afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo
ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
WAARSCHUWING:
De functie van een zender wordt door de
bij blikseminslag ontstane magnetische
golven gestoord, ook wanneer het onweer
nog kilometers ver weg is. Daarom bij naderend
onweer direct stoppen met vliegen! Door statische
lading via de antenne kan levensgevaar ontstaan!
LET OP:
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstra-
ling van mobiele zendapparatuur te vol-
doen, moet bij het gebruik van de appara-
tuur een afstand tussen de antenne van de installatie
en personen van minimaal 20 cm of meer aanwezig
zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt
daarom niet aanbevolen.
Om storende invloeden van de elektrische eigen-
schappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden,
moet u er op letten dat er zich geen andere zender
op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de
zenderkant een correcte programmering van de lan-
deninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen,
FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de desbe-
treffende handleiding bij de zender en ontvanger.
Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en
6Veiligheidsaanwijzingen
reikwijdtetest uit met een vliegsimulatie, om fouten in
het systeem of de programmering uit te sluiten. Let in
ieder geval op de aanwijzingen op bladzijde 79.
Programmeer de zender of ontvanger niet wanneer u
het model bestuurt.
Onderhoudsaanwijzingen
PReinig de behuizing, telescoopantenne etc.
nooit met schoonmaakmiddelen, benzine,
water e.d., maar uitsluitend met een droge,
zachte doek.
Componenten en accessoires
LET OP: De firma Graupner/SJ GmbH als fabrikant
adviseert om alleen componenten en acces-
soires te gebruiken die door de firma Graup-
ner/SJ GmbH getest zijn op deugdelijkheid, functie en
veiligheid en vrijgegeven zijn. De firma Graupner/SJ
GmbH neemt in dit geval de verantwoordelijkheid voor
het product van u over.
De fa. Graupner/SJ GmbH neemt geen verantwoor-
delijkheid voor producten of accessoires van andere
fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd
product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico
kan worden toegepast.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Dit handboek dient alleen ter informatie en
kan zonder aankondiging worden gewijzigd.
De firma Graupner/SJ GmbH is niet verant-
woordelijk of aansprakelijk voor fouten resp. onnauw-
keurigheden die misschien in dit handboek staan.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en
handleiding, als ook de voorwaarden en methoden voor
de installatie, gebruik en onderhoud van de radiobe-
sturingcomponenten kunnen door de Fa. Graupner/SJ
GmbH niet gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa.
Graupner/SJ GmbH geen enkele aansprakelijkheid op
zich voor verliezen, schades of kosten, die resulteren
uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee
samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting
van de Fa. Graupner/SJ GmbH tot schadevergoeding,
uit welke rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaar-
de van de direct schadeveroorzakende producten van
de Fa. Graupner/SJ GmbH. Dit geldt niet, indien de Fa.
Graupner/SJ GmbH volgens dwingende wettelijke eisen
wegens opzet of nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk
kan worden gesteld.
Verder kunnen eventuele eisen alleen
behandeld worden wanneer er een log-be-
stand kan worden getoond, zie onder
“Gegevensverzameling /-opslag” op bladzijde 26
en onder “Klokken” op bladzijde 82. Ook moet de
zender altijd op de nieuwste software-stand geüp-
datet zijn.
Let u er daarbij op, dat vanwege technische oor-
zaken tijdens de weergave van MP3-bestanden er
GEEN opslag van gegevens mogelijk is.
Om altijd op de hoogte te zijn van belangrijke soft-
ware-updates moet u zich daarom registreren
onder https://www.graupner.de/de/service/produkt-
registrierung.aspx. Alleen zo wordt u via e-mail op de
hoogte gehouden van nieuwe updates.
7
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride
accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaardige producten is het
absoluut noodzakelijk om de onderstaande veiligheids-
voorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang
en veilig plezier van uw accu’s te hebben.
LET OP:
Losse cellen en accu’s zijn geen speel-
goed en mogen daarom niet binnen het
bereik van kinderen komen.
Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s con-
troleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet
meer gebruiken.
Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden bin-
nen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn
gespecificeerd.
Accu’s/cellen niet verhitten, verbranden, kortslui-
ten of met een te hoge of verkeerd aangesloten
stroom laden.
Accu’s van parallel geschakelde cellen, combi-
naties van oude en nieuwe cellen, cellen van ver-
schillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant,
merken of cellentype mogen niet worden ge-
bruikt.
Een in het apparaat ingebouwde accu uit het appa-
raat verwijderen, wanneer deze niet wordt gebruikt.
Apparaten na het gebruik uitzetten, om een te diep
ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen.
De te laden accu moet tijdens het laadproces op een
onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende
ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ont-
vlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling.
Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opge-
laden. De voor het celtype aangegeven maximale
snellaadstroom mag niet worden overschreden.
Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt
dan 60 °C moet het laden direct worden afgebroken
en de accu afkoelen tot ca. 30 °C.
Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s
opladen.
Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s
solderen of lassen.
Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosie-
gevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten.
Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO2
brandblusser of zand.
Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten
komen met handen of ogen. In geval van nood direct
met veel water uitspoelen en een arts raadplegen.
De ventielopeningen van de cellen mogen nooit ge-
blokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij
het solderen mag de soldeertemperatuur van max.
220 °C niet langer dan 20 sec. worden toegepast.
Om een vervorming te voorkomen mag er geen
grote mechanische druk plaatsvinden.
Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt
te werk gaan:
Maak de accu gewoon los en leg deze op een on-
brandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld
is. Hou de accu nooit in de hand, om het risico van
een explosie te vermijden.
Let op de voorschriften voor het laden en ontladen
van de accu’s.
Algemene aanwijzingen
De capaciteit van uw accu wordt met elke
lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende
langere tijd opslaan kan leiden tot een vermin-
dering van de capaciteit van de accu.
Accu’s opslaan
Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaats-
vinden in een niet geheel ontladen toestand in een
droge ruimte bij een temperatuur van +5 °C tot +25 °C.
LET OP: De celspanning mag bij een langer opslaan
niet onder de 1,2 V komen. Eventueel moet
u de accu vóór het opslaan opladen.
Balanceren van de individuele accucellen
Om nieuwe cellen te balanceren deze via de zoge-
naamde normale lading naar de maximale laadtoe-
stand brengen. Als vuistregel geldt in dit geval dat
een lege accu 12 uur lang met een stroom van één
tiende van de opgedrukte capaciteit geladen wordt
(“1/10 C”-methode). De cellen zijn dan allemaal even
vol. Een dergelijk balanceren dient bij elke 10e lading
herhaald te worden, zodat de cellen op elkaar afge-
stemd blijven en de levensduur maximaal is.
Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individu-
eel te laden moet u deze optie bij elke lading benut-
ten. Verder moet het accupack tot een individuele
celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is
bijv. bij het in de zender gebruikte pack van 4 cellen
een ontlaad-eindspanning van 3,6 V.
Lading
Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde
stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder
voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt
snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom pre-
cies kan worden ingesteld moet de accu via de normale
lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen, zie
voorbeeld hierboven.
Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende
laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk,
met 1/10 C worden geladen. De laadstroom mag ech-
ter nooit groter zijn dan de waarde die in de handlei-
ding van de zender wordt genoemd!
Snellading
Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de
Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen.
De meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 …
20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor
Ni-Cd-accu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt.
Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of infor-
meer bij uw winkelier, of uw apparaat geschikt is voor
Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met
de helft van de aangegeven maximale laadstroom.
Ontlading
Alle door Graupner en GM-Racing verkochte accu’s zijn,
afhankelijk van het accutype, geschikt voor een maxi-
male stroombelasting van 6 … 13 C (let op de specifica-
8Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
ties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting, des te
lager is de levensduur.
Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s
verkorten de levensduur van de accu’s
onnodig en moeten alleen worden gebruikt
om de accucellen te controleren of oude cellen “nieuw
leven in te blazen”. Ook het laden/ontladen van een
accu voor gebruik heeft geen zin, behalve wanneer u de
kwaliteit ervan wilt checken.
Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-18 HoTT
Best.-Nr. S1005
De desbetreffende radiobesturingset is
standaard voorzien van een NiMH-zenderac-
cu. Na het bereiken van de fabrieksmatig
ingestelde onderspanningsgrens van 4,8 V verschijnt er
een waarschuwing op het display van de zender.
9
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
Zoals voor alle technisch hoogwaardige producten is het
navolgen van de volgende veiligheidsaanwijzingen en
de behandelvoorschriften een noodzaak om Lithium-Io-
nen- en –Polymeer-accu’s lang, storingsvrij en onge-
vaarlijk te kunnen gebruiken.
LiIo-/LiPo-accu’s hebben een bijzondere behandeling
nodig. Dit geldt zowel voor het laden en ontladen als
ook voor de opslag en het verdere gebruik. Hierbij moet
u letten op de volgende specificaties:
Bijzondere aanwijzingen voor het laden van Graup-
ner LiIo-/LiPo-accu’s
LET OP:
Omdat de firma Graupner GmbH de juiste
lading en ontlading van de cellen niet kan
controleren, wordt iedere garantie bij een
foutieve lading of ontlading afgewezen.
Voor de lading van LiPo-accu’s mogen alleen de
toegestane laadapparaten met de bijbehorende
laadkabels worden gebruikt. Iedere ingreep aan de
lader resp. de laadkabel kan tot verregaande schade
leiden.
De max. laadcapaciteit moet begrensd worden op
het 1,05-voudige van de accucapaciteit.
Voorbeeld: 700 mAh accu = 735 mAh max. laadca-
paciteit.
Gebruik voor het laden en ontladen van LiIo-/
LiPo-accu’s alleen de in de set aanwezige stekker-
lader resp. speciaal daarvoor ontworpen laad-/ont-
laadapparaten van Graupner, zie bladzijde 16 of
onder www.graupner.de.
Verzeker u ervan dat het aantal cellen resp. de
laad-eindspanning en de ontlaad-eindspanning
correct zijn ingesteld. Let ook op de handleiding van
uw laad-/ontlaadapparaat.
Onder deze voorwaarden kunnen Graupner LiIo-/
LiPo-accu’s met max. 2 C (de waarde van 1 C komt
overeen met de celcapaciteit) laadstroom worden
geladen. Vanaf een spanning van mx. 4,2 V per cel
moet met een constante spanning van 4,2 V per cel
verder geladen worden, totdat de laadstroom onder
0,1 … 0,2 A komt.
Een spanning van meer dan 4,20 V per cel moet in
ieder geval worden vermeden, omdat de cel anders
permanent wordt beschadigd en in brand kan vlie-
gen. Om een overladen van individuele cellen in een
pack te voorkomen, moet voor een langere levens-
duur de afschakelspanning tussen 4,10 V … 4,15 V
per cel worden ingesteld.
Het toegestane temperatuurbereik bij het laden en
opslaan van LiIo-/LiPo-accu’s bedraagt 0 … +50 °C.
Accu’s en ook losse cellen zijn geen speelgoed en
mogen niet in de buurt van baby’s of kleine kinderen
komen. Zouden accu’s worden ingeslikt, dan direct
een arts waarschuwen.
Accu’s mogen niet in de magnetron komen of onder
druk raken. Rook en vuur en nog meer kunnen het
gevolg zijn.
Haal nooit een LiPo-accu uit elkaar. Het openen van
een LiPo-accu kan interne kortsluitingen veroorza-
ken. Gasontwikkeling, brand en explosies of andere
problemen kunnen het gevolg zijn.
De in de LiPo-accu’s aanwezige elektrolyten en
elektrolytdampen zijn schadelijk voor de gezond-
heid. Vermijd in ieder geval direct contact met deze
vloeistof. Bij contact van elektrolyt met de huid, ogen
of andere lichaamsdelen moet u deze direct uit- en
afspoelen met voldoende schoon water, daarna een
arts consulteren.
Vóór ieder gebruik de juiste toestand van de accu
controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s
niet meer gebruiken.
Cellen/accu’s mogen alleen binnen de technische
mogelijkheden worden gebruikt, die voor het desbe-
treffende celtype is gedefinieerd.
Accu’s/ cellen niet verhitten, verbranden, kort-
sluiten of met te hoge of omgepoolde stromen la-
den.
Bij een foutieve behandeling bestaat er ontbran-
dings- of explosiegevaar en kunt u zich verwon-
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Lithium-Ionen (LiIo)- en
Lithium-Polymeer (LiPo)-accu’s
den. Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken,
CO2-brandblusser of zand.
Bij oververhitte accu’s gaat u als volgt te werk: Maak
de accu gewoon los en leg hem op een onbrandbare
ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou de
accu nooit in de hand om het risico van een explosie
te vermijden.
Accu’s uit parallel geschakelde cellen, combina-
ties van oude en nieuwe cellen, cellen van ver-
schillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabricaat,
merk of celtype mogen niet gebruikt worden.
Een in een apparaat ingebouwde accu altijd uit het
apparaat nemen, wanneer dit apparaat niet gebruikt
wordt. Apparaten na het gebruik altijd uitzetten
om diepe ontladingen te vermijden. Diep ontladen
LiPo-accu’s zijn defect en mogen niet meer worden
gebruikt!
Accu’s altijd op tijd opladen. De te laden accu moet
tijdens het laadproces op een onbrandbare, hitte-
bestendige en niet-geleidende ondergrond gelegd
worden! Hou ook brandbare of makkelijk ontvlamba-
re voorwerpen uit de buurt van het laadapparaat.
Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opge-
laden. De voor het celtype aangegeven max. laad-
stroom mag niet worden overschreden.
In principe mogen in serie geschakelde LiPo-accu’s
in een pack alleen tegelijkertijd worden opgeladen,
als de spanning van de verschillende cellen niet
meer dan 0,05 V van elkaar afwijkt, of wanneer de
spanningsverschillen via de zogenaamde Balan-
cer-aansluiting via een Balancer of Equalizer tijdens
het laadproces bewaakt resp. gecompenseerd
worden.
De in de set aanwezige LiIo-accu is voorzien van
een speciale veiligheidsschakeling, zodat een “ba-
lanceren” van spanningsverschillen tussen de indi-
viduele cellen via de gebruikelijke balancer-aanslui-
ting vervalt.
Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt
dan 60 °C moet het laden direct worden onderbroken
10 Veiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
en moet u de accu laten afkoelen tot ca. 30 °C.
Aan de accu’s mogen geen wijzigingen worden aan-
gebracht. Nooit direct aan cellen solderen of lassen.
Om een vervorming te voorkomen mag geen over-
matige mechanische druk worden uitgeoefend.
Let er op dat de laad- en ontlaadvoorschriften wor-
den opgevolgd.
Opslag LiIo-/LiPo-cellen moeten bij een ingeladen
capaciteit van 10 … 20 % bewaard worden.
Daalt de spanning van de cellen onder de 3 V,
dan moeten LiIo-/LiPo-cellen in ieder geval worden
bijgeladen naar een capaciteit van 10 … 20 % van de
volle capaciteit, anders wordt de accu door een te diepe
ontlading tijdens de opslag onbruikbaar.
Bijzondere aanwijzingen bij de ontlading van Graup-
ner LiIo-/LiPo-accu’s:
Een continue belasting van 1 C vormt voor
Graupner LiIo-/LiPo-accu’s geen groot
probleem. Bij grotere stromen moet u letten
op de specificaties in de catalogus. Let echter ook op
de max. belastbaarheid van het stekkersysteem, zie
max. ontlaadstroom op de accu.
Een ontlading van onder de 2,5 V per cel bescha-
digt de cellen permanent en moet daarom absoluut
vermeden worden.
Sluit de accu’s nooit kort. Een kortsluiting veroor-
zaakt een heel hoge stroom, die de cellen opwarmt.
Dit leidt tot het verlies van elektrolyt, gassen of zelfs
explosies. Hou de Graupner-LiIo-/LiPo-accu’s uit de
buurt van geleidende oppervlakten, die een kortslui-
ting kunnen veroorzaken.
De accutemperatuur bij het ontladen mag in geen
geval boven de +70 °C komen. In dit geval moet er
voor een betere koeling of een geringere ontlading
worden gezorgd. De temperatuur kan gemakkelijk
met een infrarood-thermometer Best.-Nr. 1963
worden gecontroleerd. De accu mag echter nooit via
de laadbus van de zender worden ontladen. Deze
aansluiting is daarvoor niet geschikt.
Verdere aanwijzingen bij het gebruik
De capaciteit van de accu wordt met iedere
lading/ontlading kleiner. Ook bij opslag bij
te hoge of te lage temperaturen kan dit een
geleidelijke vermindering van de capaciteit ten
gevolge hebben. In de modelbouw bereiken de
accu’s vanwege de hoge ontlaadstromen en de
inductiestromen van de motor ook bij het opvolgen
van de laad- en ontlaadvoorschriften na 50 cycli
nog ongeveer 50 - 80 % van de capaciteit van een
nieuwe accu.
Accupacks mogen alleen in uitzonderlijke gevallen
in serie of parallel geschakeld worden, omdat de
cellencapaciteiten en de laadtoestand te verschillend
kunnen zijn. Door ons geleverde accupacks zijn
daarom geselecteerd.
De aansluitpunten van LiIo-/LiPo-accu’s zijn niet zo
stevig als bij andere accu’s. Dit geldt vooral voor
de pluspool-aansluiting. De aansluitingen kunnen
makkelijk afbreken.
Verbinding van de cellen
Direct solderen aan de accucellen is niet
toegestaan. Direct solderen kan componenten
van de accu’s zoals separator of isolator door
de hitte beschadigen.
Accu-aansluitingen kunnen alleen door industrieel punt-
lassen worden gemaakt. Bij een ontbrekende of losge-
trokken kabel moet een professionele reparatie door de
fabrikant of de verkoper plaatsvinden.
Vervangen van individuele accucellen
Het vervangen van accucellen mag alleen
door de fabrikant of verkoper worden gedaan,
en nooit door de gebruiker zelf.
Defecte cellen niet meer gebruiken
Beschadigde cellen mogen in geen geval
weer worden gebruikt.
Kenmerken van beschadigde cellen zijn o.a.
een beschadigde behuizing, vervorming van de accu-
cellen, de geur van elektrolyt of uitlopend elektrolyt. In
deze gevallen is een verder gebruik van de accu’s niet
meer toegestaan.
Beschadigde of onbruikbare cellen zijn Klein Chemisch
Afval en moeten op de juiste manier worden afgedankt.
Algemene waarschuwingen
De accu’s mogen niet in vloeistoffen zoals
water, zeewater of dranken worden onderge-
dompeld. Ieder contact met vloeistoffen moet
worden vermeden.
Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-24 HoTT
Best.-Nr. S1006
De desbetreffende radiobesturingset is
standaard voorzien van een LiPo-zenderaccu
met een geïntegreerde veiligheidsschakeling
(wijzigingen voorbehouden). Na het bereiken van de
fabrieksmatig ingestelde onderspanningsgrens van 3,6 V
verschijnt er een waarschuwing op het display van de
zender.
11
Veiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s:
Elke consument is wettelijk verplicht om alle
verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te
leveren.
Een verwijdering via het huisvuil is verboden. Oude
batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de
gemeente, bij onze handelaren en overal, waar batterij-
en en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden.
U kunt de door ons geleverde accu’s na gebruik, maar
wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het
volgende adres:
Graupner|SJ GmbH
Service: Gebrauchte Batterien
Henriettenstrasse 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage
aan de bescherming van het milieu!
VOORZICHTIG:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal
worden verpakt voor de verzending, omdat
ze soms zeer giftig zijn!!!!
Aanwijzingen voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de ge-
bruiksaanwijzing of de verpakking wijst
er op, dat dit product aan het einde van
zijn levensduur niet in het normale
huishoudelijke afval mag belanden. Het
moet bij een verzamelpunt voor de
recycling van elektrische of elektroni-
sche producten worden afgegeven.
De toegepaste materialen zijn herbruikbaar. Door het
hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aan-
zienlijk gespaard.
Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden
verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch
Afval worden afgegeven. Informeert u zich bij uw ge-
meente naar het desbetreffende verzamelpunt.
12 Aanwijzingen bij de verwijdering en milieubescherming
Gemeenschappelijke kenmerken
Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne
2,4 GHz Graupner HoTT-technologie
Maximale ongevoeligheid tegen storingen door
geoptimaliseerde frequentie-hopping over max. 75
kanalen en brede kanaalspreiding
Intelligente data-overdracht met correctiefunctie
Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare
transfer van de data van de hoofdprocessor naar de
2.4-GHz-HF-module met betrouwbare overdracht.
Geen extra vertraging door omwegen via een modu-
le-processor
Bidirectionale communicatie tussen zender en
ontvanger
Extreem snel re-binden ook bij maximale afstand
Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie
Waarschuwing bij te lage ontvangerspanning op het
zenderdisplay
Extreem breed spanningsbereik voor de ontvanger
van 3,6 V tot 8,4 V (werkt nog geheel tot 2,5 V)
Fail Safe
Door speciale telemetrie-displays talrijke program-
meer- en informatiedisplays direct op het zenderdis-
play
Ook in de toekomst bruikbaar omdat alle componen-
ten geüpdatet kunnen worden
Geavanceerd draadloos leraar-leerling-systeem voor
de comfortabele instructie van beginners
Aanraakgevoelig gekleurd TFT-display
Extra bedieningstoetsen aan de zijkant
Enz.
Radiobesturingset mz-18, Best.-Nr. S1005
Levering
Zender mz-18 HoTT, Best.-nr. S1005, met inge-
bouwde NiMH-zenderaccu 4NH-2000 RX RTU plat
(wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat
(5,6 V / 200 mA), bidirectionele Graupner ontvan-
ger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT
(Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.-
nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel
(Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger,
draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als
alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoeli-
ge display.
Individuele eigenschappen van de zender
max. 9 stuurkanalen
30 modelgeheugens
2 trimbare kruisknuppel-aggregaten (stuurelement
1 … 4)
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*,
S4*, S5* en S7*)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schake-
laars met lange greep (S2* en S8*)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1* en SL2*)
2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele draai-
knoppen (DV1 en DV2*)
Radiobesturingset mz-24, Best.-Nr. S1006
Levering
Zender mz-24 HoTT, Best.-nr. S1006, met inge-
bouwde LiPo 1s2p/4000mAh, 3,7 V TX-zenderac-
cu (wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat
(4,2 V / 500 mA), bidirectionele Graupner ontvan-
ger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT
(Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.-
nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel
(Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger,
draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als
alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoeli-
ge display.
Individuele eigenschappen van de zender
max. 12 stuurkanalen
30 modelgeheugens
2 trimbare kruisknuppel-aggregaten (stuurelement
1 … 4)
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*,
S4*, S5* en S7*)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schake-
laars met lange greep (S2* en S8*)
2 INC/DEC-toetsen (DT1* en DT2*)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1* en SL2*)
4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4*)
Computersystemen van de serie mz-18 en mz-24
twee radiobesturingsets met 2,4-GHz-Graupner-HoTT-technologie (Hopping Telemetry Transmission)
* zie “Bedieningselementen van de zender” bladzijde 18 13
Zenderbeschrijving
Zender mz-18 en mz-24 HoTT
Frequentieband 2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie FHSS
Zendvermogen 100 mW EIRP
Stuurfuncties mz-18 HoTT:
9 functies, waarvan 4 trimbaar
mz-24 HoTT
12 functies, waarvan 4 trimbaar
Temperatuurbereik -10 … +55 °C
Antenne draai- en knikbar
Bedrijfsspanning 3,4 … 6 V
Stroomverbruik ca. 540 mA
Afmetingen ca. 194 x 287 x 112 mm
Gewicht ca. 840 g met zenderaccu
Technische gegevens
Ontvanger GR-12L HoTT, Best.-Nr. S1012
Bedrijfsspanning 3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik ca. 70 mA
Frequentieband 2,400 … 2,4835 GHz
Modulatie FHSS
Antenne 1x ca. 145 mm lang,
ca. 115 mm gekapseld en
ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s 6
Aan te sluiten sensoren 1 (in plaats van servo 5)
Temperatuurbereik ca. -10 ° … +55 °C
Afmetingen ca. 36 x 21 x 10 mm
Gewicht ca. 7 g
Ontvanger GR-24 HoTT, Best.-Nr. 33512
Bedrijfsspanning 3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik ca. 70 mA
Frequentieband 2,400 … 2,4835 GHz
Modulatie FHSS
Antenne Diversity-antennes,
2x ca. 145 mm lang,
ca. 115 mm gekapseld en
ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s 12
Aan te sluiten sensoren 1
Temperatuurbereik ca. -10 ° … +55 °C
Afmetingen ca. 46 x 31 x 14 mm
Gewicht ca. 16 g
Toebehoren
Best.-Nr. omschrijving
1121 omhangriem, 20 mm breed
70 omhangriem, 30 mm breed
3097 windkap voor handzender
Meer toebehoren zie aanhangsel of op internet onder
www.graupner.de. Uw detailhandelaar helpt u graag
verder.
leraar-/leerling-kabel voor HoTT-zenders zie
bladzijde 112
Onderdelen
Best.-Nr. omschrijving
S8360 aluminium zenderkoffer HoTT voor
mz-zender
2498.4FBEC 4NH-2000 RX RTU plat
S8345 LiIo 1s2p/4000mAh/3,7 V
33800 zenderantenne HoTT
* De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning
geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit
verband op dat de ingangsspanning van de
ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen
wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning Voor de
meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6
Volt bedraagt!
14 Zenderbeschrijving – technische gegevens
Zender-stroomvoorziening
De zender mz-18 HoTT is standaard voorzien van een
oplaadbare NiMH-accu met 2000 mAh en de zender
mz-24 HoTT van een 1s2p-LiPo-accu met 4000 mAh
capaciteit. (wijzigingen voorbehouden).
De standaard in de zender ingebouwde
accu is bij de levering echter niet opgela-
den.
De zender-accuspanning is tijdens het gebruik zichtbaar
op het LCD-display. Wanneer de spanning onder een
waarde komt, die in de regel “Waarschuwing accu” van
het ondermenu »ETC. SET«, van het systeemmenu,
bladzijde 204, is ingesteld standaard 4,8 V (NiMH) bij
de zender mz-18 HoTT resp. 3,6 V (Lith.) bij de zender
mz-24 HoTT klinken er hoorbare waarschuwingssig-
nalen en verschijnt er op het display het venster:
TRG. CLR AAN
S. VOLT 02
4.7V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
resp.:
TRG. CLR AAN
S. VOLT 04
3.5V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
Uiterlijk nu moet u stoppen met zenden en de zenderac-
cu weer opladen!
Algemene gebruiksaanwijzingen
Zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
Aanwijzingen:
Let op de instelling van het juiste accutype
in het ondermenu »ETC. SET« van het
systeemmenu, bladzijde 204!
In een speciaal kalibratie-menu, dat door aantippen
van de spanningsweergave op het basisdisplay van
de zender met een vinger of de meegeleverde stift
kan worden geopend, kunt u de werkelijke spanning
nauwkeurig instellen, zie het onderdeel “Accuwaar-
schuwing” op bladzijde 204.
De oplaadbare NiMH-accu van de zender mz-18 HoTT
resp. de 1s2p-LiPo-accu van de zender mz-24 HoTT
kan, zoals hierna beschreven wordt, via de met CHAR-
GE aangegeven laadaansluiting aan de achterkant van
de zender met behulp van de bij elke set meegeleverde
stekkerlader weer opgeladen worden:
De laadbus is standaard via een diode beschermd te-
gen foutieve polariteit. Originele Graupner automatische
laadapparaten herkennen desondanks de spannings-
toestand van de accu. Let op de aanwijzingen voor de
instelling van het desbetreffende laadapparaat.
Polariteit van de mz-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de
markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit.
Gebruik daarom alleen de originele Graupner-laadkabel
met het Best.-Nr. 3022.
Laden van de zenderaccu met stekkerlader
Met de in de set aan-
wezige stekkerlader
bedraagt de laadtijd
van de zenderaccu ca.
15 uur. Gebruik
nooit laadap-
paraten of
netvoedingen van
ander fabricaat of apparaten, die voor andere accutypes
zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en eventue-
le foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder,
kunnen immense schade veroorzaken. Voorzie de
stekkerlader eventueel van een passend opschrift om
fouten uit te sluiten.
Let ook op de desbetreffende veiligheidsaanwijzingen
op de bladzijden 4 … 12.
De zender moet tijdens het hele laadproces
uitgezet zijn. Nooit de zender, zolang deze
nog met het laadapparaat verbonden is,
aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het
laadproces kan de laadspanning dusdanig laten stijgen,
dat de zender door overspanning direct beschadigd
wordt. Let u daarom ook op een veilig en goed contact
van alle stekkerverbindingen.
15
Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
Laden met automatische laadapparaten
Voor een sneller opladen van de zenderaccu kunnen
ook automatische Graupner laadapparaten worden
gebruikt, zie de tabel hieronder.
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren)
Best.-Nr.
aanduiding
aansl. 230 V AC
aansl. 12 V DC
geschikt voor
volgende ac-
cutypen
geïntegr. balancer
NiCd
NiMH
LiPo
loodaccu
6411 Ultramat 8 x x x x x
6463 Ultramat 12 plus x x x x x x
6464 Ultramat 14 plus x x x x x x x
6466 Ultra Trio plus 14 x x x x x x x
6468 Ultramat 16S x x x x x x x
6469 Ultra Trio Plus 16 x x x x x x
6470 Ultramat 18 x x x x x x x
6475 Ultra Duo Plus 45 x x x x x x
6478 Ultra Duo Plus 60 x x x x x x x
6480 Ultra Duo Plus 80 x x x x x x
Voor het opladen van de zender is ook de laadkabel Best.-Nr.
3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-Nr. 3021
nodig.
Meer laadapparaten en details vindt u in de Graupner hoofdca-
talogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
Verbind eerst de bananenstekkers met het
laadapparaat en steek daarna het andere
einde van de laadkabel in de laadbus van
de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van
een al aan de zender aangesloten laadkabel met
elkaar!
De toegestane laadstroom mag 1,5 A niet over-
schrijden, om schade aan de zender te voorkomen.
Begrens eventueel de stroom op het laadapparaat.
Losnemen van de zenderaccu
Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel
van de accuschacht op de achterkant van de zender
verwijderen:
accu-aansluitstekker
Dan de stekker van de zenderaccu door voorzichtig
trekken aan de kabel losmaken. Daarna de accu aan de
zijkant optillen en zonder veel kracht te zetten lostrek-
ken van het klittenband.
(De afbeelding toont de accu van de zender mz-24
HoTT.)
Inleggen van de zenderaccu
De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kantjes
tegen foutief polen beschermd. De vrije bus van de
accu-aansluitstekker bevindt zich, zoals te zien op de
afbeelding hieronder, naar boven wijzend op de bodem
van het accuvak. De pluspool (rode draad) bevindt zich
in het midden en de minpool (bruine of zwarte draad)
aan de kant van de accu.
In geen geval de stekker met geweld in de bus op de
zenderprint vastdrukken.
Leg de accu in het vak en sluit het deksel van de zender
daarna weer.
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze met een groene kleur aangegeven klok toont de
cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste
keer dat de accu werd opgeladen. Deze klok wordt
automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij
opnieuw aanzetten van de zender, bv. na het opladen,
merkbaar hoger is dan eerst:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
16 Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
Afstellen van de stuurknuppels
Naar keuze kan zowel de linker als ook de rechter
stuurknuppel van neutraliserend naar niet neutrali-
serend en omgekeerd worden gewijzigd. Ook kan de
terugstelkracht van de stuurknuppels aangepast worden
aan de gewoonte van de piloot. Het desbetreffende
afstelsysteem bevindt zich op de achterkant van de zen-
der in het accuvak, onder rubberen afdekkingen en on-
der de zijdelingse, met dubbelzijdig plakband bevestigde
handgrepen, zie markeringen in de afbeelding hieron-
der. Door draaien van de bijbehorende stelschroeven
met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de gewenste
instelling worden bereikt. Hou daarbij de desbetreffende
knuppel voor de zekerheid vast:
1 2
3
4
5
6
7
8
9 10
1en 2 / 9 en 10
Met de buitenste van de beide schroeven stelt u de
remkracht in en met de binnenste de kracht van de
ratel van de bijbehorende stuurknuppel.
4 en 5 / 7 en 8
Door draaien van de desbetreffende instelschroef
met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de terug-
stelkracht van de bijbehorende stuurrichting worden
afgesteld.
3 en 6
Om de standaard instelling van de linker resp. rech-
ter knuppel om te wisselen draait u deze schroef in
de richting van de binnenkant van de zender, totdat
de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aan-
slag vrij bewegelijk is resp. draait u deze weer uit,
totdat de stuurknuppel weer helemaal zelfneutralise-
rend is.
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos over een lengte
van ca. 8 mm worden versteld, om het sturen aan de
gewoonte van de piloot aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en
maak door te draaien het bovenste geschroefde deel
los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de
stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna het onder-
ste en bovenste gedeelte van de greep vastzetten door
ze tegen elkaar in te draaien.
Algemene aanwijzingen bij het laden
Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzin-
gen van de laadapparaat- en accufabri-
kant.
Let op de maximaal toegestane laad-
stroom van de accufabrikant. Om schade
aan de zender te voorkomen, mag de
laadstroom echter normaal gesproken 1,5 A niet
overschrijden! Begrenst u indien nodig de laad-
stroom aan het laadapparaat.
Moet de zenderaccu toch met meer dan 1,5 A wor-
den geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de
zender worden geladen. Anders riskeert u een be-
schadigen van de zenderprint door overbelasting
van de contactbanen en/of een oververhitting van de
accu.
Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakel-
automaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit
geldt vooral, wanneer u de standaard in de zender
mz-18 HoTT ingebouwde NiMH-accu resp. den in
de zender mz-24 HoTT ingebouwde lithium-accu
met een automatisch laadapparaat wilt opladen.
Pas eventueel het afschakelpunt aan, in zoverre het
toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt.
Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhouds-
programma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor
deze toepassing niet geschikt!
Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat ver-
binden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu.
Zo voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de
blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van
de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
Laat de accu’s tijdens het laden nooit zonder toe-
zicht.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en voorschrif-
ten op bladzijde 4.
17
Zenderbeschrijving – algemene gebruiksaanwijzingen
Bedieningselementen van de zender mz-24 HoTT
oog voor draagriem
proportionele draaiknop DV2
proportionele draaiknop DV1
schakelaar S6
linker stuurknuppel
trimming trimming
draai- en knikbare antenne
ESC-toets
alternatieve keuzetoetsen
AAN-/UIT-schakelaar
Zenderbeschrijving
Voorkant
schakelaar S5
schakelaar S2
schakelaar S1
INC/DEC-toets DT1
proportionele draaiknop DV3
proportionele draaiknop DV4
schakelaar S8
schakelaar S7
schakelaar S4
schakelaar S3
INC/DEC-toets DT2
rechter stuurknuppel
ENTER-toets
alternatieve keuzetoetsen
18 Zenderbeschrijving – voorkant resp. bedieningselementen
Toetsen   en ESC en ENT
Hoewel de bediening van de beide zenders mz-18
HoTT en mz-24 HoTT op de eerste plaats uitgaat van
een “aantippen van het aanrakingsgevoelige beeld-
scherm met een vinger of de meegeleverde stift” kan in
speciale gevallen de bediening van deze zenders ook
via de naast het display aangebrachte tweemaal drie
toetsen worden uitgevoerd:
Toetsen links van het display
Keuzetoetsen 
1. Instellen van parameters in instelvelden na de
activering daarvan door indrukken van de toets
ENT.
2. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  zet een
veranderde parameter-waarde in het actieve in-
voerveld weer terug naar de standaardwaarde
(CLEAR).
3. Door gelijktijdig indrukken van de toetsen 
in het basisdisplay en in alle menu’s met SER-
VO resp. Sv -button direct wisselen naar de “ser-
vo-aanduiding”.
ESC-toets
firmwareversie vóór V 1.023
Indrukken van de ESC-toets bevestigt de actuele in-
stelwaarde en deactiveert het actieve instelveld.
firmwareversie V 1.023 en hoger
Indrukken van de ESC-toets resulteert in een staps-
gewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook
weer terugkeren tot aan het basisdisplay. Een even-
tueel tussentijds gewijzigde instelling blijft behouden.
Toetsen rechts van het display
Keuzetoetsen 
“Bladeren” door de menuregels binnen de instel-
menu’s resp. door de oproepbare icons van het ba-
sisdisplay.
ENT-toets
Binnen de instelmenu’s activeert (bevestigt) u door
indrukken van de ENT-toets de desbetreffende in-
stelvelden.
De toegang tot alle verstelbare opties kan in het ba-
sisdisplay tegen ongewild gebruik worden afgesloten,
door ca. een seconde lang de beide toetsen ESC en
ENT in te drukken. Rechts boven op het display wordt
dit gesymboliseerd door een sleutelsymbool, dat van
eenkleurig grijs nu blauw/geel is geworden:
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele
tijd klaar voor gebruik.
Een hernieuwd indrukken van de toetsen ESC en
ENT gedurende ca. een seconde heft het slot weer op.
Tegelijkertijd wordt de kleur van het sleutelsymbool weer
eenkleurig grijs:
Toetsenslot Digitale trimming
met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale
trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de
neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde
waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming
met toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door
verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de midden-
positie terugvinden is daarom ook zonder op het display
te kijken geen probleem: bij het bereiken van de mid-
denpositie is een korte pauze ingevoerd.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een
wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen.
Verder heeft de digitale trimming binnen een geheu-
genplaats effect per afzonderlijke vliegfase, behalve
bij de trimming van de gas-/remkleppen- resp. gas-/
pitch-stuurknuppel – stuurfunctie “K1” (kanaal1) ge-
noemd.
Verder heeft de trimming van de K1-stuurknuppel bij de
keuze van een verbrandingsmotor in het display “Soort
aandrijving”, bladzijde 49, zowel bij een vliegtuig- als
bij een helikoptermodel alleen effect in de “onderste”
helft van de stuurknuppelweg, d.w.z. alleen in de positie,
waarin de motor gestart wordt.
De aanduiding van de actuele trimposities is zowel
numeriek als ook in grafische vorm zichtbaar op het
basisdisplay van de zender, zie afbeelding op de linker
en op de volgende pagina, en in een speciaal display,
zie bladzijde 90.
19
Zenderbeschrijving – toetsen, toetsenslot en digitale trimming
Zendergebruikstijd: Deze wordt automatisch na het
laden of verwisselen van de accu weer teruggezet
naar nul.
Grafische weergave van de positie van de vier digitale trimhevels met numerieke
positie- en richtingsaanduiding
Toetsenveld voor het oproepen van “basisinstellingen”
Toetsenveld voor het oproepen van “modelinstellingen”
Toetsenveld voor het oproepen van “zenderinstellingen”
Toetsenveld voor het oproepen van telemetrie-gegevens
Vliegfasennaam *
Klok 2 *
Klok 1 *
Driekleurige weergave van de
zender-accuspanning. Wanneer
de accuspanning onder een in te
stellen drempel daalt verschijnt er
een waarschuwingsaanduiding,
tegelijkertijd klinken er akoesti-
sche waarschuwingssignalen. *
Modelnaam *
Modelgeheugen … *
Modelgebruikstijd *
Modeltype *
Grafische weergave van de positie van de proportionele
draaiknop DV 1 (mz-18 HoTT) resp. DV 2 (mz-24 HoTT) met
numerieke positie- en richtingsaanduiding Grafische weergave van de positie van de proportionele
draaiknop DV 2 (mz-18 HoTT) resp. DV 3 (mz-24 HoTT) met
numerieke positie- en richtingsaanduiding
Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij
de zender mz-24 HoTT aanwezige – linker – INC/DEC-toets DT 1
met numerieke positie- en richtingsaanduiding Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij
de zender mz-24 HoTT aanwezige – rechter – INC/DEC-toets
DT 2 met numerieke positie- en richtingsaanduiding
Display
Aantippen van “mz” en van alle andere velden
op deze pagina die voorzien zijn van een *
aan het einde van de beschrijving, opent
telkens een context-gebonden menu
Deze icons hebben alleen
een informatief karakter:
gekleurd = actief
grijs = inactief
MP3-Player* (vanaf V 1.023)
20 Zenderbeschrijving – display
De bediening van het display vindt in principe plaats
door aantippen van het gewenste veld met een vinger of
de meegeleverde stift:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
Wordt in het display hierboven bijvoorbeeld het met
“M1” aangeduide veld “modelgeheugen” met een vinger
of met de meegeleverde stift aangetipt, dan gaat het
keuzemenu “modelgeheugen” open:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
In dit menu heeft u nu de mogelijkheid om bijvoorbeeld
van model te wisselen, door het gewenste modelgeheu-
gen aan te tippen.
Op dezelfde eenvoudige manier kunt u echter, zoals
beschreven op bladzijde 47, door aantippen van NW
de programmering van een nieuw model starten of
door aantippen van het veld MODELNAAM 1 aan de
bovenste rand van het display, naar het invoerveld “mo-
delnaam” wisselen … of door aantippen van TRG. links
boven naar het telkens vorige menupunt terugkeren. Op
een tegengestelde manier wisselt u met de ook in veel
menu’s aanwezige toets VLG. – meestal telkens achter
elkaar naar de ‘volgende” pagina. In het geval van de
afbeelding hierboven, in het display met de modelge-
Bediening van het display
heugens, dus naar de weergave van de modelgeheu-
gens 07 … 12 enz..
In principe op dezelfde manier werken ook de andere,
op de linker pagina met een * aangeduide velden.
In tegenstelling hiertoe worden door het aantippen van
één van de vier, van “B”, “F”, “S” of “T” voorziene “tand-
wiel”-symbolen rechtsonder speciale keuzemenu’s op-
geroepen, van waaruit u dan naar verdere ondermenu’s
kunt gaan. Beginnend met het “groene” basismenu, zie
bladzijde 44, zien deze keuzedisplays er als volgt uit,
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.U TG
KAN.SET
… waarbij moet worden opgemerkt dat het “blauwe”,
vanaf bladzijde 102 resp. 173 beschreven functie-
menu modeltype-specifieke ondermenu’s bevat. De
eerste van de beide afbeeldingen hieronder geeft
daarom de menustructuur van een vliegtuigmodel als
voorbeeld weer en de onderste de menustructuur van
een helikoptermodel …
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
… terwijl het onder “S” op te roepen en vanaf bladzijde
210 beschreven “paarse” systeemmenu er als volgt
uitziet, …
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
… en bijvoorbeeld de onder “T” op te roepen en vanaf
bladzijde 215 gedetailleerder beschreven “teleme-
trie”-displays:
TRG.
0.0V
VOLT
0.0V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 00°C
TEMP
00dB 00dB
T
0000ms
L
000%
S
000%
Q
21
Zenderbeschrijving – display
Waarschuwingen
Op het display van de zenders mz-18 en mz-24 HoTT
kunnen, afhankelijk van de aanleiding, verschillende
waarschuwingsvensters worden weergegeven. Deze
kunnen in twee groepen verdeeld worden:
Display “waarschuwing”
Dit kleinere venster wordt overwegend na het inscha-
kelen van de zender getoond en visualiseert bepaalde
bedrijfstoestanden. In de onderstaande afbeelding
bijvoorbeeld geeft de rode punt achter “K1-POS” aan,
dat de K1-stuurknuppel, resp. vanaf firmwareversie
V 1.023 de bij het vliegtuigmodel aan uitgang 1 en bij
het helimodel aan uitgang 6 aangesloten gasservo, zich
niet in de stationaire positie bevindt en dus het risico
bestaat, dat de motor plotseling gaat lopen.
Aanwijzing:
De standaard instelling “stationair naar
achteren” kan bij het vliegtuigmodel in het
menu “K1-curve”, bladzijde 146, eventueel
naar “stationair naar voren” door omdraaien van de
stuurcurve worden omgezet.
In de onderste regel wordt er bovendien op gewezen,
dat er aan het actuele modelgeheugen nog geen ont-
vanger gebonden werd:
000% 000%
000
000
ACCUTIJ
MODE
M 1
0:01:2
AL
0.0
0.0
3.8V
RX
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
GEEN ONTVANGER GEBONDEN!
SET
Aantippen van SET met een vinger of de meegelever-
de stift brengt u in dit geval direct naar het display “Zen-
derinstelling”, waar u zoals op bladzijde 76 beschre-
ven, uw ontvanger aan het modelgeheugen bindt …
TRG. MODELNAAM 1
ONTV. UITG
HF AAN/UIT
RW-Test
Bind AAN/UIT
SET
UIT
UIT
UIT
RX1 RX2
DSC-uitg.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-Type
99sec
… of door aantippen van de toets TRG. linksboven de
procedure kunt afbreken.
firmwareversies tot en met V 1.022
Wanneer er daarentegen al een ontvanger aan het
actuele modelgeheugen gebonden werd, maar deze op
het tijdstip dat de zender werd ingeschakeld niet aange-
zet of buiten reikwijdte is, dan wordt er een bijpassend
waarschuwingsvenster geopend:
000% 000%
000
000
ACCUTI
MODE
M 1
0:01:2
AL
0.0
0.0
3.8V
RX
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
HF AAN/UIT
AAN
NORMAAL SIGNAAL
UIT
firmwareversies vanaf V 1.023
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt bij het inscha-
kelen van de zender in principe ook de HF-afstraling
geactiveerd en in het centrum van het zenderdisplay
regelmatig de hierboven afgebeelde melding getoond.
Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden
akoestische waarschuwingssignalen.
U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na
enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met de
hand deze HF-afstraling door aantippen van de toets
AAN met een vinger of de meegeleverde stift voort-
zetten of deze uitschakelen, door de toets UIT aan te
tippen.
In de regel tussen de beide groene lijnen wordt u met de
aanwijzing “NORMAAL SIGNAAL” er op gewezen, dat
de zender ingesteld is op “normaal” radiobesturingge-
bruik. Alternatief kunnen op deze plek echter ook aan-
wijzingen zoals bijvoorbeeld “Leraar signaal” of “Leerling
signaal” verschijnen. Een tweede – mogelijke – variant is
de weergave van “F/S INSTELLEN” als aanwijzing, dat
er nog geen Fail-Safe-instellingen werden gedaan.
De vraag “HF AAN/UIT” in de ruimte daaronder beant-
woordt u daarentegen al naar gelang uw wensen door
een aantippen van de toets AAN of UIT met een
vinger of de meegeleverde stift.
Aanwijzing:
Standaard is in het display van het onderme-
nu »Waarschuwing« van het systeemmenu,
bladzijde 203, alleen de bewaking van de
“Gas-positie” geactiveerd.
Display “acute waarschuwingsaanwijzingen”
U kunt dit display bewust oproepen door aantippen van
de letters mz in het midden van het basisdisplay van de
zender …
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
22 Zenderbeschrijving – waarschuwingen
TRG. CLR AAN
S. VOLT 03
3.6V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
… en door aantippen van de toets TRG. linksboven op
het display weer sluiten.
Klinken er echter onverwachts akoestische waarschu-
wingssignalen en wordt het “normale” zenderdisplay
bedekt door dit display, dan moet u de in rode letters
weergegeven melding ter harte nemen! Bijvoorbeeld,
omdat de voedingsspanning van de zender de in het
ondermenu »ETC Set« van het systeemmenu, bladzijde
204, ingestelde waarschuwingsdrempel heeft bereikt:
TRG. CLR AAN
S. VOLT 03
3.5V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
Parallel wordt het displaycontrast naar de waarde 05
gereduceerd om stroom te sparen.
Door aantippen van de toets AAN rechtsboven kunt u
voorkomen dat deze waarschuwing opnieuw wordt ge-
laden, waarna u door een aantippen van de toets TRG.
linksboven op het display het waarschuwingsvenster
verwijderen kunt. (In dit concrete geval moet u dan
echter ook zo snel mogelijk stoppen met vliegen en de
zender opladen!)
Het rode getal rechtsboven geeft het aantal actueel
afgegeven waarschuwingen aan, in het voorbeeld
hierboven is het dus al de derde. Deze teller kan door
aantippen van de toets CLR linksboven weer worden
gewist.
Op dezelfde manier gaat u in principe met alle andere
waarschuwingen op het display te werk. Alleen bij een
veldsterkte-alarm heeft u de extra optie om verdere,
door te geringe veldsterkte veroorzaakte, alarmen door
een aantippen van de toets AAN voor de duur van de
actuele gebruiksperiode van de zender te onderdrukken.
23
Zenderbeschrijving – waarschuwingen
proportionele schuif SL1
data-bus, bv. voor de
aansluiting van een
Smart-Box
aansluitbus voor hoofd-
telefoon cardslot voor micro-SD-kaarten
5-pol. mini-USB-aansluiting
DSC-bus Laadbus
draaggreep met vastgeklemde stift
als alternatieve bediening van het
aanrakingsgevoelige display
Zender-achterkant
(De afbeelding toont de zender mz-24 HoTT.)
proportionele schuif SL 2
draai- en knikbare antenne
24 Zenderbeschrijving – achterkant en aansluitingen aan de achterkant
DSC-aansluiting
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de
oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het
HoTT-systeem is echter een “directe servo-controle” via
een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer
mogelijk.
De standaard tweepolige DSC-bus aan de achterkant
van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT dient
zowel als leraar- of leerling-aansluiting, als aansluitpoort
voor vliegsimulatoren of externe apparaten.
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze
punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan.
Voor het aanpassen van de zender aan een leraar-/
leerling-systeem zie vanaf bladzijde 109.
2. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de
gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding.
Belangrijk:
Let er op dat alle stekkers stevig zijn
aangebracht en gebruik alleen de hier-
voor bedoelde stekkerverbindingen met
de 2-polige stekker aan de DSC-kant.
3. In het ondermenu »Zenderinstelling«, bladzij-
de 76, kan in de regel “DSC-uitgang” afhanke-
lijk van het aantal over te geven functies één van de
volgende modi worden ingesteld: PPM10, PPM16,
PPM18 en PPM24. Default-instelling: PPM10.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
Omdat er zoveel verschillende vliegsimula-
toren op de markt zijn is het goed mogelijk,
dat de toewijzing van de contacten in de
stekker of in de DSC-module door de Graupner-ser-
vice moeten worden aangepast.
LET OP:
Bij een directe aansluiting van uw zender
aan een PC of een laptop via een verbin-
dingskabel (DSC-kabel) en/of PC-interface
van uw simulator kan een elektrostatische ontlading
eventueel de zender verwoesten! Deze soort verbin-
ding mag daarom alleen worden gebruikt wanneer u
zich bv. met behulp van een aardingsarmband, zo-
als die in elektronicazaken te koop is tegen elektro-
statische oplading tijdens het gebruik van een vlieg-
simulator beschermt. Graupner adviseert daarom
dringend om alleen simulatoren met draadloze over-
drachtstechniek te gebruiken.
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich linksbuiten
de zogenaamde DATA-poort:
Deze is bedoeld voor de aansluiting van de als acces-
soire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700.
Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de
Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.
graupner.de bij het desbetreffende product.
Data-poort
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich links van het
midden de hoofdtelefoon-aansluiting:
De bus is bedoeld voor de aansluiting van een stan-
daard oor- of hoofdtelefoon met een 3,5 mm Cinch-stek-
ker. (Niet in de set inbegrepen.) Wanneer de hoofdtele-
foon is aangesloten is de luidspreker uitgeschakeld en
op het basisdisplay wordt het symbool van de hoofdte-
lefoon niet meer grijs, maar gekleurd weergegeven, zie
bladzijde 20.
Via deze aansluiting worden naast hoorbare signalen
van de zender de eventuele van het “Telemetrie”-menu
afkomstige signalen en berichten doorgegeven. Stan-
daard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie
vindt u onder “Gesproken berichten” in het gedeelte
»Telemetrie« vanaf bladzijde 116.
Aansluiting hoofdtelefoon
25
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
Cardslot
micro-SD en micro-SDHC
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechts van
het midden de kaartschacht voor geheugenkaarten van
het type micro-SD en micro-SDHC:
Naast de standaard met de zender mz-24 HoTT mee-
geleverde kunnen alle gebruikelijke micro-SD-geheu-
genkaarten met maximaal 2 GB en micro-SDHC-kaarten
met maximaal 32 GB worden gebruikt. Wij adviseren
het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB,
omdat deze capaciteit voor normale toepassingen meer
dan voldoende is.
De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken
wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale
camera’s, met de contacten naar boven wijzend in de
schacht geschoven en vergrendeld. Na het inleggen
van de geheugenkaart kan de afdekklep van de zender
weer gesloten worden.
Wanneer de standaard met de zender mz-24 HoTT
meegeleverde of ook een andere, al minstens één keer
in de zender gebruikte geheugenkaart wordt ingebracht
is deze direct na het inschakelen van de zender klaar
voor gebruik. Als aanduiding van de ingebrachte geheu-
genkaart verschijnt na het aanzetten van de zender in
het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart
niet meer grijs, maar gekleurd, zie bladzijde 20. In
andere gevallen worden eerst enkele mappen op de
geheugenkaart aangemaakt.
Verwijderen van de geheugenkaart
Afdekklep aan de achterzijde openen. Daarna de SD-
kaart iets in de richting van de Cardslot drukken om
deze te ontgrendelen en daarna lostrekken.
Data-verzameling /-opslag
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld
aan de klok 1: wanneer deze wordt gestart
start ook wanneer er zich een geschikte
SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-ver-
binding met de ontvanger is de opslag van gegevens
en deze stopt weer, zodra de klok 1 wordt stilgezet.
Gestart en gestopt wordt de klok 1 zoals beschreven in
het onderdeel »Klokken« op bladzijde 82.
Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een
(lege) map “Models” en een map “Log-data” op de ge-
heugenkaart. In de laatste worden volgens het schema
0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin
enz. benoemde Log-bestanden in een sub-map met de
naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een
modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de
bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de
geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader
van een PC of laptop te vinden in een sub-map met
de naam “NoName”. Met de software, die onder www.
graupner. de op de downloadpagina van de zender te
vinden is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen.
Belangrijke aanwijzingen:
Eventuele garantieclaims kunnen niet
worden geaccepteerd wanneer er geen
log-bestand aanwezig is. Om dezelfde
reden moet de zender ook altijd naar de nieuwste
software-stand geüpdatet zijn.
Let er echter wel op, dat vanwege technische
oorzaken er tijdens de weergave van MP3-be-
standen GEEN opslag van data mogelijk is.
Om op tijd geïnformeerd te worden over
belangrijke software-updates moet u
zich in ieder geval onder https://www.
graupner.de/de/service/produktregistrierung.
aspx registreren. Alleen zo wordt u automatisch
per e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe
updates.
Im- en export van modelgeheugens
Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke
zenders of voor het opslaan van data kunnen indien
gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheu-
genkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender
gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het
gedeelte “Import/export van SD-kaart” vanaf bladzijde
61.
Aanwijzingen:
Enkele van de eventueel bij de modelnaam
gebruikte speciale tekens kunnen vanwege
bepaalde beperkingen van het voor de ge-
heugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestands-
systeem niet correct worden overgenomen en wor-
den bij het kopiëren vervangen door een golfje (~).
De modelgeheugens van de zenders mz-18 en mz-
24 zijn in principe compatibel, MAAR:
Voorwaarde voor een “Import van SD-kaart” naar
een andere zender is dat van te voren het gewen-
ste modelgeheugen op een PC naar de desbetref-
fende map gekopieerd of verschoven wordt. Dus bij-
voorbeeld van \\Models\mz-24 naar \\Models\mz-18
of omgekeerd.
Meer informatie over “Import van SD-kaart” zie blad-
zijde 61.
LET OP: Let er in ieder geval op, dat na een “Import
van SD-kaart” alle modelfuncties nauwkeu-
rig gecontroleerd worden en met name de
functies van stuurelementen en schakelaars aan de
desbetreffende zender worden aangepast.
26 Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
Mini-USB-aansluiting
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechtsbuiten
de aansluitbus voor software-updates, datum- en tijdsin-
stelling via een PC onder Windows XP, Vista, 7 of 8:
Aan deze bus wordt de bij de set geleverde USB-kabel
aangesloten. De procedure bij een software-update via
de PC wordt op in de handleiding bij het softwarepakket
beschreven.
De software voor de PC en de bijbehorende USB-Driver
vindt u op de downloadpagina onder www.graupner.de
bij het desbetreffende product.
Na installatie van de benodigde driver en van de soft-
ware kunnen dan via deze verbinding naar behoefte de
zender geupdated worden of alleen de kloktijd en de
datum worden ingesteld.
27
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch
mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd
te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische
gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in
de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel
zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan
worden toch groter zijn dan vroeger bij de conventionele
35-/40-MHz-frequenties.
Accu geladen?
Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen
accu, moet u hem na het bestuderen van de laadvoor-
schriften op bladzijde 15 opladen. Anders klinkt er bij
het onderschrijden van een bepaalde spanning, stan-
daard 4,8 V bij de zender mz-18 HoTT en 3,6 V bij de
zender mz-24 HoTT, die echter in de regel “Waarschu-
wingsdrempel accu” van het ondermenu »ETC Set« uit
het systeemmenu, bladzijde 204, ingesteld kan wor-
den, al na korte tijd een waarschuwingssignaal en wordt
er een desbetreffende melding op het display getoond:
TRG. CLR AAN
S. VOLT 02
4.7V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
TRG. CLR AAN
S. VOLT 04
3.5V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
In bedrijf nemen van de zender
Bij levering van de zender vanaf firmwareversie V 1.023
wordt bij het inschakelen van de zender in principe ook
de HF-afstraling geactiveerd en in het centrum van het
zenderdisplay verschijnt zoals gewoon de aanduiding:
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
HF AAN/UIT
AAN
NORMAAL SIGNAAL
UIT
Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden
akoestische waarschuwingssignalen.
U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na
enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met
de hand deze HF-afstraling door aantippen van de
toets AAN met een vinger of de meegeleverde stift
voortzetten of deze uitschakelen, door de toets UIT
aan te tippen.
Schakel een eventueel al ingeschakelde ontvanger
uit en tip voor demonstratiedoeleinden eerst eens
op AAN . Daarna bevindt u zich in de basisaanduiding
van de zender mz-18 HoTT resp. mz-24 HoTT:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
Het blauwe schakelaarsymbool links boven tussen de
rode “RX” en de groene “TX” betekent, dat de HF-afstra-
ling van de zender ingeschakeld is.
De rode “RX” en de groene “TX” links en rechts van dit
schakelaarsymbool betekent nu, dat het actueel actieve
modelgeheugen al aan een Graupner-HoTT-ontvanger
“gebonden” werd, maar dat er momenteel geen verbin-
ding met deze ontvanger bestaat.
Zodra deze verbinding bestaat, wordt er links naast de
rode “RX” en rechts van de groene “TX” een aanduiding
van de veldsterkte en daaronder in geel de numerieke
weergave van de actuele spanning van de ontvan-
ger-stroomvoorziening zichtbaar, bijvoorbeeld:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 05.2V
Werd echter de zender met een uitgeschakelde HF aan-
gezet, dan is alle desbetreffende informatie onzichtbaar
en wordt het HF-schakelaarsymbool grijs weergegeven:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
Verschijnt er daarentegen na het inschakelen van de
zender op het display de waarschuwing …
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
GEEN ONTVANGER GEBONDEN!
SET
28 In bedrijf nemen van de zender
… dan is het actueel actieve modelgeheugen op dit
moment aan geen ontvanger “gebonden”.
Belangrijke aanwijzingen:
De zender in de set is standaard inge-
steld op de correcte instellingen voor
het gebruik in de meeste landen in Eu-
ropa.
Let in dit verband echter op de aanwijzing op
bladzijde 78.
Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij de
set geleverde en al aan de zender gebonden ont-
vanger GR-24 aan de aansluitingen 1 … 9 maxi-
maal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventu-
eel aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten
servo’s blijven standaard in hun middenpositie
staan en kunnen niet via de zender worden be-
diend.
Met de zender mz-24 HoTT kunnen via de bij de
set geleverde en al aan de zender gebonden ont-
vanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aan-
gestuurd.
Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen
zijn er echter aan de stuurkanalen 5 … 9 resp. 5
… 12 standaard geen stuurelementen toegewe-
zen, zodat eventueel aan deze kanalen aangeslo-
ten servo’s eerst uitsluitend in de middenposi-
tie blijven staan, totdat er een bedieningselement
toegewezen is. Om dezelfde reden zijn praktisch
alle mixers inactief. Nadere informatie hierover
vindt u op bladzijde 94.
De principes van de eerste programmering van
een nieuw modelgeheugen vindt u vanaf bladzij-
de 47.
Let er bij het inschakelen, binden of instellen van
de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd
voldoende ver verwijderd is van de ontvangeran-
tennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk
te dicht bij de ontvangerantennes bevindt over-
stuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de
ontvanger branden. Parallel daaraan valt het te-
rugkoppelingskanaal uit, waardoor de veldsterk-
te-balk op het display een “X” laat zien en de
actuele ontvangerspanning met 0,0 V wordt weer-
gegeven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich
in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 86, d.w.z.
dat de servo’s vanwege de uitval van de ontvan-
ger in de als laatste correct ontvangen posities
blijven, resp. na korte tijd naar de vooraf ingestel-
de Fail-Safe-posities gaan, totdat er een nieuw,
geldig signaal wordt ontvangen. Vergroot in dit
geval de afstand totdat alle weergaven weer “nor-
maal” zijn.
WAARSCHUWING:
Schakel de zender tijdens het gebruik
nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen moet
u kalm blijven en wachten, tot het zender-
display helemaal uit en de zender dus helemaal
afgeschakeld is. Dit duurt minimaal vier seconden.
Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u
het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen
“blijft hangen” en u daardoor de controle over het
model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf
nemen van de zender is dan alleen mogelijk door
hem uit te zetten en dan de hierboven beschreven
procedure correct te herhalen.
29
In bedrijf nemen van de zender
Update van de zendersoftware
Firmware-updates van de zender mz-18 HoTT en mz-
24 HoTT kunnen via de data-aansluiting aan de ach-
terkant van de zender met behulp van een PC of laptop
onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd.
Verbind uw uitgeschakelde zender via de meegeleverde
USB-kabel (USB-A naar mini-B-USB 5-polig) met uw
PC of laptop, door het ene uiteinde van de USB-kabel
kabel direct in de 5-polige mini-USB-aansluiting van de
zender en het andere uiteinde in een vrije USB-poort
van uw computer te steken.
De voor een update van de zender tevens benodigde
programma’s en bestanden en een uitvoerige handlei-
ding vindt u samengevat als een softwarepakket bij
het desbetreffende product als download onder www.
graupner.de.
Download dit softwarepakket van internet en pak deze
op uw PC of laptop uit. Alle overige informatie vindt u in
de uitvoerige handleiding bij het desbetreffende soft-
warepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregistrie-
rung.aspx wordt u automatisch via e-mail op
de hoogte gehouden van nieuwe updates.
Belangrijke aanwijzingen:
Let er in ieder geval op dat een sto-
ringsvrije communicatie tussen de ge-
bruikte HoTT-componenten alleen mo-
gelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De
programma’s en bestanden die hiervoor nodig
zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd,
op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
Gebruik uw zender alleen met de actuele soft-
ware-versie. Op dit moment vindt u actuele in-
formatie onder http://www.graupner.de/support-
detail/cc489e1d-0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d
opgeroepen worden. Dezelfde informatie bereikt
u, wanneer de link niet zou werken, onder www.
graupner.de => Service&Support => Update- und
Revisionshistory für GRAUPNER HoTT-Kompo-
nenten.
Controleer vóór iedere update in ieder geval de
laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze
voor de zekerheid en sla alle gebruikte modelge-
heugens op, om deze eventueel weer te kunnen
herstellen.
De verbinding tussen PC en zender mag tijdens
de update niet losgekoppeld worden! Let daar-
om op een goed contact tussen de zender en de
computer.
Controleer na een update in ieder geval of alle
functies van al uw modellen correct werken.
Zendersoftware herstellen
Programma: “Herstellen”
Wanneer een Firmware-update van de zender mislukt
zou zijn of de zendersoftware “blijft hangen” en de
zender eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar
uitgezet kan worden, dan moet u in de schakelaarpositie
“POWER = UIT” de accu uit de zender verwijderen resp.
de stekker van de zenderaccu lostrekken. Wacht enkele
seconden en sluit dan de accu weer aan, laat echter de
POWER-schakelaar nog steeds op “UIT”!
Download ook in dit geval een actueel softwarepakket
van internet en pak deze op uw PC of laptop uit, resp.
wanneer u dit al gedaan heeft, start u het PC-program-
ma gr_Studio en volgt u de stappen in het onderdeel
“Herstellen” van de handleiding, die bij de software
hoort.
30 Inbedrijfname van de zender – update van de zendersoftware
31
Voor uw aantekeningen
In bedrijf nemen van de ontvanger
Opmerkingen vooraf
Bij beide radiobesturingssets mz-18 HoTT en mz-24
HoTT vindt u zowel een bidirectionele ontvanger van het
type GR-24 voor de aansluiting van maximaal 12 ser-
vo’s als ook een bidirectionele ontvanger GR-12L HoTT.
Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij
de set geleverde en al aan de zender gebon-
den ontvanger GR-24 aan de aansluitingen 1
… 9 maximaal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventueel
aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten servo’s
blijven standaard in hun middenpositie staan en kunnen
niet via de zender worden bediend.
Met de zender mz-24 HoTT kunnen daarentegen via
de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aange-
stuurd.
Wanneer u de GR-24 HoTT-ontvanger van de bewuste
set heeft ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet binnen
bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. 1
seconde constant en begint dan langzaam te knippe-
ren. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met
een Graupner-HoTT-zender. Wanneer de verbinding
gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de
rode uit.
Om een telemetrieverbinding met de zender te kunnen
opbouwen moet eerst de Graupner-HoTT-ontvanger
met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner-HoTT-zen-
der “gebonden” worden. Deze procedure noemt men
“binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per
ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie
bladzijde 76, en werd bij de apparatuur in de set al in
de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat
u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een
wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en bv.
na een wisselen van zender op ieder moment kunt
herhalen).
LET OP: Een ingeschakelde en minstens eenmaal aan
“zijn” zender gebonden ontvanger reageert op
eventueel aankomende stuursignalen van
andere modelgeheugens van “zijn” zender als een
zogenaamde secundaire ontvanger.
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorzie-
ning wordt bij een bestaande telemetrieverbinding links
boven op het display van de zender in het geel getoond.
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 05.2V
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een
ingestelde grenswaarde (standaard -10 °C) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel
(standaard +55 °C) dan vindt er een waarschuwing
plaats door de zender in de vorm van een gelijkmatig
piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner-HoTT-ont-
vanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s
en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele
Graupner-stekkers in overeenstemming met de stekker-
bussen aan een kant licht afgerond, zie afbeeldingen op
de volgende dubbele bladzijde. Forceer nooit iets.
De voedingsspanning is via alle genummerde aanslui-
tingen doorverbonden.
Bij de ontvanger GR-24 zijn de beide buitenste verticale
aansluitingen voor de aansluiting van de ontvangerac-
cu bedoeld. Deze worden aangeduid met “11+B-“ en
“12+B-“.
Via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter
ook aan beide aansluitingen de desbetreffende servo
samen met de stroomvoorziening worden aangesloten.
LET OP: Let op de juiste polariteit bij deze aanslui-
tingen! De ontvanger en de eventueel
daaraan aangesloten apparatuur kunnen
verwoest worden, zie volgende dubbele bladzijde.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet
alleen de aansluiting van de gasservo is bij elk fabricaat
en modeltype verschillend. Bij Graupner/JR en Graup-
ner-radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een vlieg-
tuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Let ook op de aanwijzingen m.b.t. de inbouw van de
ontvanger, de antennes en de montage van de servo’s
op bladzijde 34.
Afsluitende aanwijzingen:
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van
het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar
directer stuurgedrag in vergelijking met tra-
ditionele technologie. Maakt u zich met dit directere
gedrag vertrouwd!
Indien u parallel met de ontvangeraccu een rege-
laar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de plus-
pool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden los-
gemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van
de regelaar.
rood
1
23
Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het mid-
delste lipje van de stekker iets
omhooghalen (1), rode kabel
lostrekken (2) en met isolatie-
band tegen mogelijke kortslui-
ting beveiligen (3).
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u
de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en
houdt u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening
inschakelt. Hou de SET-knop zo lang ingedrukt, tot na
ca. 3 seconden de langzaam rood/groen knipperende
32 Inbedrijfname van de ontvanger
LED gedurende ca. 2 seconden uitgaat.
Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender
of met een ongebonden ontvanger, dan knipperen bij
de standaard in de set aanwezige ontvanger GR-24 de
groene en de rode LED van de ontvanger binnen onge-
veer 3 s vier maal, daarna gaan beide LED’s ongeveer
3 s uit, voordat de rode LED verder knippert. Laat de
knop los, zodra de LED’s uitgaan.
Aan de zender- en aan de ontvangerkant kan nu direct
weer een bind-proces worden gestart.
Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset
uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in de
ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na ca.
2 tot 3 seconden constant groen, als teken dat uw zen-
der-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is.
Let op het volgende:
Door een RESET worden, met uitzondering
van binding-informatie, ALLE instellingen
in de ontvanger teruggezet naar de stan-
daard fabriekswaarden!
Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom
na een RESET alle instellingen, die eventueel via het
»Telemetrie«-menu in de ontvanger waren inge-
voerd, weer hersteld worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam,
wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden
voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen
meeneemt.
Firmware-updates van de ontvanger worden via de
zijdelings aangebrachte telemetrie-aansluiting van
de ontvanger met behulp van een PC of laptop onder
Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Daarvoor
heeft u de apart verkrijgbare USB-adapter Best.-Nr.
7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig.
De tevens benodigde programma’s en bestanden vindt
u samengevat tot een softwarepakket bij het desbe-
treffende product als download op www.graupner.de.
Download dit softwarepakket van internet en pak dit uit
op uw PC of laptop. De overige informatie vindt u in de
uitvoerige handleiding bij dit softwarepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw ontvanger onder https://
www.graupner.de/de/service/produkt-
registrierung.aspx wordt u automatisch per
e-mail over nieuwe updates geïnformeerd.
Firmware-update van de ontvanger Ontvangerinstellingen opslaan
In het softwarepakket, dat u van internet kunt downloa-
den en op uw PC of laptop moet uitpakken, bevindt zich
o.a. het PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio”.
Eventueel heeft u dit al op uw PC of laptop geïnstal-
leerd.
Met het programmapunt Ontvangerinstelling van dit
PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio” is het
op elk moment mogelijk om alle in de ontvanger ge-
programmeerde instellingen als bestand op uw PC of
laptop veilig op te slaan, zodat u bij behoefte deze weer
terug kunt zetten in de ontvanger. Een opnieuw pro-
grammeren van een ontvanger via het menu »Teleme-
trie« is daardoor niet nodig.
Voor dit programma is de standaard bij de radiobestu-
ringsets mz-18 HoTT (Best.-Nr. S1005)en mz-24 HoTT
(Best.-Nr. S1006) aanwezige USB-adapter (Best.-Nr.
7168.6) en de ook meegeleverde adapterkabel (Best.-
Nr. 7168.S) nodig.
Alle overige informatie kunt u vinden in de uitvoerige
handleiding bij het softwarepakket.
33
Inbedrijfname van de ontvanger
Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welk Graupner-ontvangersysteem u ook gebruikt, de
procedure is steeds dezelfde:
Let er op dat de ontvangstantenne minstens
5 cm van alle grotere metalen delen of bedra-
ding, die niet direct uit de ontvanger komt,
verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezel-
delen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de
ontvanger uit de buurt van andere componenten op een
goed bereikbare plaats in het model onder te brengen.
In geen geval mogen servokabels om de antenne
gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die
tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van
de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande)
montage bij één enkele ontvangerantenne in het model
het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes)
moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten
opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de
ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes
indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen.
Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de
antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel
moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van
de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange
exemplaren met het Best.-Nr. 33500.2 resp. 33500.3
worden gewisseld.
De aansluitingen met de aanduiding “X+B-“ van de bij
de sets geleverde GR-24 ontvanger zijn bedoeld voor
de aansluiting van de accu. De stroomvoorziening is
via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en
kan dus in principe aan elk van de 12 uitgangen worden
aangesloten. Eventueel kan een V- resp. Y-kabel (Best.-
Nr. 3936.11) worden gebruikt.
Vanwege extra spanningsverliezen moeten de over-
dwars staande aansluitingen 8 … 10 van de ontvanger
echter niet voor de aansluiting van een ontvangeraccu
worden gebruikt.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger
door programmering in het menu »Telemetrie« worden
veranderd. We adviseren echter om dit via de zender
met de optie »Zenderuitgang« te doen, zie bladzijde
98.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobestu-
rings-componenten in te bouwen:
1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel ach-
ter een stevige rompspant, resp. in een auto- of
scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak
de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders
te warm zou kunnen worden.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze
niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïn-
vloed worden door trillingen. Het knopje van de scha-
kelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de mes-
sing holnieten, om ze tegen trillingen te bescher-
men. Trek de bevestigingsschroeven niet te hard aan,
anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeel-
ding rechts ziet u, hoe een servo gemonteerd dient
te worden. De messing holniet wordt vanaf de on-
derkant in de rubbertule geschoven. Wanneer de
schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken,
biedt deze bevestiging veiligheid en bescherming te-
gen trillingen:
bevestigingsflens
van de servo
schroef
rubber tule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij
kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
5. Sluit de kabel(s) van de stroomvoorziening van de
ontvanger en ook de aansluitkabels van de servo’s
zoals hieronder afgebeeld aan de ontvanger aan, …
… maar in geen geval zo:
LET OP: Bij de ontvanger GR-24 worden alleen aan
de aansluitingen 8, 9 en 10 servo’s of
andere componenten horizontaal
aangesloten. In GEEN geval mogen aan de overige
aansluitingen 1 tot 7 en 11 en 12 componenten, en
met name de ontvangeraccu, overdwars worden
aangesloten, zoals op de afbeelding gedemon-
34 Aanwijzingen bij de installatie
streerd is. Dit leidt direct tot een kortsluiting van de
accu, de verwoesting van de aangesloten compo-
nenten en het directe verlies van garantie.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aange-
sloten, hangt daarentegen van het modeltype af. Let op
de aansluitschema’s op de bladzijden 42 en 43.
Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden
4 … 12. Om ongecontroleerde bewegingen van de aan
de ontvanger aangesloten servo’s te vermij-
den, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppeneerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder ge-
val op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste
verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brand-
stoftoevoer.
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint o.a.
bij een betrouwbare stroomvoorziening.
Wanneer de op het display weergegeven
ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds
(te) laag is, ondanks licht lopende stuurstangen, volle
accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerver-
bindingen, dan moet eens letten op de volgende aanwij-
zingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgela-
den zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval
over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoog belastbare schakelaars een
spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Boven-
dien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact
en een steeds groter wordende overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een
Graupner DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wan-
neer ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze
servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met 3 A
belasten…
Ook worden aan een 2,4-GHz-ontvanger aangesloten
servo’s in de regel vaker, en daardoor in kortere tijds-
spannen, voorzien van stuurimpulsen dan bij vergelijk-
bare ontvangers uit het klassieke frequentiebereik. Dit
heeft ook invloed op de stroomopname van de ont-
vangstinstallatie, naast het feit dat veel van de huidige
digitale servo’s telkens de positie bij laatst ontvangen
stuurimpuls vasthouden totdat de volgende impuls
aankomt.
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook
onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening”
van de benodigde accucapaciteit moet u minstens
350 mAh voor iedere analoge servo en 500 mAh voor
iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met
1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstin-
stallatie met 4 analoge servo’s het absolute minimum
vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger,
die vanwege zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh
nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de
ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening
aan te sluiten: kabel “1” wordt daarbij op de normale
manier aan de aansluiting “12+B-“ van de ontvanger
aangesloten en kabel “2” aan de tegenoverliggende
aansluiting met het opschrift “11+B-“ van de stekkerlijst
van de ontvanger. Bijvoorbeeld, door een schakelaar
of spanningsregelaar met twee naar de ontvanger
leidende stroomvoorzieningkabels te gebruiken. Ge-
bruik eventueel tussen kabel en ontvanger een V- resp.
Y-kabel, Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u
één of beide aansluitingen van de ontvanger ook voor
een servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de
dubbele stroomvoorziening niet alleen het risico op een
kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere
stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
Als u aan iedere accu-aansluiting een aparte accu
aansluit moet u er in ieder geval op letten dat de accu’s
dezelfde spanning en capaciteit bezitten. Sluit nooit
verschillende accutypen of accu’s met sterk van elkaar
afwijkende laadtoestanden aan, omdat er dan kortslui-
tings-achtige effecten kunnen optreden. Schakel in dit
soort gevallen uit veiligheidsoverwegingen een span-
ningsstabilisatie zoals bv. de PRX-5A-ontvangerstroom-
voorziening tussen accu’s en ontvanger:
speciale functie
V-kabel
Best.-nr. 3936.11
PRX gestabiliseerde
stroomvoorziening
Best.-nr. 4136
Gebruik voor de veiligheid nooit accu-boxen en geen
droge (niet-oplaadbare) batterijen.
De spanning van de boord-stroomvoorziening wordt
tijdens het gebruik links boven op het display van de
zender in het geel weergegeven: 35
Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 05.2V
Wanneer de accuspanning onder een in het display
“RX SERVO TEST” van het ondermenu “INSTELLEN,
WEERGEVEN” van het »Telemetrie«-menu, vanaf blad-
zijde 126, instelbare waarschuwingsdrempel stan-
daard 3,8V daalt volgt er een optische en akoestische
waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de
toestand van de accu’s. Wacht met het
laden van de accu’s niet tot de spanning
zover daalt, dat het waarschuwingssignaal klinkt.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s, laadap-
paraten en meetapparatuur voor het testen
van stroombronnen vindt u in de Graupner
hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.
graupner.de. Een selectie van geschikte compu-
ter-laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 16 .
Stroomvoorziening van de ontvanger
NiMH-accupacks met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graup-
ner-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde
is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
NiMH-accupacks met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer
speelruimte dan de 4-cellen-packs.
Let er wel op, dat niet iedere servo die in de handel is
de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn)
verdraagt, vooral wanneer de cellen net geladen zijn.
Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld
met een duidelijk hoorbaar “brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw ser-
vo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te
gaan gebruiken.
LiFe packs met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype
de beste keuze!
Als bescherming zijn deze cellen ook met een plastic
Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als
LiPo-cellen in combinatie met geschikte laadapparatuur
snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duide-
lijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een twee-cellige LiFe-accu is
geen probleem voor de Graupner-HoTT-ontvangers of
voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde
servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s,
regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op
de markt waren en nu nog zijn, slechts een
toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De
aansluiting van deze apparatuur maakt dus het
gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling
absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr.
4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd bescha-
digd raakt.
LiPo packs met 2 cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend
lichter dan bv. NiMH-accu’s.
Als bescherming tegen beschadigingen zijn LiPo-accu’s
ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een
twee-cellig LiPo-accupack is geen probleem voor de
Graupner-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor
deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars,
gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s,
regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op
de markt waren en nu nog zijn, slechts een
toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De
aansluiting van deze apparatuur maakt dus het
gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling
absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr.
4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd bescha-
digd raakt.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct
aan de ontvangeraccu worden aangesloten. Is de accu
in het model via één van de stroomvoorzieningskabels
Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3 aangesloten,
dan vindt de lading via de in de schakelaar geïntegreer-
de laadbus resp. de aparte laadaansluiting plaats. De
schakelaar van de stroomvoorzieningskabel moet bij het
laden op “UIT” staan
polariteit ontvanger-
accu-stekker
.
36 Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger
37
Voor uw aantekeningen
Begripsdefinities
stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelement-schakelaar
Om u de omgang met het mz-18/24-HoTT-handboek
te vergemakkelijken vindt u hieronder een aantal defini-
ties van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt
worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men eerst maar onafhan-
kelijk van het signaalverloop in de zender het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen
zijn dit bv. gas, richtingroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken.
Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één
resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden
geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde
zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee
rol- of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie ver-
oorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een
bepaald stuurelement en de bijbehorende servo. Deze
kan softwarematig niet allen gespreid of geknikt worden,
maar de karakteristiek van de stuuruitslag kan ook van
lineair tot extreem exponentieel worden gemodificeerd.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de
piloot bediende besturingselementen, waarmee de
aan de ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc.
bestuurd worden. Daartoe behoren:
De beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4
inclusief de bijbehorend trimmingen, waarbij deze
vier functies voor de beide modeltypen (“vleugel”
en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig
willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas links
of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/
remkleppenfunctie bij een vliegtuigmodel resp. gas-/
pitchsturing bij de helikopter wordt vaak met K1-stuu-
relement (kanaal 1) aangeduid.
De twee (mz-18 HoTT) resp. vier (mz-24 HoTT)
proportionele draaiknoppen DV1 en DV2 resp. DV1
… DV4
De beide zijdelings onderaan gemonteerde proporti-
onele schuifknoppen SL1 en SL2
De schakelaars S1 … S8
De INC/DEC-toetsen DT1 en DT2 van de zender
mz-24 HoTT
Bij de proportionele bedieningselementen van het type
DV en SL alsmede bij de INC/DEC-toetsen zullen de
servo’s de positie van het stuurelement direct volgen,
terwijl in het geval van een schakelaar er maar een
twee- resp. drietraps- verstelling mogelijk is.
Welk stuurelement resp. welke schakelaar op welke van
de servo’s 5 … 9 bij de zender mz-18 HoTT resp. 5 …
12 bij de zender mz-24 HoTT effect heeft, is geheel vrij
programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender
zijn de ingangen 5 … 9 resp. 5 … 11 bij een
helikopter en 5 … 9 resp. 5 … 12 bij een
vliegtuigmodel in principe op “vrij” gezet, dus nog
niet bezet.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag
niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aanslui-
ting op de zenderprint! De keuze van de “stuurtoewij-
zing” en de instellingen in de regel “Ontvangeruitgang”
van het ondermenu »ZEND.SET« (zender-instelling)
van het basismenu beïnvloeden namelijk “achter” deze
aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker
verschillen tussen het nummer van het stuurelement,
zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het
navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde
servo alle stuurinformatie direct vanuit het stuurele-
ment of indirect via een mixer toegevoegd is, wordt er
gesproken over een stuurkanaal.
Zo wordt bijvoorbeeld de stuurfunctie “rolroer”
van een vliegtuigmodel bij het modeltype
“2RO” in de stuurkanalen voor linker en
rechter rolroer opgedeeld, of op dezelfde manier bij het
helikoper-modeltype “3sv(2rol)” bv. de stuurfunctie rollen
naar de stuurkanalen voor de linker en rechter rolservo
gemixt.
Dit signaal wordt alleen nog door de in de ondermenu’s
»WEG/LIM« (servo-weg /-limiet), »OMK/VERTR«
(servo-omkeer/-vertraging) en »MIDDEN« (servo-mid-
den resp. –neutraalpositie) voor het instellen van de
servo’s en eventueel door de in het ondermenu »ZEND.
UITG« (zenderuitgang) van het “Basis”-menu gepro-
grammeerde instellingen beïnvloed en verlaat dan via
de HF-module de zender. In de ontvanger aangekomen
wordt dit signaal eventueel nog door de in het »Teleme-
trie«-menu doorgevoerde instellingen gemodificeerd om
dan tenslotte bij de servo aan te komen.
Mixers
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel
mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere
stuurfuncties op een servo effect te laten hebben.
Let u in dit verband op de talrijke mixerfuncties, die
vanaf bladzijde 100 van de handleiding beschreven
worden.
Schakelaars
De standaard ingebouwde schakelaars S1 … S8
kunnen ook bij de programmering van stuurelementen
worden betrokken. Deze schakelaars zijn ook bedoeld
om programmaopties te schakelen, bv. voor het starten
en stoppen van de stopwatch, aan- resp. uitschakelen
van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere
schakelaar
kan aan zoveel functies toegewezen worden als u maar
wenst. Voorbeelden hiervan worden in dit handboek
gedemonstreerd.
Stuurelement-schakelaars
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van
een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van
de kruisknuppel, een functie automatisch aan- of uit te
schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om
de motorlooptijd vast te leggen, automatisch uitdraaien
van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In
de software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
38 Begripsdefinities
HoTT is daarom de mogelijkheid tot het programmeren
van stuurelement-schakelaars geïntegreerd.
Bij deze software-schakelaars moet alleen het schakel-
punt op de stuuruitslag worden vastgelegd. De scha-
kelrichting kan ook via de software worden vastgelegd.
Meer details vindt u in het onderdeel „Toewijzing van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schake-
laars“ ab Seite 40.
39
Begripsdefinities
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de moge-
lijkheid, om een functie via een stuurelement (ST1 … 4,
DV1 … max. DV4, DT1 en DT2, SL1 en SL2), scha-
kelaars (S1 … S8) resp. via een stuurelement-scha-
kelaar, zie verder hieronder, tussen instellingen om te
schakelen, waarbij ook bij beide vormen meervoudige
toewijzingen mogelijk zijn. u moet er wel op letten, dat
bij functie-overlappingen, zoals het gebruik van één en
dezelfde fysieke schakelaar bijvoorbeeld als schakelaar
voor het omschakelen tussen vliegfasen en als stuure-
lement voor de fasentriming, een foute bediening niet
uitgesloten kan worden. In dit geval moet u de toewijzing
van schakelaars wijzigen.
Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op
dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes
van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van
de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt concentre-
ren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
In het ondermenu »KAN.SET« (Toewijzing stuurele-
ment), vanaf bladzijde 94, kunt u …
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
… aan de ingangen van de zender 5 … 9 resp. 5 … 12
voor de bediening van servo’s zowel elke willekeurige
stuurknuppel (ST1 … ST4) als ook elk met “DVx”, “SLx”
of eventueel “DTx” aangeduid stuurelement of met “S1
… S8’ aangeduide schakelaar toewijzen.
Na aantippen van de desbetreffende toets bijvoorbeeld
de van GEEN voorziene toets rechts naast “AUX 1”
aan de onderste rand van het display met een vinger
of de meegeleverde stift verschijnt op het display het
volgende venster:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
4
5
AUX 6
AUX 7
GL
KIEZEN
CLR
NEE
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement
(stuurknuppel 1 .. 4, DV1 … max. DV4, SL1 … SL2 of
eventueel DT1 … DT2) of schakelaar (S1 … S8), bij-
voorbeeld de rechter proportionele draaischuif SL1:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Aanwijzing:
De stuurelementen worden pas na een
bepaalde uitslag herkend. Beweeg deze
daarom zo lang van links naar rechts resp.
van voren naar achteren totdat de toewijzing op het
display wordt weergegeven. Wanneer de uitslag niet
voldoende zou zijn moet u eventueel het stuurelement in
de andere richting bewegen.
Toewijzing van schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars
De programmapunten, waaraan ook een schakelaar of
stuurelement-schakelaar toegewezen kan worden zijn
aangeduid met “St/S”, zoals bijvoorbeeld in de afbeel-
ding hieronder van een Dual Rate / Expo-display:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
Tip met een vinger of de meegeleverde stift rechts naast
“St/S” op de toets GEEN met de rode achtergrond. Op
het display verschijnt de aanduiding:
TRG.
K
St/S
RO
00% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
00% 000%
Graubele Sv
KIEZEN
CLR
NEE
SYM UIT
Toewijzing van schakelaars
Gewenste schakelaar omzetten:
TRG. Graubele
UIT
SW 1 UIT
UIT
Op dit display kunt u nu door aantippen van de desbe-
treffende toets bepalen, in welke positie van de schake-
laar de gekozen deze “AAN” moet zijn, bijvoorbeeld:
40 Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
TRG. Graubele
AAN
SW 1 UIT
AAN
Zou u echter in plaats van de hier als voorbeeld afge-
beelde 3-standen-schakelaar S1 de 2-standen-schake-
laar S6 kiezen, dan ziet het display er als volgt uit:
TRG. Graubele
UIT
SW 6
UIT
Kies de gewenste schakelrichting op dezelfde manier
als hiervoor beschreven uit.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zo-
als beschreven aan het begin van dit onderdeel, de
toets CLR met een vinger of de meegeleverde stift
aantippen:
KIEZEN
CLR
N E
aantippen
Afbreken van de schakelaartoewijzing
Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zo-
als beschreven aan het begin van dit onderdeel, de
toets NEE aantippen.
Toewijzing van stuurelement-schakelaars
Gewenste stuurelement-schakelaar bedienen, bijvoor-
beeld de hoogteroerstuurknuppel, op het display aange-
duid als “St 3”:
TRG. Graubele
STICK
POS
MODE
RICHT
St 3
000
ENKEL
OMK
ENT
De gele pijl rechts naast het balkdiagram visualiseert de
actuele positie van het stuurelement, die door aantippen
van de toets ENT als schakelpunt naar het waarden-
veld rechts naast “POS” kan worden overgenomen.
Aantippen van OMK in de regel “RICHT(ing)” keert de
schakelrichting van die functie om.
In de regel “MODE” kan tenslotte nog de schakelfunctie
van de stuurelement-schakelaar van eenvoudig aan-/
uitzetten net als een 2-standen-schakelaar naar de
schakelfunctie zoals bij een 3-standen-schakelaar
worden omgezet.
In dit geval moet u echter in ieder geval
een schakelpositie die niet gelijk aan “000”
is ingeven. Anders riskeert u een perma-
nent omschakelen tussen de beide schakeltoestan-
den, zolang het desbetreffende stuurelement zich in
de middenpositie bevindt.
Aanwijzing:
Alle schakelaars kunnen meerdere keren
worden bezet! Let er wel op, dat u niet per
abuis aan een schakelaar functies toewijst,
die elkaar storen! Noteer eventueel de verschillende
schakelaarfuncties.
Voorbeelden van toepassingen::
Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouw-
de gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de
K1-knuppel onder of boven een bepaald punt komt.
De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daar-
bij in de zender via een mixer aangestuurd.
Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch
voor het meten van de netto “vliegtijd” van een heli-
kopter door een stuurelement-schakelaar op de gas-
limiter.
Automatisch uitschakelen van de mixer “RO RI” bij
het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij landin-
gen op een helling de dwarsrichting van het model
aan de contouren van de helling aan te passen, zon-
der dat het – normaal gesproken – meelopende rich-
tingroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt.
Uitdraaien van de landingskleppen en bijtrimmen van
het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel
op een bepaald schakelpunt gekomen is.
Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de loop-
tijd van elektromotoren te meten.
41
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Aanwijzingen bij de installatie
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aan de uitgangen van de ontvan-
ger worden aangesloten: niet benodigde
uitgangen worden gewoon open gelaten.
Bij de zender mz-18 HoTT in ieder geval op het
volgende letten:
De 9-kanaals zender mz-18 HoTT kan
standaard alleen de uitgangen 1 tot 9 aan-
sturen! Eventueel aan de uitgangen 10 tot
12 aangesloten servo’s blijven daarom bij deze zen-
der constant in de middenpositie staan.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzij-
den.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maxi-
maal 4 rolroer- en maximaal 4 welfkleppenservo’s …
… en staarttype “normaal” of “2 hoogteroerservo’s”
ontvangerstroomvoorziening
vrij of RO2 links of speciale functie
vrij of RO2 rechts of speciale functie
richtingroer
rolroer of rolroer links
hoogteroer of 1e hoogteroer
vrij of 2e hoogteroer of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
rolroer rechts of speciale functie
welfklep of welfklep links
welfklep rechts of vrij of speciale functie
vrij of WK2 links of speciale functie
vrij of WK2 rechts of speciale functie
… en staarttype “V-staart”
ontvangerstroomvoorziening
vrij of RO2 links of speciale functie
vrij of RO2 rechts of speciale functie
hoogte/richting rechts
rolroer of rolroer links
hoogte/richting
links
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
rolroer rechts of speciale functie
welfklep of welfklep links
welfklep rechts of vrij of speciale functie
vrij of WK2 links of speciale functie
vrij of WK2 rechts of speciale functie
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor, met
maximaal 4 rol-/hoogteroer- en 4 welfkleppen/hoog-
teroerservo’s
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
vrij of richtingroer
rol/hoogte links
rol/hoogte rechts
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
vrij of speciale functie
vrij of welfklep/hoogte links
vrij of welfklep/hoogte rechts
vrij of speciale functie of WK2 links/hoogte links
vrij of speciale functie of WK2 rechts/hoogte rechts
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s
en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgen-
de tabel biedt hierbij hulp:
model-
type
servo met ver-
keerde draairich-
ting aanwijzing
V-staart richtings- en hoog-
teroer verkeerd servo 3 + 4 in het
ondermenu »OMK/
VERTR« ompolen
richtingroer goed,
hoogteroer ver-
keerd
servo 3 + 4 aan ont-
vanger omwisselen
hoogteroer goed,
richtingroer ver-
keerd
servo 3 + 4 in het
ondermenu »OMK/
VERTR« ompolen
EN aan ontvanger
omwisselen
delta,
staart-
loos
hoogte- en richtin-
groer verkeerd servo 2 + 3 in het
ondermenu »OMK/
VERTR« ompolen
hoogteroer goed,
rolroer verkeerd servo 2 + 3 in het
ondermenu »OMK/
VERTR« ompolen
EN aan ontvanger
omwisselen
rolroer goed, hoog-
teroer verkeerd servo 2 + 3 aan de
ontvanger omwis-
selen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de
“programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Aansluiting aan de ontvanger
Vliegtuigmodellen
42 Aansluiting aan de ontvanger – vliegtuigmodellen
Helikoptermodellen
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf
oudere Graupner-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezet-
ting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo)
en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwisseld.
De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is
afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger worden
aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon
open gelaten.
Preciezere details bij elk tuimelschijftype vindt u op
bladzijde 50 in het menu »Modelkeuze«.
Aanwijzingen bij de installatie:
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aan de ontvanger aangesloten
zijn. Niet benodigde uitgangen worden
gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de
volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de
gaslimiter, zie vanaf bladzijde 96, te kunnen
benutten moet ook een toerenregelaar,
afwijkend van de afbeelding hiernaast, in plaats van aan
ontvangeruitgang “8” aan ontvangeruitgang “6” worden
aangesloten. Zie voor meer informatie bladzijde 184.
Ontvangeraansluiting van helikoptermodellen …
… met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
hekrotorservo (gyro-systeem)
rol-1-servo
nick-1-servo
vrij of toerenregelaar of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
pitch- of rol-2- of nick-2-servo
vrij of speciale functie
gasservo of motorregelaar
gyro-gevoeligheid „Gain“
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
… met 4 tuimelschijfservo’s
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
hekrotorservo (gyro-systeem)
rol-1-servo
nick-1-servo
vrij of toerenregelaar of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
rol-2-servo
nick-2-servo
gasservo of motorregelaar
gyro-gevoeligheid „Gain“
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn in
het onderdeel “programmabeschrijving” van het symbool
van een helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
43
Aansluiting aan de ontvanger – helikoptermodellen
Programmabeschrijving
Wanneer u tot hiertoe het handboek heeft doorgenomen
zult u ongetwijfeld de een of andere programmering
hebben uitgeprobeerd. Desondanks willen we hieronder
elk menu gedetailleerd beschrijven.
Zoals al in het onderdeel “Bediening van het display”
op bladzijde 21 werd behandeld worden er door het
aantippen van één van de drie, met “B”, “F”, en “S”
aangeduide “tandwiel”-symbolen rechts onder op het
basisdisplay …
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
… het desbetreffende keuzemenu opgeroepen. In deze
drie menu’s zijn tenslotte alle benodigde instel- en
weergavemenu’s samengevat, die nodig zijn voor het
programmeren van een model en de zender inclusief de
telemetrie-functies.
Aanwijzing:
De beschrijving van de verschillende
menupunten op de volgende dubbele
bladzijde wordt in de volgorde gedaan, zoals
de zender deze aanbiedt.
Deze menu’s zijn:
„B“ (“groen” Basismenu)
Tip het van de letter B voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
In dit menu zijn in principe alle instel- en weergave-
menu’s samengevat, die voor het instellen van een
model nodig zijn:
naam menu zijde
MOD.KEUZE »modelkeuze« 46
MODELTYPE »modeltype« 66
WEG/LIM »servo-weg/servo-limit« 68
OMK/VERTR »servo-omkeer/vertraging
stuurelement«70
MIDDEN »servo-neutraalpositie« 72
M-STOP »motor-stop«* 74
ZEND.SET »zender-instelling«76
KLOKKEN »klokken« 82
FAIL-SAFE »fail-safe«86
TRIM STAP »trimstappen« 88
Sv-MON » servo-monitor« 92
KAN.SET »instelling stuurelement« 94
ZEND.UITG »zenderuitgang« 98
„F“ (“blauw” Functiemenu)
Tip het van de letter F voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
Afhankelijk van het modeltype van het actueel
actieve modelgeheugen worden er twee
verschillende menustructuren getoond. Deze
kunnen weer afhankelijk van de basisinstellingen van
het desbetreffende model ook variëren. De beide
menu’s hieronder geven daarom maar een voorbeeld
van de omvang van een menu weer:
gemeenschappelijke functiemenu’s
naam menu zijde
PROG.MIX »vrije mixers« 102
TRAINER »leraar/leerling« 109
TELEMET. »telemetrie-instelling« 116
vliegtuigmodellen
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
naam menu zijde
FASE »faseninstelling« 134
DR/EXP »DR/expo« 138
VL MIX »wingmixer« 142
* Bij een model ZONDER motor niet zichtbaar
44 Programmabeschrijving
GAS CRV »K1-curve«* 146
STATION. »instelling stationairloop«* 150
PROG.MIX »vrije mixers« 102
SNAP ROLL »snap-roll instelling«* 151
RO DIFF »ro-differentiatie«* 152
WK MIX »ro- en wk-mixers«* 154
WK SET »wk-instellingen«* 158
REM »rem-instellingen«* 162
BUTTERFLY »butterfly-instellingen«* 164
TRAINER »leraar/leerling« 109
V-STAART »v-staart«* 168
TELEMET. »telemetrie-instellingen« 116
* Eventueel afhankelijk van het model niet zichtbaar
helikoptermodellen
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
naam menu zijde
FASE »faseninstelling« 170
DR/EXP »DR/expo« 173
PIT CRV »pitchcurve« 177
GAS CRV »gascurve« 183
GYRO/GOV »gyro/toerenregelaar« 188
GAS-AR »gas autorot“« 192
TUIMELSCH »tuimelschijfmixer« 194
TS LIMIET »ts-limiter« 195
HELI-MIX »helimixers« 196
GAS MIX »gasmixers« 198
PROG.MIX »vrije mixers« 102
TRAINER »leraar/leerling« 109
PIT>>HECK »pitch >> hek mixer» 200
TELEMET. »telemetrie-instellingen« 116
gemeenschappelijke systeemmenu’s
„S“ (“paars” Systeemmenu)
Tip het van de letter S voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
In dit menu zijn zenderspecifieke instel- en weergave-
menu’s samengevat:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
naam menu zijde
ST-MODE »stuurtoewijzing« 202
WARSCHU. »instell. waarschuwingen« 203
ETC.SET »“diverse“ instellingen« 204
DISPLAY »display-instellingen« 207
ST.KALIB »stuurknuppelcalibratie« 210
MP3 »MP3-menu«
(alleen bij mz-24 HoTT) 212
„T“ („Telemetrie-displays“)
Tip het van de letter T voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
De weergave wisselt van het basisdisplay naar de weer-
gave van telemetrie-data, bv.:
TRG.
0.0V
VOLT
0.0V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 00°C
TEMP
00dB 00dB
T
0000ms
L
000%
S
000%
Q
45
Programmabeschrijving
Schakel de zender aan en tip hierna in het basisdisplay
van de zender met een vinger of de meegeleverde stift
óf op het waardenveld M x links op het display om het
ondermenu »Modelkeuze« direct óf alternatief op het
met “B aangeduide “tandwiel”-symbool, om hetzelfde
menu vanuit het Basismenu op te roepen:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
De hieronder volgende beschrijving van dit omvangrijke
menu vindt plaats in de volgorde van de aan de rech-
ter rand geplaatste functietoetsen, beginnend met de
bovenste:
VLG. (“volgende zijde”)
Door middel van aantippen van de toets VLG. op het
display rechts boven met een vinger of de meegele-
verde stift wisselt u volgens het rotatieprincipe van de
weergave van de eerste zes modelgeheugens …
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
S L
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
… naar de weergave van de volgende zes …
TRG. VLG.
07
MODELNAAM 1
08
09
10
11
12
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 7
MODELNAAM 8
MODELNAAM 9
MODELNAAM 10
MODELNAAM 11
MODELNAAM 12
… enz. Na de weergave van de modelgeheugens 25 …
30 staan weer de modelgeheugens 01 … 06 ter be-
schikking enz.
SEL (modelwissel)
Tip met een vinger of de meegeleverde stift het keuze-
veld van het gewenste modelgeheugen aan, bijvoor-
beeld:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODE NAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het
symbool SEL op de rechter rand van het display …
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
… en aansluitend op NEE , om het proces weer af
te breken resp. op JA , om de wissel van model in te
leiden …
Modelkeuze
Manipuleren van de modelgeheugens 1 … 30
46 Basismenu – modelkeuze
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
MODEL-
WISSEL
JA NEE
aantippen
… waarop gedurende ca. 1 seconde “Wachten” ver-
schijnt:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
AUB
wachten!
Zodra deze melding verdwijnt heeft de modelwissel
plaatsgevonden en verschijnt in de bovenste regel als
bevestiging de naam van het geselecteerde modelge-
heugen:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 2
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
FAIL SAFE
INSTELLEN
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt hierna zoals hier-
boven afgebeeld de aanwijzing “FAIL SAFE INSTEL-
LEN” gedurende enkele seconden getoond, wanneer u
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MO
MODEL AAM 4
MODEL AAM 5
MODELNAAM 6
KIES
MAN. ASSI NEE
aantippen
Aanwijzing:
De assistent gestuurde modelprogrammering
wordt aansluitend, in het kader van de
programmering van een helikopter, als
voorbeeld behandeld.
Handmatig de basisinstellingen van een nieuw
model invoeren
De handmatige basisprogrammering van een model
wordt altijd begonnen door de naam ervan in te voeren.
“Modelnaam”
MAN.
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eer-
ste letter van de in te voeren modelnaam met een
vinger of de meegeleverde stift.
Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wis-
selt u via de CAPS -toets onderaan het beeld-
scherm, en op dezelfde manier bereikt u via
de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9
en enkele bijzondere tekens.
Voor het invoeren van een spatie tipt u op de
in het opgeroepen modelgeheugen nog geen Fail-Sa-
fe-instellingen geprogrammeerd heeft.
NW (nieuw model aanmaken)
Aanwijzingen:
Met SEL wisselt u tussen de al bezette
modelgeheugens.
Om modelgeheugens met een hoger nummer dan
06 te bereiken tipt u rechts boven op het display
op VLG. (volgende”).
Kies, zoals hierboven beschreven werd, een vrij of
eventueel een al bezet, maar niet meer benodigd
modelgeheugen uit om een nieuw model aan te maken.
Tip daarvoor met een vinger of de meegeleverde stift
aan de rechter rand van het display in plaats van SEL
op NW :
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IM .M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
Na het aantippen van NW verschijnt het keuzevenster,
zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft u
de keuze tussen handmatig en assistent-gestuurde pro-
grammering en een NEE om het proces af te breken.
In de hierna volgende menu’s worden dan afhankelijk
van het gekozen modeltype de opties als keuze aange-
boden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel
resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel
als voorbeeld de handmatige programmering van een
vliegtuigmodel wordt beschreven, tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op de toets MAN. :
47
Basismenu – modelkeuze
“Vleugeltype”
… waarin u door aantippen van het desbetreffen-
de keuzeveld het aantal rolroer- en welfkleppenser-
vo’s vastlegt:
1R
2RO2WK 2RO4WK 4RO4WK
1R1W 2R 2R1W
4RO2WK
2R2W 2R4W 4R2W 4R4W
1RO 1RO1WK 2RO1WK
2RO
VL-TYP NORMAAL
Aanwijzing:
Afwijkend van het hier afgebeelde display
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT
wordt op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen “1RO” tot maximaal
“2R2W” aangeboden.
Eventueel wisselt u eerst door het aantippen van de
toets met het op schrift “normaal” naar de keuzelijst
voor Delta-/staartloze modellen:
2R
2RO4WK 4RO2WK
2R1W 2R2W
4RO4WK
2R4W 4R2W 4R4W
2RO 2RO1WK 2RO2WK
VL-TYP DELTA
Aansluitend op de keuze van het vleugeltype ver-
schijnt het display …
toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan
ter beschikking na het aantippen van de toets SPE-
CIAL .
Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in.
Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden
ingevoerd.
Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onder-
ste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laat-
ste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] ver-
wijdert alle ingevoerde tekens in één keer.
De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in
het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgor-
de, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld:
MAN.
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Graubele
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te
nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts
onder:
MAN.
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECI
NUM
Graubele
aantippen
MAN.
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Graubele
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het
menu door een aantippen van de toets MAN. links
boven:
MAN.
CAPS
ACT. MODELNAAM
AM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Graubele
aantippen
“Modeltype”
Omdat we hier als voorbeeld een “motormodel met
electro-aandrijving” willen programmeren wordt het
keuzeveld “MOT(ormodel)” met een vinger of de
meegeleverde stift aangetipt:
HELI MOT. ZWE.
HELIKOPTER VLIEGTUIG ZWEVER
aantippen
Na de keuze van het modeltype verschijnt het dis-
play …
48 Basismenu – modelkeuze
“Staarttype”
… waar u het soort staart vastlegt:
NOR V2HO
NORMAAL V-STAART 2HOSv3+8
Uw invoer sluit u af met de keuze van de …
“Soort aandrijving”
… van uw model:
EL VB
ELEKTRO MOTOR VERBR. MOTOR
Aanwijzing:
De standaardwaarde “Motor uit” resp.
“Stationair”= “K1-knuppel naar achteren”
kan bij een vliegtuigmodel in het menu
“K1-curve”, bladzijde 146, eventueel omgezet
worden naar “K1-knuppel naar voren” door omdraai-
en van de stuurcurve.
Na keuze van de soort aandrijving verschijnt een dis-
play met een overzicht van de tot nu toe gedane in-
stellingen, bijvoorbeeld …
MOT. 2RO EL
VLIEGTUIG
ST-TYP
ELEKTRO MOTOR
M-TYP VL-TYP MOTOR
NORMAAL
NORMAAL
ENT
... dat u door aantippen van de toets ENT rechts on-
der met een vinger of de meegeleverde stift in de
richting van het basismenu verlaat:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.U TG
KAN.SET
Met behulp van een assistent de basisinstellingen
van een nieuw model invoeren
In het onderdeel hierboven is als voorbeeld de hand-
matige basisprogrammering van een vliegtuigmodel
beschreven. Hieronder wordt nu ook als voorbeeld de
assistent gestuurde programmering van een helikopter-
model beschreven.
Kies, zoals onder »Modelkeuze« op bladzijde 46 be-
schreven werd, een vrij of eventueel een al bezet, maar
niet meer benodigd modelgeheugen uit om een nieuw
model aan te maken.
Na het aantippen van NW verschijnt zoals in het
vorige onderdeel werd beschreven het keuzevenster,
zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft
u de keuze tussen MAN. – handmatige – en ASSI – as-
sistentgestuurde – programmering en een NEE om het
proces af te breken.
In de hierna volgende menu’s worden dan afhankelijk
van het gekozen modeltype de opties als keuze aange-
boden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel
resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel
als voorbeeld de programmering van een helikopter met
behulp van een assistent wordt beschreven, tipt u met
een vinger of de meegeleverde stift op de toets ASSI :
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MO
MODELNAAM 4
MODELNAA
MODELNAAM 6
KIES
MAN. ASSI NEE
aantippen
Aanwijzing:
De handmatige programmering van een
model wordt in het vorige onderdeel, in het
kader van de programmering van een
vliegtuigmodel met electroaandrijving, als voorbeeld
49
Basismenu – modelkeuze
beschreven.
Net als hiervoor, bij de handmatige programmering van
een model, wordt ook bij een modelprogrammering met
behulp van een assistent begonnen met de invoer van
de naam van het model.
“Modelnaam”
ASSI
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eer-
ste letter van de in te voeren modelnaam met een
vinger of de meegeleverde stift.
Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wis-
selt u via de CAPS -toets onderaan het beeld-
scherm, en op dezelfde manier bereikt u via
de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9
en enkele bijzondere tekens.
Voor het invoeren van een spatie tipt u op de
toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan
ter beschikking na het aantippen van de toets SPE-
CIAL .
Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in.
Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden
ingevoerd.
Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onder-
ste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laat-
ste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] ver-
wijdert alle ingevoerde tekens in één keer.
De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in
het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgor-
de, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld:
ASSI
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Cobra
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te
nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts
onder:
ASSI
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIA
NUM
Cobra
aantippen
ASSI
CAPS
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Cobra
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het
menu door een aantippen van de toets ASSI links
boven:
ASSI
CAPS
ACT ODELNAAM
AAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
MNO P QR
STUV W X
YZCL SP DE EN
SPECIAL
NUM
Cobra
aantippen
“Modeltype”
Omdat we hier als voorbeeld een helikoptermodel
willen programmeren wordt de toets HELI met een
vinger of de meegeleverde stift aangetipt:
HELI MOT. ZWE.
HELIK PTER VLIEGTUIG ZWEVER
aantippen
Na de keuze van het modeltype verschijnt het dis-
play …
“Tuimelschijftype”
… waarin u door aantippen van het desbetreffende
keuzeveld het aantal tuimelschijfservo’s vastlegt:
1S
3 Sv (140°) 3 Sv nick (120°)
2S 3S-R
4 Sv (90°)
3S 3S-N 4S
1 SERVO 2 SERVO 3 Sv rol (120°)
50 Basismenu – modelkeuze
“1 servo”
U gebruikt een Flybarless-systeem of de tuimel-
schijf wordt via een aparte rol- en nickservo be-
wogen. De pitchsturing vindt plaats via één apar-
te servo.
(Omdat bij helikoptermodellen, die maar 1 pitch-
servo hebben, de in totaal drie tuimelschijfser-
vo’s voor pitch, nicken en rollen ZONDER zen-
dermixers voor de functies worden gebruikt, net
als normaal gesproken bij Flybarless-systemen,
wordt daardoor het menupunt »TS-MIX«, bladzij-
de 194, uit de multifunctielijst verwijderd.)
“2 servo”
De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axi-
aal verschoven door twee rolservo’s; de nickstu-
ring wordt door een mechanische compensatie-
wip ontkoppeld.
“3Sv (2Roll)”
Symmetrische driepuntsaansturing van de tui-
melschijf via 3 over telkens 120 ° verdeelde aan-
stuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of
achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en
rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing ver-
schuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axi-
aal.
“3Sv (140)”
Asymmetrische driepuntsaansturing van de tui-
melschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan één
nickservo (achteraan) en twee rolservo’s (zijde-
lings links en rechts vooraan) verbonden zijn.
Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de ser-
vo’s de tuimelschijf axiaal.
“3Sv (2Nick)”
Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierbo-
ven, alleen om 90 ° verdraaid, d.w.z. één rolser-
vo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en
achteraan.
“4Sv (90)”
Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee
rol- en twee nickservo’s.
tuimelschijftype: 1 servo
2
tuimelschijftype: 2 servo‘s
2
1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 rol)
3
1
2
tuimelschijftype: 3 servo‘s (140 °)
3
1
2
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 nick)
3
2
1
tuimelschijftype: 4 servo‘s (90 °) 2 nick / 2 rol
2
5
1
3
Direct daarna verschijnt het display ...
“Soort aandrijving”
… , waarin u vastlegt of uw helikopter door een elek-
tro- of verbrandingsmotor wordt aangedreven:
EL VB
ELEKTRO MOTOR VERBR. MOTOR
Aansluitend aan de keuze van de soort aandrijving
brengt de assistent u direct verder, naar de eerste
model-afhankelijke instellingen, naar het display …
51
Basismenu – modelkeuze
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0 s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
aantippen
De kleur van het optieveld verandert van rood in
blauw:
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
Door de + -toets aan de rechter rand van het dis-
play een aantal keren aan te tippen verhoogt u de
waarde tot max. 9,9s, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
0.0s
1.2s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
Aantippen van de -toets daaronder verkleint
een waarde naar minimaal 0,0s en aantippen van
de RES -toets zet een veranderde waarde terug
naar de standaardwaarde.
Door een aantippen van de toets ASSI
“OMK/VERT“ (servo-omkehr/-vertraging)
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
Aanwijzing:
Afwijkend van de hier afgebeelde displays
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT
worden bij de 9-kanaals zender mz-18
HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Vliegfasen-onafhankelijke instelling van de
servo-draairichtingen
In dit display stelt u de servo-draairichtingen on-
afhankelijk van de vliegfase in door middel van
het aantippen van de desbetreffende toets met
een vinger of de meegeleverde stift van NOR
naar OMK en omgekeerd, bijvoorbeeld bij K8:
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
N R
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
OMK/VERT
aantippen
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
Vliegfasen-afhankelijke instelling van een –
symmetrische – tijdsvertraging van het stuu-
relement
LET OP Via de toetsen met de standaardwaar-
de 0.0s stelt u een symmetrische
tijdsvertraging van het stuursignaal aan
de kant van het stuurelement in. Een hier inge-
stelde tijdsvertraging heeft daardoor niet uitslui-
tend effect op de servo met het nummer van de
vermeende vertraagde ontvangeraansluiting,
maar ook tegelijkertijd op alle servo’s, die aange-
stuurd worden door het aan stuurfunctie X
aangesloten bedieningselement.
Voor het instellen van een tijdsvertraging van het
stuurelement tipt u met een vinger of de mee-
geleverde stift op de gewenste toets, die stan-
daard van het opschrift 0.0s is voorzien, bij-
voorbeeld die van het in het menu »Kanaal set«,
vanaf bladzijde 94, aan de ingang 8 toegewe-
zen stuurelement:
52 Basismenu – modelkeuze
TRG. NORMAAL
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
0.0s
1.2s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
OMK/VERT
aantippen
… wisselt u verder, naar de volgende optie, die van
de …
“WEG/LIM” (servoweg/-limiet)
ASSI
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
WEG/LIM
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer
dan K5 te bereiken tipt u rechts boven in
het display op VLG. (volgende”).
In dit display wordt de servoweg en eventueel ook de
begrenzing van de weg apart voor beide kanten in-
gesteld. Het instelbereik bedraagt in beide gevallen
0 … 150% van de normale servoweg.
De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrek-
king op de instellingen in het ondermenu »MIDDEN«.
Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u
met een vinger of de meegeleverde stift op het ge-
wenste optieveld, bijvoorbeeld:
ASSI
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
1 %
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
WEG/LIM
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
aantippen
De kleur van het optieveld wisselt van rood naar
blauw:
ASSI
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
WEG/LIM
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Door de + -toets aan de rechter rand van het display
een aantal keren aan te tippen verhoogt u de waarde
van het actieve optieveld.
Aantippen van de -toets daaronder verkleint de
actuele waarde van het actieve veld en aantippen
van de RES -toets zet een veranderde waarde terug
naar de standaardwaarde.
Zodra u al uw servo’s op de hier beschreven manier
heeft afgesteld tipt u weer op de toets ASSI links
boven, om naar het volgende instelpunt te wisselen:
ASSI
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
123%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
WEG/LIM
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
aantippen
“Dual Rate/Expo”
1. Display “Dual Rate/Expo”
De – klassieke – Dual-Rate-/Expo-functie van dit
menupunt maakt het mogelijk om vliegfasen-af-
hankelijk via schakelaars de stuuruitslagen resp.
–karakteristieken van “rollen”, “nicken” en “hekro-
tor”, d.w.z. de stuurfuncties 2 … 4, om te schake-
len resp. te beïnvloeden.
Om tussen de verschillende stuurfuncties te wis-
selen tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift op de toets rechts naast de gele “K”:
ASSI
K
D/R
EXP
St/S
ROL
+%
GEEN
+
RES
NORMAAL
000% 000%
SYM UIT
aantippen
Aanwijzingen:
In de display-grafiek worden de cur-
venkarakteristieken direct zichtbaar
gemaakt.
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzij-
de 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk
van een passende naam heeft voorzien, ver-
schijnt deze op het display rechts boven, bij-
voorbeeld “NORMAAL”. Bedien dus eventueel
53
Basismenu – modelkeuze
de desbetreffende schakelaar, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
Standaard moet de instelling van de Dual
Rate- en/of Expo-waarden van de gekozen
stuurfunctie per stuurkant worden uitgevoerd.
Na omschakelen van de vanaf Firmwarever-
sie 1020 in de – onderste – regel toegevoegde
optie “SYM van UIT naar AAN is ook een
symmetrische, d.w.z. simultane, instelling van
de beide stuurkanten mogelijk.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te verande-
ren op het bijbehorende optieveld met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toet-
sen + of aan de rechter displayrand.
Het instelbereik van de regel “D/R” bedraagt
±125 % en van de regel “EXP” ±100 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
Tenslotte kan in de regel “St/S”, zoals beschreven
op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurele-
ment-schakelaars” een schakelaar of stuurele-
ment-schakelaar worden toegewezen.
2. Display “Instelling weg stuurelement” K5 … 9
resp. 12
De hiervoor beschreven – klassieke – Dual-Rate/
Expo-functie wordt aangevuld met een niet-scha-
kelbare Dual-Rate-functie resp. instelling van de
weg van het stuurelement voor de stuurfuncties
5 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 5 … 12
van de zender mz-24 HoTT.
Tip, zoals zichtbaar in de afbeelding hierboven,
met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak
op de toets in de regel “K” totdat de tekst “K5-9”
resp. “K5-12” verschijnt:
ASSI NORMAAL
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –
DR + DR +
Aanwijzing:
Afwijkend van de hier afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender
mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9
weergegeven.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te veran-
deren op de bijbehorende toets met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toet-
sen + of aan de rechter displayrand.
Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
3. Display “Offset-instelling” K5 … 9 resp. 12
Het laatste display in deze serie biedt voor elk
van de ingangen 5 … 9 (mz-18 HoTT) resp. 5 …
12 (mz-24 HoTT) de mogelijkheid om een stuur-
element-offset in een bereik van ±125 % in te stel-
len.
Tip, zoals in de afbeelding links boven zichtbaar,
met een vinger of de meegeleverde stift het ge-
wenste aantal malen op de toets in de regel “K”
totdat de tekst “St/S K5-9” resp. “St/S K5-12” ver-
schijnt:
ASSI NORMAAL
K
K6
K7
K8
St K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Afwijkend van de hier afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender
mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9
weergegeven.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te veran-
deren op de bijbehorende toets met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toet-
sen + of aan de rechter displayrand.
Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
Door een aantippen van de toets ASSI links boven
op het display verlaat u dit menu weer in de richting
van het volgende:
ASSI NORMAAL
K
K6
K7
K8
St K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
aantippen
54 Basismenu – modelkeuze
“Pitchcurve”
In dit display kunt u de pitchcurve en vanaf firmwa-
reversie 1.021 ook nog in de regel “PITCH MIN.” de
bedieningsrichting van de pitchknuppel aan uw be-
hoeften aanpassen:
Firmwareversie V 1.021 of hoger
Regel “PITCH MIN.
Standaard is in het helikopterprogramma van de zen-
ders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de “achterste”
pitchknuppel-positie als “pitch min”-positie ingesteld.
Met deze, vanaf de firmwareversie V 1.021 geïn-
troduceerde optie kunt u de stuurrichting van de
pitch-stuurknuppel naar behoefte op een eenvoudige
manier van “pitch min achter” naar “pitch min voor”
en omgekeerd omzetten, door in de regel “pitch min”
de toets ACHTER resp. VOOR aan te tippen.
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
–100%
L
PITCH CRV.
PITCH MIN. ACHTER
aantippen
Na het aantippen van deze toets verschijnt er een
veiligheidsvraag:
ASSI NORMAAL
PUNT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
–100%
L
PITCH CRV.
PITCH MIN. ACHTER
JA NEE
Sicher?
WAARSCHUWING
Aantippen van NEE met een vinger of de meege-
leverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA
bevestigt het proces en keert de bedieningsrichting
van de pitchknuppel om:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
–100%
L
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
Instelling van de “pitchcurve”
Aanwijzingen:
Op de display-grafiek worden de curven
karakteristieken direct zichtbaar ge-
maakt.
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzij-
de 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van
een passende naam heeft voorzien verschijnt
deze op het display rechts boven, bv. “NOR-
MAAL”. Bedien dus eventueel de desbetreffende
schakelaar, om tussen de vliegfasen om te scha-
kelen.
Principes van de bediening
Toets ST. UIT
Door aantippen van deze toets met een vinger of
de meegeleverde stift wordt de grafische en nu-
merieke weergave van de knuppelpositie aan- en
uitgeschakeld, bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
?
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
Met het bedieningselement (gas-/remkleppen-
stuurknuppel) wordt aansluitend in de grafiek een
verticale – groene – lijn synchroon tussen de bei-
de eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige
stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de re-
gel “IN(gang)” weergegeven (-100 % tot +100 %).
Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende
curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de
steunpunten telkens tussen -125 % en +125 % ge-
varieerd worden. Het dusdanig veranderde stuur-
signaal heeft dan effect op alle navolgende mixer-
en koppelfuncties.
Toets ENT
Door aantippen van de toets rechts onder op het
display met een vinger of de meegeleverde stift
zet u maximaal 5 extra punten tussen de eind-
punten “L” en “H” neer.
In het hierna volgende voorbeeld bevindt de
stuurknuppel zich exact halverwege tussen het
midden en de eind-aanslag van zijn weg, bij
+50 % stuuruitslag, en vormt vanwege de lineaire
karakteristiek een uitgangssignaal van ook +50 %.
Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen
maximaal 5 extra steunpunten worden gezet,
waarbij de afstand tussen de steunpunten onder-
ling niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
Beweeg de stuurknuppel. Zolang er rechts naast
“punt” een vraagteken te zien is, kunt u door aan-
tippen van de ENT -toets het volgende steunpunt
zetten. Tegelijkertijd wordt de “?” door een num-
mer vervangen: 55
Basismenu – modelkeuze
veert deze functie weer.
Aanwijzingen:
Wanneer u het – rode – punt horizon-
taal wegschuift van de actuele posi-
tie van het stuurelement, dan wordt
het punt na een tijdje weer groen afgebeeld en
verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit
vraagteken slaat echter niet op het verschoven
punt, maar geeft aan dat op de actuele positie
van het stuurelement een nieuw punt gezet
kan worden.
Let er op dat de percentages in de regels “IN-
(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking heb-
ben op de actuele positie van de stuurknuppel
en niet op de positie van het punt.
Toets Y-AS
Door aantippen van deze, aan de onderste rand
van het display geplaatste toets met een vinger of
de meegeleverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afge-
beeld, punt met de + toets willekeurig naar bo-
ven en met de toets op dezelfde manier naar
beneden verschuiven, bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
2
PITCH CRV.
–044%
+027%
+044%
PITCH MIN. VOOR
Een hernieuwd aantippen van de Y-AS deacti-
veert deze functie weer.
Aanwijzing:
Let er op dat de percentages in de
regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd
betrekking hebben op de actuele positie
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUKT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
+050%
1
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
De volgorde, waarin de max. 5 punten tussen de
eindpunten “L” en “H” worden geplaatst is niet van
belang, omdat de steunpunten na het zetten (of
wissen) van een steunpunt automatisch van links
naar rechts voortdurend nieuw genummerd wor-
den, bv.:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–050%
–050%
–050%
1
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
Wissen van een steunpunt
Om één van de gezette steunpunten 1 tot max.
5 weer te wissen moet de verticale lijn met de
stuurknuppel in de buurt van het desbetreffen-
de steunpunt worden gebracht. Zodra het num-
mer van het steunpunt en de bijbehorende waar-
de in de regel “punt” worden weergegeven en het
punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze
door aantippen van de toets ENT wissen, bv.:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
2
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
aantippen
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
?
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
Wijzigen van de steunpunt-waarden
Toets X-AS
Door aantippen van deze, aan de onderste rand
van het display geplaatste toets met een vinger of
de meegeleverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood af-
gebeeld, punt met de + toets willekeurig naar
rechts en met de toets op dezelfde manier
naar links verschuiven, bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
2
PITCH CRV.
PITCH MIN. VOOR
Een hernieuwd aantippen van de X-AS deacti-
56 Basismenu – modelkeuze
der geïntegreerde functie om de maximaal zes
steunpunten van de beide opties “Gascurve” en
“Pitchcurve” tijdens het vliegen te kunnen trim-
men.
Door middel van aantippen van de toets TRIM
aan de rechter bovenrand van het display met
een vinger of de meegeleverde stift roept u het
desbetreffende display op:
ASSI
STUUR.
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Principes van de bediening
Kolom “STUUR(ELEMENT)
In de eerste, van het opschrift “STUUR” voor-
ziene, kolom van dit menu kiest u een voor dit
doel passend stuurelement uit het aanbod van
uw zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT uit.
Om een stuurelement toe te wijzen tipt u in
de gewenste regel de in die kolom aanwezige
toets aan met een vinger of de meegeleverde
stift aan, bv.:
ASSI
STUUR.
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
G N GEEN L1
GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
aantippen
Op het display verschijnt de aanduiding:
van de stuurknuppel en niet op de positie van het
punt.
Afronden van de kanaal-1-curve
AAN -/ UIT -toets in de regel “curve”
Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan
door een eenvoudige druk op de knop automa-
tisch worden afgerond; dit doet u door een aan-
tippen van deze toets met een vinger of de mee-
geleverde stift, zodat de afrondingsfunctie wordt
ingeschakeld, bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
2
PITCH CRV.
–04 %
+027%
+044%
PITCH MIN. VOOR
aantippen
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
2
PITCH CRV.
–044%
+027%
+044%
PITCH MIN. VOOR
Belangrijke aanwijzing:
De hier afgebeelde curven zijn slechts ter
demonstratie en stellen geen echte
pitchcurven voor.
Verdere functies
Toets TRIM
De zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT be-
schikken over een in de software van de zen-
ASSI
STUUR
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
KIEZEN
CLR
NEE
Nu bedient u alleen het gewenste stuurele-
ment, bijvoorbeeld de rechter proportionele
schuif SL1:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Kolom “MIXER”
In de in totaal zes waardenvelden van de
tweede, van het opschrift “MIXER” voorzien
kolom kunt u apart of in een willekeurige com-
binatie telkens één van de beide beschikbare
helikoptermixers uitkiezen.
Om een mixer uit te kiezen tipt u in de ge-
wenste regel op de toets in de kolom “MIXER”
met een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
57
Basismenu – modelkeuze
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN G N L1
GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
aantippen
De kleur van de toets verandert van rood naar
blauw:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
De actuele waarde in het nu blauwe en dus
nu actieve waardenveld verandert u door het
gewenste aantal malen de + of toetsen
rechts aan de rand van het display aan te tip-
pen, bijvoorbeeld:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Aantippen van de toets RES zet een veran-
derde waarde in een blauw en dus actief waar-
denveld terug naar de standaardwaarde.
Kolom “PUNT”
In de regels van de kolom “Mixer” heeft u één
of meerdere mixers uitgekozen. In de regel
“Punt” legt u nu het te trimmen steunpunt of de
te trimmen steunpunten vast.
Om een punt te selecteren tipt u in de ge-
wenste regel op de toets in de kolom “PUNT”
met een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
De actuele waarde in het nu blauwe en dus
nu actieve waardenveld verandert u door het
gewenste aantal malen de + of toetsen
rechts aan de rand van het display aan te tip-
pen, bijvoorbeeld:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
31
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Aantippen van de toets RES zet een veran-
derde waarde in een blauw en dus actief waar-
denveld terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
Bij de keuze van een niet gedefini-
eerd punt in de basisversie van de
desbetreffende mixer zijn alleen de
punten “L” en “H” gezet blijft de bijbehorende
regelaar zonder werking.
Kolom “FASE”
In de rechter kolom “FASE” legt u eventu-
eel vast, in welke van de geprogrammeer-
de vliegfasen de desbetreffende regelaar ac-
tief moet zijn. het nummer in het waardenveld,
in het voorbeeld “1 (normaal)”, slaat op het fa-
sennummer, dat in het menu “Fase”, bladzijde
170, terug te vinden is.
Om eventueel een andere fase dan de stan-
daard fase 1 te selecteren tipt u in de gewens-
te regel de toets in de kolom “Fase” aan met
een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
31
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Het actuele nummer van de fase in het nu
blauwe en dus nu actieve waardenveld veran-
dert u door het gewenste aantal malen de +
of toetsen rechts aan de rand van het dis-
play aan te tippen, bijvoorbeeld:
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
33
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Aantippen van de toets RES zet een veran-
58 Basismenu – modelkeuze
derde waarde in een blauw en dus actief waar-
denveld terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
De instellingen die op dit display
verschijnen grijpen terug op
dezelfde gegevens als die op een
vergelijkbare plek in het display “TRIM van
het ondermenu »GAS CRV«, zie volgende
kolom, zodat veranderingen elkaar altijd naar
beide kanten beïnvloeden.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit
menu weer in de richting “Pitchcurve” door een
aantippen van de toets ASSI links boven op het
display;
ASSI
STUU
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
33
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
aantippen
Wanneer u opnieuw de toets ASSI in het display
“Pitchcurve” aantipt …
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
2
PITCH CRV.
–044%
+027%
+044%
aantippen
… opent de assistent het volgende menu …
“Gascurve”
Ook de gascurve kan door maximaal 7 punten, de
zogenaamde “steunpunten” langs de hele uitslag
van de stuurknuppel vliegfasen-afhankelijk worden
vastgelegd:
ASSI NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
000%
L
GAS CRV
Zet, wijzig en wis de steunpunten op dezelfde ma-
nier, zoals die in het vorige onderdeel “Pitchcurve”,
vanaf bladzijde 55, werd uitgelegd. Leg de gascur-
ve eerst met drie punten vast, en wel met de beide
uiterste punten “L” en “H” en het nog te zetten punt
“1” in het midden van de stuuruitslag, om de curve
van het motorvermogen in overeenstemming met de
pitchcurve te brengen.
Aanwijzingen:
De in de regel “gaslimiet” links boven
aangeduide waarde visualiseert alleen
de positie van de gaslimiter.
Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt in de
basisversie van de desbetreffende mixer zijn al-
leen de punten “L” en “H” gezet blijft de bijbeho-
rende regelaar zonder werking.
De instellingen die op dit display verschijnen grij-
pen terug op dezelfde gegevens als die op een
vergelijkbare plek in het display “TRIM van het
ondermenu »GAS CRV«, zie volgende kolom, zo-
dat veranderingen elkaar altijd naar beide kanten
beïnvloeden.
ASSI
STUUR
SL1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
33
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Meer informatie over de instelling van gascurven
vindt u vanaf bladzijde 183.
Aantippen van de toets ASSI in het display “gascur-
ve” zorgt ervoor dat de assistent het volgende menu
opent, …
“GYRO/GOV” (Gyro/Governor)
In dit display kunt u bij behoefte de eerste basisin-
stellingen voor uw gyro en/of een eventueel in het
model toegepaste toerenregelaar doorvoeren
ASSI NORMAAL
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
UIT
050%
RES
+
GYRO/GOV
“GYRO VERBERGEN”
Als eerste moet gezegd worden, dat
deze functie bij de tegenwoordig in
omloop zijnde gyro-systemen nor-
maal gesproken niet mag worden gebruikt. Let
u in ieder geval op de bijgeleverde handlei-
ding, omdat u anders riskeert dat uw heli on-
bestuurbaar wordt. Toch is dit menu aanwezig,
om aan alle gewoonten en eisen recht te doen.
Met deze optie kan het effect van de autopi-
loot (“gyro”) afhankelijk van de bediening van de
59
Basismenu – modelkeuze
hekrotorstuurknuppel worden aangepast, wan-
neer een systeem wordt gebruikt, waarbij het ef-
fect van de autopiloot via een apart kanaal bij
de Graupner-radiobesturingssystemen kanaal
7 vanaf de zender kan worden ingesteld. De gy-
ro-reductie reduceert het effect van de autopi-
loot bij een toenemende uitslag van de hekro-
torstuurknuppel lineair volgens de ingestelde
waarde. Zonder deze functie, bij een ingestelde
waarde van 0 %, is het gyro-effect onafhankelijk
van de knuppeluitslag constant.
Het effect van de autopiloot kan echter via een in
de regel “gyro” in het menu »Instelling stuure-
lement«, bladzijde 94, toegewezen stuurele-
ment, bv. één van de proportionele draaiknoppen
DVx, ook nog traploos tussen minimaal en maxi-
maal worden gevarieerd. Meer over dit thema
vindt u vanwege de plaats in het onderdeel “Gyro/
Gov” vanaf bladzijde 188.
GYRO OFFSET”
LET OP: De in deze optie en eventueel een in
de regel “ST K5-12” van het menu
»DR/EXPO«, bladzijde 176, inge-
voerde Offset-waarden worden bij elkaar op-
geteld! Let er daarom vanwege de overzichte-
lijkheid in ieder geval op, dat u slechts in één
van de beide opties een Offset-waarde invoert
resp. wijzigt.
De meeste actuele gyro-systemen hebben niet
alleen een traploze proportionele regeling van
de gyro-gevoeligheid (“gain”), maar ook de keu-
ze tussen twee verschillende werkwijzen vanuit
de zender.
Wanneer de door u gebruikte gyro ook minstens
één van deze opties bezit, heeft u via deze al-
ternatieve offset-instelling de mogelijkheid om
zowel tussen “normale” gain als eventueel ook
“Heading-Lock” te kiezen en ook binnen deze
keuze normale, langzame vluchten met een maxi-
male stabiliteit te vliegen óf bij snelle kunstvlucht
het effect van de gyro te reduceren.
Waarden tussen -125 % en +125 % zijn mogelijk,
bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
+023%
UIT
050%
RES
+
GYRO/GOV
Gebaseerd op deze eventueel vliegfasen-speci-
fiek vastgelegde (Offset-) instellingen kan het gy-
ro-effect met een in de regel “K7” van het dis-
play “ST 5-9” resp. “ST K5-12” van het menu »DR/
EXPO«, bladzijde 175, toegewezen stuurele-
ment, bv. DVx, ook nog traploos worden gevari-
eerd.
“GOVERNOR”
In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische rege-
laars, die net als de carburateur van een verbran-
dingsmotor slechts een vermogensregeling ken-
nen, houdt een toerenregelaar het toerental van
het systeem constant, door het vermogen zelf te
regelen. In het geval van een verbrandings-he-
li bedient de regelaar dus zelfstandig de gasservo
resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie. Toe-
rentalregelaars hebben daarom ook geen klassie-
ke gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd
toerental. Een afwijken van het ingestelde toeren-
tal vindt pas dan plaats, wanneer het benodigde
vermogen groter is dan het eigenlijke vermogen,
dat de motor kan opbrengen.
Voor het wijzigen van de actuele waarde tipt u
met een vinger of de meegeleverde stift op de
toets in de regel “GOVERNOR”: De weergave
verandert van UIT naar AAN en omgekeerd,
bijvoorbeeld:
ASSI NORMAAL
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
+023%
AAN
050%
RES
+
GYRO/GOV
“GOVERNOR OFFSET”
In de regel “GOVERNOR” heeft u eventueel de
functie “toerenregelaar aan K8” ingeschakeld. In
deze regel “GOVERNOR OFFSET” legt u nu de
passende Offset-waarde vast, die nodig is om
het gewenste rotor-toerental te bereiken. De in
te stellen waarde is afhankelijk van de gebruik-
te toerenregelaar en van het gewenste toerental
en kan na het beëindigen van de assistent na-
tuurlijk ook per vliegfase gevarieerd worden, bij-
voorbeeld:
ASSI NORMAAL
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
+023%
AAN
067%
RES
+
GYRO/GOV
Met een in de regel “K8” van het display “ST 5-9”
resp. “ST K5-12” van het menu »DR/EXPO«,
vanaf bladzijde 173, toegewezen stuurelement,
bv. DVx, kan deze waarde ook nog traploos wor-
den gevarieerd.
Aantippen van de toets ASSI in het display »GYR/
GOV« laat de assistent het volgende menu openen,
60 Basismenu – modelkeuze
“GAS-AR”
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbran-
dingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou
dit zeker niet handig zijn, omdat u dan telkens na
elke autorotatie-oefenlanding de motor opnieuw zou
moeten starten.
Stelt u daarom zoals uitvoerig beschreven in het
onderdeel »GAS AR« vanaf bladzijde 192 bij de
trainingfasen de waarde in dit display dusdanig in,
dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp.
een elektro-aandrijving veilig “uit” is, bijvoorbeeld:
ASSI
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
AAN
BLK
GAS-AR
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het menu
»Basisinstelling model« heeft u
eventueel een alternatieve “Nood-UIT”-
functie.
Aantippen van de toets ASSI in het display “GAS
AR” laat de assistent het volgende menu openen …
IMP.M (Import van SD-kaart)
Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt
wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven
in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
… kunt u compatible modellen van de in de cardslot van
de zender ingestoken geheugenkaart naar het zender-
geheugen importeren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst
van lege modelgeheugens kiest u een passende uit, bv.
het in dit voorbeeld nog vrije modelgeheugen 2. Tip
daarom op het veld rechts naast de gele 02 met een
vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld
wisselt van rood naar blauw:
“Fail-Safe”
ASSI
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
HOUD
HOUD
HOUD
HOUD
0.25s
MODE SET
VLG.
Omdat standaard op dit moment van de programme-
ring van een model er nog geen verbinding met de
ontvanger bestaat, kunt u dit menupunt overslaan.
Tip dus nog een keer op de toets ASSI : er ver-
schijnt een display met een overzicht van uw invoer
tot nu toe, bijvoorbeeld …
Heli 3S EL
HELIKOPTER 3 Sv (140°) ELEKTRO MOTOR
M-TYP TS MOTOR
ENT
… dat u door aantippen van de toets ENT rechts
onder met een vinger of de meegeleverde stift in de
richting basismenu verlaat:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.U TG
KAN.SET
61
Basismenu – modelkeuze
TRG. SD-KAART
01
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
Extra 330
Bell 47G B
2
2
AUB
wachten!
… terwijl het geselecteerde model naar het gekozen
modelgeheugen wordt geïmporteerd.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
EXT.M (Export naar SD-kaart)
Met behulp van deze optie exporteert u in de zender
opgeslagen modellen naar een in de cardslot aange-
brachte geheugenkaart.
Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt
wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven
in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
MODELNAAM 1
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
… kunt u bezette modelgeheugens naar de in de
cardslot van de zender ingestoken geheugenkaart
exporteren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheu-
genplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meege-
leverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. VLG.
01
MODELNAAM 1
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
Daarna wisselt u naar de weergave van de op de kaart
opgeslagen modellen door middel van aantippen van de
toets IMP.M in het midden van de rechter kolom:
TRG. SD-KAART
01
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
Extra 330
Bell 47G BRON
DOEL
JA NEE
02
Het vanaf de SD-geheugenkaart te importeren model
met een vinger of de meegeleverde stift aantippen. De
kleur van het veld wisselt van rood naar blauw en rechts
onder worden verdere toetsen en informatie zichtbaar.
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG. SD-KAART
01
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
Extra 330
Bell 47G BRON
DOEL
JA NEE
02
02
aantippen
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!”
62 Basismenu – modelkeuze
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meege-
leverde stift op de toets EXP.M aan de rechter rand
van het display:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IM M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD-KAART
EXPORT?
JA NEE
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD KAART
E PORT?
JA NEE
aantippen
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!”
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD KAART
AUB
wachten!
… terwijl het geselecteerde model naar de SD-kaart
wordt geëxporteerd.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
RES (Model wissen)
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets RES
aan de rechter rand van het display wissen.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheu-
genplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meege-
leverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meege-
leverde stift op de toets RES aan de rechter rand van
het display:
63
Basismenu – modelkeuze
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
AUB
wachten!
... terwijl het geselecteerde modelgeheugen opnieuw
geinitialiseerd wordt.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
WAARSCHUWING
Het wissen is onherroepelijk. Alle gege-
vens in het geselecteerde modelgeheugen
worden daarbij compleet gewist.
KOP (Kopiëren model model)
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets KOP
aan de rechter rand van het display naar een willekeurig
ander modelgeheugen kopiëren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheu-
genplaats uit, bv. het modelgeheugen 1. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meege-
leverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meege-
leverde stift op de toets KOP aan de rechter rand van
het display:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP M
EX M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
GEHEUGEN
INITIAL.?
JA NEE
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
GEN
I TIAL.?
JA NEE
aantippen
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!”
64 Basismenu – modelkeuze
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP M
R S
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6 JA NEE
01
DOEL
BRON
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het
gewenste doelgeheugen. De kleur van het geselecteer-
de veld wisselt van rood naar blauw en rechts naast
“Doel” in het blauwe veld verschijnt in het rood het
nummer van het gekozen doelgeheugen, bv.:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6 JA NEE
01
DOEL
BRON
02
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6 JA NEE
01
OEL 02
aantippen
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!”
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
Q
2
AUB
wachten!
… terwijl het geselecteerde modelgeheugen naar het
doel-geheugen gekopieerd wordt.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG. VLG.
01
Graubele
02
03
04
05
06
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Graubele
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
Graubele
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen
worden samen met de modelgegevens ook de
bindingsgegevens gekopieerd, zodat de aan
het originele modelgeheugen verbonden ontvanger
zonder hernieuwd binden ook met de kopie daarvan
met DEZELFDE zender gebruikt kan worden.
65
Basismenu – modelkeuze
Tip in het basisdisplay van de zender met een vinger of
de meegeleverde stift op het icoon met het symbool van
het modeltype om het menu »Modeltype« direct op te
roepen, of alternatief op het met “B” aangeduide “tand-
wiel”-symbool om hetzelfde menu vanuit het Basismenu
te kunnen openen:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
aantippen
aantippen
Bij het laatstgenoemde wisselt het display naar de
weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met
een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt
«MODELTYPE«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Normaal gesproken wordt het modeltype, dat ten
grondslag ligt aan het aanmaken van een nieuw model-
geheugen, in het ondermenu »Modelkeuze« van het
basismenu vastgelegd, zie vanaf bladzijde 47. In dit
ondermenu »Modeltype« kan echter het “modeltype”
van het actuele model direct gewijzigd worden. Als ge-
volg van een dergelijke wijziging worden echter ook alle
voor het voorgaande modeltype vastgelegde mixers,
koppelfuncties etc. gewist resp. aan het gewijzigde type
aangepast.
Na het oproepen van het ondermenu »Modeltype«
Modeltype
Modeltype wijzigen
verschijnt een grafisch overzicht van de huidige basis-
gegevens van het te actuele model, bv.:
MOT. 2RO EL
VLIEGTUIG
ST-TYP
ELEKTRO MOTOR
M-TYP VL-TYP MOTOR
NORMAAL
NORMAAL
ENT
WAARSCHUWING:
Zodra u één van de al gedane instellingen
wijzigt, worden alle desbetreffende para-
meters teruggezet.
Bijvoorbeeld moet nu het modelgeheugen, dat tot nu toe
van een motormodel was voorzien, omgeprogrammeerd
worden naar het modeltype helikopter.
Tip dus met een vinger of de meegeleverde stift op
het eerste van de te wijzigen velden, in dit voorbeeld
“motormodel”:
MOT. 2RO EL
VLIEGTUIG
ST-TYP
ELEKTRO MOTOR
M-TYP VL-TYP MOTOR
NORMAAL
NORMAAL
ENT
aantippen
Zoals gedetailleerd beschreven werd in het onderdeel
“Handmatig de basisinstellingen van een nieuw model
instellen” vanaf bladzijde 47 start nu de handmatige
configuratie van een modelgeheugen met de keuze van
het modeltype.
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt het
desbetreffende keuzevenster in gemodificeer-
de vorm weergegeven:
HELI MOT. ZWE.
HELIKOPTER VLIEGTUIG ZWEVER
TRG.
OK
SICHER?
Aantippen van TRG. met een vinger of de meegelever-
de stift breekt het proces af. Aantippen van OK beves-
tigt het proces en geeft de keuze van het modeltype vrij:
HELI MOT. ZWE.
HELIKOPTER VLIEGTUIG ZWEVER
In dit voorbeeld tipt u in dit display op de linker, van het
opschrift “Heli” voorziene toets …
HELI MOT. ZWE.
HELIKOPTER VLIEGTUIG ZWEVER
aantippen
… waarna het display voor de keuze van de tuimelschijf-
servo’s verschijnt …
66 Basismenu – modeltype
1S
3 Sv (140°) 3 Sv nick (120°)
2S 3S-R
4 Sv (90°)
3S 3S-N 4S
1 SERVO 2 SERVO 3 Sv rol (120°)
... enz. In het verdere verloop hoeft u alleen de assis-
tent, zoals beschreven in het desbetreffende onderdeel,
te volgen totdat de basis-instellingen van het nieuw
gekozen modeltype afgesloten zijn.
In principe op dezelfde manier gaat u te werk wanneer
u bijvoorbeeld alleen het vleugeltype van het actuele
model van “2RO” naar “2RO 2WK” wilt wijzigen. In dit
geval tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op
het waardenveld onder “VL-TYPE”
MOT. 2RO EL
VLIEGTUIG
ST YP
ELEKTRO MOTOR
M-TYP VL-TYP MOTOR
NORMAAL
NORMAAL
ENT
aantippen
… en wijzigt u in het display “VL-TYPE” dat nu verschijnt
het vleugeltype …
1R
2RO2WK 2RO4WK 4RO4WK
1R1W 2R 2R1W
4RO2WK
2R2W 2R4W 4R2W 4R4W
1RO 1RO1WK 2RO1WK
2RO
VL-TYP NORMAAL
… door het “nieuwe” vleugeltype met een vinger of de
meegeleverde stift aan te tippen. Op dezelfde manier
gaat u te werk met alle anderen velden die ter beschik-
king staan.
Aanwijzing:
Afwijkend van het hier afgebeelde display van
de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen “1R” tot max. “2R2W” aangeboden.
67
Basismenu – modeltype
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »WEG/LIM«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Instelling van de servoweg en servolimit
In dit display worden de parameters, die uitsluitend de
desbetreffende servo aangaan, ingesteld en wel de
servoweg resp. –draaihoek en eventueel de begrenzing
daarvan.
De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrekking
op de instellingen in het menu »(servo-)MIDDEN«, zoals
beschreven op bladzijde 72:
Weg/limit
Instelling van de servoweg en servolimit
TRG. Graubele
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Sv
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer dan
K5 te kunnen bereiken tipt u rechts boven op
het display op VLG. [volgende].
Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u met
een vinger of de meegeleverde stift op de gewenste
toets, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
10 %
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Sv
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
100%
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Sv
Door het gewenste aantal malen op de + toets aan
de rechter rand van het display te tippen verhoogt u de
waarde, terwijl aantippen van de toets de actuele
waarde in het waardenveld verkleint. Aantippen van
de RES -toets zet een veranderde waarde weer terug
naar de standaardwaarde.
Op dezelfde manier gaat u te werk met alle andere
instelwaarden.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafi-
sche weergave van de servo-uitslagen op te roepen en
eventueel aansluitend de in dit display geïntegreerde
functie “Servotest” door aantippen van het veld AAND
te activeren, tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven:
TRG. Graubele
K1
K2
K3
K4
K5
150%
150%
150%
150%
150%
+
RES
104%
111%
107%
077%
088%
097%
088%
115%
111%
150%
150%
150%
150%
150%
076%
– BEGR. BEGR. +
– WEG +
VLG.
Sv
aantippen
TRG. Graubele
AAND
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
68 Basismenu – servoweg/servolimit
TRG. Graubele
AAND
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
+0.5s
+
RES
UIT
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18
HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Zodra u één of ook meerdere bedieningselementen van
uw zender bedient, wordt de daaruit resulterende bewe-
ging van de servo grafisch weergegeven, bv.:
TRG. Graubele
AAND
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+100%
–061%
+061%
+100%
In de richting van het “Basismenu” verlaat u de “ser-
vo-aanduiding” door aantippen van de toets TRG. links
boven.
Belangrijk:
Afwijkend van het menu »KAN SET hebben
alle instellingen van dit menu uitsluitend
betrekking op de desbetreffende servo,
onafhankelijk ervan, hoe het stuursignaal voor deze
servo tot stand komt, dus óf direct van een bedieningse-
lement óf via willekeurige mixerfuncties.
Voorbeeld van servolimiet:
De richtingroerservo wordt, zoals gebruikelijk, direct
door “zijn” stuurelement aangestuurd, maar vanwege
het gemak ook via een mixer “rolroer >> richtingroer”.
Vanwege modelspecifieke redenen kan de richtin-
groerservo echter maar een maximale weg van 100 %
uitvoeren, omdat bijvoorbeeld het richtingroer bij meer
dan 100 % mechanisch zou aanlopen.
Zolang er nu alleen maar “richting” wordt gegeven is
dat ook verder geen probleem. Problematisch wordt het
echter, wanneer de signalen bij gelijktijdig gebruik van
“richting” en “rol” een uitslag van meer dan 100 % gaan
vormen. De aansturingen en de servo’s zouden (te)
extreem belast kunnen worden …
Om dit te voorkomen moet in ieder geval de weg van de
desbetreffende servo via de individuele weginstelling
resp. limietfunctie in de juiste hoeveelheid begrensd
worden. In het geval van de hier als voorbeeld genomen
richtingroerservo zou dit omdat we hier aannamen
dat het roer bij 100 % al aanloopt een waarde van iets
onder de 100 % zijn.
69
Basismenu – servoweg/servolimit
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »OMK/VERT«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Draairichtingen van de servo’s en vertraging van het
stuurelement
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
In dit display wordt in de telkens linkse kolom uit-
sluitend de draairichting van de desbetreffende servo
Omkeer/vertraging
Instelling van de draairichtingen van de servo’s en tijdsvertragingen
ingesteld.
Daarentegen wordt in de telkens rechtse kolom even-
tueel een tijdsvertraging voor de stuurfunctie, die aan dit
kanaal is toegewezen, ingesteld.
Aanwijzingen:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeel-
de displays van de 12-kanaals zender mz-
24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Wanneer u in het menu “Fase”, bladzijde 134 resp.
170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een
passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op
het display rechts boven, bv. zoals afgebeeld “NOR-
MAAL”.
Instellingen in de telkens linker kolom, in de kolom
“servo-draairichting”, hebben echter globaal effect.
Alleen de instellingen van de tijd in de telkens rech-
ter kolom, in de kolom “tijdsvertraging”, kunnen spe-
cifiek per vliegfase worden ingesteld. Bedien dus bij
het instellen van een tijdsvertraging eventueel de bij-
behorende schakelaars, om tussen de vliegfasen te
kunnen omschakelen.
Instellingen in de telkens linker kolom, in
de kolom “servo-draairichting”, hebben
echter globaal effect. Alleen de instellingen
van de tijd in de telkens rechter kolom, in de kolom
“tijdsvertraging”, kunnen specifiek per vliegfase wor-
den ingesteld. Bedien dus bij het instellen van een
tijdsvertraging eventueel de bijbehorende schake-
laars, om tussen de vliegfasen te kunnen omschake-
len.
Vliegfasen-onafhankelijke instelling van ser-
vo-draairichtingen
Belangrijk:
De cijfers van de servo-aanduidingen slaan
op de aan de desbetreffende ontvangeruit-
gangen aangesloten servo’s, zolang er
geen verwisseling van de zender- en/of ontvangeruit-
gangen heeft plaatsgevonden. Daarom beïnvloedt
ook een veranderen van de stuurtoewijzing de
nummering van de servo’s niet.
De draairichting van de servo’s wordt met deze op-
tie onafhankelijk van de vliegfase aan de vereisten
van het model aangepast, zodat u bij het inbouwen
van de stuurstangen en aansturingen geen rekening
hoeft te houden met de draairichting van de aanwe-
zige servo’s.
De instellen van de draairichting van de servo’s moet
uit praktisch oogpunt vóór het instellen van de ser-
vo-wegen plaatsvinden!
De omkeer van de draairichting wordt door direct
aantippen van het desbetreffende waardenveld in-
gesteld en gesymboliseerd door het opschrift van de
toetsen met NOR en OMK , bv.:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
Aanwijzing:
Met Firmwareversie V1.020 werd ook een
waarschuwingsvenster ingevoerd, dat
opduikt zodra u probeert om de draairich-
ting van K1 te veranderen:
70 Basismenu – omkeer/vertraging
TRG NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
0.0s
s
s
s
0.0s
0.0s
JA NEE
SICHER?
WAARSCHUWING
aantippen
Aantippen van NEE met een vinger of de meege-
leverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA
bevestigt het proces en keert de draairichting van de
aan K1 aangesloten servo om.
Vliegfasen-afhankelijke instelling van een sym-
metrische tijdvertraging van het stuurelement
Belangrijk:
In tegenstelling tot de telkens linker kolom
slaan de cijfers K1 … K9 bij de zender
mz-18 HoTT resp. K1 … K12 bij de zender
mz-24 HoTT op de stuurkanalen vanuit het
stuurelement
LET OP Via de toetsen met het standaard op-
schrift 0.0s stelt u een symmetrische
tijdsvertraging van het stuursignaal vanuit
het stuurelement in. Een hier ingestelde tijdsvertra-
ging heeft dus niet uitsluitend effect op de servo met
het nummer van de vermeende vertraagde omtvan-
geraansluiting, maar tegelijkertijd op alle servo’s, die
door het aan de stuurfunctie X toegewezen bedie-
ningselement worden aangestuurd.
Voor het instellen van een tijdsvertraging aan de
kant van het stuurelement tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift op de toets, die standaard voor-
zien is van het opschrift 0.0s , bijvoorbeeld K8:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0 s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
Door de + toets aan de rechter rand van het display
het gewenste aantal malen aan te tippen verhoogt u
de waarde tot max. 9,9 s, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
4.5s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
Aantippen van de toets daaronder verkleint een
waarde naar minimaal 0,0 s en een aantippen van de
toets RES zet een veranderde waarde terug naar
de standaardwaarde.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven
grafische weergave van de servowegen en –posities op
te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven.
Op dezelfde manier gaat u te werk bij eventuele ande-
re instellingen. U verlaat het display “OMK/VERT in
de richting van het basismenu door aantippen van de
toets TRG. links boven:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
OR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
4.5s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
aantippen
71
Basismenu – omkeer/vertraging
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »Midden«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Servo-midden
De verstelling van de middenpositie van de servo’s
is bedoeld voor het aanpassen van servo’s, die niet
overeenkomen met de standaard (middenpositie van de
servo bij een impulslengte van 1,5 ms resp. 1500 us), als
ook voor de aanpassing van kleinere afwijkingen, bv. bij
het nauwkeurig afstellen van de middenpositie van de
roeren van een model.
Onafhankelijk van de trimhevels en eventuele instellin-
gen van mixers kan de neutrale positie over een gebied
van ±125 % binnen de servoweg van maximaal ±150 %
worden verschoven. De instelling heeft direct effect op
de desbetreffende servo, onafhankelijk van alle andere
trim- en mixerinstellingen.
Midden
Instelling van de neutrale positie van de servo’s
Let er alstublieft op, dat een extreme
verstelling van de middenpositie kan
leiden tot servowegen die aan één kant
beperkt zijn, omdat uit elektronische en mechani-
sche overwegingen de totale servoweg op 150 % is
begrensd.
TRG. Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Aanwijzingen:
Zet eventueel de trimhevels van uw zender
in de middenpositie VOORDAT u de mid-
den-waarden gaat wijzigen!
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde dis-
plays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT wor-
den bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de
kanalen 1 … 9 weergegeven.
Om de neutrale positie van een bepaalde servo te wijzi-
gen tipt u de bijbehorende toets aan, bv.:
TRG. Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
000%
000%
000%
0 %
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Door aantippen van de + resp. toets verandert u de
waarde, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
000%
000%
+012%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Een aantippen van de toets RES zet in het blauwe veld
een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven
grafische weergave van de servowegen en –posities op
te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven.
U verlaat het display “MIDDEN” in de richting van het
basismenu door aantippen van de toets TRG. links
boven:
TRG. Graubele Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K7
K8
K9
K10
K11
K12
+
RES
000%
000%
+012%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
aantippen
72 Basismenu – servomidden
73
Voor uw aantekeningen
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van een model-
configuratie “zonder motor” in de basisin-
stellingen van het menu »Modelkeuze«
resp. »Modeltype« niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »M-STOP«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FA L-SAFE TRIM STAP
ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
LET OP: Bij vliegtuigmodellen met elektromotor heeft
de hieronder beschreven functie effect over de
hele uitslag van de gasknuppel (-100 …
+100 %). Bij vliegtuigmodellen met verbrandingsmotor
en in principe bij helikopters alleen onder een K1-knup-
pelpositie onder -66 %.
Motor-stop
Schakelbare motor-stop resp. motor-limiter
Motor-stop
Door middel van de optie “Motor-stop” kunt u via een
schakelaar een regelaar de motor laten stoppen of
een servo voor de aansturing van de carburateur naar
motor-UIT (of ook naar stationair) brengen.
Deze optie kan daardoor ook als nood-UIT-functie
worden gebruikt. De motor-UIT-positie, of bv. stationair,
wordt in het waardenveld van de regel “SET” ingesteld
en moet in de praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf inge-
stelde positie echter alleen in, zodra er een schakelaar
werd omgezet en hierna de in de regel “SET” vastge-
legde servopositie resp. schakeldrempel onderschreden
wordt.
Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde
groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de door
de groene pijl links van de balkengrafiek weerge-
geven actuele knuppelpositie bevindt zich onder de
schakel drempel, dan vindt de omschakeling plaats
zodra u de schakelaar in de AAN-positie zet.
Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde
kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de door de
groene pijl links van de balkengrafiek weergegeven
actuele knuppelpositie bevindt zich boven de scha-
keldrempel, dan reduceert de regelaar het toerental
resp. sluit de gasservo de carburateur pas volgens
de in de regel “SET” ingestelde waarde, zodra de
servopositie na het omzetten van de schakelaar
naar de AAN-positie voor de eerste keer onder
de schakel drempel (max. +150 %) komt. In deze
motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasser-
vo nu zolang, totdat de gekozen schakelaar weer
omgezet wordt en aansluitend de gasservo resp. de
regelaar met de gas-/rem-stuurknuppel weer over de
voorgeprogrammeerde schakeldrempel heen wordt
bewogen.
Standaard voorgeprogrammeerd is in het waardenveld
“SET” een schakeldrempel van -100 % servopositie:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–100%
AAN
BLK
Programmering
Om de standaard waarde van de “schakeldrempel/
motor-UIT”-positie te wijzigen tipt u met en vinger of
de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel
“SET”:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–100%
A N
BLK
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–100%
AAN
BLK
Stel nu met de + resp. toets rechts buiten een
waarde in, waarbij de motor met het door u gewenste
stationaire toerental betrouwbaar loopt of echter bijvoor-
beeld “uit” is:
74 Basismenu – motor-stop
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–123%
AAN
BLK
Let er wel op, dat bij een verbrandingsmotor
de gasservo niet mechanisch vastloopt!
De benodigde AAN-/UIT-schakelaar wijst u in de regel
“St/S”, zoals gedetailleerd beschreven in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
lement-schakelaars” op bladzijde 40, toe, bijvoorbeeld
S6:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–123%
SW 6
BLK
Als laatste tipt u op het waardenveld “ACT” om de
standaard geblokkeerde ( BLK ) optie vrij te geven.
Afhankelijk van de positie van de schakelaar wisselt de
weergave van dit veld naar AAN of UIT , bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–123%
SW 6
AAN
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafi-
sche weergave van de servo-uitslagen op te roepen en
eventueel aansluitend de daarin geïntegreerde functie
“Servotest” te activeren, tipt u op de toets Sv op het
display rechts boven.
In de richting van het basismenu verlaat u het display
“Motor-stop” door aantippen van de toets TRG. links
boven:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
NORMAAL
RES
+
Sv
–123%
SW 6
AAN
aantippen
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.U TG
KAN.SET
75
Basismenu – motor-stop
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »ZEND.SET«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Dit menu biedt u de mogelijkheid om zenderspecifieke
functies zoals “binden”, “zenderuitgangen”, “HF AAN/
UIT”, “soort HF”, “reikwijdtetest” en “DSC-uitgang” te
programmeren:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
UIT
UIT
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
Bind AAN/UIT
Om een telemetrie-verbinding met de zender op te
kunnen bouwen moeten Graupner HoTT-ontvangers
“aangewezen” worden om uitsluitend met een bepaald
model(-geheugen) van een Graupner HoTT-zender te
communiceren. Deze procedure wordt “binding” ge-
noemd en is slechts eenmaal voor elke nieuwe ontvan-
ger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op
ieder moment herhaald worden).
Belangrijke aanwijzingen::
Let er bij het binden op, dat de zende-
rantenne altijd ver genoeg van de ont-
vangerantenne verwijderd is! Een meter
afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u
een gestoorde verbinding op het terugkoppe-
lingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
Let in ieder geval op een juiste stroomvoorzie-
ning van uw ontvangstinstallatie. Bij een te lage
voedingsspanning reageren weliswaar de LED’s
van de ontvanger op uw bindingspogingen zoals
hieronder beschreven, maar komt er desondanks
geen correcte binding tot stand.
Let er bij het binden van verdere ontvangers op,
dat al aan de zender gebonden en dus niet direct
aan het bindproces deelnemende ingeschakel-
de ontvangers tijdens de tijdsperiode van het
“binden” van de zender naar de Fail-Safe-modus
gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model
worden gebonden, waarbij binnen de desbetreffende
programma’s van de mz-18 HoTT en de mz-24 HOTT
bestaat de mogelijkheid om max. twee aan het desbe-
treffende modelgeheugen gebonden ontvangers direct
te beheren en ook menugestuurd de max. 9 resp. 12
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen
deze beide ontvangers te verdelen, zie verder hieronder
in dit gedeelte. Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk
apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die
ontvanger een telemetrie-verbinding met
de zender op, die óf het laatst aan het
actieve modelgeheugen werd gebonden óf in de
regel “ONTVANGER KEUZE” van het »Teleme-
trie«-menu gekozen werd, bijvoorbeeld.:
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
>>
>>
Aan deze ontvanger moeten daarom ook de eventueel
in het model ingebouwde telemetrie-sensoren worden
aangesloten, omdat alleen de in deze regel geacti-
veerde ontvanger in staat is, de data via het terugkop-
pelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel, maar helemaal onafhanke-
lijk in de Slave-modus!
„Binden“ van zender en ontvanger
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in:
Ontvanger GR-16 en GR-24
Op de ontvanger knippert de rode LED.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en hou deze
ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperen-
de LED na ca. 3 seconden ongeveer 3 seconden
lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-
knop van de ontvanger loslaten. Zolang de LED
rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de
bind-modus.
Start nu binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden
van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen
door het aantippen met de vinger of de meegelever-
de stift ban één van de beide toetsen van de regel
“BIND AAN/UIT”, bv.:
Zenderinstelling
Zenderinstellingen
76 Basismenu – zenderinstelling
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
S
UIT
UIT
UIT
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
UIT
ZOEK
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen
weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en
brandt deze nu permanent groen, dan is de bind-pro-
cedure succesvol afgesloten. Uw model-/ontvanger-
combinatie is nu klaar voor de start. Parallel daaraan
verschijnt op het display in plaats van UIT nu de af-
gekorte omschrijving van het ontvangertype, bijvoor-
beeld 12K voor de standaard meegeleverde ont-
vanger GR-24 HoTT:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
AAN
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
Parallel wordt de HF-afstraling ingeschakeld, zie re-
gel “HF AAN/UIT” in de afbeelding hierboven.
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10
seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Paral-
lel daaraan verschijnt in de regel “Bind AAN/UIT” op
het display weer UIT . Verander eventueel de positie
van de antennes en herhaal de procedure.
Ontvanger GR-12L
Op de ontvanger brandt de rode LED.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en houd deze
ingedrukt, totdat de rode LED na ca. 3 seconden uit-
gaat. U kunt nu de SET-knop op de ontvanger losla-
ten. Zolang de LED uit is, bevindt de ontvanger zich
in de bind-modus.
Start nu – zoals hierboven beschreven – binnen deze
ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger
aan het actuele modelgeheugen door een aantippen
met een vinger of de meegeleverde stift van één van
de beide toetsen van de regel “BIND AAN/UIT”.
Blijft de LED van de ontvanger nog steeds uit en wis-
selt de aanduiding op de zender naar 6K , dan is het
bindproces met succes afgesloten.
Begint echter de rode LED op de ontvanger weer
rood te branden, dan is het bindproces mislukt. Te-
gelijkertijd verschijnt in de regel “BIND AAN/UIT” van
het display weer UIT . Verander eventueel de positie
van de antennes en herhaal de hele procedure.
ONTV.UITG (Ontvangeruitgang)
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ont-
vangers” al werd gezegd is het bij de mz-18 HoTT en
mz-24 HoTT mogelijk om de stuurkanalen van de zen-
der binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen
én om de 9 resp. 12 stuurkanalen over twee ontvangers
te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna “Map-
ping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd.
Schakel eventueel uw ontvangstinstallatie in en tip dan
in de regel “ONTV.UITG de te “mappen” ontvanger met
een vinger of de meegeleverde stift aan, bijvoorbeeld
“RX1”.
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
A
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 121 beschre-
ven en ook als “Channel Mapping” aangeduide ka-
naal-toewijzingsfunctie van het »Telemetrie«-menu kunt
u in dit menupunt gemakkelijk de aan de ingangen van
de ontvanger gekoppelde stuurkanalen van de zender
naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aan-
sluitingen van de geselecteerde ontvanger verdelen:
TRG. NORMAAL
Graubele
K
K
K
K
1
K
K
2
3
4
5
6
UIT1
UIT2
UIT3
UIT4
UIT5
UIT6
K
K
K
K
7
K
K
8
9
10
11
12
UIT7
UIT8
UIT9
UIT10
UIT11
UIT12
RES
+
Sv
OPS
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond.
Na keuze van de gewenste uitgang door middel van
aantippen van de kanaaltoets met een vinger of de
meegeleverde stift in de regel van de gewenste ontvan-
ger-uitgang wisselt de kleur van de toets van rood naar
blauw, bijvoorbeeld:
77
Basismenu – zenderinstelling
TRG. NORMAAL
Graubele
K
K
K
K
1
K
K
2
3
4
5
6
UIT1
UIT2
UIT3
UIT4
UIT5
UIT6
K
K
K
K
7
K
K
8
9
10
11
12
UIT7
UIT8
UIT9
UIT10
UIT11
UIT12
RES
+
Sv
OPS
Kies nu door de toets + of het gewenste aantal
keren met een vinger of de meegeleverde stift aan te
tippen het gewenste ingangskanaal resp. zenderuitgang,
zie bladzijde 98, uit, bv.:
TRG. NORMAAL
Graubele
K
K
K
K
1
K
K
2
3
4
5
1
UIT1
UIT2
UIT3
UIT4
UIT5
UIT6
K
K
K
K
7
K
K
8
9
10
11
12
UIT7
UIT8
UIT9
UIT10
UIT11
UIT12
RES
+
Sv
OPS
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de terug naar de standaard indeling.
Op dezelfde manier gaat u te werk bij een eventueel
verwisselen van verder combinaties van stuurkanaal-/
ontvangeruitgangen.
MAAR LET OP:
Wanneer u bv. in de basisinstellingen van een
model “2 RO” heeft gekozen, dan wordt aan
de zenderkant de stuurfunctie 2 (rolroer)
gesplitst op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter
rolroer. De corresponderende en daardoor ook eventu-
eel te “mappen” zenderuitgangen (= ontvanger-ingan-
gen) zouden in dit geval dan de kanalen 2 + 5 zijn, zie
verder hieronder bij de voorbeelden.
Tenslotte moeten nu nog uw instellingen naar
de ontvanger worden overgeseind, omdat
deze uitsluitend in de ontvanger worden
opgeslagen … en eventueel hierin via het »Teleme-
trie«-menu kunnen worden gewijzigd. Door middel van
aantippen van de toets OPS (opslaan) start u deze
overdracht en een aantippen van de toets TRG links
boven op het display brengt u weer terug naar het menu
“Zenderinstelling”.
Voorbeelden:
U wilt bij een groot model elk rolroer via twee of
meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en de-
zelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval afhanke-
lijk van de linker en rechter vleugelhelft, als ingang
telkens één van de beide standaard rolroerkanalen
2 + 5.
U wilt bij een groot model het richtingroer met twee
of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetref-
fende uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één
en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval het
standaard richtingroerkanaal 4, zie afbeelding rechts
onder.
Aanwijzingen:
Het maximaal aanwezige aantal regels
(uitgangen) komt overeen met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de desbetreffen-
de ontvanger kan worden aangesloten.
Met de optie »Zenderuitgang« , bladzijde 98, van
de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen
de stuurfuncties van de zender op een zelfde manier
omgewisseld of ook meerdere uitgangen van dezelf-
de stuurfunctie voorzien worden. Vanwege de over-
zichtelijkheid wordt u echter dringend geadviseerd
om maar van één van de beide opties gebruikt.
Kanaaltoewijzing naar een tweede ontvanger
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “Ont-
vangeruitgang” de 9 stuurkanalen van de zender
mz-18 HoTT resp. de 12 stuurkanalen van de zender
mz-24 HoTT ook willekeurig over twee ontvangers
worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgan-
gen (servo-aansluitingen) en het maximaal aantal ter
beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt
met het aantal servo’s, dat maximaal aan de ontvanger
kan worden aangesloten. Ga hier op dezelfde manier te
werk als bij het hierboven genoemde.
HF AAN/UIT
In deze menuregel kunt u zolang de zender ingescha-
keld is de HF-afstraling van de zender modelspecifiek
met de hand uit- en eventueel weer aanzetten, bijvoor-
beeld om tijdens de modelprogrammering stroom te
sparen. Wanneer u de zender de volgende keer
weer aanzet wordt een eventuele instelling
op “UIT” echter weer teniet gedaan!
Om de HF-afstraling van uw zender met de hand
aan- of uit te zetten tipt u in de regel “HF AAN/UIT” de
desbetreffende toets met een vinger of de meegelever-
de stift aan:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
U
AAN
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
HF type (Landeninstelling)
De instelling van een bepaald HF-type is nodig om te
voldoen aan de verschillende richtlijnen (FCC, ETSI, IC
etc.).
In Frankrijk bv. was oorspronkelijk het gebruik van een
radiobesturing slechts toegestaan op een beperkte
frequentieband. Met de publicatie van een nieuwe lijst
“Class 1 Devices” in juli 2012 door de verantwoordelijke
EU-commissie en de daaraan verbonden verhoging van
78 Basismenu – zenderinstelling
de toegestane bovengrens van de frequentieband van
de voor 2,4-GHz-apparaten relevante “Subclass 22” van
2,400 naar 2,4835 GHz zijn er echter een aantal juri-
dische beperkingen voor de vroegere “France-modus”
vervallen.Bij firmwareversie V 1.023 werd daarom de
“Frankrijk-modus” als keuze verwijderd. De
hieronder volgende alinea m.b.t. de compatibi-
liteit met oudere firmwareversies is echter voorlopig in
de oorspronkelijke versie nog aanwezig.
De “France–modus” kan echter wel ook buiten Frank-
rijk worden gebruikt. Bijvoorbeeld, om het daardoor vrij
blijvende (bovenste) frequentiebereik van de 2,4-GHz-
band te gebruiken voor het uitzenden van beelden van
een On-Board-camera. In dit geval moet u er wel op
letten dat de antenne(s) van de video-zender minimaal
3 m van de actieve uiteinden van de RC-ontvanger
verwijderd is (zijn). Uit veiligheidsoverwegingen wordt
daarom dringend geadviseerd om apart opgestelde
satellietontvangers te plaatsen. Bovendien moet telkens
een uitvoerige reikwijdtetest met ingeschakeld videosig-
naal worden uitgevoerd, omdat u moet rekenen op een
geringere reikwijdte.
Om de “landeninstelling” van uw zender tussen “NOR-
MAAL”, “USA” of eventueel nog “FRANKRIJK” om te
schakelen, tipt u de toets rechts naast “HF type” het
gewenste aantal keren met een vinger of de meegele-
verde stift aan:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
AAN
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
RW-test (Reikwijdtetest)
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendver-
mogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren
over een afstand van minder dan 100 m.
Doe de reikwijdtetest van het Graupner-HoTT-systeem
volgens de onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel
aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden
ontvanger in het model in.
2. Schakel de radiobesturing in en wacht tot op de ont-
vanger(s) GR-16 en GR-24 de groene LED brandt
resp. de rode LED van de GR-12L uit gaat. Nu kunt u
de servobewegingen zien.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke onder-
grond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangeran-
tennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is
daarom eventueel nodig om het model tijdens de test
te ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand
van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op
het model, maar draai en/of knik de punt van de an-
tenne zó, dat deze tijdens de reikwijdtetest ongeveer
in een rechte hoek ten opzichte van het model is uit-
gericht.
5. Start in de op één na onderste regel van het display
de reikwijdtetest-modus door een aantippen van de
toets rechts naast “RW-test” met een vinger of de
meegeleverde stift, …
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
A N
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
… waarna een sinds de Firmware-versie V1,017 in-
gevoerde veiligheidsvraag verschijnt:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/U
RW-TEST
Bind AAN/
UIT
RX1 RX2
DSC UITG. PPM10
ORMAAL
99sek
JA NEE
Reikwijdtetest starten
KIEZEN
Aantippen van de toets JA met een vinger of de
meegeleverde stift start de reikwijdtetest. Aantippen
van de toets NEE breekt het proces af.
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uit-
gangsvermogen van de zender sterk gereduceerd.
Tegelijkertijd begint het verlichte Graupner-logo on-
der de middelste proportionele draaiknop DV te knip-
peren. Op hetzelfde moment begint de tijdsaandui-
ding op het zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er
om de 2 seconden een tweetonig waarschuwings-
signaal.
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
AAN
AAN
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF-TYPE
78sek
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijd-
tetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal.
Na afloop van de 99 seconden durende reikwijdte-
test schakelt de zender weer naar vol vermogen en
brandt het Graupner–logo weer constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg te-
gelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbre-
king van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
79
Basismenu – zenderinstelling
7. Schakel een eventueel aanwezige motor in, om te
testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat er geen
perfecte controle over het model meer mogelijk is.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdte-
test met het ingeschakelde model. Deze moet weer
op de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijd-
tetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100 % het
geval is moet u het systeem niet gebruiken en con-
tact opnemen met de servicedienst van Graupner|SJ
GmbH.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer
daarbij de servo-bewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd
minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
LET OP:
Tijdens het normale gebruik in geen geval
de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC UITG. (DSC-uitgang)
Voor het instellen van de aan de DSC-uitgang van uw
zender aanwezige modulatie tipt u in de regel “DSC
uitg.eventueel herhaaldelijk op de toets met de
actuele instelwaarde, totdat de gewenste modulatie
zichtbaar is. U kunt kiezen uit de vier modulatiesoor-
ten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24” in deze
volgorde:
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
UIT
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM10
NORMAAL
HF TYPE
99sek
aantippen
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
UIT
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM18
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal
aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangeslo-
ten en zo voor een aan deze bus aangesloten vliegsi-
mulator, een leraar-leerlingsysteem of externe HF-mo-
dule kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10” zijn
dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij
“PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de stuurka-
nalen 1 … 12.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basismenu.
TRG. Graubele
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
BIND AAN/UIT
SET
UIT
UIT
12K
RX1 RX2
DSC UITG.
SET
UIT
PPM18
NORMAAL
HF-TYPE
99sek
aantippen
80 Basismenu – zenderinstelling
81
Voor uw aantekeningen
Het basisdisplay van de zender bevat standaard vier
klokken, zie afbeelding hieronder. Naast de groe-
ne zenderbedrijftijd en van de modeltijd aan de linker
kant van het display zijn dit de “bovenste” en de “onder-
ste” klok aan de rechter kant van het display.
Voor het instellen van de “bovenste” klok 1 en/of de
“onderste” klok 2 en eventueel de datum en de kloktijd
tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het
desbetreffende waardenveld in de rechter helft van het
display, om direct naar het display van de gewenste klok
te wisselen.
Alternatief kunt u het menupunt “Klokken” ook via het
“basismenu” oproepen: tip daarvoor in het basisdis-
play van de zender op het met “B” aangeduide “tand-
wiel”-symbool, …
000 000
000 000
z
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00 0V
aantippen
aantippen
aantippen
… waarna het display wisselt naar de weergave van het
“groene” basismenu. Tip daarna met een vinger of de
meegeleverde stift op het menupunt »Klokken«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON KAN.SET
aantippen
Klokken
Instellen van klok 1, klok 2 en van de datum en kloktijd
LET OP: Het opslaan van telemetrie-data op een, in de
cardslot op achterkant van de zender
ingebrachte, SD-kaart is gekoppeld aan deze
klok. Wanneer deze wordt gestart, dan start ook de
opslag van telemetrie-data op de SD-kaart en deze
wordt weer gestopt, wanneer de klok gestopt wordt.
Eventuele claims kunnen alleen worden behandeld
wanneer er een log-bestand aanwezig is, zie bladzij-
de 7. Gebruik daarom in uw eigen belang de op-
tie van de parallel aan “KLOK 1” lopende opslag van
telemetrie-gegevens op de SD-kaart in de cardslot
van de zender.
Let er echter op, dat vanwege technische oorzaken
er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN
opslag van data mogelijk is.
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
00
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 00
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
Aanwijzing:
Met de toets VLG. aan de rechter rand van
het display bovenaan schakelt u telkens om
van “KLOK 1” naar “KLOK 2” en via “DATUM”
weer naar “KLOK 1”.
„KLOK 1“ en „KLOK 2“
Met het programmeren van één van de beide klokken
begint u bij voorkeur in de regel “MODE”, door het
waardenveld direct rechts daarnaast op zijn instelling te
controleren: standaard staat hier T+ als synoniem voor
“voorwaarts tellend”, zie afbeelding hierboven.
Is dit wat u nodig heeft en heeft u ook geen alarm bij
een voorwaarts tellende klok nodig, dan kunt u het
volgende onderdeel overslaan en verder lezen vanaf
“KLOK START” op de volgende bladzijde.
Alarmfunctie
Zowel bij een voorwaarts als ook bij een aftellende klok
kan er een alarmfunctie geactiveerd worden, doordat in
het minuten- en/of secondeveld rechts naast “ALARM”
het gewenste tijdskader weergegeven wordt. Binnen de
laatste 20 seconden van deze tijdsperiode klinken er
dan akoestische signalen, zodat u tijdens het vliegen
niet voortdurend op het display hoeft te kijken.
Volgorde van de geluidssignalen
20 s voor “nul”: 2-voudige toon
elke 2 seconden een enkele toon
10 s voor “nul”: enkele toon
elke seconde een enkele toon met
verschillende toonhoogte
5 s voor “nul”: iedere seconde een enkele toon met
gereduceerde frequentie
“nul”: gesproken bericht
Om het gewenste tijdskader in te stellen tipt u het lin-
ker – minutenveld
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
00
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 00
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
aantippen
… en/of het rechter secondeveld met een vinger of de
meegeleverde stift aan:
82 Basismenu – klokken
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
00
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 00
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
aantippen
De kleur van het desbetreffende veld wisselt van rood
naar blauw:
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
59
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 00
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
Tip nu zo vaak op de + of de toets aan de rechter
rand van het display of hou de desbetreffende toets zo
lang ingedrukt, tot het door u gewenste tijdskader tus-
sen 00:00 en maximaal 59:59 weergegeven wordt, bv.:
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
59
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 59
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in het actieve veld weer terug naar de stan-
daardwaarde.
Vooruit tellende klok ( T+ )
Omdat een vooruit lopende klok bij 000:00 start moet
hieraan, zoals verder hieronder wordt beschreven, een
startschakelaar en eventueel nog een schakelaar voor
het terugzetten van de kok worden toegewezen.
Achteruit tellende klok ( T– )
Voor het overnemen van het al eerder beschreven
tijdskader naar de minuten: seconden-velden van de
desbetreffende regel “KLOK” en voor het omzetten van
de “KLOK X” van vooruit naar achteruit tellend tipt u op
de toets T+ rechts naast “MODE”:
TRG. Graubele
MODE
KLOK STAR
RESET KLOK
KLOK 1
59
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
000
RONDE LST
GEEN
T+ ALARM 59
00
RES
+
VLG.
>>
:
:
aantippen
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
59
GEEN
GEEN
RES
RONDE TLR
059
RONDE LST
GEEN
T– ALARM 59
59
RES
+
VLG.
>>
:
:
Aanwijzingen:
Alternatief kan een klok ook van tevoren op
vooruit of achteruit tellend omgezet worden
en kan een later ingevoerd of gewijzigd
tijdskader door aantippen van de toets RES overge-
nomen worden.
Wanneer een al lopende, maar tussentijds stopge-
zette klok door aantippen van de bijbehorende toets
van vooruit naar achteruit tellend wordt omgezet of
omgekeerd, dan wordt daardoor alleen de resteren-
de tijd van de desbetreffende klok geactualiseerd,
maar deze niet teruggezet.
Terugzetten van gestarte klokken
Voor het terugzetten van een gestarte klok tipt u óf met
een vinger of de meegeleverde stift op de toets RES
óf bedient u de zoals hieronder in de regel “RESET
KLOK” wordt beschreven – schakelaar.
Regel “KLOK START” (startschakelaar)
In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig be-
schreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelemen-
ten, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf
bladzijde 40, een schakelaar voor het starten van de
geselecteerde klok toe.
Regel „RESET KLOK“
(schakelaar voor het terugzetten)
In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig be-
schreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelemen-
ten, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf
bladzijde 40, een schakelaar voor het naar de start-
waarde terugzetten van de geselecteerde klok toe.
Aanwijzing:
Een tussentijds eventueel gewijzigd tijdskader
wordt bij het bedienen van deze schakelaar
automatisch in de regel “KLOK” overgenomen.
Alternatief kan ook de toets RES worden aangetipt.
Regel „RONDE TLR“ (rondenteller)
In de regel “Rondenteller/Rondenlijst” moet, zoals
uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar gezet
worden. Bij voorkeur moet u hier één van de beide
momentschakelaars S2 of S8 voor nemen, waarmee
het rondental telkens één ronde verder gezet en tegelij-
kertijd (automatisch) de tijdens deze ronde gescoorde
rondetijd gestopt (en opgeslagen) wordt. Tegelijkertijd
start deze momentschakelaar de stopwatch voor de
volgende ronde, bv.:
83
Basismenu – klokken
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
59
SW 6
SW 1
RES
RONDE TLR
059
RONDE LST
GEEN
T– ALARM 59
59
RES
+
VLG.
>>
:
:
Optieveld >>
Door aantippen van deze toets wisselt u naar de lijst
met rondetijden, en wel de eerste van in totaal 100
mogelijke tijden. Tussen de verschillende bladzijden
bladert u met de toets VLG. (volgende) vooruit en met
de toets VRG. (vorige) achteruit:
TRG. Graubele
CLR
VLG.
VRG.
RD
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
R.TIJD
04: 32. 1
RD R.TIJD
20
11
12
13
14
15
16
17
18
19
04: 31. 2
04: 33. 5
04: 31. 9
04: 32. 8
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
Aantippen van de toets CLR wist de rondetijden:
TRG. Graubele
CLR
VLG.
VRG.
RD
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
R.TIJD
00: 00. 0
RD R.TIJD
20
11
12
13
14
15
16
17
18
19
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
00: 00. 0
Aantippen van de toets TRG. links boven brengt u
terug naar het insteldisplay van de timer:
TRG. Graubele
MODE
KLOK START
RESET KLOK
KLOK 1
59
SW 6
SW 1
RES
RONDE TLR
059
RONDE LST
GEEN
T– ALARM 59
59
RES
+
VLG.
>>
:
:
Hierin worden de eventueel benodigde instellingen van
de “KLOK 2” op dezelfde manier als bij “KLOK 1” ge-
daan. In tegenstelling tot “KLOK 1” worden er bij “KLOK
2” geen gegevens op de geheugenkaart opgeslagen.
Datum en kloktijd
Op de derde pagina van het display van dit menu
»Klokken« kan bij behoefte de datum en kloktijd in- of
bijgesteld worden. Een in- resp. bijstellen van datum en/
of kloktijd is echter alleen mogelijk, indien deze optie
door een aantippen van de toets SET met een vinger
of de meegeleverde stift eerst vrijgegeven werd:
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
55
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
aantippen
De kleur van het SET -veld wisselt naar blauw:
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
55
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
Tip aansluitend het waardenveld, dat in- of bijgesteld
moet worden, met een vinger of de meegeleverde stift
aan, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
55
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
02 34
00 12 18
aantippen
De kleur van het veld wisselt ook naar blauw:
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
55
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
Stel nu met de + of toets aan de rechter rand van
het display de gewenste waarde in, bv.:
84 Basismenu – klokken
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
54
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
Met de andere waarden gaat u eventueel op dezelfde
manier te werk. Om tenslotte de wijzigingen in het
geheugen van de zender over te nemen tipt u weer
op SET :
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
54
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
Alle waardenvelden zijn nu weer rood en de actuele
datum en de actuele kloktijd werden in het geheugen
overgenomen.
Aanwijzing:
Vanaf firmwareversie V 1.023 kunnen de
datum en de kloktijd ook met behulp van de
“Firmware_Upgrade_grStudio V4.x” worden
geactualiseerd.
“ACCUTIJD” en “MODELTIJD”
Als bewaking van de zenderaccu wordt met deze klok
de totale inschakeltijd van de zender getoond, vanaf het
telkens laatste verhoging van de zender-accuspanning.
Een schakelaar kan hier niet worden toegewezen.
Deze klok wordt automatisch op de waarde “0:00”
teruggezet, zodra bij een hernieuwd in gebruik nemen
van de zender de spanning van de zenderaccu, bv. na
een opladen hiervan of na het vervangen van de accu
door een opgeladen exemplaar, merkbaar hoger is dan
daarvoor.
De modeltijd-klok daarentegen geeft de actueel gere-
gistreerde gebruikstijd van de juist actieve modelgeheu-
genplaats aan.
Beide klokken zijn niet schakelbaar, maar kunnen
indien gewenst door aantippen van de desbetreffende
toets RES met de hand naar NUL worden teruggezet,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
54
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A ES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 12 18
aantippen
TRG. Graubele
TIJD
ACCUTIJD
DAT.
54
2014
MODEL TIJD
07
15
07
M-RES
+
VLG.
/
:
A-RES
12 :
/
SET
:
:
:
:
02 07 34
00 00 00
Na afsluiting van uw instellingen verlaat u het menu
»Klokken« weer in de richting van het basismenu door
het aantippen van de toets TRG. links boven op het
display:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
85
Basismenu – klokken
Fail Safe
Instellingen bij een storing
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »FAIL-SAFE«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Fail Safe
De door het systeem opgeroepen hogere veiligheid
van het HoTT-systeem ten opzichte van de klassieke
PPM-technologie resulteert uit het feit dat de in de
HoTT-ontvanger ingebouwde microprocessor niet
alleen de signalen van “zijn” zender verwerkt maar ook
“onzuiver” ontvangen signalen nog verder kan bewer-
ken. Pas wanneer deze, bv. door sterke storingen, te
veel gaan afwijken of zelfs verminkt zijn, vervangt de
processor afhankelijk van de hieronder beschreven
instellingen deze signalen automatisch door de in
de ontvanger tussendoor opgeslagen stuursignalen.
Daardoor worden bv. ook korte storingen, door een
gebrek aan veldsterkte o.i.d., verborgen, die anders tot
de bekende storingsverschijnselen zouden leiden. In dit
geval brandt, zolang de storing duurt, de rode LED op
de ontvanger.
Bij uitlevering van een ontvanger is standaard
bij alle uitgangen “hold” (houden) geprogram-
meerd! Deze instelling kan zowel met behulp
van het desbetreffende menu als ook via het »Teleme-
trie«-menu, bladzijde 120, bij alle ontvangeruitgangen
individueel worden gewijzigd.
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
HOUD
HOUD
HOUD
HOUD
0.25s
MODE SET
VLG.
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer dan
K4 te kunnen instellen tipt u rechts boven in
het display op VLG. [volgende].
Programmering
De functie “Fail Safe” bepaalt het gedrag van de ontvan-
ger in het geval van een storing tijdens de overdracht
van de zender naar de ontvanger. De ontvangeruitgan-
gen 1 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 1 … 12
van de zender mz-24 HoTT kunnen naar keuze …
1. … de momentele positie behouden (“HOUD”).
Alle op “houden” geprogrammeerde servo’s blijven in
het geval van een storing zolang in de positie staan,
die door de ontvanger het laatst als correct werd her-
kend, totdat er een nieuw, correct stuursignaal bij de
ontvanger binnenkomt.
2. … bij het optreden van een storing na verloop van
een “vertragingstijd” naar een vrij te kiezen positie
(“POS”) bewegen.
Om naar keuze tussen “HOUD” en “POS” te kunnen
omschakelen, tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift in de kolom “Mode” op de toets, die zich in de regel
van het om te schakelen kanaal bevindt, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.25s
MODE SET
VLG.
000%
000%
Na afsluiting van het omzetten naar “POS” tipt u in de
kolom “SET” met een vinger of de meegeleverde stift op
één van de waardenvelden, die parallel aan het omzet-
ten naar “POS” verschijnen, bijvoorbeeld op die in de
regel “K1” verschijnt:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.25s
MODE SET
VLG.
000%
000%
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.25s
MODE SET
VLG.
000%
000%
Breng nu het bedieningselement van dit stuurkanaal
naar de gewenste positie en tip dan, om deze over te
86 Basismenu – fail-safe
nemen in het waardenveld, met een vinger of de mee-
geleverde stift op de toets SET rechts onder op het
display, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.25s
MODE SET
VLG.
–111%
000%
Op dezelfde manier gaat u eventueel te werk bij het
opslaan van andere Fail-Safe-posities.
Als laatste kiest u eventueel in de onderste regel “Vertr.
(vertraging) nog door het benodigde aantal keren aan-
tippen van het waardenveld uit één van de vier moge-
lijke vertragingstijden (0,25 s, 0,5 s, 0,75 s en 1 s) een
passende tijd uit, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.5s
MODE SET
VLG.
–111%
000%
Wanneer alle Fail-Safe-posities en de passen-
de vertragingstijd zijn vastgelegd, moeten
deze waarden naar de gewenste ontvanger
worden overgedragen.
Overdragen van de gekozen Fail-Safe-posities naar
de ontvanger
Schakel daarvoor uiterlijk nu uw ontvangstinstallatie in
en start de overdracht van de gekozen Fail-Safe-posities
naar de ontvanger door met een vinger of de meegele-
verde stift op de toets OPS1 (opslaan 1) aan te tippen,
bv.:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
O S2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.5s
MODE SET
VLG.
–111%
000%
aantippen
Overdragen van de gekozen vertragingstijd naar de
ontvanger
De hiervoor beschreven gekozen vertragingstijd wordt
door aantippen van de toets OPS2 (opslaan 2) naar de
ingeschakelde ontvanger(s) overgebracht, bv.:
TRG. Graubele
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.5s
MODE SET
VLG.
–111%
000%
aantippen
LET OP:
Let er op dat de belangrijke Fail-Safe
instellingen in de ontvanger worden op-
geslagen! De instellingen van de
Fail-Safe moeten dus na een wisselen van ont-
vanger vernieuwd en bij de huidige ontvanger
eventueel via de reset-functie, zoals beschreven
op bladzijde 32, gewist worden.
Benut dit veiligheidspotentieel door voor een
Fail-Safe-geval de carburateurpositie bij model-
len met verbrandingsmotor op stationair resp. bij
electromodellen op stop resp. bij helimodellen op
“Hold” te programmeren. Het model kan er dan in
het geval van een storing niet zo makkelijk ‘zelf
vandoor gaan en zo schade of zelfs letsel aan
personen veroorzaken. Vraag eventueel een erva-
ren piloot om advies.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basismenu.
TRG. Graubele
K1
K2
K3
K4
VERTR.
OPS1
OPS2
SET
POS
HOUD
HOUD
POS
0.5s
MODE SET
VLG.
–111%
000%
aantippen
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
87
Basismenu – fail-safe
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »TRIM STAP«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale
trimming. Kort aantippen van de trimhevels verstelt met
iedere “klik” de neutrale positie van de kruisknuppels
met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden
loopt de trimming met toenemende snelheid in de des-
betreffende richting.
De actuele trimwaarden worden op het basisdisplay
weergegeven en een verstelling wordt ook akoestisch
“hoorbaar” gemaakt. Het is tijdens het vliegen daarom
probleemloos mogelijk om de middenpositie terug te
vinden, zonder op het display te hoeven kijken: wanneer
de trimming over de middenpositie gaat is er een korte
pauze merkbaar.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een
wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
Triminstelling
Instelling van de trimmingen
heeft de digitale trimming bij levering van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT behalve bij de trim-
ming van de gas-/remkleppenstuurknuppel, kortweg
ook stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd, binnen een
geheugenplaats altijd globaal effect.
Dit vastleggen GL (globaal) of FASE (fase) vindt
rechts boven in het ondermenu »Kanaal set«, bladzijde
94, van het basismenu plaats, waarbij de K1-trimming
softwarematig standaard op “globaal”, d.w.z. onafhanke-
lijk van de vliegfase, staat.
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond.
Regel „STAP“ (trimstappen)
De vier digitale trimhevels verschuiven het neutraalpunt
van de bijbehorende stuurknuppel bij elke “klik” met
een tussen “01” en maximaal “10” instelbare stapgroot-
te in de desbetreffende richting, waarbij de maximale
trimweg onafhankelijk van het aantal gekozen trim-
stappen altijd ca. ±30 % van de stuurweg bedraagt.
Deze instelling heeft volledig onafhankelijk van de instel-
ling GL (globaal) of FASE (fase) altijd “globaal” effect.
Om de actuele “stapgrootte” van een trim-stuurelement
te wijzigen, tipt u met een vinger of de meegelever-
de stift op het bijbehorende waardenveld in de regel
“STAP”, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
04
T2 T3
+1 % –06%
000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
04
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Met de andere trim-stuurelementen gaat u op dezelfde
manier te werk.
88 Basismenu – triminstelling
Aanwijzing:
De nummering van de trim-stuurelementen T1
T4 heeft alleen betrekking op de bezetting
van de stuurkanalen 1 … 4. Of echter een
bepaalde aanduiding op een trimhevel van de linker of
rechter stuurknuppel slaat, is afhankelijk van de
gekozen stuurmodus, zie bladzijde 202.
Regel „POS“ (trimpositie)
In de kolom “POS” worden de actuele trimposities
weergegeven. (Het trimbereik bedraagt ca. ±30 % van
de totale stuurweg.) Deze “actuele” trimposities kunnen
er bijvoorbeeld als volgt uitzien:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Regel „SET“ (opslaan van trimposities)
Dit menu maakt het mogelijk om naar keuze de actuele
positie van de vier digitale trimmingen op te slaan, om
deze daarna weer naar het optische midden te kunnen
terugzetten. Na een wisselen van modelgeheugenplaats
of na langere vliegpauzes kunt u zo weer over de laatst
opgeslagen trimposities beschikken in de middenpo-
sities van de desbetreffende trimweergaven, die bij de
stuurfuncties 1 … 4 horen.
U heeft bijvoorbeeld uw model ingevlogen en in het
kader daarvan getrimd. In de regel “POS” ongeveer
op het midden van het display worden nu de actuele
trimposities in het wit weergegeven. (Het bereik van de
trimming bedraagt ca. ±30 % van de totale stuurweg.)
De waardenvelden in de regel “SET” daaronder bevat-
ten de inhoud van het trimgeheugen, dat, omdat er nog
geen waarden werden opgeslagen, overal waarden van
000 % laat zien. Het display ziet er daarom uit zoals
hierboven, in het onderdeel “Regel POS”, is afgebeeld.
Het opslaan van de trimwaarden vindt plaats volgens
uw instelling in het ondermenu »Kanaal set« van het
basismenu, bladzijde 94, als “globaal” of “fase”, zodra
u in het ondermenu »Fase«, bladzijde 134 resp. 170,
vliegfasen heeft gedefinieerd. De telkens actieve vlieg-
fase wordt weergegeven in een groene kleur aan de
bovenste rand van het display.
Voor het opslaan van een trimwaarde tipt u met een vin-
ger of de meegeleverde stift op het waardenveld onder
de over te nemen trimwaarde, bv. het waardenveld in de
kolom “T3” (hoogteroer):
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
G
04
02
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Door middel van aantippen van de toets SET rechts
onder op het display …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
aantippen
... wordt de trimwaarde uit de regel “POS” overgenomen
in het trimgeheugen:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% 00%
000% –006% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Met de andere trimwaarden gaat u eventueel op dezelf-
de manier te werk.
Wissen van opgeslagen trim-posities
Tip het waardenveld, waarvan u de trimwaarde wilt wis-
sen, met een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
02
T2 T3
+13% 00%
000% –006% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Aantippen van de toets RES zet nu een veranderde
waarde in het blauwe en daardoor actieve veld terug
naar de standaardwaarde.
89
Basismenu – triminstelling
Met de andere trim-bedieningselementen gaat u eventu-
eel op dezelfde manier te werk.
DIGITRIM 1 resp. 2
Volledig onafhankelijk van het hierboven genoemde
kunnen de standaard alleen bij de mz-24 HoTT gemon-
teerde INC-/DEC-toetsen “DT1” en “DT2” in de regels
“DIGITRIM 1” en “DIGITRIM 2” elk aan een willekeurig
stuurkanaal van de zender, zie “Begripsdefinities” op
bladzijde 38, als stuurelement worden toegewezen.
Tip daarvoor op de toets in de regel van het gewenste
stuurelement, bv. “DIGITRIM 1”:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
04
T2 T3
+13% 06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
GEEN
GEEN
04
04
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Kies nu met de + of toets rechts buiten het ge-
wenste kanaal “K5 ... K9” resp. “K5 ... K12” uit, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
T1
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
T4
+
RES
04
00%
000%
04
–07%
K8
GEEN
04
04
T2 T3
+13% –06%
000% 000% 000%
DIGITRIM 2
SET
AAND
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de in een blauw en daardoor actief veld terug naar de
standaardwaarde GEEN .
Met “DIGITRIM 2” gaat u eventueel op dezelfde manier
te werk.
Voor een optische controle van uw instellingen wisselt
u eventueel door een aantippen van de toets AAND
rechts boven op het display naar de grafische weergave
van de posities van alle trim-stuurelementen …
TRG. Graubele STAP
000% 000%
000% 000%
000 000
000
000
000
000
000% 000%
…, waarbij de grafische weergave volgens het onder-
staande schema aan de diverse trim-stuurelementen is
toegewezen:
TRG. Graubele STAP
000% 000%
000% 000%
000 000
000
000
000
000
000% 000%
SL2 SL1
DV1 DV4
DV2 DV3
DT1 DT2
TRIMMING
TRIMMING
90 Basismenu – triminstelling
91
Voor uw aantekeningen
Servomonitor
Weergave van de servoposities en servo-testfunctie
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »Sv-MON«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M P KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
De optische weergave van de actuele servo-posities
kunt u niet alleen via de keuze van dit menu oproepen,
maar ook vanuit bijna alle menu’s door aantippen met
een vinger of de meegeleverde stift van de optietoets
met het opschrift SERVO resp. Sv rechts boven op
het display. Door aantippen van de toets TRG. keert u
weer terug naar het uitgangspunt.
firmwareversie V 1.023 of hoger
De wissel naar de servo-aanduiding kan nu zowel in het
basisdisplay als ook in alle menu’s, waarin rechts boven
de optietoets SERVO resp. Sv te zien is, door gelijktij-
dig indrukken van de links naast het display aanwezige
toetsen  worden gedaan.
Servomonitor
De actuele positie van elke servo apart wordt weergege-
ven in een balkdiagram exact tussen -150 % en +150 %
van de normale weg; hierbij wordt rekening gehouden
met de instellingen van stuurelementen en servo,
Dual-Rate-/Expo-functies, het samenwerken van mixers
enz. 0 % komt precies overeen met de middenpositie
van de servo. Zo kunt u snel uw instellingen controleren,
zonder de ontvanger te hoeven inschakelen. Dit ontslaat
u niet van de verplichting om vóór de eerste vlucht alle
programmeerstappen zorgvuldig bij het model te testen,
om fouten uit te sluiten!
TRG. Graubele
AAND
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+ 00%
–061%
+061%
+100%
De aanduiding vindt bij “normale” vliegtuigmodellen
volgens onderstaand schema plaats:
balk 1 gas-/rem-servo
balk 2 rolroer of rolroer links
balk 3 hoogteroer
balk 4 richtingroer
balk 5 rolroer rechts
balk 6 welfklep (links) / vrij kanaal
balk 7 welfklep rechts / vrij kanaal
balk 8 vrij kanaal / tweede hoogteroerservo
balk 9 vrij kanaal / WK2 links
balk 10 vrij kanaal / WK2 rechts
balk 11 vrij kanaal / RO2 links
balk 12 vrij kanaal / RO2 rechts
… en bij helikoptermodellen:
balk 1 pitch of roll(2)- of nick(2)-servo
balk 2 roll(1)-servo
balk 3 nick (1)-servo
balk 4 hekrotor-servo (gyro)
balk 5 nick(2)-servo / vrij kanaal
balk 6 gasservo of motorregelaar
balk 7 gyro gevoeligheid / vrij kanaal
balk 8 toerenregelaar / vrij kanaal
balk 9 vrij kanaal
balk 10 vrij kanaal
balk 11 vrij kanaal
balk 12 vrij kanaal
Aanwijzingen:
Let er op, dat de servo-aanduiding alleen
betrekking heeft op de oorspronkelijke
volgorde van de servo’s, dus een verwisse-
len van de uitgangen in het menu »Zenderuitgang«,
bladzijde 98, of in het ondermenu “Ontvangeruit-
gang” van het menu »Zender Set«, bladzijde 77,
niet volgt.
Het aantal kanalen, dat in dit menu wordt getoond,
komt overeen met het maximum aantal stuurkana-
len waarover de desbetreffende zender beschikt, zie
scheidslijn tussen “balk 9” en “balk 10” in de tabel
hierboven. Het aantal dat daadwerkelijk bruikbaar is,
is afhankelijk van het gebruikte type ontvanger resp.
het aantal daaraan aangesloten servo’s en kan daar-
om soms veel geringer zijn.
Gebruik deze aanduiding tijdens het programmeren
van een model, omdat u alle instellingen aan de zen-
der hier direct kunt controleren. Dit mag u er ech-
ter niet van weerhouden, om vóór de eerste start van
uw model alle programmeerstappen ook bij het mo-
del te testen, om fouten tijdens het programmeren uit
te sluiten!
92 Basismenu – servomonitor
Servotest
Aanwijzing:
Start een servotest alleen in een speciaal voor
dit doel aangemaakt modelgeheugen zonder
een enkele mixer! In andere gevallen leidt dit
tot onvoorspelbare servo-uitslagen.
Om de servo-testfunctie te kunnen activeren tipt u
rechts boven met een vinger of de meegeleverde stift op
het veld AAND :
TRG. Graubele
AAND
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+100%
–061%
+061%
+100%
aantippen
Aan de rechter rand van het display verschijnen er
verdere toetsenvelden:
TRG. Graubele
TEST
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+100%
–061%
+061%
+100%
+0.5s
+
RES
UIT
Voor het wijzigen van de standaard cyclustijd van 0.5 s
tipt u het desbetreffende waardenveld aan. De kleur
wisselt van grijs naar blauw:
TRG. Graubele
TEST
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
00%
+100%
–061%
+061%
+100%
+0.5s
+
RES
UIT
In het blauwe waardenveld kan de tijdswaarde voor een
bewegingscyclus met de + of toets rechts buiten in
stappen van 0,5 s tussen 0,5 en maximaal 5,0 s veran-
derd worden, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
TEST
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
00%
+100%
–061%
+061%
+100%
+4.0s
+
RES
UIT
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een actief veld weer terug naar de standaard-
waarde van 0,5 s.
Gestart en gestopt wordt de servotest door aantippen
van de toets UIT rechts onder:
TRG. Graubele
TEST
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+ 00%
–061%
+061%
+100%
+4.0s
+
RES
UIT
aantippen
De functie “servotest” stuurt nu de servo’s automatisch
dusdanig, alsof ze door het bijbehorende stuurele-
ment – startend vanuit de neutrale positie – gelijktijdig
en permanent in de ingestelde tijd tussen -100 % en
+100 % heen en weer bewogen worden. Alle in het des-
betreffende modelgeheugen actieve servo’s bewegen
binnen de ingestelde servo-wegen en begrenzingen van
de servo-wegen zo lang, totdat door een aantippen van
de toets AAN rechts onder de servotest weer gestopt
wordt:
TRG. Graubele
TEST
NORMAAL
1 2 3 45 6 78 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–100%
+100%
–061%
+061%
+100%
+4.0s
+
RES
AAN
aantippen
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basisdisplay:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
93
Basismenu – servomonitor
Kanaal Set
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »KAN SET«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZE SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Naast de standaard bij de beide zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT aanwezige kruisknuppels voor de
stuurfuncties 1 tot 4 met bijbehorende trimhevels zijn
deze beide zenders ook nog standaard voorzien van
een per zender verschillend aantal andere bedienings-
elementen.
mz-18 HoTT
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep
(S1, S4, S5 en S7)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-scha-
kelaars met lange greep (S2 en S8)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1 en SL2)
2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele
draaiknoppen (DV1 en DV2)
mz-24 HoTT
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep
(S1, S4, S5 en S7)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-scha-
kelaars met lange greep (S2 en S8)
2 INC/DEC-toetsen (DT1 en DT2)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1 en SL2)
4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4)
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw
modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel” werd
gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvangeruit-
gangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere hier-
boven genoemde “verdere” bedieningselementen zijn
echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing en
ook na het initialiseren van een nieuw modelgeheugen
met het type “vliegtuigmodel” en de “binding” ervan aan
de in te bouwen ontvanger, alleen de aan de ontvan-
geruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide
stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de aan
de andere uitgangen aangesloten servo’s daarentegen
steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel
lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen
kunt uitkiezen en u anderzijds het “deactiveren” van niet
benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement
heeft ook bij een foutieve bediening alleen
dan geen invloed op uw model, wanneer
het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” be-
dieningselementen nu in dit hier te bespreken menu
»Kanaal set« geheel naar vrije keuze aan iedere
willekeurige functie-ingang, zie bladzijde 38, worden
toegewezen. Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van
deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig
meerdere functie-ingangen kunnen worden toegewezen.
Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar, die u in dit
menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu
»Klokken« voor de “klokken” als aan-/uit-schakelaar
dienen enz.
Aanwijzingen:
In tegenstelling tot de instelling van de ser-
vo-wegen heeft de instelling van stuurele-
menten effect op alle daarna volgende
mix- en koppelfuncties en dus uiteindelijk op alle ser-
vo’s, die via het desbetreffende bedieningselement
worden bediend.
Afwijkend van de in dit onderdeel getoonde displays
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op
het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT al-
leen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Optietoets GL / FASE (GLobal/FASE)
Door aantippen van deze toets aan de bovenste rand
van het display rechts ...
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
aantippen
… kan de trimming van de stuurfuncties 2 … 4 van “toe-
pasbaar op alle vliegfasen (“GL(obaal)”) naar “specifiek
voor een bepaalde vliegfase (“FASE”) en omgekeerd
worden gezet. Meer informatie hierover in het onderdeel
»Trim Stap« enkele bladzijden hiervoor.
94 Basismenu – kanaal set
Toewijzing van een stuurelement
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld in de regel van het gewenste stuurkanaal,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
G EN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
aantippen
Het display “KIEZEN” wordt nu zichtbaar:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
4
5
AUX 6
AUX 7
GL
KIEZEN
CLR
NEE
Door aantippen van NEE breekt u het proces af. Voor
het toewijzen van het gewenste stuurelement of de ge-
wenste schakelaar bedient u deze, waarbij u er op moet
letten, dat de proportionele draaiknop en –draaischuif
pas na enkele “klikken” worden herkend, dus wat langer
bediend worden. Wanneer de weg niet voldoende is
bedient u het stuurelement eventueel naar de tegen-
overliggende richting.
Met een toegewezen 2-standen-schakelaar kan alleen
tussen de beide eindpunten worden heen en weer ge-
schakeld, bv. motor AAN resp. UIT. De 3-standen-scha-
kelaars daarentegen hebben ook een middelste positie.
Op het display wordt nu óf de aanduiding van het stuu-
relement óf het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Stuurelement of schakelaar wissen
Tip het waardenveld met de te wissen toewijzing met
een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GE N
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
aantippen
Het display “KIEZEN” wordt weer zichtbaar:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
4
5
AUX 6
AUX 7
GL
KIEZEN
CLR
NEE
Tip om het toegewezen stuurelement of de toegewezen
schakelaar te wissen op CLR :
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
4
5
AUX 6
AUX 7
GL
CLR
N E
aantippen
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Belangrijke aanwijzingen:
De in dit menu toegewezen stuurelemen-
ten hebben “globaal” effect in alle vliegfa-
sen. Alleen de in het ondermenu »DR/
Expo« van het functiemenu in te stellen “Offset” en
de tevens in het ondermenu »DR/Expo«, bladzijde
138 resp. 173,, in te stellen “Weg-instelling” heb-
ben specifiek per vliegfase effect.
Wanneer u bij een model met welfkleppen
aan de dan met “WK1L” aangeduide ingang
6 een stuurelement of schakelaar toewijst,
is de functie daarvan afhankelijk van de telkens actu-
ele instelling in de regel “ACT” van het ondermenu
»WK-SET« van het functiemenu, bladzijde 158:
Staat daar het waardenveld naast “ACT” op BLK
of UIT , dan heeft dit stuurelement of deze schake-
laar uitsluitend effect op de servo’s 6 en 7 met de in
het ondermenu »DR/Expo« ingestelde waarden. In
andere gevallen neemt dit stuurelement of deze scha-
kelaar de functie van een “fasentrimming” over, met
de in het ondermenu »WK-SET« ingestelde waarden.
95
Basismenu – kanaal set
Bij het modeltype “helikopter” is de standaard bij de
zender mz-18 HoTT de ingang “9” en bij de zender mz-
24 HoTT de ingang “12” aan de proportionele draaiknop
“DV1” toegekend:
TRG. Starlet
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
DV 1
Sv
PITCH
ROLL1
NICK1
HEKROTOR
AUX 1
GAS
GYRO
GOVERNOR
AUX 2
GL
TRG. Starlet
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
DV 1
GEEN
Sv
PITCH
ROLL1
NICK1
HEKROTOR
AUX 1
GAS
GYRO
GOVERNOR
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
GL
Aanwijzing:
Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde
display van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weerge-
geven.
Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee
vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te program-
meren, zoals u dat misschien gewend was bij andere
besturingen, omdat het verhogen van het systeemtoe-
rental onder het hoverpunt met de desbetreffende opties
van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT veel
flexibeler en fijngevoeliger is dan bij de zogenaamde
“idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle
up” wilt programmeren, dan schakelt u de hieronder
beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “9”
Gaslimiet-functie
resp. “12” op GEEN te zetten.
Betekenis en toepassing van “gaslimiet”
Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt
in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een helikop-
termodel het vermogen van de motor niet direct met de
K1-knuppel, maar slechts indirect via de in bepaalde
helikoptermenu’s ingestelde gascurve geregeld of wan-
neer u in uw model een toerenregelaar gebruikt door
deze.
Aanwijzing:
Voor verschillende vliegfasen kunt u via de
programmering van vliegfasen natuurlijk ook
individuele vliegfasen instellen.
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditione-
le motoraansturing als bij toepassing van een toerenre-
gelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen
nooit in de buurt van het stationaire toerental komt, en
dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder
meer gestart of goed afgesteld kan worden.
De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op,
doordat via een apart stuurelement standaard de bij
de zender mz-18 HoTT links boven en bij de zender
mz-24 HoTT links vooraan gemonteerde proportionele
draaiknop “DV 1” de positie van de gasservo resp. de
vermogensregeling van een motorregelaar begrensd
kan worden. Op deze manier is het mogelijk om met
de gaslimiet-draaiknop het “gas” ook tot aan de sta-
tionaire positie terug te nemen, waar dan de trimmer
van de gas-/pitch-stuurknuppel de controle overneemt,
resp. om een elektro-aandrijving helemaal uit te zetten.
Omgekeerd kan de gasservo resp. de regelaar natuurlijk
alleen dan de volgaspositie bereiken, wanneer met de
gaslimiter ook de hele servo-uitslag vrijgegeven is.
De instelling van de waarde aan de rechter plus-kant
in de kolom “weg” in het display “K5-9” resp. “K5-12” van
het ondermenu »DR/Expo« van het functiemenu, blad-
zijde 175, moet daarom in ieder geval zo groot worden
ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter
de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie
niet begrensd wordt normaal gesproken zal dit een
waarde tussen +100 % en +125 % zijn.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+125%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
De waarde van de linker min-kant in de kolom “weg”
moet het daarentegen mogelijk maken om met de gasli-
miter de elektromotor uit te zetten resp. om een carbura-
teur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor ook met
de digitale K1-trimming uitgezet kan worden. Laat u
daarom deze waarde – voorlopig – op +100 %.
Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt
niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de
motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de
veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen
gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende
motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de
K1-knuppel aanraakt …
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al
bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een
geluidssignaal en ziet u op het basisdisplay de melding:
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
HF AAN/UIT
AAN
NORMAAL SIGNAL
UIT
96 Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
Tip:
Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om
de invloed van de gaslimiter te controleren.
Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo
aanstuurt!
Basisinstelling stationairloop
Draai de gaslimiter standaard de aan de links vooraan
resp. links bovenop de zender gemonteerde proportio-
nele draaiknop “DV1” eerst met de klok mee tot aan de
aanslag. Zet nu de gas-/pitch-stuurknuppel in de pitch-
maximum-positie en controleer, of in het ondermenu …
»Gascurve« (vanaf bladzijde 183)
… van het functiemenu een standaard gascurve effec-
tief is.
Zou u na het aanmaken van een modelgeheugen de
standaard gascurve al gewijzigd hebben, dan moet u
deze in ieder geval tijdelijk terugzetten naar de waarden
“punt L = 0 %”, “punt 3 = +50 %” en “punt H = +100 %”:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
000%
L
GASLIMIET +100%
Aanwijzing:
Omdat de trimhevel van het gas bij een
geopende gaslimiter geen effect heeft, is de
positie ervan hier niet van belang.
Stel nu zonder de verbrandingsmotor te starten de
gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, even-
tueel daarna via de weg-instelling van servo 6 in het
ondermenu »WEG/LIM«, dat de carburateur helemaal
geopend is.
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de draaiknop
“DV 1” tegen de klok in tot aan de uitslag te draaien.
Breng met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel
de markering van de trimpositie naar de motor-UIT-po-
sitie.
Aanwijzing:
Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen de
positie van de gas-/pitch-stuurknuppel niet
van belang; deze kan daarom in de maxi-
mum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van de
carburateur-stuurstang alleen met de gaslimiter van
“volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter
dicht) gewisseld kan worden.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de
carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal
sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen
van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT)
mechanisch vastloopt.
Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbe-
reik van de stationairtrimming met het punt “L” van de
gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daar-
voor moet het punt “L” van het display “Gascurve” op
ongeveer +15 tot +18 % worden gezet, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–100%
–067%
+016%
L
GASLIMIET +100%
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang
van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een
gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrim-
ming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een
beetje heen en weer worden bewogen. De gasservo
mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen
van de gascurve moeten sowieso later bij het vliegen
worden aangepast.
Het starten van de motor gebeurt bij een volledig geslo-
ten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen met de
trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt ingesteld
en de motor met behulp van de digitale trimming wordt
uitgezet.
Aanwijzing:
Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om
de invloed van de gaslimiter te kunnen zien.
Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT de gasservo via de servo-uitgang 6
wordt aangestuurd!
97
Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
Zenderuitgang
Verwisselen van de uitgangen van de zender
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 0
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »ZEND.UITG«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG/LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KL KEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
aantippen
Om een maximale flexibiliteit wat betreft de ontvanger-
bezetting te hebben is in het programma van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid geïnte-
greerd om naar eigen goeddunken de servo-uitgangen
1 tot maximaal 9 resp. 12 om te wisselen:
TRG.
TS
TS
TS
TS
1
Graubele
TS
TS
2
3
4
5
6
>> UIT1
K
K
K
K
K
K
RES
+
Sv
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
TS
TS
TS
7
TS
TS
8
9
10
11
12
>> UIT7
K
K
K
K
K
K
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Aanwijzing:
Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde
display van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weerge-
geven.
Met deze optie kunnen de 9 stuurkanalen” van de
zender mz-18 HoTT resp. de 12 stuurkanalen” van de
zender mz-24 HoTT naar eigen inzicht worden ver-
deeld over de zenderuitgangen 1 … 9 resp. 1 … 12. Let
er wel op, dat de weergave in het menu »Servomoni-
tor«, bladzijde 92, alleen slaat op de stuurkanalen
volgens de ontvangerbezetting en dus GEEN rekening
houdt met het verwisselen van de uitgangen.
Programmering
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld in de regel van de te wijzigen kanaal/uit-
gang-combinatie, bijvoorbeeld:
TRG.
TS
TS
TS
TS
1
Graubele
TS
TS
2
3
4
6
>> UIT1
K
K
K
K
K
K
RES
+
Sv
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
TS
TS
TS
7
TS
TS
8
9
10
11
12
>> UIT7
K
K
K
K
K
K
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
TS
TS
TS
TS
1
Graubele
TS
TS
2
3
4
5
6
>> UIT1
K
K
K
K
K
K
RES
+
Sv
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
TS
TS
TS
7
TS
TS
8
9
10
11
12
>> UIT7
K
K
K
K
K
K
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Bij de andere zenderuitgangen gaat u eventueel op
dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG.
TS
TS
TS
TS
6
Graubele
TS
TS
2
3
4
5
1
>> UIT1
K
K
K
K
K
K
RES
+
Sv
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
TS
TS
TS
7
TS
TS
8
9
10
11
12
>> UIT7
K
K
K
K
K
K
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Eventuele latere wijzigingen, zoals instellingen van de
servo-weg, Dual Rate/Expo, mixers etc. moeten echter
altijd volgens de oorspronkelijke ontvangerbezet-
ting worden gedaan!
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
MOD.KEUZE WEG LIM
MODELTYPE OMK/VERT MIDDEN
M-STOP KLOKKEN
ZEND.SET FAIL-SAFE TRIM STAP
Sv-MON ZEND.UITG
KAN.SET
Voorbeeld:
In het helikopterprogramma van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT zijn de
uitgangen voor een pitchservo en de gasservo
ten opzichte bepaalde oudere Graupner-zenders
verwisseld: de gasservo zit nu op de zenderuitgang “6”
en de pitchservo op uitgang “1”. Misschien wilt u echter
98 Basismenu – zenderuitgang
de oorspronkelijke configuratie houden. In dit geval
verwisselt u de kanalen 1 en 6 met elkaar, zodat
zich – zoals hierboven afgebeeld – (stuur-)kanaal 6 aan
uitgang 1 zit en omgekeerd.
Aanwijzing:
Met de als “Channel Mapping” aangeduide
kanaal-toewijzingsfunctie van de ontvanger
van het in de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT geïntegreerde »Telemetrie«-menu kunnen de
maximaal 9 resp. 12 stuurkanalen van deze zenders ook
over meerder ontvangers worden verdeeld of meerdere
ontvangeruitgangen van dezelfde stuurfunctie worden
voorzien, bijvoorbeeld om elke rolroerhelft met twee in
plaats van één servo aan te kunnen sturen enz.
Vanwege de overzichtelijkheid adviseren wij echter
dringend, om maar van één van de beide opties gebruik
te maken.
gemeenschappelijke functiemenu’s
99
Basismenu – zenderuitgang
Wat is een mixer?
Principes van een mixfunctie
Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende
aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling
tussen rol- en richtingroer of een koppeling van twee
servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten
worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de
signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement
“afgetakt” d.w.z. op een punt, waarbij de verschillende
opties van het stuurelement ook al het signaal beïn-
vloeden, zoals bv. »Dual Rate/Expo«, »Kanaal set«,
»Kanaal 1 curve« enz. –, om dit signaal dan op een
bepaalde manier op de “ingang” van een ander stuur-
kanaal en daarmee tenslotte op een ontvangeruitgang
effect te laten hebben.
Voorbeeld: V-staartmixer
33
4
Servo 4 V
C 577
Bes N 41 1
Servo 4 8 V
C 577
Bes N 4 0
4
V-staart-
mixer
stuurfunctie-ingangen
stuurkanalen
(ontvangeruitgangen)
hoogteroerstuurknuppel
richtingroerstuurknuppel
richting / hoogte links
richting
hoogte
hoogte
richting
richting
hoogte
De software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT bevat al een groot aantal voorgeprogrammeerde
koppelfuncties, waarbij twee (of meer) stuurkanalen
met elkaar gemixt worden. Zo kan de juist als voorbeeld
genoemde mixer al in het kader van de basisinstelling
van een model, vanaf bladzijde 47, in de vorm van
“V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in elke geheugenplaats van
het vliegtuig- en heliprogramma telkens vijf vrij pro-
grammeerbare lineaire mixers en drie curvenmixers per
eventueel geactiveerde vliegfase.
Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de
“vrije mixers” op de rechter bladzijde.
100 Wat is een mixer?
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers
In het verloop van het handboek worden er een groot
aantal kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties
beschreven. De eigenlijke betekenis van mixers en de
functie ervan werd op de bladzijde links al uit de doeken
gedaan. Hieronder volgt algemenere informatie over de
zogenaamde “vrije mixers”:
De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bieden naast
de al eerder besproken voorgeprogrammeerde mixer-
functies in elk van de 30 modelgeheugenplaatsen per
eventueel geprogrammeerde vliegfase vijf vrij program-
meerbare lineaire en drie curvenmixers, waarbij u de
ingang en uitgang alsmede het mixpercentage naar
eigen goeddunken kunt definiëren.
Deze maximaal 48 mixers per modelgeheugen zijn
zeker voldoende, in ieder geval wanneer u de moge-
lijkheden van de voorgeprogrammeerde koppelfuncties
toepast.
Bij de “vrije mixers” wordt als ingangssignaal het aan
een willekeurige stuurfunctie (1 … 9 resp. 1 … 12)
aanliggende gebruikt. Het op het stuurkanaal liggende
en aan de mixeringang toegevoerde signaal wordt door
het desbetreffende stuurelement en door de bijbehoren-
de karakteristiek van dit stuurelement, zoals deze bv. in
de menu’s »Dual Rate / Expo«, »Kanaal 1 curve« en
»Kanaal set« zijn vastgelegd, beïnvloed.
De mixeruitgang heeft effect op een vrij te kiezen stuur-
kanaal ( 1 tot afhankelijk van het type ontvanger max.
12) die, voordat hij het signaal naar de servo verstuurt,
alleen nog door de functies servo-omkeer, -midden,
-weg, -begrenzing en eventueel door de optie »Zender-
uitgang« kan worden beïnvloed.
Een stuurfunctie, bladzijde 38, mag tegelijkertijd voor
willekeurig veel mixer-ingangen worden gebruikt, wan-
neer bv. mixers parallel geschakeld moeten worden.
Omgekeerd mogen ook willekeurig veel mixer-uitgangen
op één en hetzelfde stuurkanaal, bladzijde 38, effect
hebben. Met name in het laatste geval moet u er op
letten, dat de desbetreffende servo ook dan niet me-
chanisch vastloopt, wanneer meerdere mixersignalen
bij elkaar worden opgeteld. Eventueel moet u voor de
veiligheid in het menu »WEG/LIM«, bladzijde 68, een
passende begrenzing van de weg instellen.
Softwarematig is een “vrije mixer” eerst altijd “geblok-
keerd”, en moet dus eventueel in het kader van de
programmering van een mixer expliciet ingeschakeld
worden. Naar keuze kan aan de mixer echter ook een
AAN-/UIT-schakelaar worden toegewezen. Let u echter
vanwege het grote aantal schakelbare functies op een
(ongewenste) dubbele bezetting van een schakelaar.
De beide wezenlijke parameters van de mixers zijn
… het mixpercentage, dat bepaalt, in welke mate
het ingangssignaal op het aan de uitgang van de
mixer aangesloten stuurkanaal effect heeft. Bij de
lineaire mixers kan het mixpercentage symmetrisch
of asymmetrisch worden ingesteld en bij de curven-
mixers ook nog via maximaal 7 punten naar eigen
inzicht worden geconfigureerd, om ook extreme
niet-lineaire curven te kunnen realiseren.
… het neutraalpunt van een lineaire mixer, dat ook
wordt aangeduid met “Offset”.
De Offset is dat punt op de stuuruitslag van een
stuurelement (stuurknuppel, proportionele stuurele-
ment of schakelaar) waarbij de mixer het aan zijn uit-
gang aangesloten stuurkanaal net niet beïnvloedt.
Normaal gesproken is dit de middenpositie van het
stuurelement. De Offset kan naar een willekeuri-
ge plaats van de stuuruitslag worden verschoven.
Omdat de curvenmixers helemaal vrij kunnen wor-
den ingesteld, is een standaard-instelling van een
mixer-neutraalpunt alleen bij de 5 lineaire mixers zin-
vol en mogelijk.
101
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers
Vrije mixers
Vrij programmeerbare mixers
Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift
op het met “F” aangeduide “tandwiel’-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »PROG.MIX«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Onafhankelijk van het gekozen modeltype kunt u in elk
van de 30 modelgeheugenplaatsen per eventueel inge-
richte vliegfase over zes lineaire en drie 7-punts-curven-
mixers beschikken.
Vliegfasen-afhankelijke instelling van vrije mixers
Wanneer u in het menu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en van een passende naam
heeft voorzien, verschijnt deze op het display rechts
boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaar, om tussen de
vliegfasen om te schakelen:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
BLK
BLK
VLG.
BLK
1. BLK
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
aantippen
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
7.
8.
BLK
VLG.
BLK
6. BLK
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
Mixer inrichten
Schakel eventueel om naar de gewenste vliegfase.
Tip met een vinger of de meegeleverde stift in de regel
van de mixer die ingericht moet worden op één van de
toetsen in de kolommen “VAN” en “NAAR”, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
BLK
BLK
VLG.
BLK
1. BLK
G EN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
aantippen
Daarop wordt op het display de keuzepagina “VAN >>
NAAR” van de geselecteerde mixer zichtbaar:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
GEEN
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
„VAN“
Tip in dit display op de linker van de beide bovenste
rode toetsen:
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
GEEN
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
GEEN
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel
afgebeelde displays van de 12-kanaals
zender mz-24 HoTT worden op het
display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen
de kanalen 1 … 9 weergegeven.
102 Functiemenu – vrije mixers
Kies nu één van de stuurfuncties 1 … 9 resp. 1 … 12
uit, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38, door
deze met een vinger of de meegeleverde stift aan te
tippen, bijvoorbeeld:
K 1
K 5
K 2
K 10
K 6
GEEN
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
Door het aantippen van het gewenste kanaal wordt
deze in het blauwe en dus actieve waardenveld over-
genomen:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 1
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Aantippen van de toets CLR zet een gewijzig-
de waarde in het blauwe en dus actieve veld terug
naar GEEN .
Aanwijzing:
Vergeet niet om aan elk van de eventueel
geselecteerde stuurfuncties 5 … max. 12
bij een vliegtuigmodel resp. 5, 7 … max. 12
bij een helikoptermodel in het menu »Kanaal set«
ook een stuurelement toe te wijzen!
„NAAR“
In het invoerveld van deze kolom legt u het doel van
de mixer, d.w.z. de mixer-uitgang, op één van de
stuurkanalen vast door met een vinger of de mee-
geleverde stift op de rechter van de beide bovenste
rode toetsen te tippen:
K 1
K 9
K 5
K
K 10
K 6
K 1
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 1
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Kies nu één van de stuurkanalen 1 … 9 resp. 1 … 12
als doel uit, zie “Begripsdefinities” op bladzijde 38,
door deze met een vinger of de meegeleverde stift
aan te tippen, bijvoorbeeld:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 1
K 3
K
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 1
K 3
K 11
K 7
K 3
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Aanwijzingen:
De aangetipte stuurfunctie wordt direct
overgenomen naar het blauwe veld.
Mixers, waarbij de mixeringang gelijk gezet werd
aan de mixeruitgang, bv. “K1 >> K1” maken het in
combinatie met de optie om een vrije mixer naar
behoefte aan- en uit te zetten, mogelijk om heel
speciale effecten te creëren.
Aantippen van de toets CLR zet een gewijzigde waar-
de in een blauw en dus actief veld terug naar GEEN .
Door middel van het aantippen van de toets TRG. links
boven op het display …
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 1
K 3
K 11
K 7
K 3
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
… verlaat u het menu weer in de richting van de “mixer-
keuze”:
103
Functiemenu – vrije mixers
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
BLK
BLK
VLG.
BLK
1. BLK
GEEN
GEEN
GEEN
K 1
GEEN
GEEN
GEEN
K 3
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
>>
Mixer activeren resp. deactiveren
Om een mixer, die zoals hierboven beschreven werd al
ingericht is, te activeren resp. te deactiveren tipt u in de
kolom “ACT” op het waardenveld van de te activeren
resp. te deactiveren mixer, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
LK
BLK
VLG.
BLK
1. BLK
GEEN
GEEN
GEEN
K 1
GEEN
GEEN
GEEN
K 3
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
>>
aantippen
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
BLK
BLK
VLG.
BLK
1. AAN
GEEN
GEEN
GEEN
K 1
GEEN
GEEN
GEEN
K 3
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
>>
Mixer wissen
Om een al gedefinieerde mixer weer te wissen tipt u met
een vinger of de meegeleverde stift óf op de “VAN”- óf
op de “NAAR”-toets van de te wissen mixer, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
AAN
AAN
VLG.
AAN
1. AAN
K 6
K 7
K 3
K 1
K 3
K 8
8
K 3
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
>>
>>
>>
>>
aantippen
Het display voor de kanaalkeuze gaat open:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 7
K 3
K 11
K 7
K 8
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Tip ook hier met een vinger of de meegeleverde stift óf
op de “VAN”- óf op de “NAAR”-toets van de te wissen
mixer. In dit voorbeeld bv. op K 8 rechts van de beide
haakjes:
K 1
K 9
K 5
K
K 10
K 6
K 7
K 11
K 7
K 8
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 7
K 3
K 11
K 7
K 8
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Aantippen van de toets CLR zet zowel het blauwe en
dus actieve als ook het rode veld van dezelfde regel
terug naar GEEN .
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
K 7
K 3
K 11
K 7
K 8
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
aantippen
K 1
K 9
K 5
K 2
K 10
K 6
GEEN
K 3
K 11
K 7
GEEN
>>
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
CLR
K 4
K 12
K 8
Door middel van het aantippen van de toets TRG. links
boven op het display verlaat u het menu weer in de
richting van de “mixerkeuze”.
104 Functiemenu – vrije mixers
Instellen van de lineaire mixers 1 … 5
Voor het instellen van één van de lineaire mixers 1 …
5 tipt u in de regel van de in te stellen mixer met een
vinger of de meegeleverde stift in de kolom “SET”,
bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
2.
3.
4.
AAN
BLK
VLG.
AAN
1. AAN
K 6
GEEN
K 3
K 1
K 3
GEEN
K 8
K 3
>>
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
5. BLK GEEN GEEN
>>
>>
aantippen
Op het display wordt de instel-pagina van de geselec-
teerde mixer zichtbaar:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
000%
+
RES
NORMAAL
000%
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
De verticale groene lijn stelt de momentele positie
van het stuurelement aan ingang 1 voor.
De horizontale, in de linker helft rode en in de rechter
blauwe lijn geeft het mixpercentage aan, dat op het mo-
ment over de hele weg van het stuurelement constant
de waarde nul heeft; daardoor zal het hoogteroer het
bedienen van het K1-stuurelement nog niet volgen.
Vervolgens moet u de …
Mixpercentages
… boven en onder het mixer-neutraalpunt uitgaand van
de actuele positie daarvan definiëren.
Om bijvoorbeeld de mixerwaarde onder het neutraalpunt
in te stellen tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift op het waardenveld rechts naast “A”:
TRG.
K 1
A
OF SET X
St/S
AAN
000%
000%
+
RES
NORMAAL
000%
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
Y
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
000%
+
RES
NORMAAL
000%
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
Stel nu met de + resp. toets rechts buiten de ge-
wenste waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Met de waarde boven het neutraalpunt gaat u op dezelf-
de manier te werk.
Er kunnen symmetrische en asymmetrische waarden
worden ingesteld, bijvoorbeeld:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
+
RES
NORMAAL
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Offset (mixer-neutraalpunt)
Standaard bevindt het mixer-neutraalpunt ( “Offset”),
dus dat punt langs de stuurweg, waarbij de mixer het
aan zijn uitgang aangesloten stuurkanaal NIET beïn-
vloedt, zich precies in het midden van de stuuruitslag.
Offset X
Een in het waardenveld van de regel “Offset X” in-
gevulde waarde verschillend van “000 %” heeft een
horizontale verschuiving van het neutraalpunt met
maximaal ±100 % tot gevolg.
Om het Offsetpunt bijvoorbeeld met 30 % naar rechts
te kunnen verschuiven tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift op het waardenveld rechts naast
“OFFSET X”:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
0 %
+
RES
NORMAAL
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
105
Functiemenu – vrije mixers
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
+
RES
NORMAAL
000%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
Verschuif nu met de + toets het Offsetpunt met de
hierboven als voorbeeld genoemde 30 % naar rechts:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
+
RES
NORMAAL
+030%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Offset Y
Een in het waardenveld van de regel “Offset Y” inge-
stelde waarde verschillend van “000 %” heeft daaren-
tegen een verticale verschuiving van de lijn van de
mixer met maximaal ±100 % ten gevolg.
Om de lijn bijvoorbeeld met 50 % naar beneden te
kunnen verschuiven tipt u met een vinger of de mee-
geleverde stift op het waardenveld rechts naast
“OFFSET Y”:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
+
RES
NORMAAL
+03 %
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
125%
+050%
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
000%
+
RES
NORMAAL
+030%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
Verschuif nu de mixer-lijn met de toets met de
hierboven als voorbeeld genoemde 50 % naar bene-
den:
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
–050%
+
RES
NORMAAL
+030%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Belangrijke aanwijzing:
De hier afgebeelde curve is alleen ter
demonstratie bedoeld en stelt in geen geval
een echte mixercurve voor.
Mixerschakelaar
Zodra een mixer, zoals beschreven in het onderdeel
“Mixer activeren resp. deactiveren” op bladzijde 104,
geactiveerd is, zijn de waardenvelden rechts naast
“ACT” en “St/S” ook AAN . Daardoor is de desbetref-
fende mixer niet alleen geactiveerd, maar in de actuele
vliegfase ook permanent “AAN”-gezet, zie afbeelding
hierboven.
Elke mixer kan echter naar keuze ook onafhankelijk van
andere factoren in- en uitgeschakeld worden, doordat
aan deze mixer een “eigen” schakelaar toegewezen
wordt. Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde
stift op het waardenveld rechts naast “St/S”
TRG.
K 1
A
OFFSET X
St/S
AAN
–050%
+
RES
NORMAAL
+030%
Graubele Sv
K 3
>>
ACT AAN
B
OFFSET Y
+125%
+050%
aantippen
… en wijs hieraan, zoals beschreven in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
lement-schakelaars” op bladzijde 40, een schakelaar
of een stuurelement-schakelaar toe:
106 Functiemenu – vrije mixers
TRG.
K 1
T X
St/S
–050%
+
RES
NORMAAL
+030%
Graubele Sv
K 3
>>
AAN
B
OFFSET Y
+125%
%
KIEZEN
CLR
NEE
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display terug naar de mixer-keuze.
Instellen van de curven-mixers 6 … 8
Deze drie curvenmixers maken het mogelijk, om ex-
treem niet-lineaire mixercurven door maximaal vijf vrij te
plaatsen punten tussen de eindpunten “L” (low = -100 %
stuuruitslag) en “H” (high = + 100 % stuuruitslag) langs
de stuuruitslag te definiëren.
Programmering in details
De stuurcurve kan door middel van maximaal 7 pun-
ten, de zogenaamde “steunpunten”, langs de hele
stuurknuppeluitslag vliegfasenafhankelijk worden
vastgelegd. In de softwarematige basis-instelling zijn 2
steunpunten al gedefinieerd, en wel de beide eindpun-
ten “L” en “H”.
De hieronder getoonde voorbeelden
dienen slechts als demonstratie en stellen
geen echte mixercurven voor.
Zetten van steunpunten
Met het stuurelement van de mixer-ingang, hier bijvoor-
beeld de met de zijdelingse proportionele draaischuif
SL1 bediende stuurfunctie 8, wordt in de grafiek een
groene – standaard niet zichtbare – verticale lijn tussen
de beide eindpunten verschoven. Om deze lijn zichtbaar
te maken tipt u met een vinger of de meegeleverde stift
op de toets ST. UIT links onder:
TRG NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
UNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. UIT
ACT
–100%
000%
000%
L
K 8 K10
>>
AAN
St/S
aantippen
In aansluiting op het omschakelen van dit waardenveld
naar ST. AAN wordt de groene verticale lijn, die de
momentele positie van het stuurelement voorstelt, zicht-
baar gemaakt en de positie van het stuurelement ook
numeriek in de regel “IN(gang)” weergegeven.
In het volgende voorbeeld bevindt zich het stuurelement
aan ingang 8 bij -45 % stuurweg. Het uitgangssignaal
bedraagt echter nog steeds 0 %, omdat er nog geen
waarde werd ingevuld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
–045%
000%
000%
?
K 8 K10
>>
AAN
St/S
Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve
is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de steunpun-
ten tussen –125 % en +125 % gevariëerd worden, zie
verder hieronder. Dit stuursignaal heeft alleen effect op
de mixeruitgang.
Tussen de beide eindpunten “L”en “H” kunnen tot max.
vijf extra steunpunten worden gezet, waarbij de mini-
male afstand tussen twee navolgende steunpunten niet
kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
Zodra u nu de toets ENT rechts onder met een vinger
of de meegeleverde stift aantipt, …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
–045%
000%
000%
?
K 8 K10
>>
AAN
St/S
aantippen
… wordt op het snijpunt van de beide lijnen een rode
punt gezet. Parallel daaraan wordt de “?” door een
puntnummer vervangen en het waardenveld rechts
daarnaast geeft de actuele UITgangswaarde weer:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
–045%
000%
000%
1
K 8 K10
>>
AANSt/S
Het zojuist gezette punt kunt u zoals hieronder be-
schreven wordt met de functie X-AS over een bereik
van ±90 % horizontaal en met de functie Y-AS over een
bereik van ±125 % verticaal verschuiven.
Aanwijzing:
Zou het desbetreffende stuurelement niet
exact op het steunpunt zijn ingesteld, dan
moet u er op letten dat de procenten van de
regels “ingang” en “uitgang” altijd betrekking hebben op
de momentele positie van het stuurelement.
Op dezelfde manier gaat u eventueel met de andere
steunpunten te werk, waarbij de volgorde waarin de
maximaal vijf punten tussen de uitersten “L” en “H’
aangemaakt worden niet van belang is, omdat de
steunpunten na het zetten (of wissen) van een steun-
punt automatisch van links naar rechts telkens opnieuw
107
Functiemenu – vrije mixers
doorgenummerd worden.
Wissen van een steunpunt
Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max. 5
weer te wissen, moet de verticale lijn met het bijbe-
horende stuurelement in de buurt van het te wissen
steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van dit
steunpunt en de bijbehorende waarde worden in de
regel “Punt” getoond worden en het punt rood is, zie
afbeelding hieronder, kunt u deze door aantippen van
de toets ENT wissen, bv.:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
–085%
000%
000%
1
K 8 K10
>>
AANSt/S
aantippen
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
–085%
000%
000%
?
K 8 K10
>>
AANSt/S
Wijzigen van steunpunt-waarden
Toets X-AS
Door aantippen van de aan de onderrand van het
display geplaatste toets met een vinger of de meege-
leverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld
punt met de + toets naar eigen inzicht naar rechts
en met de toets op dezelfde manier naar links
verschuiven. Bijvoorbeeld om het bij -45 % gezet-
te punt 1 en het bij +45 % gezette punt 2 lek precies
tussen de desbetreffende eindpositie en de middel-
ste positie te zetten:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
+050%
000%
000%
2
K 8 K10
>>
AANSt/S
Aantippen van de toets X-AS deactiveert deze
functie weer.
Aanwijzingen:
Wanneer u het – rode – punt horizontaal
weg van de actuele positie van het
stuurelement verschuift, wordt het punt
na korte tijd weer groen afgebeeld en verschijnt
er in de regel punt een “?”. Dit vraagteken betreft
echter niet het verschoven punt, maar geeft aan
dat op de actuele positie van het stuurelement
een nieuw punt gezet kan worden.
Let er op, dat de percentages in de regels “IN-
(gang)” en “UIT(gang)” altijd op de momentele po-
sitie van de stuurknuppel slaan, en niet op de po-
sitie van het punt.
Toets Y-AS
Door aantippen van de aan de onderrand van het
display geplaatste toets met een vinger of de meege-
leverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld
punt met de + toets naar eigen inzicht naar boven
en met de toets naar beneden verschuiven, bij-
voorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
ACT
+050%
+050%
+050%
2
K 8 K10
>>
AANSt/S
Aantippen van de toets Y-AS deactiveert deze func-
tie weer.
Aanwijzing:
Let u er op, dat de percentages in de
regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd op
de momentele positie van de stuurknuppel
slaan, en niet op de positie van het punt.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de mixer-keuze en eventueel verder terug
naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
108 Functiemenu – vrije mixers
Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift
op het met “F” aangeduide “tandwiel’-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »TRAINER«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
R FF WK SET
PROG MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT zijn stan-
daard voorzien van een DSC-aansluiting op de achter-
kant van de zender. Deze is niet alleen geschikt zoals
beschreven op bladzijde 24 voor het aansluiten van
vliegsimulatoren, maar ook voor de integratie van de
zender in een kabelgebonden leraar-/leerlingsysteem.
Om de hiervoor benodigde instellingen te kunnen doen,
opent u het menupunt »TRAINER« door dit met een
vinger of de meegeleverde stift aan te tippen:
Trainer
Verbinding van twee zenders met DSC-kabel
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Aanwijzingen:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeel-
de displays van de 12-kanaals zender mz-
24 HoTT worden op het display van de
9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1
… 9 weergegeven.
De bovenstaande afbeelding geeft de uitgangstoe-
stand van dit menu weer: er zijn nog geen stuurele-
menten van de leerling vrijgegeven en er is ook nog
geen schakelaar toegewezen.
Instelling van de leraar-zender
Tot maximaal negen (mz-18 HoTT) resp. 12 (mz-24
HoTT) functie-ingangen, zie “Begripsdefinities” op blad-
zijde 38, van een leraar-zender mz-18 HoTT resp.
maximaal twaalf functie-ingangen van een leraar-zender
mz-24 HoTT kunnen apart of in een willekeurige combi-
natie aan de leerling-zender worden overgegeven.
De met LER. aangeduide waardenvelden resp. toetsen
geven daarom die functie-ingangen weer, waarmee
de stuurfuncties 1 … 4 (kruisknuppelfuncties bij vlieg-
tuig- en helimodel) normaal gesproken bezet zijn en de
vrij toewijsbare ingangen 5 … max. 12 van het menu
»Kanaal set«.
Aanwijzing:
Welke individuele stuurelementen aan de
eventueel aan de leerling over te geven
functie-ingangen toegewezen zijn, is in
principe niet van betekenis. De toewijzing van stuurele-
menten in het menu »Kanaal set« is echter alleen
mogelijk bij een uitgeschakelde leraar-leerling-verbin-
ding.
Kies door aantippen met een vinger of de meegeleverde
stift de aan de leerling over te geven stuurelementen 1
tot max. 12 uit, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruike-
lijke volgorde worden aangehouden:
kanaal funktie
1 motor/rem resp. pitch
2 rolroer resp. rollen
3 hoogteroer resp. nicken
4 richtingroer resp. hekrotor
Om het overgeven van functies te kunnen uitvoeren
moet u nog in het waardenveld onder “St/S” rechts op
het display een leraar-leerling-schakelaar toewijzen,
zoals beschreven op bladzijde 40 in het onderdeel
“Toewijzing van schakelaars, stuurelementen en stuure-
lement-schakelaars”.
Neem hiervoor bij voorkeur een momentschakelaar, om
de besturing op elk moment naar de leraarzender terug
te kunnen nemen, bv. S8:
109
Functiemenu – leraar/leerling
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Omdat op dit vroege tijdstip van de programmering van
een leraar-leerling-systeem er waarschijnlijk nog geen
kant-en-klaar geprogrammeerde leerlingzender aan de
leraarzender zal zijn aangesloten, reageert de zender
direct vanwege de door de schakelaartoewijzing geslo-
ten schakelaar met hoorbare waarschuwingssignalen.
Parallel hieraan zou in het basisdisplay van de zender
om de seconde links boven een waarschuwingmelding
verschijnen, zie afbeelding aan het einde van het vol-
gende hoofdstuk “Draadloos HoTT-systeem”. Open dus
weer de zojuist toegewezen schakelaar.
Tenslotte verandert u nog de waarde onder “TYPE” in
de onderste regel rechts in DSC LE (DSC-leraar), om
de DSC-aansluiting om te zetten naar “signaal-ingang”:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
UIT
DSC-LE
St/S
BIND
TYPE
Het door de leerling te sturen model moet compleet,
d.w.z. met al zijn functies inclusief de trimming en even-
tueel bijbehorende mixerfuncties, in een modelgeheu-
genplaats van de leraar-zender mz-18 HoTT of mz-24
HoTT geprogrammeerd zijn en ook de HoTT-ontvanger
van het model moet aan de leraar-zender “gebonden”
zijn, omdat deze ook tijdens het leerlingvliegen het
model uiteindelijk stuurt;
Een leraarzender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT kan
verbonden worden met iedere geschikte leerlingzender,
ook met zender van de “klassieke” 35-/40-MHz-band. Zo
kan bijvoorbeeld een leraar-zender mz-24 HoTT ook
probleemloos met een leerlingzender mc-24 worden
verbonden
In zoverre de aansluiting aan de leerlingkant
echter NIET via een tweepolige DSC-bus
plaatsvindt, maar bijvoorbeeld aan een
driepolige leraar-leerling-aansluiting uit het assortiment
van Graupner is het een voorwaarde voor een correc-
te verbinding met een leerlingzender dat, onafhan-
kelijk van de bij de leraarzender gebruikte modula-
tiesoort, in de leerlingzender ALTIJD de
modulatiesoort PPM (10, 16, 18 of 24) is ingesteld.
Instelling leerling-zender
Het door de leerling te besturen model moet compleet,
d.w.z. met alle functies inclusief de trimming en eventu-
ele mixerfuncties zowel in een geheugenplaats van de
leraarzender geprogrammeerd en de HoTT-ontvanger
van het desbetreffende model aan de leraarzender
“gebonden” zijn. In principe kan echter een HoTT-leer-
lingzender ook aan een leraarzender van de “klassieke”
35/40 MHz-soort gekoppeld zijn, omdat zich aan de
DSC-bus van de HoTT-zender het voor de leraarzender
benodigde PPM-signaal aanwezig is.
Als leerling-zender kan in principe ook bijna elke andere
zender uit het voormalige en huidige Graupner-pro-
gramma met minstens 4 stuurfuncties gebruikt worden.
De leerling-zender moet eventueel worden voorzien van
de desbetreffende aansluitmodule voor leerling-zenders.
Deze moet volgens de bijgevoegde handleiding op de
zenderprint worden aangesloten.
De verbinding naar de leraarzender vindt plaats via de
bijbehorende kabel, zie volgende dubbele bladzijde.
Meer informatie hierover vindt u in de Graupner hoofd-
catalogus FS en op internet onder www.graupner.de.
De stuurfuncties van de leerlingzender
MOETEN zonder tussenschakeling van
welke mixers dan ook direct op de stuurka-
nalen, d.w.z. de ontvangeruitgangen, effect hebben!
Bij zenders van de “mc”, “mx” of “mz“-serie kunt u het
beste een vrij modelgeheugen van het benodigde mo-
deltype (“vleugel” of “heli”) activeren, van de modelnaam
“Leerling” voorzien en de stuurtoewijzing (mode 1 … 4)
en “gas resp. pitch min naar voren/achteren” aanpassen
aan de gewoonten van de leerling. Alle andere instellin-
gen worden in de basis-instelling gelaten! Alle andere
instellingen alsmede mix- en koppelfuncties vinden uit-
sluitend in de leraar-zender plaats en worden ook vanuit
deze naar het model overgedragen.
Bij zenders van de serie “mz moet ook nog in de
onderste regel van het van het ondermenu »TRAINER«
het waardenveld onder “TYPE” rechts onder op het dis-
play door aantippen met een vinger of de meegeleverde
stift worden aangepast naar DSC LL (“DSC-leerling),
om de DSC-aansluiting op de achterkant van de zender
om te zetten naar “signaal-uitgang”.
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
UIT
DSC-LL
St/S
BIND
TYPE
Bij een leerlingzender mx-20 HoTT, mc-16 HoTT,
mc- 20 HoTT of mc-32 HoTT moet bovendien
eventueel in de regel “DSC-uitgang” van het menu
»Basisinstelling model« de modulatiesoort aan de
nummers van de over te geven stuurkanalen worden
aangepast. Bijvoorbeeld zijn in het signaalpakket van
de modulatiesoort “PPM10” alleen de stuurkanalen 1 …
5 aanwezig, maar niet het kanaal 6 en hoger. Wanneer
dit kanaal ook door de leerling gebruikt moet worden
dient u een modulatiesoort te kiezen die ook dit kanaal
110 Functiemenu – leraar/leerling
bevat! Wanneer bij één van de vier hierboven genoemde
zenders het leerling-gebruik niet met een nieuw aange-
maakt modelgeheugen gestart worden maar met een
al bestaand modelgeheugen, dan moet u er in ieder
geval op letten dat in de regel “Module” van het menu
»Basisinstelling model« “HoTT” is ingesteld. Anders is
het mogelijk dat het aan de DSC-aansluiting aanwezige
PPM-signaal geïnverteerd is.
Bij – oudere – zenders van het type D en “FM” moet
ook nog de servo-draairichting worden gecheckt en
eventueel worden aangepast door het omsteken van de
desbetreffende kabels. Alle mixers moeten ook worden
uitgeschakeld resp. op “nul” worden gezet.
In zoverre u naast de functies van de beide kruisknup-
pels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de leerling-
zender wilt overgeven, moeten in het menu »Instelling
stuurelement« van de leerling-zender aan die ingan-
gen, die overeenkomen met de vrijgegeven functie-in-
gangen 5 … max. 12 van de leraarzender, tenslotte nog
bedieningselementen worden toegewezen.
Belangrijk:
Wanneer u aan de leerlingkant vergeten
zou om een stuurelement toe te wijzen,
dan blijft bij het overgeven van de
stuurfunctie de desbetreffende servo(‘s) in de
middenpositie staan.
Volledig onafhankelijk van de soort HF-verbin-
ding tussen de leraarzender en het model moet
de leerlingzender altijd in de “normale” PPM-mo-
dus staan.
Leraar-leerling-gebruik
Beide zenders worden via de passende kabel, zie
overzicht op de volgende bladzijde, met elkaar verbon-
den: 2-polige stekker met de (eventueel op de kabel
aanwezige) aanduiding “M” (Master) in de bus van de
leraarzender resp. stekker met het eventueel (afhanke-
lijk van de kabel) aanwezige opschrift “S (Student) in de
bijbehorende bus van de leerlingzender steken.
Belangrijke aanwijzingen:
Test in ieder geval VÓÓR de start van
een leraar-/leerling-sessie bij het start-
klare model of alle functies op een juis-
te manier overgegeven kunnen worden.
Steek in geen geval één van de met “S” of “M” ge-
kenmerkte uiteinden van de door u gebruikte le-
raar-/leerlingkabel met 3-polige cinch-stekker in
een bus van het DSC-systeem. Het is daarvoor
niet geschikt. De DSC-bus is uitsluitend geschikt
voor kabels met 2-polige cinch-stekkers.
Leraar-leerling-kabels
4179.1 Voor het leraar-/leerling-gebruik tussen twee
willekeurige, van een DSC-bus voorzie-
ne Graupner-zenders – herkenbaar aan de
tweepolige cinch-stekker aan beide einden.
3290.7 Leraar-/leerlingkabel voor het verbinden van
een leraar-zender met DSC-bus (bv. mx-
12 tot mc-32 HoTT) of ook een van de
optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24
voorziene zender met een Graupner-leer-
ling-zender met leerling-bus van het op-
to-electronische systeem – herkenbaar aan
de aanduiding “S” aan de kant van de drie-
polige cinch-stekker.
3290.8 Leraar-/leerling-kabel voor het verbinden
van een leerling-zender met DSC-bus (bv.
mx-12 tot mc-3 2 HoTT) of ook een van
de optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24
voorziene zender met een Graupner-le-
raar-zender met leraar-bus van het op-
to-electronische systeem – herkenbaar aan
de aanduiding “M” aan de kant van de drie-
polige cinch-stekker.
Meer informatie over de in dit gedeelte genoemde
kabels en modulen voor de leraar- resp. leerling-zen-
ders vindt u in de desbetreffende handleidingen, in de
Graupner hoofdcatalogus FS en op internet onder www.
graupner.de.
111
Functiemenu – leraar/leerling
leraar-zender met DSC-bus leraar-zender met leraarmodule
Best.-Nr. 3290.2, 3290.19, 3290.22
leerlingzender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
mc-16 HoTT,
mc- 20 HoTT
mc-32 HoTT
mx-12 HoTT
mx-16 HoTT
mx-20 HoTT
mz-10 HoTT
mz-12 HoTT
mz-18 HoTT
mz-24 HoTT
mc-19(s, iFS + HoTT) bis mc-24,
mx-22(iFS), mx-24sD 14, FM 414, FM 4014, FM 6014,
mc-10mc-24, mx-22(iFS),
mx-24s
leraar-zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
Aanwijzing:
De op deze pagina weergegeven
verbindingsschema’s geven mogelijke
zenders resp. zendercombinaties weer ten
tijde van de uitgave van deze handleiding.
leraar-/leerling-kabel
Best.-Nr. 3290.8
M
leraar-/leerling-kabel
Best.-Nr. 4179.1
mc-16 HoTT,
mc- 20 HoTT
mc-32 HoTT
mx-12 HoTT
mx-16 HoTT
mx-20 HoTT
mz-10 HoTT
mz-12 HoTT
mz-18 HoTT
mz-24 HoTT
leerling-zender met DSC-bus leerling-zender met leerlingmodule
Best.-Nr. 3290.3, 3290.10, 3290.33
S
leraar-/leerling-kabel
Best.-Nr. 3290.7
leraar-/leerling-kabel
Best.-Nr. 4179.1
Verbindingsschema
112 Functiemenu – leraar/leerling
Draadloos HoTT-systeem
Het leraar-leerling-systeem van de zenders mz-18
HoTT en mz-24 HoTT kan ook draadloos worden
gebruikt. Daarvoor wordt, zoals hieronder beschreven,
de leraar-zender met een leerling-zender “verbonden”.
Deze configuratie is mogelijk tussen zenders, die in het
menu »TRAINER« over de optie “BIND:” beschikken,
zie ook afbeeldingen in dit onderdeel.
Voorbereiden van de zenders
Leraarzender
Het trainermodel moet compleet, d.w.z. met alle functies
inclusief de trimming en eventuele mixerfuncties in een
geheugenplaats van de HoTT-leraar-zender geprogram-
meerd zijn.
Het als lesvliegtuig bedoelde model moet
dus zonder beperkingen door de le-
raar-zender bestuurbaar zijn.
Firmware-versies tot en met V1.019
Als afsluiting van de voorbereidingen moet het
trainermodel aan de leerlingzender worden gebon-
den. Een uitvoerige beschrijving van het bindproces
vindt u op bladzijde 76.
Firmware-versie V1.020 en hoger
Het trainermodel blijft steeds aan de leraarzender
gebonden.
Belangrijke aanwijzing:
Geheel onafhankelijk van de firmwareversie
van de leraarzender MOET bij een leerligzen-
der van het type mx-10 HoTT met firmwares-
tand V 1a20 het trainermodel ALTIJD aan de leerling-
zender gebonden zijn. Tevens is het absoluut nodig, dat
in het modelgeheugen van de leraarzender, dat bij de
trainingsvlucht gebruikt gaat worden, de beide optietoet-
sen van de regel “BIND AAN/UIT” van het menu
ZENDER SET op UIT gezet zijn. Er mag dus zowel
onder RX1 als ook onder RX2 geen binding met een
ontvanger in dit modelgeheugen aanwezig zijn.
Leerling-zender
Bij Graupner-HoTT-zenders van de “mc”, “mx“ of
mz”-serie kunt u het beste een vrij modelgeheugen van
het benodigde modeltype (“vleugel” of “heli”) activeren,
van de modelnaam “leerling” voorzien en de stuurtoewij-
zing (mode 1 … 4) en “gas resp. pitch min naar voren/
achteren” aanpassen aan de gewoonten van de leerling.
Alle andere instellingen en alle mix- en koppelfuncties
vinden uitsluitend in de leraar-zender plaats en worden
ook vanuit deze naar het model overgedragen.
Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruike-
lijke volgorde worden aangehouden:
kanaal funktie
1 motor/rem resp. pitch
2 rolroer resp. rollen
3 hoogteroer resp. nicken
4 richtingroer resp. hekrotor
In zoverre u naast de functies van de beide kruis-
knuppels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de
leerling-zender wilt overgeven, moeten in het menu
»Kanaal set« van de leerling-zender aan die ingangen,
die overeenkomen met de in het menu »TRAINER«
vrij gegeven functie- resp. stuurelement-ingangen 5 …
max.12 van de leraar-zender, tenslotte nog bedienings-
elementen worden toegewezen.
Belangrijk:
Wanneer u aan de leerling-kant vergeten
zou om een stuurelement toe te wijzen
blijft bij het overgeven van de stuurfunctie
de desbetreffende servo(‘s) in de middenpositie
staan.
Voorbereiden van leraar- en leerlingzender
Schakel, eventueel nadat u het trainermodel aan de
leerlingzender heeft gebonden, zie linker kolom, ook de
leraar-zender in en open bij beide zenders het display
»TRAINER«:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Aanwijzing:
De bovenstaande afbeelding geeft de
begintoestand van dit menu weer.
Let er op, dat het waardenveld onder
“TYPE” rechts onder op het display zowel
in de leerling- als in de leraar-zender
op HF staat.
Leerlingzender
Controleer het display en breng het eventueel naar de
toestand zoals in de afbeelding hierboven.
Leraar-zender
Tot maximaal negen functie-ingangen, zie “Begripsdefi-
nities” op bladzijde 38, van een leraar-zender mz-18
HoTT resp. maximaal twaalf functie-ingangen van een
leraar-zender mz-24 HoTT kunnen apart of in een
willekeurige combinatie vanuit de leraarzender aan de
leerling-zender worden overgegeven.
Aanwijzing:
Welke individuele stuurelementen aan de
eventueel aan de leerling over te geven
functie-ingangen toegewezen zijn, is in
principe niet van betekenis. De toewijzing van stuurele-
menten in het menu »Kanaal set« is echter alleen
mogelijk bij een uitgeschakelde leraar-leerling-verbin-
ding.
Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruike-
lijke volgorde worden aangehouden:
113
Functiemenu – leraar/leerling
kanaal funktie
1 motor/rem resp. pitch
2 rolroer resp. rollen
3 hoogteroer resp. nicken
4 richtingroer resp. hekrotor
Kies door aantippen met een vinger of de meegeleverde
stift de aan de leerling over te geven stuurelementen 1
tot max. 12 uit, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Om het overgeven van functies te kunnen uitvoeren
moet u onder “St/S” rechts op het display nog een le-
raar-leerling-schakelaar toewijzen, zoals beschreven op
bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van schake-
laars, stuurelementen en stuurelement-schakelaars”.
Neem hiervoor bij voorkeur een momentschakelaar, om
de besturing op elk moment naar de leraarzender terug
te kunnen nemen, bv. S8:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
UIT
HF
St/S
BIND
TYPE
Omdat op dit vroege tijdstip van de programmering van
een leraar-leerling-systeem er waarschijnlijk nog geen
kant-en-klaar geprogrammeerde leerlingzender aan de
leraarzender zal zijn aangesloten, reageert de zender
direct vanwege de door de schakelaartoewijzing geslo-
ten schakelaar met hoorbare waarschuwingssignalen.
Parallel hieraan zou in het basisdisplay van de zender
om de seconde links boven een waarschuwingmelding
verschijnen, zie afbeelding aan het einde van dit hoofd-
stuk. Open dus weer de zojuist toegewezen schakelaar.
Binden van de leerling-zender aan de leraar-zender
Aanwijzing:
Tijdens de bindingprocedure moet de afstand
tussen de beide zenders niet al te groot zijn.
Eventueel moet de positie van de beide
zenders worden veranderd en de bindingprocedure
herhaald worden.
Start eerst bij de leerling-zender met een aantippen
van de middelste toets van de rechter kolom het proces
“BINDEN”
TRG. LEERLING Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
UIT
HF
St/S
BIND
TY E
aantippen
... en direct daarna bij de leraar-zender:
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
UIT
St/S
BIND
T PE
aantippen
Zodra dit proces is afgesloten verschijnt op beide dis-
plays in plaats van “ZOEK(en)” “AAN”:
TRG. LEERLING Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
GEEN
AAN
HF
St/S
BIND
TYPE
TRG. Graubele Sv
K 1
K 2
K 3
K 4
K 5
K 6
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LEERL.
LER.
LER.
K 7
K 8
K 9
K 10
K 11
K 12
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
LER.
SW 8
AAN
HF
St/S
BIND
TYPE
U kunt nu bij beide zenders terugkeren naar het basis-
display en het trainergebruik na een grondige controle
van alle functies beginnen.
Zou daarentegen maar bij één van de beide of bij geen
enkele zender AAN zichtbaar zijn en de bindingspro-
cedure dus mislukt zijn, dan moet u eventueel de positie
van de beide zenders veranderen en de hele procedure
herhalen.
114 Functiemenu – leraar/leerling
Belangrijke aanwijzing:
Controleer in ieder geval VÓÓR het begin
van het leraar-/leerling-sessie bij het
startklare model of alle functies correct
overgegeven kunnen worden.
Tijdens de …
trainingsvlucht
… kunnen de leraar en de leerling gemakkelijk op enige
afstand van elkaar blijven. De zogenaamde roepafstand
(max. 50 m) moet echter in geen geval overschreden
worden, en er mogen geen andere personen tussen de
leraar en de leerling gaan staan, omdat dit de reikwijdte
van het terugkoppelingskanaal, dat voor de verbinding
van de beide zender wordt gebruikt, kan verkleinen.
In deze bedrijfsmodus ziet het basisdisplay van de
leraar-zender er bv. als volgt uit …
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 05.2V
… en die van de leerling bijvoorbeeld zo:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 02: 34
LEERLING
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
Zou het tijdens een leraar-/leerling-sessie toch een keer
voorkomen dat de verbinding tussen de leraar- en de
leerling-zender verloren gaat, dan neemt de leraar-zen-
der automatisch de besturing van het model over.
Bevindt in deze situatie de leraar-leerling-schakelaar
zich in de “leerling”-positie, dan klinken er zolang het
signaalverlies duurt hoorbare waarschuwingssignalen
en om de seconde verschijnt er links boven op het
display de waarschuwing:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
Geen leerlingsignaal
115
Functiemenu – leraar/leerling
Telemetrie
Instellen en weergeven
Via het »Telemetrie«-menu kunnen in realtime zender-
en ontvanger-data en gegevens van optioneel aange-
sloten telemetrie-sensoren opgeroepen en zichtbaar
gemaakt worden. De ontvanger-data worden via het in
de HoTT-ontvanger geïntegreerde terugkoppelingska-
naal naar de zender overgebracht.
Aan de telemetrie-aansluitingen van de van de actue-
le Firmware voorziene ontvangers GR-12L (Best.-Nr.
S1012), GR-12S HoTT (Best.-Nr. 33505), GR-12 HoTT
(Best.-Nr. 33506), GR-16 HoTT (Best.-Nr. 33508) en
GR-24 HoTT (Best.-Nr. 33512) en GR-32 DUAL (Best.-
Nr. 33516) kunnen eventueel via een V- resp. Y-kabel
maximaal 4 sensoren worden aangesloten.
De mogelijkheid tot update van deze en toekomstige
ontvangers door de gebruiker houdt de bijbehorende
»Teleme trie«-menu’s altijd op de nieuwste stand en
zorgt ervoor, dat toekomstige functies of talen kunnen
worden toegepast.
Aanwijzing:
Na de registratie van uw product onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregistrie-
rung.aspx wordt u automatisch via E-mail over
updates geïnformeerd.
Belangrijke aanwijzingen:
Deze handleiding bespreekt de functies die
beschikbaar waren op het moment van de
uitgave.
Zoals al eerder in het gedeelte “Binden van meerde-
re ontvangers” op bladzijde 76 opgemerkt kunnen
er, indien gewenst, meerdere ontvangers per mo-
del gebonden worden, waarbij binnen de desbetref-
fende programma’s van de zenders mz-18 HoTT en
mz-24 HoTT de mogelijkheid bestaat om maximaal
2 ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd
de maximaal 12 stuurkanalen van de zender naar
eigen inzicht over deze beide ontvangers te verdelen.
Bij een later gebruik is echter alleen de ontvan-
ger, die in de regel “ONTVANGER SELECT. van
het »Telemetrie«-menu” geactiveerd werd, in
staat om een telemetrie-verbinding met de zen-
der op te bouwen!
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
>>
>>
Dat betekent ook omgekeerd dat alleen de als laat-
ste gebonden ontvanger via het »Telemetrie«-menu
kan worden aangesproken! Eventueel moet dus de
volgorde van het binden worden veranderd, voordat
er aan een bepaalde ontvanger instellingen doorge-
voerd kunnen worden.
De tweede en alle andere ontvangers lopen paral-
lel, maar in de modelgeheugen-onafhankelijke sla-
ve-modus!
Omdat de telemetrie-data tussen zender en ontvan-
ger maar na elk vierde datapakket worden uitge-
wisseld heeft de dataoverdracht technisch gezien
een bepaalde tijd nodig, zodat de reactie op bedie-
ningstoetsen en veranderingen van instellingen iets
vertraagd plaatsvindt. Dit is dus geen mankement.
Let er bij het instellen van de radiobesturing al-
tijd op, dat de zenderantenne altijd voldoende ver
van de ontvangerantennes verwijderd is! Anders
riskeert u een gestoorde verbinding op het te-
rugkoppelingskanaal en daardoor een foutief ge-
drag.
Let er bij het vliegen met sleepmodellen
op, dat de minimale afstand tussen de
beide ontvangers minimaal ca. 50 cm
bedraagt. Gebruik eventueel een satellietontvan-
ger, anders zijn er storingen via het terugkoppe-
lingskanaal mogelijk.
Programmeringen aan het model of aan sensoren
mogen alleen plaatsvinden wanneer het model zich
op de grond bevindt. Voer de instellingen alleen door
met een uitgeschakelde motor resp. losgemaakte
aandrijfaccu! Onbedoelde programmeringen kunnen
anders niet worden uitgesloten.
Een bv. per ongeluk geactiveerde servotest zou
eventueel het model kunnen laten neerstorten en tot
schade of letsel kunnen leiden.
Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de blad-
zijden 4 … 7 van dit handboek en bij de ver-
schillende aparte handleidingen.
Alle instellingen (zoals Fail-Safe, omkeer servo-draai-
richting, mixer- en curven-instellingen enz.), die u via
het menu »Teleme trie« programmeert worden uit-
sluitend in de ontvanger opgeslagen en eventueel bij
het ombouwen van de ontvanger in een ander model
daarin meegenomen. Initialiseer uw HoTT-ontvanger
daarom voor de veiligheid opnieuw, wanneer u de
ontvanger in een ander model wilt plaatsen, zie “Re-
set” op bladzijde 32.
Programmeer daarom de omkeer van servo-draai-
richtingen, servoweg, mixer- en curven-instellin-
gen bij voorkeur alleen via de zenderspecifieke
standaardmenu’s van de desbetreffende zender. In
andere gevallen overlappen de instellingen elkaar,
wat later bij gebruik in het gunstigste geval tot on-
overzichtelijkheid, in het ongunstigste geval tot pro-
blemen kan leiden.
Met de Channel-Mapping-functie van het in de zen-
ders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT geïntegreerde
»Telemetrie«-menu kunnen stuurfuncties ook wil-
lekeurig over meerdere ontvangers verdeeld wor-
den of ook meerdere ontvangeruitgangen van dezelf-
de stuurfunctie worden voorzien. Bijvoorbeeld om per
rolroerhelft twee servo’s in plaats van maar één en-
kele te gebruiken enz. Ook hierbij wordt dringend
geadviseerd om bij het programmeren altijd ui-
terst voorzichtig te werk te gaan.
116 Functiemenu – telemetrie
Telemetrie
De onder het verzamelbegrip »Telemetrie« samenge-
vatte menu’s kunnen vanuit het “blauwe” functiemenu
van de zenders mz-18 en mz-24 HoTT opgeroepen
worden. Tip met een vinger of de meegeleverde stift op
het menupunt »TELEMET.«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK
PROG MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Vanuit het basisdisplay van de zender bereikt u het
functiemenu, door met een vinger of de meegeleverde
stift op het met “F” aangeduide “tandwiel”-symbool te
tippen:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Principes van de bediening
De bediening van het »Tele metrie«-menu komt in
principe overeen met de overige menu’s van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT.
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
>>
>>
De weinige afwijkingen worden hieronder beschreven:
Tussen de verschillende bladzijden van het »Teleme-
trie«-menu wisselt u door middel van aantippen van de
toetsen VLG. (vooruit resp. “) en TRG. (terug resp.
”) met een vinger of de meegeleverde stift. De bijbeho-
rende aanwijzingen w.b. de te volgen richting vindt u op
iedere bladzijde van het display rechtsboven in de vorm
van haakjes ( ), bv.:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO <>
REVERSE : OFF
CENTER : 1500µsec
TRIM : –000µsec
LIMIT– : 150%
>OUTPUT CH: 01
LIMIT+ : 150%
PERIOD : 20msec
Is er maar één haakje te zien, dan bevindt u zich telkens
op de eerste resp. laatste bladzijde. Een wisselen van
bladzijde is dan alleen nog in de aangegeven richting
mogelijk.
Menuregels, waarin parameters gewijzigd kunnen
worden, zijn door een daarvoor geplaatst haakje ( )
gemarkeerd, zie afbeelding hierboven. Door aantippen
van de + of toets springt de ”-wijzer telkens een
regel verder resp. terug. Regels die niet op deze manier
kunnen worden geselecteerd kunnen ook niet gewijzigd
worden.
Om een parameter te veranderen tipt u met een vin-
ger of de meegeleverde stift op de toets SET aan de
rechter rand van het display: de desbetreffende para-
meter wordt rood weergegeven. Aansluitend verandert
u de waarde binnen het mogelijke instelbereik met
de toetsen + of en neemt u de waarde over door
de SET -toets aan te tippen. Door middel van aantippen
van de toets TRG. rechts boven op het display keert u
terug naar de vorige pagina en door aantippen van de
toets TRG. links boven op het display komt u terug bij
de uitgangssituatie:
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
>>
>>
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op de
toets van het gewenste ondermenu. Zou er echter in
plaats van het verwachte ondermenu deze melding …
TRG. CLR AAN
S. VOLT 00
3.7V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
… verschijnen, dan bestaat er nog geen verbinding met
een ontvanger. Schakel dus uw ontvanger in en bind
eventueel de desbetreffende ontvanger opnieuw zoals
beschreven op bladzijde 76, resp. activeer deze zoals
onder “Belangrijke aanwijzingen” op de vorige bladzijde
vermeld staat.
117
Functiemenu – telemetrie
Op de eerste, van het opschrift …
RX DATAVIEW
… voorziene displaybladzijde van het ondermenu “IN-
STELLEN/WEERGEVEN” van het »Tele metrie«-menu
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
aantippen
… kunnen geen instellingen worden doorgevoerd. Deze
bladzijde geeft slechts informatie:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX DATAVIEW V6.35 >
S–STR100% R–TEM.+28°C
L PACK TIME 00010msec
R-VOLT :05.0V
L.R-VOLT:04.5V
S–QUA100%S–dBM–030dBm
SENSOR1 :00.0V 00°C
SENSOR2 :00.0V 00°C
waarde betekenis
Vx.xx softwareversie van de ontvanger
S-QUA kwaliteit in % van de bij de ontvanger
aankomende signaalpakketten van de
zender
S-dBm niveau in dBm van het bij de ontvanger
aankomende signaal van de zender
S-STR signaalsterkte in % van het bij de
ontvanger aankomende signaal van
de zender
INSTELLEN/WEERGEVEN
R-TEM. temperatuur ontvanger in °C
L PACK TIME geeft de langste tijdspanne in ms
weer, waarbij datapaketten bij de
overdracht van de zender naar de
ontvanger verloren zijn gegaan
R-VOLT actuele bedrijfsspanning van de
ontvanger in Volt
L.R-VOLT laagste bedrijfsspanning van
de ontvanger sinds het laatste
inschakelen in Volt
SENSOR1 geeft de waarde van de optionele
telemetrie-sensor 1 in Volt en °C aan
SENSOR2 geeft de waarde van de optionele
telemetrie-sensor 2 in Volt en °C aan
S-QUA (signaalkwaliteit)
Deze waarde geeft een soort “waardering van de bruik-
baarheid” van de signaalpakketten van de zender weer,
die bij de ontvanger aankomen.
Deze, door de microprocessor van de ontvanger ge-
produceerde waardering van de signaalpakketten in %
wordt via het terugkoppelingskanaal van de ontvanger
“live” aan de zender meegedeeld en op het display
meegedeeld.
S-dBm (ontvangstvermogen)
Bij de weergave “dBm” gaat het om een logaritmische
waarde om extreem grote verschillen in signaalniveaus
weer te geven, waarbij een niveau van 0 dBm een ver-
mogen van precies 1 mW is. Vermogens > 1 mW hebben
daardoor positieve dBm-waarden, vermogens < 1 mW
negatieve.
Voor een radiobesturing betekent dit, dat vanwege het
feit dat radiosignalen zich als golven uitbreiden en het
signaal op weg naar de ontvanger dus zwakker wordt,
bv. van de 100 mW toegestaan vermogen van de zender
(= 20 dBm) er in de regel (veel) minder dan 1 mW, dus
een niveau < 0 dBm, bij de ontvanger aankomt. Dit wil
dus ook zeggen dat hoe hoger het getal na het min-te-
ken is, des te slechter het ontvangstniveau! Belangrijk
is dit onder andere bij de reikwijdtetest, die u vóór het
vliegen moet uitvoeren.
Voer de reikwijdtetest, zoals beschreven op bladzijde
79, vóór iedere vlucht uit en simuleer daarbij alle ser-
vobewegingen die tijdens de vlucht kunnen voorkomen.
De reikwijdte moet bij een geactiveerde reikwijdtetest
minimaal 50 m op de grond bedragen. Bij deze afstand
mag in het “RX DATAVIEW”-display onder “S-dBm”
hoogstens -80 dBm getoond worden, om veilig te kun-
nen vliegen. Ligt deze waarde daaronder (bv. -85 dBm)
dan moet u in geen geval gaan vliegen. Controleer eerst
de inbouw van uw ontvanger en de plaatsing van de
antennes.
Tijdens het gebruik mag deze waarde niet onder
-90 dBm komen, anders moet u de afstand tot het model
verkleinen. Normaal gesproken start vóór het bereiken
van deze waarde al de akoestische reikwijdte-waarschu-
wing (pieptoon-interval 1 s), die zich aan de signaal-
sterkte van het terugkoppelingskanaal oriënteert, om
een veilig vliegen te garanderen.
S-STR (signaalsterkte)
De signaalsterkte (S-STR) wordt weergegeven in %. In
principe wordt een akoestische reikwijdtewaarschuwing
gestart (pieptoon-interval 1 s), zodra het ontvangst-
signaal op het terugkoppelingskanaal te zwak wordt.
Omdat de zender echter een veel groter zendvermogen
heeft dan de ontvanger kan het model nog steeds veilig
worden bestuurd. De afstand tot het model moet echter
voor de veiligheid worden verkleind, totdat de waarschu-
wing stopt.
R-TEM. (ontvangertemperatuur)
Controleer of de temperatuur van uw ontvanger onder
alle omstandigheden in het toegestane bereik blijft
(ideaal zijn -10 en 55 °C).
De grenswaarden van de ontvangertemperatuur, waarbij
een waarschuwing volgt, kunnen in het ondermenu “RX
SERVO-TEST” onder “ALARM TEMP+” (50 … 80 °C) en
“ALARM TEMP-“ (-20 … +10 °C) worden ingesteld. Bij
het onder- of overschrijden ervan klinkt er een akoes-
118 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
tisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle ontvan-
ger- ondermenu’s “RX” verschijnt rechtsboven “TEMP.E
in rode letters. Op de display-bladzijde “RX DATAVIEW”
wordt bovendien de parameter “R-TEM rood weerge-
geven.
L PACK TIME (datapaketten)
Geeft de langste tijdspanne in ms weer, waarbij datapa-
ketten bij de overdracht van de zender naar de ontvan-
ger verloren zijn gegaan. In de praktijk is dat de langste
periode, waarbij de besturing in de Fail-Safe-modus is
gegaan.
R-VOLT (bedrijfsspanning)
Controleer altijd de bedrijfsspanning van de ontvanger.
Wanneer deze te laag zou zijn mag u uw model in geen
geval verder vliegen resp. starten.
De waarschuwing voor ontvanger-onderspanning kan
in het ondermenu “RX SERVO TEST” onder “ALARM
VOLT” tussen 3,0 en 7,5 Volt worden ingesteld. Bij het
onderschrijden klinkt er een akoestisch signaal en in
alle ontvanger-ondermenu’s “RX …” verschijnt rechts-
boven “VOLT.E in rode letters. In het ondermenu “RX
DATAVIEW” wordt bovendien de parameter R-VOLT
rood weergegeven.
De actuele spanning van de ontvanger-accu is ook op
het basisdisplay, zie bladzijde 20, zichtbaar.
L.R-VOLT (minimale bedrijfsspanning)
“L.R-VOLT” toont de laagste bedrijfsspanning van de
ontvanger sinds het laatste inschakelen aan.
Zou deze spanning duidelijk van de actuele bedrijfs-
spanning “R-VOLT” afwijken, dan wordt de ontvan-
ger-accu mogelijk te sterk belast door de servo’s. Het
gevolg is dat de spanning daalt. Gebruik in dit geval een
zwaardere spanningsvoorziening, om een maximale
veiligheid te garanderen.
Sensor 1 + 2
Geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensoren
1 en eventueel 2 in Volt en °C aan.
RX SERVO
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO <>
REVERSE : OFF
CENTER : 1500µsec
TRIM : –000µsec
LIMIT– : 150%
>OUTPUT CH: 01
LIMIT+ : 150%
PERIOD : 20msec
Let in ieder geval voordat u eventueel op deze
displaybladzijde gaat programmeren op de
aanwijzingen op bladzijde 116.
waarde betekenis mogelijke
instellingen
OUTPUT CH kanaalkeuze 1 … afhankelijk
van ontvanger
REVERSE servo-omkeer UIT / AAN
CENTER servo-midden in μs actueel
opgeslagen
“servo-midden”
TRIM trimpositie in μs
afwijking van de
CENTER-positie
-120 …
+120 μs
LIMIT– wegbegrenzing aan
de „–“-kant van de
servo-weg in %
servo-weg
30 … 150 %
LIMIT+ wegbegrenzing aan
de „+“-kant van de
servo-weg in %
servo-weg
30 … 150 %
PERIOD cyclustijd in ms 10 of 20 ms
OUTPUT CH (kanaalkeuze)
Kies eventueel met de keuzetoetsen de regel “OUTPUT
CH” uit. Druk de SET -toets rechts onder op het display
in. De parameter wordt nu rood weergegeven.
TRG. Graubele
EMPF
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO <>
REVERSE : OFF
CENTER : 1500µsec
TRIM : –000µsec
LIMIT– : 150%
>OUTPUT CH: 01
LIMIT+ : 150%
PERIOD : 20msec
Kies nu de gewenste servo-aansluiting van de ontvan-
ger (bv. 01) uit met de toetsen + of .
De hieronder volgende parameters hebben
altijd betrekking op de hier ingestelde
aansluiting.
Reverse (servo-omkeer)
Stelt de draairichting van de aan het stuurkanaal aange-
sloten servo in: Servo-reverse ON / OFF
CENTER (servo-midden)
In de regel “CENTER” wordt de actuele impulstijd van
het in de regel “OUTPUT CH” gekozen stuurkanaal in μs
weergegeven. Een kanaal-impulstijd van 1500 μs komt
overeen met de standaard middenpositie en is daarmee
het gebruikelijke servo-midden.
Om deze waarde te wijzigen kiest u de regel “CENTER”
en tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op
de toets SET rechts onder op het display. Het waar-
den-veld wordt nu rood weergegeven:
119
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO <>
REVERSE : OFF
>CENTER : 1500µsec
TRIM : –000µsec
LIMIT– : 150%
OUTPUT CH: 01
LIMIT+ : 150%
PERIOD : 20msec
Nu beweegt u het bijbehorende stuurelement, de
stuurknuppel en/of trimhevel naar de gewenste po-
sitie en slaat u de actuele positie op door opnieuw
de SET -toets aan te tippen. Deze positie wordt opge-
slagen als nieuwe neutrale positie.
De nu weergegeven nieuwe waarde is afhankelijk van
de actuele positie van het stuurelement dat dit kanaal
beïnvloedt en eventueel de positie van diens trimming
op het tijdstip, dat de SET -toets werd aangetipt.
TRIM (trimpositie)
In de regel “TRIM” kunt u de neutrale positie van een
servo, die aan een in de regel “OUTPUT CH” gekozen
stuurkanaal is aangesloten in stappen van 1 μs uiterst
nauwkeurig bijstellen: Activeer het waardenveld door
aantippen van de SET -toets rechts onder op het
display met een vinger of de meegeleverde stift. Om de
hier ingestelde TRIM-waarde kan de waarde in de regel
“CENTER” met de toetsen + of in een bereik van
±120 μs aangepast worden.
Standaardinstelling: 0 μs.
LIMIT–/+ (naar beide zijden apart instelbare
begrenzing servo-weg -/+)
Deze optie is bedoeld voor het instellen van een be-
grenzing (limiet) per kant van de servo-weg (roeruitslag)
van de servo, die aan het in de regel “OUTPUT CH”
gekozen stuurkanaal aangesloten is.
De instelling is voor beide richtingen onafhankelijk in
een bereik van 30 … 150 %.
Standaardinstelling: elk 150 %.
PERIOD (cyclustijd)
In deze regel bepaalt u de tijdsafstand van de verschil-
lende kanaalimpulsen. Deze instelling wordt voor alle
stuurkanalen overgenomen.
Wanneer u uitsluitend digitale servo’s gebruikt kan een
cyclustijd van 10 ms worden ingesteld. Bij verschillende
servotypen door elkaar of bij gebruik van alleen analoge
servo’s moet 20 ms zijn ingesteld, omdat dit type anders
“overvraagd” wordt en reageert met “trillen” of “brom-
men”.
RX FAIL SAFE
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
INPUT CH: 01
MODE : HOLD
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
>OUTPUT CH: 01
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1100µsec
Voordat we dit menu beschrijven nog enkele vermanen-
de opmerkingen:
“Niets doen” is het slechtste, wat u hier kunt
doen. In de basisinstelling van de HoTT-ont-
vanger is namelijk “HOLD” standaard.
In het geval van een storing vliegt in het gunstigste
geval het vliegtuigmodel een onbepaalde tijd rechtdoor
en “landt” dan hopelijk ergens, zonder grotere schade
aan te richten! Gebeurt dit echter op een minder gun-
stige plek en op een verkeerd moment, dan zou bv. een
motormodel onbestuurbaar en dus ongecontroleerd
over het vliegveld “razen” en piloten of toeschouwers in
gevaar brengen!
Daarom moet u van tevoren bedenken, of u om dit
soort dingen te vermijden niet op zijn minst “motor
uit” zou moeten programmeren!? Vraag eventueel een
ervaren piloot om raad om voor uw model een “zinvolle”
instelling te vinden.
En nu na dit vermanende wijsvingertje nog een korte
verwijzing naar de drie mogelijke varianten van de
zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT wat betreft de
instelling van Fail Safe:
De eenvoudigste en ook aanbevolen manier is het ge-
bruik van het vanuit het basismenu bereikbare en vanaf
bladzijde 86 beschreven ondermenu »Fail Safe«.
Soortgelijk, maar iets lastiger te bereiken werkt de op de
volgende bladzijden beschreven optie “FAIL SAFE ALL”.
En tenslotte is er nog de relatief ingewikkelde methode
van de individuele instelling binnen het ondermenu “RX
120 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
FAIL SAFE” van het »Telemetrie«-menu door middel
van de opties “MODE”, “F.S. Pos.” en “DELAY”. De be-
schrijving van deze variant begint met de optie “MODE”,
verder hieronder.
waarde betekenis mogelijke
instellingen
OUTPUT CH uitgangskanaal
(servo-aansluiting van
de ontvanger)
1 … afhankelijk
van ontvanger
INPUT CH ingangskanaal (van
zender komend
stuurkanaal)
1 … max. 12
MODE Fail-Safe-modus HOLD
FAIL SAFE
OFF
F.S.POS. Fail-Safe-positie 1000 …
2000 μs
DELAY reactietijd (vertraging) 0,25, 0,50,
0,75 en 1,00 s
FAIL SAFE
ALL opslaan van de Fail-
Safe-posities van alle
stuurkanalen
NO / SAVE
POSITION weergave van de
opgeslagen Fail-Safe-
posities
tussen ca.
1000 en
2000 μs
OUTPUT CH (servo-aansluiting)
In deze regel kiest u het in te stellen OUTPUT CH (ser-
vo-aansluiting van de ontvanger) uit.
INPUT CH (keuze van het ingangskanaal)
Zoals al genoemd op bladzijde 116 kunnen de 9 stuur-
functies van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT resp.
de 12 stuurfuncties van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT bij behoefte willekeurig over meerdere ontvangers
worden verdeeld of ook meerdere ontvangeruitgangen
worden voorzien van dezelfde stuurfunctie. Bijvoorbeeld
om een rolroer met twee servo’s of een groot richtin-
groer ook met twee servo’s in plaats van maar één
enkele servo te kunnen aansturen.
Een verdelen over meerdere HoTT-ontvangers is
raadzaam bij o.a. grote modellen, om bijvoorbeeld lange
servokabels te vermijden. Denk er in dit geval echter
wel aan dat via het »Telemetrie«-menu alleen de in
de regel “ONTVANGER SELECT.” gekozen ontvanger
aangesproken kan worden!
De 9 resp. 12 stuurkanalen (INPUT CH) van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen dusdanig be-
heerd worden, door via zogenaamd “Channel Mapping”
aan de in de regel OUTPUT CH gekozen servo-aanslui-
ting van de ontvanger in de regel INPUT CH een ander
stuurkanaal toe te wijzen.
LET OP: Wanneer u bijvoorbeeld in de basisinstelling
van een modelgeheugen “2 RO” heeft inge-
steld, dan wordt al in de zender de stuurfunc-
tie 2 (rolroer) op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en
rechter rolroer opgedeeld. De corresponderende en
daardoor eventueel ook te mappen INPUT CH van de
ontvanger zouden in dit geval dan de kanalen 02 + 05
zijn, zie het onderstaande voorbeeld.
Voorbeelden:
U wilt bij een groot model elk rolroerblad via twee of
meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffen-
de OUTPUT CH (servo-aansluitingen) telkens één
en hetzelfde INPUT CH (stuurkanaal) toe. In dit ge-
val afhankelijk van de linker of rechter vleugel, als
INPUT CH telkens één van de beide standaard rol-
roer-stuurkanalen 2 + 5.
U wilt bij een groot model het richtingroer met twee
of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffen-
de OUTPUT CH (servo-aansluitingen) telkens één
en hetzelfde INPUT CH (stuurkanaal) toe. In dit geval
het standaard richtingroerkanaal 4.
MODE (methode)
De instellingen van de opties “MODE”, “F.S.Pos.” en
“DELAY” bepalen het gedrag van de ontvanger wanneer
er een storing in de overdracht tussen de zender en
ontvanger zou plaatsvinden.
De onder “MODE” geprogrammeerde instelling heeft
altijd betrekking op het in de regel OUTPUT CH inge-
stelde kanaal.
De fabrieksinstelling is voor alle servo’s “HOLD”.
Voor iedere geselecteerde OUTPUT CH (servo-aanslui-
ting van de ontvanger) kunt u kiezen tussen:
FAI(L) SAFE
Bij deze keuze beweegt de bijbehorende servo in het
geval van een storing na het verstrijken van een in
de regel “DELAY” ingestelde “vertragingstijd” voor de
restduur van de storing naar een in de regel “POSI-
TION” in μs weergegeven positie.
HOLD
Bij een instelling van “HOLD” blijft de servo in het ge-
val van een storing in de laatste als correct bevon-
den servopositie gedurende deze storing.
OFF
Bij een instelling van “OFF” stopt de ontvanger in het
geval van een storing het doorgeven van (tussendoor
opgeslagen) stuurimpulsen voor de desbetreffende
servo-uitgang gedurende deze storing. De ontvanger
schakelt de impulsdoorgave als het ware “uit”.
LET OP: Analoge servo’s en ook sommige digitale
servo’s bieden tijdens het uitvallen van de
stuurimpulsen geen weerstand meer aan
de druk op de roeren en worden daardoor meer of
minder snel uit hun positie geduwd.
F.S.POS. (Fail-Safe-positie)
Voor iedere OUTPUT CH (servo-aansluiting van de
ontvanger) stelt u in de regel “F.S.POS. na het activeren
van het waarden-veld (parameter rood weergegeven)
door aantippen van de toets SET rechts onder op het
display met de toetsen + of díe servo-positie in,
die de servo in het geval van een storing in de modus
“FAI(L) SAFE” moet innemen. De instelling vindt plaats
in stappen van 10 μs, bijvoorbeeld:
121
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
INPUT CH: 01
MODE : HOLD
>F.S.POS : 1150µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 01
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1100µsec
Standaardinstelling: 1500 μs (servo-midden).
Belangrijke aanwijzing:
De functie “F.S.POS.” heeft ook in alle drie de
modi “OFF”, “HOLD” en “FAI(L) SAFE” nog
een bijzondere betekenis voor het geval dat
de ontvanger ingeschakeld wordt, maar (nog) geen
geldig signaal ontvangt:
De servo gaat direct naar de in de regel “positie” inge-
stelde Fail-Safe-positie. Daardoor kunt u bv. verhinderen
dat bij het onbedoelde inschakelen van de ontvanger
bij een uitgeschakelde zender een landingsgestel o.i.d.
inklapt. Tijdens het normale gebruik van het model ge-
draagt de desbetreffende servo zich echter in het geval
van een storing volgens de ingestelde “MODE”.
DELAY (Fail-Safe-reactietijd of vertraging)
Stel hier een vertragingstijd in, na welke de servo’s bij
een onderbreking van het signaal naar de gekozen
posities moeten gaan. Deze instelling wordt voor alle
kanalen overgenomen en betreft alleen de op de mode
“FAIL SAFE” geprogrammeerde servo’s.
Standaardinstelling: 0,75 s.
FAIL SAFE ALL (globale Fail-Safe-instelling)
Dit ondermenu maakt het mogelijk om op een even
eenvoudige manier als het op bladzijde 86 beschre-
ven ondermenu »Fail Safe« van het basismenu de
Fail-Safe-posities van de servo’s met “een druk op de
knop” vast te leggen.
Wissel naar de regel “FAIL SAFE ALL” en activeer het
waarden-veld door aantippen van de SET -toets rechts
onder op het display met een vinger of de meegelever-
de stift. “NO wordt rood weergegeven. Stel daarna de
parameter met de + of toets in op SAVE.
Nu beweegt u met de bedieningselementen van de zen-
der alle servo’s, aan die u in de regel “MODE” “FAI(L)
SAFE” heeft toegewezen of later toewijzen wilt, naar de
gewenste Fail-Safe-posities en hou deze hier vast.
In de onderste regel “POSITION” wordt de actuele
servo-positie voor het zojuist gekozen OUTPUT CH
getoond, bv:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
INPUT CH: 01
MODE : FAI SAFE
F.S.POS : 1150µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 01
>FAIL SAFE ALL: SAVE
POSITION : 1234µsec
Na een hernieuwd aantippen van de SET -toets rechts
onder op het display wisselt de weergave weer van
SAVE naar “NO.
De posities van alle desbetreffende servo’s werden
daardoor opgeslagen en parallel daaraan in de regel
“F.S. Pos. overgenomen, zodat de ontvanger in geval
van storing hierop kan terugvallen.
U kunt nu de bedieningselementen van de zender weer
loslaten.
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
INPUT CH: 01
MODE : FAI SAFE
F.S.POS : 1234µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 01
>FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1234µsec
Schakel de zender uit en controleer de Fail-Safe-posi-
ties aan de hand van de servo-uitslagen.
“Fail Safe” in combinatie met “Channel Mapping”
Om er zeker van te zijn dat ook in het geval van een
storing gemappte servo’s dus servo’s, die door een
gemeenschappelijk stuurkanaal (INPUT CH) worden
aangestuurd op dezelfde manier reageren, bepalen de
bijbehorende instellingen van het INPUT CH het gedrag
van gemappte servo’s !!!
Worden dus bijvoorbeeld de servo-aansluitingen 6, 7 en
8 van een ontvanger gemappt, door aan de OUTPUT
CH (servo-aansluitingen) 06, 07 en 08 als INPUT CH
telkens hetzelfde stuurkanaal “04” toe te wijzen …
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
>INPUT CH: 04
MODE : HOLD
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 06
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1234µsec
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
>INPUT CH: 04
MODE : HOLD
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 07
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1345µsec
122 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
>INPUT CH: 04
MODE : HOLD
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 08
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1456µsec
… dan bepaalt volledig onafhankelijk van de individuele
instellingen van de desbetreffende OUTPUT CH het
INPUT CH 04 het Fail-Safe-gedrag van deze drie aan
het stuurkanaal 4 verbonden servo’s:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
INPUT CH: 04
>MODE : FAI SAFE
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 04
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1500µsec
Dit ook, wanneer deze op zijn beurt bijvoorbeeld met
INPUT CH 01 gemappt is:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FAIL SAFE <>
>INPUT CH: 01
MODE : FAI SAFE
F.S.POS : 1500µsec
DELAY : 0:25sec
OUTPUT CH: 04
FAIL SAFE ALL: NO
POSITION : 1500µsec
In dit geval zou de servo-aansluiting 04 weer volgens de
Fail-Safe-instellingen van CH 01 reageren.
De in de regel “DELAY” ingestelde reactie- of ver-
tragingstijd geldt voor alle op “FAI(L) SAFE” gezette
kanalen.
De volgende instellingen in dit display betreffen altijd
alleen de in de regel “MIXER” gekozen mixers.
Belangrijke aanwijzing:
Als u in de menu’s »Vleugelmixers« of
»Vrije mixers« al mixerfuncties heeft
geprogrammeerd moet u er in ieder geval
op letten dat deze mixers zich niet met die uit het
menu “RX FREE MIXER” overlappen!
MASTER CH (“van”)
Volgens dezelfde, zoals in het onderdeel »Vrije mixers«
op bladzijde 101 uitvoerig beschreven principes wordt
het op het MASTER CH (signaalbron resp. bronkanaal)
liggende signaal met een instelbare hoeveelheid aan
het SLAVE CH (doelkanaal) gemixt.
Kies “00” wanneer er geen mixer aangemaakt moet
worden.
SLAVE CH (“naar”)
Aan het SLAVE CH (doelkanaal) wordt met een bepaald
percentage het signaal van het MASTER CH (signaal-
bron resp. bronkanaal) bijgemixt. Het mixpercentage
wordt door de in de regels “TRAVEL-“ en “TRAVEL+”
ingestelde waarde in procenten bepaald.
Kies “00” wanneer er geen mixer aangemaakt moet
worden.
TRAVEL–/+ (hoeveelheid van de bijmixing in %)
Met de instelwaarden van deze beide regels wordt het
percentage van de bijmixing in relatie tot het MAS-
TER-signaal apart voor de beide richtingen opgegeven.
RX WING MIXER TAIL TYPE (staarttype)
De onderstaande modeltypen staan ook in de basisin-
stelling van een model ter beschikking en moeten bij
voorkeur daar worden ingesteld. In dit geval laat u het
TAIL TYPE altijd op NORMAL.
Wilt u toch liever de in de ontvanger geïntegreerde
mixer gebruiken, dan kunt u de al vooraf ingestelde
mixerfunctie voor het desbetreffende modeltype uitkie-
zen:
RX FREE MIXER
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX FREE MIXER <>
MASTER CH: 00
SLAVE CH : 00
S-TRAVEL–: 100
S-TRAVEL+: 100
>MIXER : 1
RX WING MIXER
TAIL TYPE: NORMAL
waarde betekenis mogelijke
instellingen
MIXER keuze mixer 1 … 5
MASTER CH signaalbron resp.
bronkanaal 0, 1 … afhankelijk
van ontvanger
SLAVE CH doelkanaal 0, 1 … afhankelijk
van ontvanger
S-TRAVEL– bijmixen op de
“–“ kant van de
servoweg in %
servoweg
0 … 100 %
S-TRAVEL+ bijmixen op de
“+“ kant van de
servoweg in %
servoweg
0 … 100 %
RX WING
MIXER
TAIL TYPE
staarttype NORMAL,
V-TAIL (V-staart)
ELEVON
(hoogte/rolroer-
mixer voor delta en
staartloos)
MIXER
Tot maximaal vijf mixers kunnen tegelijkertijd gepro-
grammeerd worden. Wissel via “MIXER” tussen mixer
1… 5.
123
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
NORMAL
Deze instelling komt overeen met het klassieke vlieg-
tuigtype met een staart achteraan en een apart
hoogte- en richtingroer. Voor dit modeltype zijn geen
mixerfuncties nodig.
V-TAIL (V-staart)
Bij dit modeltype worden de stuurfuncties hoogte- en
richtingroer dusdanig met elkaar verbonden dat elk
van de beide stuurvlakken beide door een aparte
servo aangestuurd zowel de hoogte- als de richtin-
groerfunctie hebben.
De servo’s worden normaal gesproken als volgt aan
de ontvanger aangesloten:
OUTPUT CH 3: V-staart-servo links
OUTPUT CH 4: V-staart-servo rechts
Wanneer de draairichting van de servo’s verkeerd
zou zijn moet u de aanwijzingen op bladzijde 42
volgen.
ELEVON (Delta-/Nurflügelmodelle)
De aan de uitgangen 2 en 3 aangesloten servo’s ne-
men de rolroer- en hoogteroerfunctie over.
De servo’s worden normaal gesproken als volgt aan
de ontvanger aangesloten:
OUTPUT CH 2: rol/hoogte links
OUTPUT CH 3: rol/hoogte rechts
Wanneer de draairichting van de servo’s verkeerd
zou zijn moet u de aanwijzingen op bladzijde 42
volgen.
MAAR LET OP:
Deze toewijzing klopt alleen, wanneer u in de
zender noch bij de keuze van uw “Staarttype”
“V-staart” of “2HO sv3+8” noch bij de vleugel-
kleppen “2RO” of “2/4RO 2/4WK” heeft ingesteld!
Anders wordt al in de zender de stuurfunctie 3 (hoogte-
roer) op de stuurkanalen 3 + 8 resp. de stuurfunctie 2
(rolroer) op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter
rolroer gedeeld. De corresponderende stuurkanalen
(INPUT CH) van de ontvanger zouden in deze beide
gevallen dan de kanalen 03 + 08 resp. 02 + 05 zijn.
Als u dus bijvoorbeeld aan de zenderkant “2RO” heeft
ingesteld en de hier besproken optie RX CURVE in
plaats van het individueel instelbare menu »D/R Expo«,
bladzijde 138 resp. 173, van de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT wilt gebruiken, dan moeten er 2 curven
worden gezet. Wanneer u dit niet doet zouden het linker
en rechter rolroer verschillende stuurkarakteristieken
hebben:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX CURVE <>
TYPE : B
>CURVE2 CH : 05
TYPE : B
CURVE3 CH : 04
CURVE1 CH : 02
TYPE : B
CURVE 1, 2 of 3 CH
Kies het gewenste stuurkanaal (INPUT CH) uit.
De volgende instelling TYPE betreft alleen het uitge-
kozen stuurkanaal.
TYPE
Kies de servo-curve uit:
A: EXPO = -100 % en DUAL RATE = 125 %
De servo reageert sterk op knuppelbewegingen rond
de neutraalpositie. Met een toenemende roeruitslag
verloopt de curve vlakker.
RX CURVE
Met de functie RX CURVE kunt u de stuurkarakteristiek
van maximaal 3 servo’s beheren:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX CURVE <>
TYPE : B
CURVE2 CH : 03
TYPE : B
CURVE3 CH : 04
>CURVE1 CH : 02
TYPE : B
waarde betekenis mogelijke
instellingen
CURVE1, 2
of 3 CH kanaaltoewijzing van
de desbetreffende
curven-instelling
1 … afhankelijk
van ontvanger
TYPE type curve A, B, C
zie afbeelding
Expo = +100%
–100% +100%
0
–100% +100%
0
Expo = –100%
–100% +100%
0
–100% +100%
0
linear
–100% +100%
0
–100% +100%
0
TYP B
DR = 125% DR = 70%
servoweg
servoweg
In de regel wordt een niet-lineaire stuurfunctie eventueel
gebruikt voor rolroer (kanaal 2), hoogteroer (kanaal 3)
en richtingroer (kanaal 4). Deze kanaalnummers zijn de
standaardinstelling.
124 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
B: lineaire instelling
De servo volgt de beweging van de stuurknuppel li-
neair.
C: EXPO = +100 % en DUAL RATE = 70 %
De servo reageert zwak op stuurknuppelbewegingen
rondom de neutrale positie. Met toenemende roeruit-
slag verloopt de curve steiler.
Aanwijzing:
De hier geprogrammeerde stuurkarakteristie-
ken hebben ook effect op gemappte ontvan-
geruitgangen.
5CH FUNCTION: „SERVO“ of „SENSOR“
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX CURVE <>
TYPE : B
CURVE2 CH : 03
TYPE : B
CURVE3 CH : 04
>CURVE1 CH : 02
TYPE : B
5CH FUNCTION:SERVO
Bij bepaalde ontvangers is in plaats van een eigen
telemetrie-aansluiting een bepaalde servo-aansluiting
omschakelbaar gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld bij de in
de set mz-18 HoTT en mz-24 HoTT aanwezige ont-
vanger GR-12L aan de aansluiting 5, die ook met een
“T” wordt aangeduid, …
Servo
Sensor
OF
L
No.S1012
… alternatief niet alleen de adapterkabel Best.-Nr.
7168.6S voor de update van de ontvanger, maar ook
een telemetrie-sensor worden aangesloten.
Opdat het aangesloten apparaat door de ontvanger ook
juiste herkend wordt MOET in dit geval de servo-aan-
sluiting 5 dus ook van “SERVO” op “SENSOR” worden
omgezet en andersom.
Verschuif hiervoor met de toets + het symbool ” aan
de linker rand voor de onderste regel en tip dan op
de SET -toets rechts onder op het display:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX CURVE <>
TYPE : B
CURVE2 CH : 03
TYPE : B
CURVE3 CH : 04
CURVE1 CH : 02
TYPE : B
>5CH FUNCTION:SERVO
Met de + of toets kiest u nu de alternatieve instel-
ling “SENSOR”:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX CURVE <>
TYPE : B
CURVE2 CH : 03
TYPE : B
CURVE3 CH : 04
CURVE1 CH : 02
TYPE : B
>5CH FUNCTION:SENSOR
Door nogmaals de SET -toets rechts onder op het dis-
play aan te tippen sluit u de invoer af en keert u eventu-
eel via het gewenste keer aantippen van de TRG. -toets
links boven op het display weer terug naar het basisdis-
play van de zender.
RX SERVO TEST
Met de functie RX SERVO TEST kunt u de aan de actu-
eel actieve ontvanger aangesloten servo’s testen:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
>ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
waarde betekenis mogelijke
instellingen
ALL-MAX servo-weg aan de
“+”-kant voor alle
servo-uitgangen voor
de servotest
1500 … 2000 μs
ALL-MIN servo-weg aan de
“–”-kant voor alle
servo-uitgangen voor
de servotest
1500 … 1000 μs
TEST testprocedure START / STOP
ALARM
VOLT alarmgrens van de
onderspannings-
waarschuwing van de
ontvanger
3,0 … 7,5 V
standaard-
instelling: 3,8 V
ALARM
TEMP+ alarmgrens voor te
hoge temperatuur van
de ontvanger
50 … 80 °C
standaard-
instelling: 55 °C
ALARM
TEMP– alarmgrens voor te
lage temperatuur van
de ontvanger
-20 … +10 °C
standaard-
instelling: -10 °C
125
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
waarde betekenis mogelijke
instellingen
CH
OUTPUT
TYPE
kanaal-volgorde resp.
signaaltype van de
sommensignaal-
uitgang
ONCE, SAME,
SUMI, SUMO en
SUMD
ALL-MAX (servo-weg aan de “+”-kant)
In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de
plus-kant van de stuurweg bij de servotest in. 2000 μs
komt overeen met de volledige uitslag aan de “+”-kant,
1500 μs is de middenpositie.
Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch
kunnen blokkeren.
ALL-MIN (servoweg aan de “–”-kant)
In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de
min-kant van de stuurweg bij de servotest in. 1000 μs
komt overeen met de volledige uitslag aan de “–”-kant,
1500 μs is de middenpositie.
Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch
kunnen blokkeren.
TEST (start/stop)
In deze regel start en stopt u de in de ontvanger geïn-
tegreerde servotest, door via een kort aantippen van
de SET -toets rechts onder op het display met een vin-
ger of de meegeleverde stift het invoerveld te activeren:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
>TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
Met de + of toets kiest u nu START uit …
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
>TEST : START
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
... en start u de test door opnieuw de toets SET rechts
onder op het display aan te tippen. Het invoerveld wordt
weer “normaal” getoond:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
>TEST : START
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
Voor het stoppen van de servotest activeert u zoals
al eerder beschreven weer het invoerveld, kiest u
STOP“ en bevestigt u deze keuze door aantippen van
de SET -toets rechts onder.
ALARM VOLT
(onderspanningswaarschuwing ontvanger)
Via ALARM VOLT wordt de ontvangerspanning bewaakt.
Deze kan tussen 3,0 en 7,5 Volt worden ingesteld. Bij
onderschrijden van de ingestelde alarmgrens klinkt een
akoestisch signaal en in alle “RX …”-displays wordt
rechts bovenaan “VOLT.E” in rode letters weergegeven:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TESTVOLT.E
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : START
>ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
In het display “RX DATAVIEW” wordt bovendien de
parameter “R-VOLT” rood weergegeven:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX DATAVIEW VOLT.E
S–STR100% R–TEM.+28°C
L PACK TIME 00010msec
R-VOLT :03.7V
L.R-VOLT:04.5V
S–QUA100%S–dBM–030dBM
SENSOR1 :00.0V 00°C
SENSOR2 :00.0V 00°C
ALARM TEMP +/- (ontvanger temperatuurbewaking)
Deze beide opties bewaken de ontvangertemperatuur.
Een onderste grenswaarde “ALARM TEMP-“ (-20 …
+10 °C) en een bovenste grenswaarde “ALARM TEMP+”
(+50 … +80 °C) kunnen geprogrammeerd worden. Bij
het onder- of overschrijden van deze instellingen klinkt
een akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en
in alle ontvanger-displays verschijnt er rechtsboven
TEMP.E in rode letters. Op de displaybladzijde “RX
DATAVIEW” wordt bovendien de parameter R-TEM
rood weergegeven.
Zorg ervoor dat u onder alle omstandigheden binnen
het kader van de toegestane temperaturen van uw
ontvanger blijft (ideaal tussen -10 en +55 °C).
126 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
CH OUTPUT TYPE (aansluitingstype)
In deze regel kiest u hoe ontvangeruitgangen worden
aangestuurd of alternatief het signaaltype van de som-
mensignaal-uitgang
ONCE
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:ONCE
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden na
elkaar aangestuurd. Aanbevolen voor analoge ser-
vo’s.
Bij deze instelling worden de servo’s automatisch
in een cyclus van 20 ms bij de 12-kanaals ontvan-
ger GR-24 (Best.-Nr. 33512) 30 ms – aangestuurd,
onafhankelijk van wat er op het display “RX SER-
VO” in de regel “PERIOD” ingesteld resp. weergege-
ven wordt!
SAME
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SAME
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden
in blokken van vier parallel aangestuurd. D.w.z. dat
bij de ontvanger GR-16 (Best.-Nr. 33508) de aan de
aansluitingen 1 tot 4 en 5 tot 8 en bij de ontvanger
GR-24 (Best.-Nr. 33512) de aan de aansluitingen 1
tot 4, 5 tot 8 en 9 tot 12 aangesloten servo’s tegelij-
kertijd hun stuursignalen krijgen.
Aanbevolen bij digitale servo’s, wanneer er meerde-
re servo’s voor één functie worden toegepast (bv. rol-
roeren), zodat de servo’s absoluut synchroon lopen.
Wanneer er uitsluitend digitale servo’s worden ge-
bruikt is het raadzaam om in de regel “PERIOD” van
het display “RX SERVO” 10 ms in te stellen, om de
snellere reactie van digitale servo’s te kunnen benut-
ten. Bij gebruik van analoge servo’s of verschillen-
de types door elkaar moet in ieder geval “20 ms” wor-
den gekozen!
Let bij deze instelling bijzonder op een
voldoende krachtige stroomvoorziening
van de ontvanger. Bij de keuze “SAME”
zijn maximaal 4 servo’s tegelijk in actie en wordt
deze accu daarom zwaarder belast.
SUMO (sommensignaal OUT)
Een als SUMO geconfigureerde HoTT-ontvanger ge-
nereert permanent uit de stuursignalen van al zijn
stuurkanalen een zogenaamd sommensignaal en
heeft dit bijvoorbeeld bij de standaard in de sets aan-
wezige ontvanger GR-24 (Best.-Nr. 33512) aan ser-
vo-aansluiting 8 paraat staan.
Bij ontvangers, waarvan op het display rechts naast
“SUMO” nog een getal van twee cijfers verschijnt…
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMO 08
… wisselt het actieve veld na de bevestiging van
“SUMO” door aantippen van de SET -toets rechts
onder, naar de kanaalkeuze. Door deze keuze be-
paalt u het hoogste van de in het SUMO-signaal op-
genomen stuurkanalen:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMO 08
U kunt de waarde door hernieuwd aantippen van
de SET -toets rechts onder bevestigen of met de
toetsen + of één van de andere kanalen tussen
04 en 09 resp. 12 selecteren en met SET bevesti-
gen.
De ontvangeruitgangen 1 … 8 en eventueel 9 en ho-
ger worden na elkaar in een cyclus van 20 ms (bij
de ontvanger GR-32 DUAL, Best.-Nr. 33516, 30 ms)
aangestuurd, ook wanneer op de displaypagina “RX
SERVO” in de regel “PERIOD” 10 ms ingesteld was,
en aan de uitgang 8 is het bijbehorende sommensig-
naal aanwezig.
In de eerste instantie bedoeld voor het hieronder be-
schreven “satellietgebruik” van twee HoTT-ontvan-
gers kan het door een als SUMO gedefinieerde ont-
vanger gegenereerde sommensignaal bijvoorbeeld
ook voor de aansturing van Flybarless-systemen of
via de adapterkabel Best.-Nr. 33310 voor de aanstu-
ring van vlieg-simulatoren worden gebruikt .
Bij …
satellietgebruik
… worden twee HoTT-ontvangers via een 3-aderi-
ge verbindingskabel (Best.-Nr. 33700.1 (300 mm) of
33700.2 (100 mm) aan de servo-aansluiting met elk
het hoogste nummer met elkaar verbonden. Ontvan-
gers van het type GR-16 (Best.-Nr. 33508) en GR-
24 (Best.-Nr. 33512) moeten bijvoorbeeld aan servo-
uitgang 8 met elkaar worden verbonden. Ontvangers
van het type GR-32 DUAL (Best.-Nr. 33516) beschik-
127
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
ken in tegenstelling daartoe over een eigen, met
“- + S” aangeduide sommensignaal-aansluiting links
onder. Meer informatie hierover vindt u op Internet
onder www.graupner.de.
Via deze verbinding worden alle resp. de in de regel
“CH OUT TYPE” gekozen kanalen van die HoTT-ont-
vanger, die als SUMO geconfigureerd werd, en als
satellietontvangers wordt betiteld, permanent naar
de tweede HoTT-ontvanger, de hoofdontvanger, die
als …
SUMI (sommensignaal IN)
… geprogrammeerd moet worden, overgedragen.
Het signaal gaat altijd steeds in richting SUMI:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMI
De als SUMI gedefinieerde ontvanger gebruikt weer
bij een uitval van de ontvangst alleen dan het van
de SUMO komende sommensignaal, wanneer mini-
maal 1 kanaal in de SUMI op Fail-Safe is geprogram-
meerd.
Heeft de als satellietontvanger SUMO geprogram-
meerde ontvanger een ontvangstuitval, dan nemen
de aan deze ontvanger aangesloten servo’s volledig
onafhankelijk van de hoofdontvanger de in de satel-
lietontvanger geprogrammeerde Fail-Safe-posities in.
Komt het daarentegen bij beide ontvangers tegelij-
kertijd tot een ontvangstuitval, dan gebruikt de soft-
ware, zoals die bij de uitgave van deze handleiding
actueel is, in principe de Fail-Safe-instellingen van
de SUMO.
In uitzonderlijke gevallen zijn wisselwerkin-
gen echter niet uit te sluiten, zodat wij
dringend adviseren om VÓÓR het vlie-
gen met een model deze altijd uitvoerig te testen.
Deze ontvangerconfiguratie is aanbevelenswaardig,
wanneer bv. één van de beide ontvanger op een ont-
vangsttechnisch ongunstige plaats in het model is in-
gebouwd of vanwege het gebruik van koolstof e.d.
het gevaar bestaat dat het ontvangstsignaal afhanke-
lijk van de vliegpositie zwakker kan worden, zodat u
moet rekenen op een verminderde reikwijdte.
Sluit daarom de belangrijkste stuurfuncties in ieder
geval aan op de als SUMI geprogrammeerde hoofd-
ontvanger, zodat het model in geval van een storing
ook dan stuurbaar blijft, wanneer de satelliet-ontvan-
ger SUMO geen geldig signaal meer krijgt.
Telemetrie-sensoren moeten aan de satellietont-
vanger (SUMO) aangesloten worden en deze moet
daarom in de regel “ONTVANGER SELECT.” van
het »Teleme trie«-menu ook geselecteerd worden
(RX 1 … 2), zie “Belangrijke aanwijzingen” op blad-
zijde 116.
Elke ontvanger moet via een eigen aansluiting aan-
gesloten worden aan de gemeenschappelijke
stroom-voorziening. Bij hoge stromen moet dit even-
tueel zelfs als een dubbele uitvoering..
Moet daarentegen
elke ontvanger van
een eigen spannings-
bron zijn voorzien,
dan moet in ieder ge-
val de middelste kabel
uit één van de beide
stekkers van de satel-
lietkabel worden verwijderd, zie afbeelding.
Indien u verdere programmeringen zoals bv. Fail-Sa-
fe-instellingen wilt uitvoeren maakt u de driepolige
satellietverbinding tussen de beide ontvangers los
en schakelt u alleen de desbetreffende ontvanger in.
Eventueel moet u ook de volgorde van het binden
rood
1
23
wijzigen.
SUMD (digitaal sommensignaal)
Een zoals hierboven beschreven als SUMD gecon-
figureerde HoTT-ontvanger genereert permanent uit
de stuursignalen van een te kiezen aantal stuurka-
nalen een digitaal sommensignaal en stelt dit bij de
ontvangers GR-16 en GR-24 aan servo-aansluiting
8 paraat.
Zo’n signaal wordt op dit moment gebruikt voor Fly-
barless-systemen, Power-stroomvoorzieningen enz.
Let in dit geval op de handleiding bij het
aangesloten apparaat, omdat u anders
riskeert dat het model onbestuurbaar
raakt.
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMDHD12
Na het bevestigen van “SUMD” door aantippen van
de SET -toets rechts onder op het display wisselt
het actieve waardenveld naar rechts, voor de keuze
van één van de drie mogelijke reacties van de ont-
vanger in het geval van een ontvangst-uitval (Fail-Sa-
fe-geval):
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMDHD12
128 Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
HD (“hold”)
De als laatst correct bevonden signalen worden
“vastgehouden” (hold).
FS (Fail Safe)
De signalen die van te voren als Fail-Safe-posi-
ties zijn opgeslagen worden nu gebruikt, zie on-
derdeel »Fail Safe« op bladzijde 86.
OF (OFF)
Zolang er een ontvangststoring optreedt worden
er geen signalen gevormd.
Als laatste wisselt het actieve veld na een hernieuwd
aantippen van de SET -toets rechts onder naar de
kanaalkeuze. Met deze keuze bepaalt u het hoog-
ste van de in het SUMD-signaal ingesloten zender-
kanalen:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
>CH OUT TYPE:SUMDHD12
Aanwijzing:
Normaal gesproken hebben de apparaten
die aangesloten kunnen worden geen
hogere waarde dan “12” nodig.
sensor ook inderdaad door de ontvanger herkend werd,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
EAM
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <>
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 70°C
>ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
Wissel nu met de toets ENT rechts onder naar de dis-
plays van de gekozen sensor en controleer of wijzig de
instellingen ervan zoals beschreven in de handleiding bij
de sensor.
INSTELLEN/WEERGEVEN sensor(en)
Indien aan een ontvanger een sensor of meerdere
sensoren zijn aangesloten en er met deze ontvanger
een telemetrie-verbinding bestaat, kunt u in aansluiting
op het hiervoor beschreven display “RX SERVO TEST”
de displays van een willekeurige sensor oproepen en
eventueel ook de instellingen ervan wijzigen.
Zenders van het type mz-18 HoTT en mz-24
HoTT herkennen een aan de ontvanger
aangesloten sensor resp. aangesloten senso-
ren automatisch.
Heeft u minimaal één sensor aan uw ontvanger aange-
sloten en is deze voorzien van Firmware uit hetzelfde
Firmware-pakket Vx als uw ontvanger, dan kunt u direct
tussen de verschillende apparaten wisselen.
De opschriften van de keuzetoetsen zijn als volgt:
ONTV = Ontvanger
GAM = General Air Modul
EAM = Electric Air Modul
VARIO = Vario Modul
GPS = GPS Modul
ESC = Electronic Speed Controller
Tussen de displays van de automatisch geactiveerde
sensoren wisselt u door met een vinger of de meegele-
verde stift één van de “rode” keuzetoetsen aan te tippen,
bv.:
TRG. Graubele
ONTV
GAM
E M
VARIO
GPS
+
VLG.
SET
TRG.
ESC
RX SERVO TEST <
ALL-MIN : 1200µsec
TEST : STOP
ALARM VOLT : 3:8V
ALARM TEMP+: 55°C
>ALL-MAX : 2000µsec
ALARM TEMP–:–10°C
CH OUT TYPE:ONCE
aantippen
De kleur van het veld wisselt naar blauw en na korte tijd
wordt aan het einde van de eerste regel een naar rechts
wijzend haakje ( ”) zichtbaar gemaakt … in zoverre de
129
Functiemenu – telemetrie | instellen/weergeven
SENSOR
Weergave van actieve / inactieve sensoren
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
aantippen
Bij zenders van het type mz-18 HoTT en
mz-24 HoTT worden eventueel aan de
ontvanger aangesloten sensoren bij het
inschakelen van de stroomvoorziening automatisch
herkend en dienovereenkomstig geactiveerd.
Actieve resp. inactieve sensoren worden bij een be-
staande telemetrie-verbinding in dit ondermenu automa-
tisch aangegeven. Een handmatige keuze van sensoren
is daardoor niet meer nodig en ook niet mogelijk,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
GAM
EAM
VARIO
GPS
ESC
AAN
UIT
UIT
AAN
UIT
AANONTV
130 Functiemenu – telemetrie | sensor
Na het aantippen van de desbetreffende toets met een
vinger of de meegeleverde stift …
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
>>
aantippen
… gaat het gekozen ondermenu open. Dit display visu-
aliseert de kwaliteit van de verbinding tussen de zender
en ontvanger:
TRG. Graubele
100%
–60dB
0010ms
–5dB
5.3
090%
QU
TD
ERR
RD
Vc
STR
3.6 Vm
1 2 3 4 5 6 78 9 10 11 12 13 14 15
1 2 3 4 5 6 78 9 10 11 12 13 14 15
Bovenste rij: ontvangstvermogen in dBm van het
bij de zender aankomende signaal
van de kanalen 1 … 75 van de 2,4
GHz-band
Onderste rij: ontvangstvermogen in dBm van
het bij de ontvanger aankomende
signaal van de kanalen 1 … 75 van
de 2,4 GHz-band
Opmerkingen:
De hoogte van de balken is een maatstaf voor het ont-
vangstniveau, uitgedrukt in de vorm van logaritmische
waarden met dBm als eenheid (1 mW = 0 dBm).
0 dBm komt overeen met de beide onderste lijnen in de
bovenstaande grafiek, waaruit blijkt dat het ontvangst-
WEERGAVE HF STATUS
vermogen slechter is wanneer de balk hoger is en
omgekeerd, zie ook “S-dBm (ontvangstvermogen)” op
bladzijde 118.
Naast de grafische weergave van het ontvangstniveau
wordt links daarvan nog meer informatie geboden in de
vorm van getallen. Deze betekenen:
waarde betekenis
QU signaalkwaliteit in % van het bij de zender
aankomende signaal van de ontvanger
STR signaalkwaliteit in % van het bij de
ontvanger aankomende signaal van de
zender
TD ontvangstniveau in dBm van het bij de
zender aankomende signaal van de
ontvanger
ERR geeft de langste periode in stappen van
10 ms aan, waarin datapakketten bij de
overdracht van de zender naar de ontvanger
verloren zijn gegaan
RD ontvangstniveau in dBm van het bij de
ontvanger aankomende signaal van de
zender
Vc actuele bedrijfsspanning van de ontvanger
in volt
Vm laagste bedrijfsspanning van de ontvanger
sinds de laatste inbedrijfname in volt
131
Functiemenu – telemetrie | weergave HF status
Na aantippen van de desbetreffende toets met een
vinger of de meegeleverde stift ...
TRG. Graubele
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
RX1
>>
>>
aantippen
... gaat het geselecteerde ondermenu open.
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
>>
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>>
>>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
HERH. (HERHALEN)
Om de gesproken berichten überhaupt te kunnen star-
ten via de hoofdtelefoon-aansluiting is het nodig om in
ieder gevalt aan de regel “HERH.” (herhalen) een scha-
kelaar toe te wijzen. Dit doet u zoals beschreven in het
onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars
en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40:
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>>
>>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
aantippen
BERICHTEN
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
G
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>>
>>
+
RES
O
V.
GPS
KIEZEN
CLR
NEE
Met de gekozen schakelaar kunt u het laatste gespro-
ken bericht voor de duur van de links van de schakelaar
ingestelde tijd laten herhalen, zolang de toegewezen
schakelaar gesloten is.
N.BERICHT (VOLGEND BERICHT)
Met een aan deze regel toegewezen schakelaar, bij
voorkeur één van de beide toets-schakelaars schakelt
u de in de hieronder beschreven opties “ZENDER”,
“ONTVANGER” en eventueel “sensoren” geselecteerde
berichten achter elkaar, telkens één verder:
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>>
>>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
aantippen
De hierop volgende toewijzing van een schakelaar vindt
plaats zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars” op bladzijde 40.
VARIO
Wanneer in het ondermenu “SENSOR” de regel “VA-
RIO” actief is ( AAN ), kunt u met een aan deze regel
toegewezen schakelaar volledig onafhankelijk van
de andere gesproken mededelingen vario-specifieke
berichten, dus mededelingen omtrent de hoogte van
uw model zoals bv. “langzaam stijgen/dalen” enz. via de
hoofdtelefoon-aansluiting oproepen.
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
>>
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
aantippen
De hierop volgende toewijzing van een schakelaar vindt
plaats zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars” op bladzijde 40.
ZENDER
Na aantippen van de desbetreffende toets met een
vinger of de meegeleverde stift ...
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>>
>>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
aantippen
… gaat het geselecteerde ondermenu open:
TRG. Graubele
ZEND.V
MOD.TIJD
ACCUTIJD
KLOK 1
KLOK 2
TIJD
132 Functiemenu – telemetrie | berichten
In dit menu kunt u de berichten waaruit u kunt kiezen
door middel van het aantippen met een vinger of de
meegeleverde stift willekeurig activeren resp. deactive-
ren, bv.:
TRG. Graubele
ZEND.V
MOD.TIJD
ACCUTIJD
KLOK 1
KLOK 2
TIJD
ONTVANGER
Na aantippen van de desbetreffende toets met een
vinger of de meegeleverde stift …
TRG. Graubele
HERH.
N.BERICHT
ZENDER
GAM
VARIO
10s
GEEN
>>
>>
>>
ESC
GEEN
>>
GEEN
>>
>
+
RES
VARIO
ONTV.
EAM
GPS
aantippen
… gaat het geselecteerde ondermenu open:
TRG. Graubele
TEMP
SIGN.ST
ONTV. VOLT
MIN VOLT
In dit menu kunt u de berichten waaruit u kunt kiezen
door middel van het aantippen met een vinger of de
meegeleverde stift willekeurig activeren resp. deactive-
ren.
„Sensoren“
De displays met sensor-specifieke berichten waaruit u
kunt kiezen kunnen alleen geopend worden wanneer
aan de ontvanger aangesloten sensoren bij het inscha-
kelen van uw ontvanger herkend werden. De keuze van
de desbetreffende berichten vindt op dezelfde manier
plaats als bij de bovenstaande beschrijvingen.
Aanwijzing:
De hier ingestelde keuze is helemaal
onafhankelijk van de “VARIO”-berichten.
Functiemenu vliegtuigmodellen
133
Functiemenu – telemetrie | berichten
Fase
Inrichten van vliegfasen
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »FASE«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Binnen een modelgeheugenplaats bieden de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid, om
maximaal 6 van elkaar afwijkende instellingen voor
verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aan-
geduid met “vliegfasen”, in de desbetreffende menu’s te
programmeren.
Het inrichten van vliegfasen
Het inrichten van vliegfasen voor vliegtuigmodellen
begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen
een naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om
een – soepel – omschakelen naar deze vliegfase moge-
lijk te maken.
De volgorde, waarin de fasen 1 tot max. 6 worden aan-
gemaakt is niet van belang, en er mogen ook nummers
worden overgeslagen. Begin echter toch altijd met “fase
1”, de “normale fase”, die altijd actief is wanneer …
er geen fasen-schakelaar is aangewezen, of
aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase
werd toegekend.
De toekenning resp. het aanhouden van de fasennaam
“NORMAAL” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol
kunnen zijn. De namen zelf hebben geen enkele pro-
grammeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om
bij het verdere programmeren de verschillende vliegfa-
sen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in
alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en ook in de ba-
sis-aanduiding van de zender op het display getoond.
Kolom “FASE”
Voor het inrichten van de eerste “echte” vliegfase tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift op het ge-
wenste waardenveld in de kolom “FASE”, bijvoor-
beeld “FASE 1”:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
FASE 1
FA 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
FASE 1
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
Aanwijzing:
Om de fase 6 te kunnen instellen tipt u
rechts boven in het display op VLG.
[volgende].
Toets NW (NIEUW)
De geselecteerde fase wordt door aantippen van de
toets NW met een vinger of de meegeleverde stift
geactiveerd:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s N AM
Graubele VLG.
NW
+
FASE 1
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
aantippen
Parallel worden in de kolommen “VERTR” (vertra-
ging) en “St/S” (stuurelement/schakelaar) nog meer
waardenvelden zichtbaar gemaakt:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
FASE 1
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Toets NAAM
De bestaande naam van de fase kunt u na aantippen
van de toets NAAM aan de rechter rand van het
display met een vinger of de meegeleverde stift, zo-
als uitvoerig beschreven werd in het onderdeel “Mo-
delnaam” vanaf bladzijde 47, veranderen, bv. in de
naam “START”:
134 Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Toets KOP. (kopiëren)
Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve
fase kunt u, na aantippen van de toets KOP. [kopië-
ren] aan de rechter rand van het display met de vin-
ger of de meegeleverde stift, naar een willekeurige
andere fase kopiëren, bijvoorbeeld:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
D L
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
START
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
aantippen
Door het aantippen van de toets KOP. wordt er een
venster met de vraag naar het doel van het kopieer-
proces weergegeven:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Graubele VLG.
NW
+
S
F
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
JA NEE
FASE 3
START
BRON DOEL
KOPIEER
Om deze standaard instelling te kunnen wijzigen tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak op
de toets onder “DOEL”, …
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Graubele VLG.
NW
+
S
FA
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
JA NEE
FASE 3
START
BRON DOEL
KOPIEER
aantippen
… totdat de gewenste fase verschijnt, bv.:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Graubele VLG.
NW
+
S
FA
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
JA NEE
FASE 4
START
BRON DOEL
KOPIEER
Aantippen van NEE met een vinger of de meegele-
verde stift breekt het proces af.
Aantippen van JA met een vinger of de meegele-
verde stift bevestigt het proces: de bron-fase wordt
gekopieerd naar de doel-fase:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Eventueel verandert u nu nog de bestaande naam
van de fase zoals uitvoerig in het onderdeel “Model-
naam” op bladzijde 47 beschreven, en/of past u de
meegenomen vertragingstijd en meegenomen scha-
kelaar aan uw behoeften aan.
Toets DEL (“delete” = wissen)
Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve
fase kunt u, na aantippen van de toets DEL [DELE-
TE] aan de rechter rand van het display met de vin-
ger of de meegeleverde stift, wissen resp. deactive-
ren, bijvoorbeeld:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
START
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
aantippen
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
FASE 2
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Kolom “VERTR” (vertragingstijd)
Wanneer u tussen de vliegfasen wisselt is het raad-
zaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een
“soepele” overgang NAAR (!) de desbetreffende fase
te programmeren. Daardoor bestaat ook de moge-
lijkheid om voor de wissel van een willekeurige fase
naar bv. fase 3 een andere tijd in te voeren als voor
de wissel naar fase 1.
Voor het wijzigen van een omschakeltijd activeert u
het waardenveld “omschakeltijd” van de gewenste
fase, door deze met een vinger of de meegeleverde
stift aan te tippen, bijvoorbeeld:
135
Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
SPEED
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0 s GEEN
0.0s GEEN
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
0.0s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
SPEED
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Stel nu met de + resp. toets rechts onder de
gewenste waarde in. In het blauwe en dus actieve
waardenveld kunnen omschakeltijden tussen 0 en
9,9 s worden uitgekozen worden, bv.:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
1.2s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
SPEED
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Met de andere fasen gaat u eventueel op dezelfde
manier te werk.
Aanwijzing:
De hier ingestelde “omschakeltijd” heeft
uniform effect op alle vliegfasen-specifieke
instellingen en ook op alle in de “vleugel-
mixer”-menu’s geactiveerde mixers. De wissel tussen
vliegfasen-afhankelijke mixers verloopt dan ook niet
abrupt.
Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar)
In de hierboven beschreven kolommen “FASE” en
“VERTR(aging)” heeft u al aan de vliegfasen 1 ...
max. 6 namen toegewezen en eventueel ook om-
schakeltijden geprogrammeerd, alleen … een om-
schakelen tussen de fasen is nog niet mogelijk. Om
dit mogelijk te maken tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in
de kolom “ST.”, bijvoorbeeld …
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KO P.
DEL
1.2s NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
SPEED
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
2.3s GEEN
3.4s GE N
aantippen
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAA
KO P.
DEL
NAAM
Graubele VLG.
NW
+
START
SPEED
FASE 3
FASE 4
FASE VERTR St/S
GEEN
GEEN
KIEZEN
CLR
NEE
... en wijst u een schakelaar of stuurelement-schake-
laar toe, zoals beschreven in het onderdeel “Toewij-
zing van stuurelementen, schakelaars en stuurele-
ment-schakelaars” op bladzijde 40.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
136 Functiemenu vliegtuigmodellen – fase
137
Voor uw aantekeningen
DR/Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingroer en voor de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »DR/EXPO«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een vliegfasen-afhan-
kelijk omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitsla-
gen en -karakteristieken voor rol- (RO), hoogte- (HO) en
richtingroer (RI) mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2
… 4 via schakelaars.
Een individuele curvenkarakteristiek van de
stuurfunctie 1 (gas/rem) kan in het menu
»Gas curve«, zie bladzijde 146, via maxi-
maal 7 apart te programmeren punten worden ingesteld.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurele-
ment-instelling in het display “K5-9” resp. “K5-12”, direct
op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan,
of deze één enkele servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instel-
baar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijnge-
voelig sturen van het model rond de middenpositie van
de desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en rich-
tingroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een
volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen.
Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het
effect van het stuurelement rondom de middenpositie
vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer
verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van
-100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % over-
eenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik
van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met
een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van
de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang
steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit
effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wor-
dende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportio-
neel toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de
bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of
deze effect heeft op één servo of via willekeurige kop-
pel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Dual-Rate- en Expo-functie kunnen per stuurfunctie
samen via een schakelaar worden bediend … wanneer
er een schakelaar toegewezen werd. Daardoor bestaat
ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo met elkaar
te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot
voordeel kan zijn.
Op de grafiek in het display worden de curvenkarakte-
ristieken direct zichtbaar gemaakt, om de relatie tussen
de uitslag van het stuurelement en de stuurcurve beter
te kunnen beoordelen.
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
Tussen de displays van de verschillende stuurfuncties
wisselt u telkens achter elkaar door het waardenveld
van de regel “K” met een vinger of de meegeleverde stift
aan te tippen:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
HO
+100% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RI
+100% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
138 Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –
DR + DR +
Graubele Sv
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Graubele Sv
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellin-
gen
Wanneer u in het menu “FASE”, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en van een passende naam
heeft voorzien verschijnt deze naam in het display
rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL».
Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om
tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
Instellen van symmetrische of asymmetrische
waarden
Standaard moeten de Dual-Rate- en/of Expo-waar-
den van de geselecteerde stuurfunctie per stuurkant
worden ingesteld. Na het omschakelen van de in de
Firmware-versie 1020 toegevoegde optie SYM” in
de – onderste – regel van UIT naar AAN is ook een
symmetrische, d.w.z. gezamenlijke, instelling van de
beide stuurkanten mogelijk.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee varianten wenst,
wijst u in de met “St/S” aangeduide regel, zoals be-
schreven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars”
TRG.
K
St/S
RO
00% +100%
GEEN
+
RES
NORMAAL
00% 000%
Graubele Sv
KIEZEN
CLR
NEE
SYM UIT
… een schakelaar toe. Bij behoefte kan dit ook een
stuurelement-schakelaar zijn, bv.:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
Tip hierna met een vinger of de meegeleverde stift in de
regel die voorzien is van het opschrift “D/R” op het linker
waardenveld, om een Dual-Rate-waarde aan de min-
kant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter
waardenveld om een Dual-Rate-waarde aan de plus-
kant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
+100% +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+050% +125%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
De Dual-Rate-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek
weergegeven.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
139
Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
standaardwaarde.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheids-
overwegingen minstens 20 % bedragen.
Exponential-Functie
Voor het programmeren van de Exponential-functie tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift in de met
“EXP” aangeduide regel op het linker waardenveld, om
een Expo-waarde aan de min-kant van de stuurweg
in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een
Expo-waarde aan de plus-kant van de stuurweg in te
stellen, bijvoorbeeld:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+1 % +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
000% 000%
Graubele Sv
SYM UIT
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±100 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG.
K
D/R
EXP
St/S
RO
+100% +100%
SW 6
+
RES
NORMAAL
+025% –050%
Graubele Sv
SYM UIT
De Expo-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weerge-
geven.
Aanwijzing:
De hier afgebeelde curve dient alleen ter
demonstratie en stelt in geen geval een echte
expo-curve voor.
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Ex-
po-functie waarden heeft ingevoerd, overlappen de
beide functies elkaar bijvoorbeeld als volgt:
servo-uitslag
servo-uitslag
servo-uitslag
uitslag stuurelement uitslag stuurelement uitslag stuurelement
Expo = +100%, DR = 125% Expo = +100%, DR = 50% Expo = –100%, DR = 50%
Display “K5 … 9” resp. “K5 … 12”
U heeft in het menu »KAN. SET« van het basismenu,
vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties 5
… 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewezen,
bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif SL1 aan
de ingang 8:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Op het display “K5 … 9” resp. “K5 … 12” kunt u de
uitslag daarvan – eventueel specifiek per vliegfase – de-
finiëren.
Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift
in de desbetreffende regel op het linker waardenveld
voor het instellen van de waarde aan de min-kant van
de stuurweg en/of op het rechter waardenveld voor het
instellen van de waarde aan de plus-kant van de stuur-
weg, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
K5-12
100%
+100%
+
RES
+1 0%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –
DR + DR +
Graubele Sv
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
140 Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –
DR + DR +
Graubele Sv
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+089%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+123%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –
DR + DR +
Graubele Sv
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
“Offset”
U heeft zoals hierboven als voorbeeld werd beschre-
ven in het ondermenu »KAN. SET« van het basisme-
nu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties
5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewe-
zen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif
SL1.
Het stuurmidden van dit bedieningselement, d.w.z. zijn
nulpunt, verandert u nu eventueel specifiek per vliegfa-
se in het laatste display van het menu »DR/EXPO«:
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Graubele Sv
Tip met een vinger of de meegeleverde stift de te veran-
deren Offset-waarde aan, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
00 %
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Graubele Sv
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
–011%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Graubele Sv
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar het keuzemenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
141
Functiemenu vliegtuigmodellen – DR/Expo
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »VL MIX«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Vliegfasen-afhankelijke instellingen
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde
134, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een
passende naam heeft voorzien, verschijnt deze in
het display boven rechts in groene letters, bv. «NOR-
MAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende
schakelaars, om tussen de vliegfasen om te scha-
kelen.
Kolom ACT (actief)
In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of de
u de mixer wilt blokkeren BLK of AAN wilt zetten.
Zodra dit waardenveld op AAN staat, kunt u de
mixer met een in de rechter kolom “St/S” toegewe-
zen schakelaar aan- en uitschakelen.
Vleugelmixers
Afstellen van mixers
Kolom SET (instellen)
Om naar het desbetreffende instelveld te wisselen
tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de
bijbehorende toets >> in de kolom “SET”:
Kolom St/S (stuurelement/schakelaar)
In het waardenveld van de kolom St/S wijst u aan de
mixer, zoals uitvoerig beschreven werd in het onder-
deel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een
schakelaar of stuurelement-schakelaar toe.
Regel RI >> RO (richtingroer >> rolroer)
Vaak wordt bij het bedienen van het richtingroer ook het
gedrag om de lengte-as beïnvloed. Dit is vooral storend
bij de zogenaamde meskant-vlucht, waarbij door het feit
dat hier de vleugels verticaal staan de lift van het model
alleen door de romp en het aangestuurde richtingroer
wordt geproduceerd. Daarbij is het mogelijk dat het
model gaat draaien, alsof men rolroer zou sturen. Er is
dus eventueel een correctie om de lengte-as (rolroer)
in een in te stellen mate nodig op de aansturing van het
richtingroer.
Richting en rol blijven natuurlijk ook elk apart bestuur-
baar.
Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk, om de
richting van de uitslag naar behoefte aan te passen.
Via een niet zelf-terugstellende schakelaar of eventueel
een stuurelement-schakelaar kan deze mixer optioneel
ook in- en uitgeschakeld worden, om het model ook
alleen via de rolroeren resp. het richtingroer te kunnen
besturen.
Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op de middelste toets van de
regel “RI >> RO”:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>> AAN
AAN
AAN
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
aantippen
Het desbetreffende instelmenu gaat open:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> RO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> RO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
142 Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> RO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> RO
AMIX% B
+050% +050% +
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Voor de grafische weergave van de actuele
servo-posities wisselt u vanuit bijna alle
menu’s door middel van het aantippen van de
rechts boven in het display geplaatste toets Sv met
een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de
toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het
uitgangspunt.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> O
AMIX% B
+050% +050% +
RES
aantippen
… keert u terug naar de keuze van de mixers:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
AAN
AAN
AAN
>>
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
Regel RO >> RI (rolroer >> richtingroer)
Het richtingroer wordt met een in te stellen hoeveelheid
door de rolroersturing meegenomen, waardoor met
name in combinatie met de rolroerdifferentiatie, bladzij-
de 152, het negatieve draaimoment wordt onderdrukt,
wat een “net” bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtin-
groer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk om
de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van
de welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de
niet-centrerende schakelaars of eventueel een stuurele-
ment-schakelaar kan deze mixer eventueel aan- en uit-
geschakeld worden, om eventueel het model ook via de
rolroeren resp. het richtingroer alleen te kunnen sturen.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo
ingesteld, dat het richtingroer uitslaat naar de
kant van het naar boven draaiende rolroer,
waarbij u met een waarde van rond de 50 % meestal
goed zit.
De instelling vindt normaal gesproken alleen symme-
trisch t.o.v. het neutraalpunt van de rolroer-stuurknuppel
plaats.
Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op de middelste toets van de
regel “RO >> RI”:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
SW 6
AAN
AAN
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
aantippen
Het bijbehorende instelmenu gaat open:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RO >> RI
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RO >> RI
AMIX% B
+100% +100% +
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
143
Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RO >> RI
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RO >> RI
AMIX% B
+050% +050% +
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Voor de grafische weergave van de actuele
servo-posities wisselt u vanuit bijna alle
menu’s door middel van het aantippen van de
rechts boven in het display geplaatste toets Sv met
een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de
toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het
uitgangspunt.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RO >> RI
AMIX% B
+050% +050% +
RES
aantippen
… keert u terug naar de keuze van de mixers:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>> SW 8
AAN
>>
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
SW 6
Regel RI >> HO (richtingroer >> hoogteroer)
Vaak wordt bij het bedienen van het richtingroer ook het
gedrag om de dwars-as beïnvloed. Dit is vooral storend
bij de zogenaamde meskant-vlucht, waarbij door het feit
dat hier de vleugels verticaal staan de lift van het model
alleen door de romp en het aangestuurde richtingroer
wordt geproduceerd. Daarbij is het mogelijk dat het mo-
del gaat draaien, alsof men hoogteroer zou sturen. Er
is dus eventueel een correctie om de dwars-as (hoog-
teroer) in een in te stellen mate nodig op de aansturing
van het richtingroer.
Richtings- en hoogteroer blijven natuurlijk ook elk apart
bestuurbaar.
Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk, om de
richting van de uitslag naar behoefte aan te passen.
Via een niet zelf-terugstellende schakelaar of eventueel
een stuurelement-schakelaar kan deze mixer optioneel
ook in- en uitgeschakeld worden, om het model ook
alleen via de rolroeren resp. het richtingroer te kunnen
besturen.
Voor het instellen van de mixer tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op de middelste toets van de
regel “RI >> HO”:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>> SW 8
AAN
>>
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
SW 6
aantippen
Het bijbehorende instelmenu gaat open:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> HO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
gewenste waardenveld, bijvoorbeeld het linker:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> HO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
144 Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> HO
AMIX% B
+100% +100% +
RES
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> HO
AMIX% B
+050% +050% +
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Voor de grafische weergave van de actuele
servo-posities wisselt u vanuit bijna alle
menu’s door middel van het aantippen van de
rechts boven in het display geplaatste toets Sv met
een vinger of de meegeleverde stift. Aantippen van de
toets TRG. brengt u telkens weer terug naar het
uitgangspunt.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
RI >> O
AMIX% B
+050% +050% +
RES
aantippen
… keert u terug naar de keuze van de mixers:
MIX-TYPE
RI >> RO
RO >> RI
RI >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>> SW 8
AAN
>>
ACT St/SSET
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
SW 6
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar de menukeuze.
145
Functiemenu vliegtuigmodellen – vleugelmixers
Gas-curve
Instellen van de stuurkarakteristiek van de gas-/rem-stuurknuppel
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van een “model
zonder aandrijving” in de basis-instellingen
van het menu »Modelkeuze« resp. »Modelty-
pe« niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »GAS CRV«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
In dit menu kan niet alleen de karakteristiek van de car-
burateur, maar ook de stationaire resp. “motor uit”-posi-
tie van de gasknuppel naar behoefte worden aangepast.
Het menu maakt het dus mogelijk om de stuurkarakte-
ristiek van de gas-stuurknuppel te veranderen, onafhan-
kelijk van het feit of deze stuurfunctie direct op een aan
het stuurkanaal 1 aangesloten servo of via willekeurige
mixers op meerdere servo’s effect heeft.
Vliegfasen-afhankelijke instellingen
In zoverre in het menu »FASE«, bladzijde 134, vliegfa-
sen werden gedefinieerd, kan deze optie vliegfasen-af-
hankelijk worden aangepast. De bijbehorende naam van
de vliegfase wordt rechts boven op het display in groene
letters zichtbaar gemaakt, bv. «NORMAAL».
Schakel eventueel eerst om naar de gewenste vliegfase:
Omzetten van de stuurrichting
In het vliegtuigprogramma van de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT is standaard de “achterste” gasknup-
pel-positie als “motor uit”-positie bij electro-aandrijvin-
gen resp. “stationair”-positie bij verbrandingsmotoren
ingesteld. Door omdraaien van de gascurve kan de
stuurrichting van de gas-stuurknuppel bij behoefte ech-
ter ook van “gas geven van achteren naar voren” naar
“gas geven van voren naar achteren” worden omgezet.
Schakel hiervoor door aantippen van de toets ST. UIT
links onder op het display met een vinger of de meege-
leverde stift de grafische en numerieke weergave van
de knuppelpositie in en activeer vervolgens meteen ook
de mogelijkheid om de Y-coördinaten te kunnen instellen
door de toets Y-AS aan te tippen:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–100%
–100%
000%
L
Graubele Sv
Met de gas-stuurknuppel kan nu in de grafiek een verti-
cale groene lijn synchroon tussen de beide eindpun-
ten “L” en “H” worden verschoven. De huidige stuurknup-
pelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)”
weergegeven (-100 % tot +100 %).
Breng nu de gas-stuurknuppel naar één van de beide
aanslagen, bv. naar de voorste. De groene lijn verschuift
naar rechts en verdwijnt tenslotte onder het witte kader.
Parallel daaraan wisselt de kleur van de punt rechts
boven van groen naar rood:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+100%
+100%
+100%
H
Graubele Sv
Breng nu door aantippen en eventueel ingedrukt hou-
den van de toets aan de rechter rand van het display
met een vinger of de meegeleverde stift de rode punt
naar beneden, naar een waarde van 000 % in de regel
“punt”:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+100%
–100%
000%
H
Graubele Sv
Schuif hierna de gas-stuurknuppel naar de tegenover-
liggende aanslag, in dit voorbeeld naar achteren. De
groene lijn verschuift naar links en de punten aan de
uiteinden van de nu horizontale lijn verwisselen van
kleur:
146 Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–100%
–100%
000%
L
Graubele Sv
Tip met een vinger of de meegeleverde stift zolang op
de + toets aan de rechter rand van het display of houd
deze zo lang ingedrukt, tot in de regel “punt” een waar-
de van +100 % bereikt is:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–100%
+100%
+100%
L
Graubele Sv
Het dusdanig omgedraaide stuursignaal heeft op alle
navolgende mix- en koppelfuncties effect, en op een
eventueel actieve inschakel-waarschuwing van de
Gas-knuppel.
Zetten van steunpunten
De stuurcurve kan tot max. 7 punten, hieronder “steun-
punten” genoemd, langs de hele stuurknuppeluitslag
worden vastgelegd. De grafische weergave maakt het
vastleggen van de steunpunten en de instelling daarvan
veel makkelijker. Het is echter raadzaam om eerst met
zo weinig mogelijk steunpunten te beginnen.
In de softwarematige basis-instelling bepalen 2 steun-
punten, en wel de beide eindpunten aan de onderste
stuurknuppeluitslag “L” (low = -100 % stuuruitslag) en
aan de bovenste stuurknuppeluitslag “H” (high = +100 %
stuuruitslag) een lineaire stuurcurve.
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
000%
L
Graubele Sv
Toets ST. UIT resp. ST. AAN
Aantippen van deze toets met een vinger of de mee-
geleverde stift zet de grafische en numerieke weer-
gave van de knuppelpositie aan resp. uit.
Met het bedieningselement (gas-stuurknuppel) wordt
aansluitend in de grafiek een verticale groene lijn
synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” ver-
schoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook
numeriek in de regel “IN(gang)” aangeduid (-100 %
tot +100 %). Het snijpunt van deze lijn met de des-
betreffende curve is als “UIT(gang)” aangeduid en
kan aan de steunpunten telkens tussen –125 % en
+125 % gevarieerd worden. Dit aldus veranderde
stuursignaal heeft effect op alle navolgende mix- en
koppelfuncties.
In het hieronder genoemde voorbeeld bevindt de
stuurknuppel zich exact tussen het midden en de vol-
ledige uitslag, bij +50 % stuurweg, en maakt vanwe-
ge de lineaire karakteristiek een uitgangssignaal van
ook +50 %.
Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen tot
max. 5 extra steunpunten worden gezet, waarbij de
minimale afstand tot het volgende steunpunt niet
kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
?
Graubele Sv
Toets ENT
Beweeg de stuurknuppel. Zo lang rechts naast “punt”
een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van
de ENT -toets rechts onder het volgende steun-
punt maken. Tegelijkertijd wordt op het snijpunt van
de gele en groene lijn een groene punt zichtbaar ge-
maakt:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
?
Graubele Sv
Zodra u de groene lijn met de stuurknuppel een bé-
tje rondom dat punt beweegt, wordt deze rood en de
“?” door een nummer vervangen; tevens wordt in het
waardenveld rechts van het steunpunt-nummer de
puntwaarde zichtbaar gemaakt:
147
Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
+050%
1
Graubele Sv
De volgorde, waarin de maximaal 5 steunpunten tus-
sen de randpunten “L en “H” worden gevormd, is on-
belangrijk, omdat de steunpunten na het zetten (of
wissen) van een steunpunt automatisch altijd van
links naar rechts opnieuw worden doorgenummerd,
bv.:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–050%
–050%
–025%
1
Graubele Sv
Wissen van een steunpunt
Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max.
5 weer te kunnen wissen, moet de verticale groe-
ne lijn met de stuurknuppel in de buurt van het des-
betreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het
nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waar-
de in de regel “punt” wordt getoond en het punt rood
is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantip-
pen van de toets ENT wissen, bv.:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
+050%
2
Graubele Sv
aantippen
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
?
Graubele Sv
Veranderen van de steunpunt-waarden
Toets X-AS
Door middel van aantippen van deze, aan de onder-
ste rand van het display geplaatste toets met een
vinger of de meegeleverde stift activeert u deze func-
tie.
Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afge-
beelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar
rechts en met de toets op dezelfde manier naar
links verschuiven, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
+018%
000%
?
Graubele Sv
Hernieuwd aantippen van de toets X-AS deacti-
veert deze functie weer.
Aanwijzingen:
Wanneer u de – rode – punt horizontaal
weg van de actuele positie van het
stuurelement verschuift, dan wordt de
punt na een korte tijd weer groen weergegeven
en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit
vraagteken betreft echter niet de verschoven
punt, maar geeft aan, dat op de actuele positie
van het stuurelement een nieuwe punt kan wor-
den geplaatst.
Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(-
gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op
de actuele positie van de stuurknuppel en niet op
de positie van de punt.
Toets Y-AS
Door middel van aantippen van deze, aan de onder-
ste rand van het display geplaatste toets met een
vinger of de meegeleverde stift activeert u deze func-
tie.
Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeel-
de, punt met de + toets naar eigen inzicht naar bo-
ven en met de toets op dezelfde manier naar be-
neden verschuiven, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–030%
+035%
+067%
2
Graubele Sv
Hernieuwd aantippen van de toets Y-AS deactiveert
deze functie weer.
148 Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
Aanwijzing:
Let u er op, dat de percentages in de
regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd
betrekking hebben op de actuele positie
van de stuurknuppel en niet op de positie van de
punt.
Afronden van de gas-curve
AAN -/ UIT -toets in de regel “curve”
Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan
door een eenvoudige druk op de knop automatisch
worden afgerond, doordat u door middel van aantip-
pen van deze toets met een vinger of de meegele-
verde stift deze afrondingsfunctie inschakelt, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
03 %
+035%
+067%
2
Graubele Sv
aantippen
TRG. NORMAAL
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–030%
+035%
+067%
2
Graubele Sv
Belangrijke aanwijzing:
De hier getoonde curven dienen slechts
als demonstratie en stellen geen echte
K1-curven voor.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze.
149
Functiemenu vliegtuigmodellen – gas-curve
Stationairloop
Instellen van een stabiele stationairloop
Aanwijzing:
Dit menu is afhankelijk van de basis-instellin-
gen van het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« eventueel niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »STATION.«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRAINER TELEMET.
aantippen
Gewoonlijk wordt de stationairloop van een verbran-
dingsmotor met het digitale trim-stuurelement van de
gas-stuurknuppel ingesteld. Deze van de desbetreffen-
de positie van het trim-stuurelement afhankelijke statio-
nairpositie van de gasservo kan bij behoefte in dit menu
met een over een bereik van ±20 % instelbare waarde
via een schakelaar in de richting van een hogere resp.
lagere stationairloop worden verschoven.
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
RES
+
Sv
000%
AAN
BLK
Programmering
In de regel “ACT” activeert resp. deactiveert u de optie
“STATION.” door middel van het aantippen van de bijbe-
horende toets met een vinger of de meegeleverde stift,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
RES
+
Sv
000%
AAN
AAN
In de regel “St/S” wijst u voor het bij- resp. wegschake-
len van de in de regel “SET” in te stellen correctiewaar-
de, zoals in het onderdeel “Toewijzing van schakelaars,
stuurelementen en stuurelement-schakelaars” op
bladzijde 40 beschreven, een schakelaar toe, bv.:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
RES
+
Sv
000%
SW 3
AAN
In de regel “SET” stelt u tenslotte nog de gewenste
correctiewaarde in, door met een vinger of de meegele-
verde stift op het bijbehorende waardenveld te tippen:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
RES
+
Sv
000%
SW 3
AAN
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACT
St/S
SET
RES
+
Sv
000%
SW 3
AAN
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.Het instelbereik bedraagt ±100 %, waarbij een
waarde van +100 % de via de gastrimming
ingestelde stationairpositie van de gasservo
met 20 % in de richting van een lagere stationairloop
verschuift en omgekeerd.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze.
150 Functiemenu vliegtuigmodellen – stationairloop
Snap Roll
Programma-automaat
Aanwijzing:
Dit menu is afhankelijk van de basis-instellin-
gen van het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« eventueel niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »SNAP ROLL«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRAINER
aantippen
Een aantal piloten bedient zich bij het vliegen van
zogenaamde “Snap Rolls” graag van een “program-
ma-automaat”.
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groen letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
RI St/S
AAN
+
RES
AAN
AAN
BLK
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
MODE RO
ACT
AAN
–100%
R/P
R/N
L/P
L/N
BLK
BLK
BLK
–100% –100%
–100% +100% +100%
+100% –100% +100%
+100% +100% –100%
De hier beschreven optie “programma-automaat” van
de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT maakt het
mogelijk om over maximaal vier voorgeprogrammeerde
“Snap”-instellingen (rechts positief/rechts negatief en
links positief/links negatief) per vliegfase te beschikken.
De positie van de van de desbetreffende, vooraf aan de
verschillende instellingen toegewezen schakelaars be-
paalt telkens het figurenprogramma, waarbij de knuppel-
signalen volledig onafhankelijk van de actuele positie
van de stuurknuppels op een vaste waarde worden
gezet. D.w.z. dat alle RO-, HO- en RI-servo’s zich zó
bewegen, alsof de desbetreffende stuurknuppel naar de
van te voren ingestelde positie gebracht zou worden.
Waarden over een bereik van ±150 % kunt u in het
waardenveld, dat u door aantippen met een vinger of
de meegeleverde stift geactiveerd en dus blauw heeft
gemaakt zoals u intussen al “gewend” bent met de
drie toetsen aan de rechter rand van het display instel-
len, bijvoorbeeld:
RI St/S
AAN
+
RES
AAN
AAN
BLK
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
MODE RO
ACT
AAN
–100%
R/P
R/N
L/P
L/N
BLK
BLK
BLK
–100% –100%
–100% +100% +100%
+100% –100% +100%
+100% +100% –100%
De verschillende figuren-programma’s worden over het
algemeen geactiveerd resp. gedeactiveerd door in de
kolom “ACT” het desbetreffende waardenveld door mid-
del van aantippen met een vinger of de meegeleverde
stift van BLK op AAN of omgekeerd te zetten, bv.:
RI St/S
AAN
+
RES
AAN
AAN
AAN
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
MODE RO
ACT
AAN
–100%
R/P
R/N
L/P
L/N
AAN
AAN
AAN
–100% –100%
–100% +100% +100%
+100% –100% +100%
+100% +100% –100%
Tenslotte moet nog aan elk geactiveerd figuren-pro-
gramma, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-scha-
kelaars” op bladzijde 40, een schakelaar toegewezen
worden, waarmee u dan tijdens het vliegen de desbe-
treffende figuren-programma’s in- en uitschakelt.
WAARSCHUWING:
Schakel in geen geval één van deze figu-
ren-programma’s ondoordacht vrij en bedien
deze nooit zomaar tijdens het vliegen!
Wanneer u dit op de verkeerde tijd en de verkeerde
plaats zou doen kunt u aanzienlijke schade en letsel
veroorzaken.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display keert u na het afsluiten van uw instellingen weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRA NER TELEMET.
151
Functiemenu vliegtuigmodellen – snap Roll
RO-differentiatie
Instellen van de rolroer-differentiatie
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van “1RO” of
“1RO1WK” in het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »RO DIFF«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rol-
roeruitslag ontstaat door aerodynamische oorzaken
een grotere weerstand dan bij het even ver naar boven
uitslaande roer.
Uit deze asymmetrische verdeling van de luchtweer-
stand resulteert o.a. een draaimoment om de hoogte-as
met als gevolg een “uitdraaien” uit de vliegrichting, zodat
dit ongewenste neveneffect ook wel bekend staat als
“negatief draaimoment”. Dit effect doet zich bij zweef-
vliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker
gelden dan bij bv. motorvliegtuigen met hun duidelijk
kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken ge-
compenseerd worden door een gelijktijdige en tegenge-
stelde uitslag van het richtingroer. Dit veroorzaakt echter
weer extra luchtweerstand en verslechtert de vliegpres-
taties nog meer.
Worden echter de rolroeruitslagen gedifferentieerd,
doordat het naar beneden uitslaande rolroer een kleine-
re uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer,
dan kan daardoor het – ongewenste – negatieve draai-
moment verkleind resp. opgeheven worden. Voorwaarde
is echter wel, dat ieder rolroer wordt aangestuurd door
een aparte servo, die daarom ook meteen in de vleugel
kan worden ingebouwd. Door de kortere aansturingen
ontstaat er een reproduceerbare en spelingvrijere aan-
sturing van het rolroer.
100% (normaal)
50% (gedifferentieerd)
0% (Split)
Deze elektronische differentiatie, die tegenwoordig
gebruikelijk is, heeft in tegenstelling tot de vroegere me-
chanische oplossingen, die meestal al bij de bouw van
het model moesten worden ingesteld en vaak bij sterke
differentiatie snel tot een grote hoeveelheid speling in de
aansturing leidden, grote voordelen.
Zo kan bv. de mate van differentiatie op elk moment ver-
anderd worden, in het meest extreme geval kan de rol-
roeruitslag naar beneden in de zogenaamde “Split”-po-
sitie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op deze manier
wordt niet alleen het negatieve draaimoment, maar
kan er zelfs een positief draaimoment ontstaan, zodat
bij een rolroeruitslag een draaien om de hoogte-as
in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij grote
zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier “nette”
bochten met alleen de rolroeren worden gevlogen, wat
normaal gesproken niet zonder meer mogelijk is.
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groen letters, bv. «NORMAAL». bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
100%
100%
100%
100%
RO1L RO1R
RATE A
RATE B
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
100%
100%
100%
100%
RO1L RO1R
RO2L RO2R
100%
100%
100%
100%
RATE A
RATE B
Aanwijzing:
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van
het in het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« gekozen aantal rolroeren.
Het instelbereik van 100 % aan beide kanten maakt het
152 Functiemenu vliegtuigmodellen – RO-differentiatie
mogelijk om een differentiatie per kant onafhankelijk van
de draairichtingen van de rolroerservo’s in te stellen.
100 % (weg) komt overeen met de normale aanstu-
ring, d.w.z. geen differentiatie, en 0 % (weg) met de
Split-functie.
Hoge absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, zodat
het model bij een rolroeruitslag exact om de lengte-as
draait. Middelmatige waarden van ca. 50 % zij typisch
voor de ondersteuning van de bochten bij een thermiek-
vlucht. De Split-positie (0% weg naar beneden) wordt
graag bij hellingvliegen gebruikt, wanneer de bochten
alleen met de rolroeren moeten worden gevlogen.
Om een waarde te kunnen veranderen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op het desbetreffende
waardenveld, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
100%
1 %
100%
100%
RO1L RO1R
RO2L RO2R
100%
100%
100%
100%
RATE A
RATE B
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
100%
100%
100%
100%
RO1L RO1R
RO2L RO2R
100%
100%
100%
100%
RATE A
RATE B
Aansluitend kunt u in een actief, d.w.z. blauw weerge-
geven waardenveld met de + toets de actuele waarde
verhogen en met de toets verkleinen, bv.:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
100%
100%
066%
100%
RO1L RO1R
RO2L RO2R
100%
100%
100%
100%
RATE A
RATE B
Met de differentiatie-waarde van het rechter rolroer en
ook van de eventueel aanwezige binnenste rolroeren
“RO2L en “RO2R” gaat u op dezelfde manier te werk.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRAINER TELEMET.
153
Functiemenu vliegtuigmodellen – RO-differentiatie
WK-mixers
Instelling van de welfkleppen-mixers
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” of
“2RO” in het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »WK MIX«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134,
vliegfasen heeft aangemaakt en aan elk een pas-
sende naam heeft toegewezen, verschijnt deze op
het display rechts boven in groene letters, bv. «NOR-
MAAL». Bedien dus eventueel de desbetreffende
schakelaars, om tussen de vliegfasen om te scha-
kelen.
SET St/S
AAN
AAN
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
WK-TYPE ACT
AAN
WK
RO >> WK
HO >> WK
WK >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
Kolom “ACT” (actief)
In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of de
u de mixer wilt blokkeren BLK of AAN wilt zetten.
Zodra dit waardenveld op AAN staat, kunt u de
mixer met een in de rechter kolom “St/S” toegewe-
zen schakelaar aan- en uitschakelen.
Kolom “SET” (instellen)
Om naar het desbetreffende instelveld te wisselen
tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de
bijbehorende toets >> in de kolom “SET”:
Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar)
In het waardenveld van de kolom St/S wijst u aan de
mixer, zoals uitvoerig beschreven werd in het onder-
deel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een
schakelaar of stuurelement-schakelaar toe.
Regel WK
Afhankelijk van het gekozen aantal welfkleppen geeft
het display één van de drie hieronder afgebeelde moge-
lijkheden weer:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
WK
000%
OFFSET
RATE A
RATE B
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
+100%
+100%
WK1L WK1R
000%
000%
OFFSET
RATE A
RATE B
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
+100%
+100%
WK1L WK1R
000%
000%
OFFSET
WK2L WK2R
000%
000%
000%
000%
000% 000%
RATE A
RATE B
Regels RATE A / B
Wanneer u, zoals vanaf bladzijde 158 in het on-
derdeel »WK SET« beschreven, een fasentrimming
heeft geactiveerd, kunt u in de waardenvelden van
deze beide regels de mate van hun effect wijzigen.
Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift
154 Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
op het desbetreffende waardenveld, bijvoorbeeld:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
+100%
+100%
W 1L WK1R
000%
000%
OFFSET
WK2L WK2R
000%
000%
000%
000%
000% 000%
RATE A
RATE B
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
+100%
+100%
WK1L WK1R
000%
000%
OFFSET
WK2L WK2R
000%
000%
000%
000%
000% 000%
RATE A
RATE B
Aansluitend kunt u in het actieve, d.w.z. blauw af-
gebeelde waardenveld met de + toets de actue-
le waarde over een bereik van ±125 % verhogen en
met de toets verlagen, bv.:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+100%
+025%
+100%
+100%
WK1L WK1R
000%
000%
OFFSET
WK2L WK2R
000%
000%
000%
000%
000% 000%
RATE A
RATE B
Met de waarde van de uitslag van de linker welfklep
naar beneden (RATE B) en ook met de waarden van
de rechter welfklep en van een eventueel aanwe-
zig tweede paar welfkleppen gaat u op dezelfde ma-
nier te werk. Er zijn symmetrische en asymmetrische
waarden mogelijk.
Regel OFFSET
In deze regel stelt u voor alle bij het model aanwe-
zige welfkleppen de vliegfasen-specifieke posities
van de welfkleppen in. Daardoor kunt u per vliegfase
vastleggen, welke posities de verschillende kleppen
moeten hebben.
Het instelbereik van ±100 % maakt het mogelijk om
onafhankelijk van de draairichtingen van de welf-
kleppenservo’s de kleppen in de gewenste positie te
brengen, bv.:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+100%
+100%
+100%
+100%
WK1L WK1R
+033%
+033%
OFFSET
WK2L WK2R
+100%
+100%
+100%
+100%
+055% +055%
RATE A
RATE B
Aanwijzingen:
Het aanbod aan instelopties is afhanke-
lijk van het in het menu »Modelkeuze«
resp. »Modeltype« gekozen aantal
kleppen.
De hier ingestelde Offsetwaarde van de welfklep-
pen wordt in de in het volgende onderdeel »WK
SET« beschreven fasentrimming overgenomen.
De fasen-specifieke welfkleppenposities van de rol-
roeren stelt u bij de zender mz-18 HoTT in het dis-
play “ST 5-9” resp. bij de zender mz-24 HoTT in het
display “St/S 5-12” van het desbetreffende menu
»DR/Expo«, vanaf bladzijde 138, in de regel “K5”
in, bijvoorbeeld bij de vliegfase “THERMIEK”:
TRG. THERMIEK
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 +020%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Graubele Sv
Aanwijzing:
Afwijkend van het hierboven afgebeelde
display van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de
9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1
… 9 weergegeven.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de mixerkeuze:
SET St/S
AAN
AAN
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
WK-TYPE ACT
AAN
WK
RO >> WK
HO >> WK
WK >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
155
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
Regel RO >> WK
In deze regel kunt u vliegfasen-afhankelijk instellen, met
welk percentage het welfkleppenpaar “WK” en eventueel
“WK2” bij rolroersturing als rolroer meegenomen moet
worden. Normaal gesproken moeten de welfkleppen de
rolroerkleppen echter met een geringere uitslag volgen,
d.w.z. het mixpercentage is kleiner dan 100 %.
Het instelbereik van ±125 % maakt het mogelijk, om de
uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de
welfkleppenservo’s aan de richting van de rolroeren aan
te passen.
Vanwege de aparte instelling van alle waarden kan
eventueel ook een differentiatie van de rolroeruitslagen
van de welfkleppen worden geprogrammeerd.
De diverse waarden moeten zoals hierboven beschre-
ven werd worden aangepast, bv.:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+055%
+055%
+055%
+055%
WK1L WK1R
AAN
RO >> WK
WK2L WK2R
+033%
+033%
+033%
+033%
St/S
RATE A
RATE B
Aanwijzing:
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van
het in het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« gekozen aantal kleppen.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de mixerkeuze:
SET St/S
AAN
AAN
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
WK-TYPE ACT
AAN
WK
RO >> WK
HO >> WK
WK >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
Regel HO >> WK
Voor de ondersteuning van het hoogteroer bij snelle
bochten en bij kunstvlucht neemt deze mixer de rolroe-
ren en welfkleppen bij het bedienen van het hoogteroer
mee. De mixrichting moet dusdanig worden gekozen,
dat bij hoogteroer “up” alle kleppen naar beneden en
omgekeerd, bij hoogteroer “down” naar boven uitslaan.
U kunt voor elk kleppenpaar een symmetrisch of asym-
metrisch effect definiëren. Waarden van ±125 % zijn
mogelijk. Standaard ingesteld zijn waarden van overal
+30 % zowel voor rolroer …
TRG. SPEED
Graubele Sv
+
RES
+030%
+030%
+030%
+030%
RO1L RO1R
AAN
HO >> WK
RO2L RO2R
+030%
+030%
+030%
+030%
St/S VLG.
RATE A
RATE B
… als ook voor welfkleppen:
TRG. SPEED
Graubele Sv
+
RES
+030%
+030%
+030%
+030%
WK1L WK1R
AAN
HO >> WK
WK2L WK2R
+030%
+030%
+030%
+030%
St/S VLG.
RATE A
RATE B
De diverse waarden kunnen zoals onder “regel WK”
beschreven is worden aangepast.
Aanwijzing:
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van
het in het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« gekozen aantal kleppen.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de mixerkeuze:
SET St/S
AAN
AAN
TRG. SPEED
Graubele Sv
WK-TYPE ACT
AAN
WK
RO >> WK
HO >> WK
WK >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
Regel WK >> HO
Bij het zetten van welfkleppen kunnen als neveneffect
momentbewegingen om de dwars-as ontstaan. Het kan
echter ook gewenst zijn, dat bv. het model na een licht
omhoog zetten van de welfkleppen ook iets meer snel-
heid moet gaan maken. Met deze mixer kunt u beide
dingen bereiken.
Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de klep-
pen – afhankelijk van de ingestelde waarde – auto-
matisch de positie van het hoogteroer gecorrigeerd.
156 Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
De instelling vindt symmetrisch of asymmetrisch ten
opzichte van het neutraalpunt van het welfkleppen-stuu-
relement plaats.
Het instelbereik bedraagt ±125 %. Bij deze mixer liggen
de “normale” waarden enkele tientallen procenten. Stan-
daard ingesteld is overal 0 %:
TRG. SPEED
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
HO-L
AAN
WK >> HO St/S VLG.
RATE A
RATE B
De diverse waarden kunnen zoals onder “regel WK”
beschreven is worden aangepast.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de mixerkeuze:
SET St/S
AAN
AAN
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
WK-TYPE ACT
AAN
WK
RO >> WK
HO >> WK
WK >> HO
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
157
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-mixers
WK-SET
Instelling van het effect van het welfkleppen-stuurelement
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” in
het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype«
niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »WK SET«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER
BUTTERFLY
aantippen
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welf-
kleppen geeft het display verschillende mogelijkheden
weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen
toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …”
en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal
“… 4WK”:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
RO1L RO1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE A
RATE B
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
WK1L WK1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
WK2L WK2R
000%
000%
000%
000%
RATE A
RATE B
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groene letters, bv. «NORMAAL«. Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
Programmering
U heeft in het ondermenu »KAN. SET«, bladzijde 94,
aan de afhankelijk van het gekozen aantal welfklep-
pen met “WK1L” aangeduide ingang 6 een stuurele-
ment of schakelaar toegewezen, bijvoorbeeld bij een
model met 2 rolroer- en 2 welfkleppenservo’s:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
WK1L
WK1R
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Optie ACT (actief/geblokkeerd)
Zolang nu het waardenveld rechts naast “ACT” op BLK
of UIT staat …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
RO1L RO1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE A
RATE B
… heeft het in het ondermenu »KAN. SET« aan de
ingang 6 toegewezen bedieningselement effect op
de servo’s 6 en 7 resp. bij een model met maar één
welfkleppenservo alleen op servo 6, uitsluitend met de
in het ondermenu »DR/EXPO« van het functiemenu
ingestelde waarden.
Zodra u echter dit waardenveld op AAN zet …
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE A
RATE B
158 Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
… wordt het in het ondermenu »KAN. SET« aan de
ingang 6 toegewezen bedieningselement naar de in
dit onderdeel beschreven functie “Fasentrimming”
omgeschakeld, waarbij echter de invloed van de in het
ondermenu »DR/EXPO« van het functiemenu ingestel-
de waarden procentueel behouden blijft.
In de hieronder beschreven displays legt u dus vast, met
welk percentage het in het menu »KAN. SET«, bladzijde
94, aan het kanaal 6 toegewezen bedieningselement
in de vorm van een fasentrimming op de welfklep-
pen-posities van de rolroeren, welfkleppen en eventueel
het hoogteroer effect moet hebben.
Optie St/S (stuurelement/schakelaar)
In het waardenveld van de kolom St/S wijst u specifiek
per fase, zoals uitvoerig beschreven in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
lement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schake-
laar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de vliegfase
“THERMIEK”:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
RATE A
RATE B
LET OP: Wanneer u hier UIT schakelt, schakelt u niet
alleen de hier beschreven fasentrimming uit,
maar schakelt u tegelijkertijd om naar de in
het ondermenu »DR/EXPO« al ingestelde waarden!
Standaard zijn dat 100 % per kant.
Regels RATE A / B
U kunt voor ieder kleppenpaar een symmetrisch of
asymmetrisch effect definiëren. Wanneer u in het display
“K5-9” resp. “K5-12” van het menu »DR/EXPO«, blad-
zijde 138, de weginstelling van de regel K5 op +100 %
laat of gelaten heeft, dan zouden waarden tussen 5 en
20 % normaal gesproken voldoende moeten zijn.
Schakel hiervoor naar de gewenste vliegfase om en tip
dan met een vinger of de meegeleverde stift op het in te
stellen waardenveld:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
00 %
000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
RATE A
RATE B
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
000%
000%
000%
000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
RATE A
RATE B
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld
kunt u de actuele waarde over een bereik van ±100 %
met de + toets verhogen en met de toets verklei-
nen, bv.:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
000%
+010%
000%
000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
RATE A
RATE B
Met de andere in te stellen waarden als mede die van
de eventueel aanwezige binnenste rolroeren “RO2L” en
“RO2R” gaat u op dezelfde manier te werk.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren
wisselt u eventueel door middel van aantippen van de
toets VLG. aan de rechter rand van het display naar
de instelpagina van de welfkleppen en voert u hier, op
dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de
gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld:
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+020%
+020%
+020%
+020%
WK1L WK1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
WK2L WK2R
+025%
+025%
+025%
+025%
RATE A
RATE B
Tenslotte wisselt u eventueel door middel van aantippen
van de toets VLG. aan de rechter rand van het display
naar de instelpagina voor het hoogteroer en voert u hier,
op dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd,
de gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld:
159
Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
TRG. THERMIEK
Graubele Sv
+
RES
+005%
+005%
HO-L
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 3
RATE A
RATE B
Aanwijzing:
Standaard is in het menu »KAN. SET« aan de
ingang 6 GEEN stuurelement toegewezen. U
kunt echter op elk moment een stuurelement
of schakelaar toewijzen en daarmee, zoals in dit
onderdeel beschreven is, verschillende welfkleppenposi-
ties binnen een vliegfase instellen.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
160 Functiemenu vliegtuigmodellen – WK-instelling
161
Voor uw aantekeningen
Rem
Instelling van het remsysteem van motormodellen
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van alleen “1RO” in
het menu »Modelkeuze« resp. »Modeltype«
niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »REM«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRAINER TELEMET.
aantippen
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welf-
kleppen geeft het display verschillende mogelijkheden
weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen
toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …”
en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal
“… 4WK”:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
BLKACT St/S
VLG.
AAN
RATE
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
WK1L WK1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
WK2L WK2R
000% 000%
RATE
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
Programmering
In de hieronder beschreven displays stelt u in, met welk
percentage en in welke richting uw vleugelkleppen
en eventueel het hoogteroer bij het “remmen” moeten
uitslaan. Om er voor te zorgen dat deze instellingen
tenslotte ook effect hebben en eventueel via een scha-
kelaar kunnen worden opgeroepen, begint u met de
programmering in de beide direct hieronder beschreven
optievelden “ACT” en “St/S”:
Optie ACT (actief)
In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of
deze functie geblokkeerd ( BLK ) of AAN is.
Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het ef-
fect van het geselecteerde bedieningselement op de
kleppen-instellingen specifiek per fase met een scha-
kelaar, die u in het optieveld “St/S” eventueel toege-
wezen heeft, individueel in- en uitschakelen.
Optie St/S (stuurelement/schakelaar)
In het waardenveld van de kolom St/S wijst u speci-
fiek per fase, zoals uitvoerig beschreven in het on-
derdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars
en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een
schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de
vliegfase “LANDING”:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 8
RATE
Regel RATE
U kunt voor elk kleppenpaar een symmetrisch of
asymmetrisch effect definiëren. Om zowel uitslagen
naar boven als ook naar onderen te kunnen definiëren,
bedraagt het instelbereik ±150 %. Schakel om naar
de gewenste vliegfase, bv. “LANDING”, en tip met een
vinger of de meegeleverde stift op het in te stellen
waardenveld:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 8
RATE
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
162 Functiemenu vliegtuigmodellen – rem
blauw:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 8
RATE
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld
kunt u de actuele waarde over een bereik van ±150 %
met de + toets verhogen en met de toets verklei-
nen, bv.:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
+023% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 8
RATE
Met de waarde van het rolroer aan de andere kant als
mede die van de eventueel aanwezige binnenste rolroe-
ren gaat u op dezelfde manier te werk.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren
wisselt u eventueel door middel van aantippen van de
toets VLG. aan de rechter rand van het display naar
de instelpagina van de welfkleppen en voert u hier, op
dezelfde manier zoals hierboven beschreven werd, de
gewenste instelwaarden in, bijvoorbeeld:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
–034% –034%
WK1L WK1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 8
WK2L WK2R
–045% –045%
RATE
Om een abrupt uitdraaien van de dusdanig ingestelde
(rem-) kleppen te vermijden, wisselt u tenslotte nog
door middel van het aantippen van de toets VLG. aan
de rechter rand van het display naar het laatste display
van deze optie: Hier stelt u op dezelfde manier, zoals
hierboven werd beschreven, een tijdsvertraging in voor
het uitdraaien van de kleppen, bijvoorbeeld:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
1.2s
VERTRAGING VLG.
Aanwijzing:
Een “soepel” indraaien van de kleppen bereikt
u door in het menu »FASE«, bladzijde 134,
bijvoorbeeld ook nog naast de fase «NOR-
MAAL» een fase «LANDING» en bij beide een
omschakelvertraging aan te maken. Als schakelaar wijst
u daarna dezelfde schakelaar toe, waarmee u ook de
remfunctie bedient.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRA NER TELEMET.
163
Functiemenu vliegtuigmodellen – rem
Butterfly
Instelling van het remsysteem bij zweefmodellen
Aanwijzing:
Dit menu is afhankelijk van de basisinstellin-
gen van het menu »Modelkeuze« resp.
»Modeltype« eventueel niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »BUTTERFLY«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PR .MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
Afhankelijk van het gekozen aantal rolroeren en welf-
kleppen geeft het display verschillende mogelijkheden
weer. De bovenste van de beide volgende afbeeldingen
toont het display bij de instelling van minimaal “2RO …”
en de onderste afbeelding bij de keuze van maximaal
“… 4WK”:
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
WK1L WK1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
WK2L WK2R
000% 000%
RATE
In dit menu wordt een bijzondere kleppen-combinatie
toegepast, die ook wel kraai-positie” of “Butterfly wordt
genoemd: in de Butterfly-positie gaan de beide rolroeren
iets naar boven en de welfkleppen zover mogelijk naar
beneden. Via een derde mixer wordt het hoogteroer
zo bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten opzichte van de
normale snelheid niet wezenlijk verandert.
Dit samenspel van de welfkleppen, de rolroeren en
het hoogteroer dient er voor, om de glijhoek tijdens de
landing te bepalen. (De Butterfly-kleppenpositie wordt
vooral bij modellen zonder mandragend voorbeeld
gebruikt in plaats van rem- resp. stoorkleppen.)
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
Programmering
De hieronder beschreven “Butterfly”-mixers worden door
de standaard aan de ingang “K1” toegewezen gas-/
rem-stuurknuppel of alternatief door een willekeurig
ander bedieningselement van de zender, dat aan de
ingang K1 van het menu »KAN. SET«, bladzijde 94,
werd toegewezen, bediend.
In de meeste gevallen zal echter de keuze bij de al
ingestelde stuurelement blijven en de rem via de niet
neutraliserende K1-stuurknuppel worden bediend:
TRG. Graubele
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weerge-
geven.
Een gebruik van andere bedieningselementen maakt
het echter mogelijk, om de rem ook alternatief via één
van de extra stuurelementen te bedienen, wanneer de
K1-knuppel al voor andere doeleinden in gebruik is.
Het neutraalpunt (Offset), dat op de laatste display-pagi-
na van dit menu ingesteld wordt, resp. de op het display
164 Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
als “BUTTERFLY UIT” aangeduide positie van het
stuurelement, kan op een willekeurige plek worden vast-
gelegd. Omdat de correcte instelling hiervan echter een
belangrijke voorwaarde voor de juiste werking van de
kleppen is, behandelen we deze beschrijving als eerste.
Display BUTTERFLY UIT
Schakel dus om naar de gewenste vliegfase, bv. naar
de vliegfase «LANDING» en tip daarna het gewenste
aantal keren op de toets VLG. aan de rechter rand van
het display met de startpagina van het menu »BUTTER-
FLY«, …
TRG. LANDING
Graubele Sv
000% 000%
RO1L RO1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE
aantippen
… totdat deze pagina op het display verschijnt:
TRG. LANDING
Graubele Sv
000%
+100%
BUTTERFLY UIT VLG.
Beweeg daarna het aan de ingang “K1” toegewezen
bedieningselement, standaard de gas-/rem-stuurknup-
pel, naar de positie waarbij de kleppen ingedraaid resp.
gesloten moeten zijn. De telkens actuele positie van het
stuurelement wordt rechts van het waardenveld in het
geel weergegeven:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+090%
+100%
BUTTERFLY UIT VLG.
Wanneer de gewenste positie is bereikt, neemt u deze
over in het waardenveld door met een vinger of de mee-
geleverde stift aan te tippen, bv.:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+090%
+100%
BUTTERFLY UIT VLG.
aantippen
De in het geel weergegeven actuele positie van het
stuurelement wordt direct in het waardenveld overge-
nomen:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+090%
+090%
BUTTERFLY UIT VLG.
De keuze van het Offset- resp. BUTTERFLY UIT-punt
bepaalt in dit verband echter niet alleen de positie van
het stuurelement, waarbij het remsysteem ingedraaid
resp. gesloten is, maar ook de bedieningsrichting van
het toegewezen bedieningselement, standaard de
K1-stuurknuppel, bij het uitdraaien van het remsysteem:
Bij rem-Offset-waarden met een “+” ervoor worden
de kleppen uitgedraaid, wanneer het desbetreffende
bedieningselement, bv. de K1-stuurknuppel, van
voren naar achteren, dus naar de piloot toe, wordt
bewogen.
Bij rem-Offset-waarden met een “-” ervoor worden
de kleppen uitgedraaid, wanneer het desbetreffende
bedieningselement, bv. de K1-stuurknuppel, van
achteren naar voren, dus van de piloot af, wordt
bewogen.
Wordt het Offset-punt echter niet helemaal aan het
desbetreffende uiteinde van de stuurweg gelegd,
zie afbeelding hierboven, dan is de rest van de weg
tot aan de uitslag “loos bereik”, d.w.z. dit “loze” stuk
beïnvloedt niet langer één van de hieronder beschre-
ven kleppenmixers.
Dit loze bereik garandeert, dat ook bij geringe afwij-
kingen van de einduitslag van het remkleppenstuu-
relement alle reminstellingen op “neutraal” blijven
staan. Tegelijkertijd wordt de effectieve uitslag van
het stuurelement weer over 100 % verdeeld.
Nadat nu de rem-Offset, die voor het beoordelen van de
in te stellen kleppen-uitslagen niet onbelangrijk is, werd
ingesteld, keert u terug naar de eerste displaypagina
van het menu »BUTTERFLY«, door de toets VLG. aan
de rechter rand van het display met een vinger of de
meegeleverde stift eenmaal aan te tippen:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+090%
+090%
BUTTERFLY UIT VLG.
aantippen
165
Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
BLK
ACT St/S
VLG.
AAN
RATE
In dit display en eventueel ook in de hieronder beschre-
ven displays geeft u nu aan, met welk percentage en
in welke richting uw vleugelkleppen en eventueel ook
het hoogteroer voor het “remmen” moeten uitslaan. Om
deze instellingen echter ook effect te laten hebben en bij
behoefte via een schakelaar te kunnen oproepen wordt
na het instellen van het Offset-punt ook de programme-
ring van de beide direct hierop volgende optievelden
“ACT” en “St/S” gedaan:
Optie ACT (actief)
In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of
deze functie geblokkeerd ( BLK ) of AAN is.
Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het ef-
fect van het geselecteerde bedieningselement op de
kleppen-instellingen specifiek per fase met een scha-
kelaar, die u in het optieveld “St/S” eventueel toege-
wezen heeft, individueel in- en uitschakelen.
Optie St/S (stuurelement/schakelaar)
In het waardenveld van de kolom St/S wijst u speci-
fiek per fase, zoals uitvoerig beschreven in het on-
derdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars
en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, een
schakelaar of stuurelement-schakelaar toe, bv. in de
vliegfase “LANDING”:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 5
RATE
Regel RATE
Schakel om naar de gewenste vliegfase, bv. «LAN-
DING», en tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het in te stellen waardenveld. Om zowel uitslagen
naar boven als ook naar onderen te kunnen definiëren,
bedraagt het instelbereik ±150 %.
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 5
RATE
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
000% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 5
RATE
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld
kunt u de actuele waarde over een bereik van ±150 %
met de + toets verhogen en met de toets verklei-
nen, bv.:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
+023% 000%
RO1L RO1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 5
RATE
Met de waarde van het rolroer aan de andere kant als
mede die van de eventueel aanwezige binnenste rolroe-
ren (RO2) gaat u op dezelfde manier te werk.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen aan de rolroeren
wisselt u eventueel door middel van aantippen van de
toets VLG. (paginawissel) aan de rechter rand van
het display naar de instelpagina van de welfkleppen en
voert u hier, op dezelfde manier zoals hierboven be-
schreven werd, de gewenste instelwaarden in, bijvoor-
beeld:
TRG. LANDING
Graubele Sv
+
RES
–100% –100%
WK1L WK1R
AAN
ACT St/S
VLG.
SW 5
WK2L WK2R
–125% –125%
RATE
Wanneer de hiervoor beschreven waarden werden
ingevoerd kunt u een bijzondere kleppenpositie, die
ook “Kraaijenpositie of “Butterfly wordt genoemd: bij
deze rempositie bewegen de beide rolroeren matig
naar boven en de welfkleppen zo ver mogelijk naar
beneden. Via een extra mixer de hieronder beschreven
166 Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
“HO-curve” wordt het hoogteroer zo bijgetrimd, dat
de vliegsnelheid ten opzichte van de normale snelheid
niet wezenlijk verandert. Anders riskeert u namelijk dat
het model bij het indraaien van de landingskleppen,
bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de
landing, doorzakt of zelfs neerstort.
Tips voor het “zien” van het rem-effect:
Kleppen uitdraaien en van voren over en
onder de vleugel kijken. Hoe groter de
geprojecteerde oppervlakte van de uitgedraai-
de kleppen en roeren, des te groter is ook het remmen-
de effect.
Display HO-curve
TRG. LANDING
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
000%
000%
L
AAN
St/S
AAN
ACT
VLG.
HO
Schakel de weergave van de positie van het stuurele-
ment via de toets ST. UIT links onder op het display in
door deze met een vinger of de meegeleverde stift aan
te tippen, zodat u de benodigde instellingen kunt doen:
TRG. LANDING
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
–100%
000%
000%
L
AAN
St/S
AAN
ACT
VLG.
HO
De groene verticale balk in de grafische weergave, die
de positie van het remkleppen-stuurelement aanduidt,
beweegt pas van de rand van de grafiek weg wanneer
de ingestelde Offset-waarde overschreden wordt. De
stuurweg van de remkleppen wordt daarbij automatisch
weer over 100 % verdeeld. Het neutraalpunt van de
mixer ligt dus onafhankelijk van de ingestelde Offset
altijd aan de linker rand van de grafische weergave.
Stel nu de HO-curve in de richting van de tegengestel-
de einduitslag naar behoefte in, waarbij de manier van
instellen van deze 7-punts-curvenmixer op dezelfde
manier gaat, zoals die al eerder op bladzijde 146 in
het kader van het menu »GAS CRV« voor deze curven-
mixer werd behandeld, bv.:
TRG. LANDING
Graubele Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
CURVE
+100%
–025%
–025%
H
AAN
St/S
AAN
ACT
VLG.
HO ENT
Y-AS
X- AS
ST. AAN
De gekozen instelling moet in ieder geval op
voldoende hoogte worden uitgeprobeerd en
eventueel worden bijgesteld. Let er daarbij in
ieder geval op, dat het model bij een uitgedraaid rem-
systeem niet te langzaam wordt! Anders riskeert u
namelijk dat het model bij het indraaien van de landings-
kleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald
wordt bij de landing, doorzakt of zelfs neerstort.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV STATION.
PROG.MIX RO DIFF
SNAP ROLL WK SET REM
TRA NER TELEMET.
167
Functiemenu vliegtuigmodellen – butterfly
V-staart
Instelling van de aansturing van een V-staart
Aanwijzing:
Dit menu is alleen bij de keuze van een
V-staart in de basisinstellingen van het menu
»Modelkeuze« resp. »Modeltype« zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »V-STAART«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR/EXP GAS CRV
W X
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
aantippen
De hoogte- en richtingroersturing vindt plaats via twee
apart aangestuurde, V-vormig geplaatste roeren. De
koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroeraanstu-
ring wordt automatisch door het programma overgeno-
men.
Vliegfasen-afhankelijke instelling
Als u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 134, vlieg-
fasen heeft aangemaakt en aan elk een passende naam
heeft toegewezen, verschijnt deze op het display rechts
boven in groene letters, bv. «NORMAAL». Bedien dus
eventueel de desbetreffende schakelaars, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
RI
+
RES
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
A
+100% +100% +100% +100%
BA B
Programmering
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld met de te veranderen waarde, bijvoor-
beeld:
RI
+
RES
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
A
+100% +100% +100% +100%
BA B
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
RI
+
RES
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
A
+100% +100% +100% +100%
BA B
In het nu actieve, d.w.z. blauw afgebeelde waardenveld
kunt u de actuele waarde met de + toets verhogen en
met de toets verkleinen, bv.:
RI
+
RES
HO
TRG. NORMAAL
Graubele Sv
A
+075% +100% +100% +100%
BA B
Met de waarden in de andere waardenvelden gaat u op
dezelfde manier te werk.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Let er op, dat de mix-uitslagen van de mixer
bij elkaar opgeteld worden wanneer u de
beide stuurknuppels tegelijkertijd bedient, en
een servo of ook beide servo’s daardoor soms
mechanisch kunnen vastlopen. Om dit te voorkomen
moet u eventueel de ingestelde mix-waarden verkleinen.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE VL MIX
DR EXP GAS CRV
WK MIX
RO DIFF WK SET
PROG.MIX
V-STAART
TRAINER TELEMET.
BUTTERFLY
168 Functiemenu vliegtuigmodellen – V-staart
Functiemenu vliegtuigmodellen Functiemenu helikoptermodellen
169
Voor uw aantekeningen
Fase
Inrichten van vliegfasen
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »FASE«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Binnen een modelgeheugenplaats bieden de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid, om
maximaal 6 van elkaar afwijkende instellingen voor
verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aan-
geduid met “vliegfasen”, in de desbetreffende menu’s te
programmeren.
Het inrichten van vliegfasen
Het inrichten van vliegfasen voor helikoptermodellen
begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen
een naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om
een – soepel – omschakelen naar deze vliegfase moge-
lijk te maken.
De volgorde van de fasen 1 tot max. 6 is totaal niet re-
levant en hoeft ook niet doorlopend genummerd te zijn.
Begin echter toch altijd met “fase 1”, de “normale fase”,
die altijd actief is wanneer …
er geen fasen-schakelaar is aangewezen, of
aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase
werd toegekend.
De toekenning resp. het aanhouden van de fasennaam
“NORMAAL” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol
kunnen zijn. De namen zelf hebben geen enkele pro-
grammeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om
bij het verdere programmeren de verschillende vliegfa-
sen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in
alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en ook in de ba-
sis-aanduiding van de zender op het display getoond.
Kolom “FASE”
Voor het inrichten van de eerste “echte” vliegfase tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift op het ge-
wenste waardenveld in de kolom “FASE”, bijvoor-
beeld “RPM 1”:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
RPM 1
RP 2
FASE VERTR St/S
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
RPM 1
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
Aanwijzing:
Om de fase 6 te kunnen instellen tipt u
rechts boven in het display op VLG.
[volgende].
Toets NW (NIEUW)
De geselecteerde fase wordt door aantippen van de
toets NW met een vinger of de meegeleverde stift
geactiveerd:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NA M
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
RPM 1
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
aantippen
Parallel worden in de kolommen “VERTR” (vertra-
ging) en “St/S” (stuurelement) nog meer waardenvel-
den zichtbaar gemaakt:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
RPM 1
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Toets NAAM
De bestaande naam van de fase kunt u na aantippen
van de toets NAAM (naam) aan de rechter rand
van het display met een vinger of de meegeleverde
stift, zoals uitvoerig beschreven werd in het onder-
deel “Modelnaam” vanaf bladzijde 47, veranderen,
bv. in de naam “HOVER”:
170 Functiemenu helikoptermodellen – fase
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Toets KOP (kopiëren)
Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve
fase kunt u, na aantippen van de toets KOP (kopië-
ren) aan de rechter rand van het display met de vin-
ger of de meegeleverde stift, naar een willekeurige
andere fase kopiëren, bijvoorbeeld:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
D L
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
aantippen
Door het aantippen van de toets KOP wordt er een
venster met de vraag naar het doel van het kopieer-
proces weergegeven:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AU
H
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
JA NEE
RPM 2
HOVER
BRON DOEL
KOPIEER
Om deze standaard instelling te kunnen wijzigen tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak op
de toets onder “DOEL”, …
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AU
H
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
JA NEE
RPM 2
HOVER
BRON DOEL
KOPIEER
aantippen
… totdat de gewenste fase verschijnt, bv.:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NO
KO P.
DEL
NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AU
H
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
JA NEE
RPM 3
HOVER
BRON DOEL
KOPIEER
Aantippen van NEE met een vinger of de meegele-
verde stift breekt het proces af.
Aantippen van JA met een vinger of de meegele-
verde stift bevestigt het proces: de bron-fase wordt
gekopieerd naar de doel-fase.
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Eventueel verandert u nu nog de bestaande naam
van de fase zoals uitvoerig in het onderdeel “Model-
naam” op bladzijde 47 beschreven, en/of past u de
meegenomen vertragingstijd en meegenomen scha-
kelaar aan uw behoeften aan.
Toets DEL (“delete” = wissen)
Een ingerichte, blauw gemarkeerde en dus actieve
fase kunt u, na aantippen van de toets DEL [DELE-
TE] aan de rechter rand van het display met de vin-
ger of de meegeleverde stift, wissen resp. deactive-
ren, bijvoorbeeld:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
aantippen
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
Kolom VERTR (vertragingstijd)
Wanneer u tussen de vliegfasen wisselt is het raad-
zaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een
“soepele” overgang NAAR (!) de desbetreffende fase
te programmeren. Daardoor bestaat ook de moge-
lijkheid om voor de wissel van een willekeurige fase
naar bv. fase 3 een andere tijd in te voeren als voor
de wissel naar fase 1. Alleen in de regel autorota-
tie-fase moet u altijd de standaard gegeven omscha-
keltijd van 0.0 s zo laten staan.
Voor het wijzigen van een omschakeltijd activeert u
het waardenveld “omschakeltijd” van de gewenste
fase , door deze met een vinger of de meegeleverde
171
Functiemenu helikoptermodellen – fase
stift aan te tippen, bijvoorbeeld:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0 s GEEN
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
0.0s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Stel nu met de + resp. toets rechts onder de
gewenste waarde in. In het blauwe en dus actieve
waardenveld kunnen omschakeltijden tussen 0 en
9,9 s worden uitgekozen worden, bv.:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
1.2s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
0.0s GEEN
0.0s GEEN
Met de andere fasen gaat u eventueel op dezelfde
manier te werk.
Aanwijzing:
De hier ingestelde “omschakeltijd” heeft
uniform effect op alle vliegfasen-specifieke
instellingen en ook op alle in de “helikoper-
mixer”-menu’s geactiveerde mixers. De wissel tussen
vliegfasen-afhankelijke mixers verloopt dan ook niet
abrupt.
Kolom St/S (stuurelement/schakelaar)
In de hierboven beschreven kolommen “FASE” en
“VERTR(aging)” heeft u al aan de vliegfasen 1 …
max. 6 namen toegewezen en eventueel ook om-
schakeltijden geprogrammeerd, alleen … een om-
schakelen tussen de fasen is nog niet mogelijk. Om
dit mogelijk te maken tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift op het gewenste waardenveld in
de kolom “St/S”, bijvoorbeeld …
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
1.2s NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
3.4s GE N
2.3s GEEN
aantippen
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
NORMAAL
KOP
DEL
NAAM
Starlet VLG.
NW
+
AUTOROT
HOVER
RPM 2
RPM 3
FASE VERTR St/S
GEEN
GEEN
KIEZEN
CLR
NEE
... en wijst u een schakelaar of stuurelement-schake-
laar toe, zoals beschreven in het onderdeel “Toewij-
zing van stuurelementen, schakelaars en stuurele-
ment-schakelaars” op bladzijde 40.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar de menukeuze:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
172 Functiemenu helikoptermodellen – fase
DR/Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rollen, nicken en hekrotor en voor de stuurfuncties 5 … 9 resp. 5 … 12
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »DR/EXPO«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een vliegfasen-af-
hankelijk omschakelen resp. beïnvloeden van de
stuuruitslagen en -karakteristieken voor rollen, nicken
en hekrotor mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4
via schakelaars.
Een individuele curvenkarakteristiek van de
stuurfunctie 1 kan in de menu’s »Pitch
curve«, zie bladzijde 177, en »Gas curve«,
zie bladzijde 183, via maximaal 7 apart te programme-
ren punten worden ingesteld.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurele-
ment-instelling in het display “K5-9” resp. “K5-12”, direct
op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan,
of deze één enkele servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instel-
baar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijngevoe-
lig sturen van het model rond de middenpositie van de
desbetreffende stuurfunctie (rollen, nicken en hekrotor)
mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige
stuurknuppeluitslag te hoeven missen.
Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het
effect van het stuurelement rondom de middenpositie
vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer
verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van
-100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % over-
eenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik
van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met
een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van
de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang
steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit
effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wor-
dende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportio-
neel toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de
bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of
deze effect heeft op één servo of via willekeurige kop-
pel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Dual-Rate- en Expo-functie kunnen per stuurfunctie
samen via een schakelaar worden bediend … wanneer
er een schakelaar toegewezen werd. Daardoor bestaat
ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo met elkaar
te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot
voordeel kan zijn.
Op de grafiek in het display worden de curvenkarakte-
ristieken direct zichtbaar gemaakt, om de relatie tussen
de uitslag van het stuurelement en de stuurcurve beter
te kunnen beoordelen.
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+100%
GEEN
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
Tussen de displays van de verschillende stuurfuncties
wisselt u telkens achter elkaar door het waardenveld
van de regel “K” met een vinger of de meegeleverde stift
aan te tippen:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
NICK
+100%
GEEN
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
HEKR
+100%
GEEN
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
173
Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellin-
gen
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170,
vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende
naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display
rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL».
Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om
tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
Instellen van symmetrische of asymmetrische
waarden
Standaard moeten de Dual-Rate- en/of Expo-waar-
den van de geselecteerde stuurfunctie per stuurkant
worden ingesteld. Na het omschakelen van de in de
Firmware-versie 1020 toegevoegde optie SYM” in
de – onderste – regel van UIT naar AAN is ook een
symmetrische, d.w.z. gezamenlijke, instelling van de
beide stuurkanten mogelijk.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee varianten wenst,
wijst u in de met “St/S” aangeduide regel, zoals beschre-
ven op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing van
stuurelementen , schakelaars en stuurelement-schake-
laars”
TRG. NORMAAL Sv
K
St/S
ROLL
+100%
GEEN
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
KIEZEN
CLR
NEE
SYM UIT
… een schakelaar toe. Bij behoefte kan dit ook een
stuurelement-schakelaar zijn, bv.:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+100%
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
Tip hierna met een vinger of de meegeleverde stift in de
regel die voorzien is van het opschrift “D/R” op het linker
waardenveld, om een Dual-Rate-waarde aan de min-
kant van de stuurweg in te stellen, en/of op het rechter
waardenveld om een Dual-Rate-waarde aan de plus-
kant van de stuurweg in te stellen, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+100%
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+100%
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St//S
ROLL
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+125%
+050%
SYM UIT
De Dual-Rate-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek
weergegeven.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
174 Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
standaardwaarde.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheids-
overwegingen minstens 20 % bedragen.
Exponential-functie
Voor het programmeren van de Exponential-functie tipt
u met een vinger of de meegeleverde stift in de met
“EXP” aangeduide regel op het linker waardenveld, om
een Expo-waarde aan de min-kant van de stuurweg
in te stellen, en/of op het rechter waardenveld om een
Expo-waarde aan de plus-kant van de stuurweg in te
stellen, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+1 %
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
+100%
SW 6
+
RES
000% 000%
Starlet
+100%
SYM UIT
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±100 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL Sv
K
D/R
EXP
St/S
ROLL
SW 6
+
RES
+025% –050%
Starlet
+100%
+100%
SYM UIT
De Expo-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weerge-
geven.
Aanwijzing:
De hier afgebeelde curve dient alleen ter
demonstratie en stelt in geen geval een echte
expo-curve voor.
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Ex-
po-functie waarden heeft ingevoerd, overlappen de
beide functies elkaar bijvoorbeeld als volgt:
servo-uitslag
servo-uitslag
servo-uitslag
uitslag stuurelement uitslag stuurelement uitslag stuurelement
Expo = +100%, DR = 125% Expo = +100%, DR = 50% Expo = –100%, DR = 50%
Display “K5 ... 9” resp. “K5 ... 12”
U heeft in het menu »KAN. SET« van het basismenu,
vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties
5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewe-
zen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif
SL1 aan de ingang 8:
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
SL 1
GEEN
GEEN
DV 1
GEEN
Starlet Sv
PITCH
ROLL1
NICK1
HEKR
AUX 1
GAS
GYRO
GOVERN
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
GL
Op het display “K5 … 9” resp. “K5 … 12” kunt u de
uitslag daarvan – eventueel specifiek per vliegfase – de-
finiëren.
Tip hiervoor met een vinger of de meegeleverde stift
in de desbetreffende regel op het linker waardenveld
voor het instellen van de waarde aan de min-kant van
de stuurweg en/of op het rechter waardenveld voor het
instellen van de waarde aan de plus-kant van de stuur-
weg, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
175
Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Met de waarde aan de plus-kant van de stuurweg gaat u
eventueel op dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+089%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+123%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
“Offset”
U heeft zoals hierboven als voorbeeld werd beschre-
ven in het ondermenu »KAN. SET« van het basisme-
nu, vanaf bladzijde 94, aan één van de stuurfuncties
5 … 9 resp. 5 … 12 een bedieningselement toegewe-
zen, bijvoorbeeld de zijdelingse proportionele schuif
SL1 aan de ingang 8.
Het stuurmidden van dit bedieningselement, d.w.z. zijn
nulpunt, verandert u nu eventueel specifiek per vliegfa-
se in het laatste display van het menu »DR/EXPO«:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Tip met een vinger of de meegeleverde stift de te veran-
deren Offset-waarde aan, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
000%
+
RES
00 %
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
Stel nu met de + of toets rechts buiten de gewenste
waarde in, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
St/S K5-12
000%
–011%
+
RES
000%
K5 000%
000%
000%
000%
000%
K10
K11
K12
K9
OFFSET OFFSET
Het instelbereik bedraagt ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT zijn op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 zichtbaar.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar het keuzemenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
176 Functiemenu helikoptermodellen – DR/Expo
Pitch curve
Vliegfasen-specifieke instelling van de pitch-stuurcurve
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »PIT. CRV«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
firmwareversie V 1.021 of hoger
Regel “PITCH MIN.
Standaard is in het helikopterprogramma van de zen-
ders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de “achterste”
pitchknuppel-positie als “pitch min”-positie ingesteld.
Met deze, vanaf de firmwareversie V 1.021 geïn-
troduceerde optie kunt u de stuurrichting van de
pitch-stuurknuppel naar behoefte op een eenvoudige
manier van “pitch min achter” naar “pitch min voor”
en omgekeerd omzetten, door in de regel “pitch min”
de toets ACHTER resp. VOOR aan te tippen:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
–100%
L
Pitch min. ACHTER
Daarop verschijnt de waarschuwing:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
PUNT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
–100%
L
Pitch min. ACHTER
JA NEE
Sicher?
WAARSCHUWING
Aantippen van NEE met een vinger of de meege-
leverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA
bevestigt het proces en keert de bedieningsrichting
van de pitchknuppel om:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
–100%
L
Pitch min. VOOR
Het op deze manier omgedraaide stuursig-
naal heeft effect op alle navolgende mix-
en koppelfuncties en op een eventueel
actieve inschakelwaarschuwing van de K1-knuppel.
Vliegfasen-afhankelijke instelling van de pitchcur-
ven
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170,
vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende
naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display
rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL».
Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om
tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
Pitchcurve
In dit display kunt u eventueel specifiek per vliegfa-
se de pitchcurve aan uw behoeften aanpassen:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
–100%
L
Pitch min. VOOR
Aanwijzing:
In de display-grafiek worden de curvenkarak-
teristieken direct weergegeven.
De pitch-stuurcurve kan tot max. 7 punten, hieronder
“steunpunten” genoemd, langs de hele stuurknuppeluit-
slag worden vastgelegd.
In het begin zijn echter minder steunpunten voldoende,
om de pitchcurve in te stellen. Het is raadzaam om eerst
met drie steunpunten te beginnen.
Deze drie punten, en wel de beide eindpunten “Pitch
low (L)” = -100 % stuuruitslag en “Pitch high (H)” =
+100 % stuuruitslag en nog een extra te vormen punt
precies in het midden beschrijven op dat moment een
lineaire karakteristiek voor de pitchcurve.
177
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
Principes van de bediening
Toets ST. UIT resp. ST. AAN
Aantippen van deze toets met een vinger of de mee-
geleverde stift zet de grafische en numerieke weer-
gave van de knuppelpositie aan resp. uit.
Met het bedieningselement (gas-/pitch-stuurknuppel)
wordt aansluitend in de grafiek een verticale groe-
ne lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L
en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelposi-
tie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” aange-
duid (-100 % tot +100 %). Het snijpunt van deze lijn
met de desbetreffende curve is als “UIT(gang)” aan-
geduid en kan aan de steunpunten telkens tussen
–125 % en +125 % gevarieerd worden. Dit aldus ver-
anderde stuursignaal heeft effect op alle navolgende
mix- en koppelfuncties.
In het hieronder genoemde voorbeeld bevindt de
stuurknuppel zich exact tussen het midden en de vol-
ledige uitslag, bij +50 % stuurweg, en maakt vanwe-
ge de lineaire karakteristiek een uitgangssignaal van
ook +50 %. Tussen de beide eindpunten “L en “H”
kunnen tot max. 5 extra steunpunten worden gezet,
waarbij de minimale afstand tot het volgende steun-
punt niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
?
Pitch min. VOOR
Toets ENT
Beweeg de stuurknuppel. Zo lang rechts naast “punt”
een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van
de ENT -toets rechts onder het volgende steun-
punt maken. Tegelijkertijd wordt op het snijpunt van
de gele en groene lijn een groene punt zichtbaar ge-
maakt:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
?
Pitch min. VOOR
Zodra u de groene lijn met de stuurknuppel een bé-
tje rondom dat punt beweegt, wordt deze rood en de
“?” door een nummer vervangen; tevens wordt in het
waardenveld rechts van het steunpunt-nummer de
puntwaarde zichtbaar gemaakt:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+050%
+050%
000%
1
Pitch min. VOOR
De volgorde, waarin de maximaal 5 steunpunten tus-
sen de randpunten “L en “H” worden gevormd, is on-
belangrijk, omdat de steunpunten na het zetten (of
wissen) van een steunpunt automatisch altijd van
links naar rechts opnieuw worden doorgenummerd,
bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–050%
–050%
–050%
1
Pitch min. VOOR
Wissen van een steunpunt
Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max.
5 weer te kunnen wissen, moet de verticale groe-
ne lijn met de stuurknuppel in de buurt van het des-
betreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het
nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waar-
de in de regel “punt” wordt getoond en het punt rood
is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze door aantip-
pen van de toets ENT wissen, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
2
Pitch min. VOOR
aantippen
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
000%
000%
000%
?
Pitch min. VOOR
178 Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
Veranderen van de steunpunt-waarden
Toets X-AS
Door middel van aantippen van deze, aan de onder-
ste rand van het display geplaatste toets met een
vinger of de meegeleverde stift activeert u deze func-
tie.
Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afge-
beelde, punt met de + toets naar eigen inzicht naar
rechts en met de toets op dezelfde manier naar
links verschuiven, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–036%
000%
000%
2
Pitch min. VOOR
Hernieuwd aantippen van de toets X-AS deacti-
veert deze functie weer.
Aanwijzingen:
Wanneer u de – rode – punt horizontaal
weg van de actuele positie van het
stuurelement verschuift, dan wordt de
punt na een korte tijd weer groen weergegeven
en verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit
vraagteken betreft echter niet de verschoven
punt, maar geeft aan, dat op de actuele positie
van het stuurelement een nieuwe punt kan wor-
den geplaatst.
Let u er op, dat de percentages in de regels “IN(-
gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op
de actuele positie van de stuurknuppel en niet op
de positie van de punt.
Toets Y-AS
Door middel van aantippen van deze, aan de onder-
ste rand van het display geplaatste toets met een
vinger of de meegeleverde stift activeert u deze func-
tie.
Aansluitend kunt u een actieve, d.w.z. rood afgebeel-
de, punt met de + toets naar eigen inzicht naar bo-
ven en met de toets op dezelfde manier naar be-
neden verschuiven, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–036%
+027%
+027%
2
Pitch min. VOOR
Hernieuwd aantippen van de toets Y-AS deactiveert
deze functie weer.
Aanwijzing:
Let u er op, dat de percentages in de
regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd
betrekking hebben op de actuele positie
van de stuurknuppel en niet op de positie van de
punt.
Afronden van de kanaal-1-curve
AAN-/UIT -toets in de regel “curve”
Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan
door een eenvoudige druk op de knop automatisch
worden afgerond, doordat u door middel van aantip-
pen van deze toets met een vinger of de meegele-
verde stift deze afrondingsfunctie inschakelt, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–0 6%
+027%
+027%
2
Pitch min. VOOR
aantippen
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–036%
+027%
+027%
2
Pitch min. VOOR
Belangrijke aanwijzing:
De hier getoonde curven dienen slechts
als demonstratie en stellen geen echte
pitch-curven voor.
Verdere functies
Toets TRIM
De zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT beschik-
ken over een in de software van de zender geïn-
tegreerde functie voor de trimming van maximaal
zes steunpunten van de beide opties “gascurve” en
“pitch curve” tijdens het vliegen.
Door middel van aantippen van de toets TRIM aan
de rechter bovenrand van het display met een vin-
ger of de meegeleverde stift roept u het bijbehoren-
de display op:
179
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–036%
+027%
+027%
2
Pitch min. VOOR
aantippen
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
Principes van de bediening
Kolom STUUR.
In de eerste, van het opschrift “STUUR.(-element)”
voorziene kolom van dit menu kiest u een voor dit
doel geschikt stuurelement uit het aanbod van uw
zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT uit.
Om een stuurelement toe te wijzen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift in de gewenste regel
op de toets in deze kolom, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GE N GEEN L1
GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
aantippen
Op het display verschijnt de aanduiding:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
GEEN
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN 1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
KIEZEN
CLR
NEE
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement, bij-
voorbeeld de rechter proportionele draaischuif SL1:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
Kolom MIXER
In de in totaal zes waardenvelden van de tweede,
van het kopje “MIXER” voorziene kolom kunt u apart
of in een willekeurige combinatie telkens één van de
beide beschikbare helikoptermixers selecteren.
Om een mixer te kiezen tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift in de gewenste regel op de toets
in de kolom “MIXER”, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GEEN
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
De actuele waarde in het nu blauwe en daardoor ac-
tieve waardenveld wijzigt u aansluitend door het ge-
wenste aantal keren op de aan de rechter rand van
het display geplaatste toetsen + of te drukken,
bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde.
Kolom PUNT
In de regels van de kolom “MIXER” heeft u één of
meerdere mixers geselecteerd. In de kolom “PUNT”
legt u nu het te trimmen punt of de punten vast.
Om een punt uit te kiezen, tipt u in de gewenste re-
gel de toets in de kolom “PUNT” aan met een vinger
of de meegeleverde stift, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
De actuele waarde in het nu blauwe en daardoor ac-
tieve waardenveld wijzigt u aansluitend door het ge-
wenste aantal keren op de aan de rechter rand van
het display geplaatste toetsen + of te drukken,
bijvoorbeeld:
180 Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
31
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
Bij de keuze van een niet gedefinieerd
punt in de basisversie van de desbetref-
fende curvenmixer zijn alleen de punten “L
en “H” gezet heeft de bijbehorende regelaar geen
effect.
Kolom FASE
In de rechter kolom “FASE” legt u eventueel vast, in
welke van de geprogrammeerde vliegfasen de des-
betreffende regelaar actief moet zijn. Het nummer in
het waardenveld, in het voorbeeld “1 (normaal)” slaat
op het nummer van de fase, die u in het ondermenu
»FASE«, bladzijde 170, terug kunt vinden.
Om eventueel een andere fase dan de standaard in-
gestelde fase 1 te selecteren tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift in de gewenste regel op de
toets in de kolom “FASE”, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
31
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
Het actuele nummer van de fase in het blauwe en
dus actieve waardenveld verandert u aansluitend,
door de + of toets aan de rechter rand van het
display het gewenste aantal keren in te drukken, bij-
voorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUUR.
SL 1
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
33
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting “Pitchcurve” door een aantippen van
de toets TRG. links boven in het display.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
STUU
+
RES
MIXER
GAS CRV
PUNT FASE
33
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN GEEN L1
GEEN L1
GEEN
aantippen
Aanwijzing:
De instellingen die in dit display verschijnen
maken gebruik van dezelfde gegevenssets als
die op een vergelijkbare plaats in het display
“TRIM”, zie volgend onderdeel, zodat veranderingen
hier altijd een wisselwerking hebben.
181
Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
Tijdens het vliegen mét motor wordt de maximale blad-
hoek begrensd door het ter beschikking staande mo-
torvermogen, in de autorotatie echter pas door loslaten
van de stroming aan de hoofdrotorbladen. Voor een vol-
doende grote lift, ook bij een afnemend toerental, moet
een grotere maximum pitchwaarde worden ingesteld.
Schakel om naar de autorotatie-fase en beweeg dan
de groene verticale lijn met de stuurknuppel naar punt
“H”. Stel eerst een waarde in, die ongeveer 10 tot 20 %
boven de normale pitchmaximum-waarde ligt. Stel NIET
direct een ten opzichte van de normale waarden we-
zenlijk grotere waarde in, omdat anders de pitchsturing
na het omschakelen in de autorotatie heel anders zou
aanvoelen. Er bestaat namelijk dan het gevaar, dat bij
het afvangen in de daalvlucht van de autorotatie het
model overstuurd wordt en weer stijgt. Dan zou namelijk
het toerental van de rotor al te vroeg afnemen, zodat de
helikopter toch nog uit grotere hoogte neerstort. Later,
na enkele oefen-autorotaties, kan de waarde altijd nog
bijgesteld worden.
De pitchminimum-instelling kan eventueel anders zijn
dan die van de normale vliegsituatie, afhankelijk van de
gewoonten tijdens de normale vlucht. Voor de autoro-
tatie moet u in ieder geval een dusdanig grote pitchmi-
nimum-waarde bij punt 1 instellen, dat uw model vanuit
de voorwaartse vlucht bij een middelmatige snelheid in
een daalvlucht van ca. 60 … 70 graden bij een volledig
teruggenomen pitch kan worden gebracht. Wanneer u,
zoals de meeste helipiloten, een dusdanige instelling
altijd al bij het normale vliegen toepast, dan kunt u deze
waarde gewoon overnemen.
Zou u echter uw model normaliter in een vlakkere hoek
“laten vallen”, dan verhoogt u de waarde van “punt L” en
omgekeerd.
Autorotatie-instelling
aanvlieghoek bij ver-
schillende hoeveelhe-
den wind
Aanvlieghoek
bij sterke
wind
b j middelmatige
wind
zonder Wind
45°60°75°
De pitchknuppel zelf bevindt zich tijdens de autorota-
tie nu niet grotendeels in de onderste regionen, maar
typisch genoeg tussen de hoverpositie en de onderste
aanslag, om eventueel bv. ook de hellingshoek via de
nicksturing nog te kunnen corrigeren.
U kunt de aanvliegroute nog verkleinen door licht de
nicksturing te trekken en de pitch voorzichtig te verklei-
nen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te
drukken en de pitch te verhogen.
Wanneer u uw instellingen heeft afgesloten, verlaat u
door een aantippen van de toets TRG. op het display
rechts boven het menu “Pitchcurve”
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
AAN
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
–036%
+027%
+027%
2
Pitch min VOOR
aantippen
… in de richting van de menukeuze van het functieme-
nu.
182 Functiemenu helikoptermodellen – pitch curve
Gas curve
Vliegfasen-specifieke instelling van de gas-stuurcurve
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »GAS CRV«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Vliegfasen-afhankelijke instelling van de gascurven
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170,
vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende
naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display
rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL».
Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om
tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
Aanwijzing:
De “gas”-instelling voor de autorotatiefase
wordt in het menu “GAS AR”, bladzijde
192, beschreven.
De in de regel “gaslimiet” links boven weergege-
ven waarde maakt alleen de positie van de gaslimi-
ter zichtbaar.
Gascurve
Ook de gascurve kan door maximaal 7 punten, de zo-
genaamde “steunpunten”, langs de hele stuurknuppel-
uitslag vliegfasen-afhankelijk worden vastgelegd:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. UIT
CURVE
–100%
–100%
000%
L
GASLIMIET +100%
Maken, veranderen en wissen van steunpunten gaat op
dezelfde manier, zoals die in het voorgaande gedeel-
te »Pitch curve«, vanaf bladzijde 177, is uitgelegd.
Legt u de gascurve eerst met de drie punten vast die al
softwarematig zijn aangemaakt, en wel de beide eind-
punten “L” en “H” alsmede punt “1” in het midden, om de
motorvermogen-curve af te stemmen op de pitchcurve.
Helikopters met brandstofmotor of elektromotor met
een ‘gewone’ elektronische regelaar
Deze instelling heeft alleen betrekking op de stuurcurve
van de gasservo of motorregelaar.
De instelling van de gascurve bij een helikopter met een
toerenregeling wordt hierna besproken.
Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve,
zie vorige bladzijde, kan ook de gascurve door maxi-
maal 6 punten worden vastgelegd.
In ieder geval moet de stuurcurve zó worden
ingesteld, dat in de eindpositie van de gas-/pitch-
stuurknuppel de carburateur helemaal open is resp.
de regelaar van een elektrohelikopter op volgas
uitkomt (behalve bij de autorotatie).
Voor het hoverpunt, dat normaal gesproken in de
middenpositie van de stuurknuppel ligt, moet de
opening van de carburateur resp. de vermogensre-
geling van de regelaar dusdanig aan de pitchcurve
zijn aangepast, dat het gewenste toerental van het
systeem bereikt wordt.
In de minimum-positie van de gas-/pitchstuurknuppel
moet de gascurve dusdanig zijn ingesteld, dat een
verbrandingsmotor met een ten opzichte van de
stationairloop duidelijk hoger toerental draait en de
koppeling aangrijpt.
Het starten en afzetten van de motor of dit
nu een verbrandings- of elektromotor
is vindt in ieder geval plaats via de gasli-
miter, zie verder hieronder, binnen de desbetreffen-
de vliegfase.
Een eventueel van andere radiobesturingssystemen
overgenomen programmering van twee vliegfasen “met
gasvoorkeuze (idle-up)” en “zonder gasvoorkeuze” is
dan overbodig. Op deze manier voorkomt u ook een
“weggeven” van een vliegfase aan de idle-up, omdat het
verhogen van het toerental onder het hoverpunt in het
programma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT flexibeler en beter te programmeren is dan via de
zogenaamde “idle-up”.
Overtuig uzelf ervan dat bij het starten van de motor
de gaslimiter gesloten is, en de carburateur dus alleen
nog maar met de stationairtrimming rondom de stati-
onairpositie kan worden ingesteld. Let in ieder geval
op de veiligheidsaanwijzingen op bladzijde 187. Is de
stationairpositie bij het aanzetten van de zender te hoog
ingesteld, dan wordt u optisch en akoestisch gewaar-
schuwd!
000% 000%
000
000
ACCUTIJ
M 2
0:01:2
AL
0.0
0.0
3.8V
RX
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GAS CUT
FASE
HF AAN/UIT
AAN
NORMAAL SIGNAAL
UIT
De volgende 3 diagrammen tonen – typische – 3-punts-
183
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
gascurven voor verschillende vliegfasen zoals hover,
kunstvlucht en 3D-vlucht.
Voorbeeld-gascurven van verschillende vliegfasen:
+100% +100% +100%
0%
0%
0%
uitgang
uitgang
uitgang
2 3 4 51 2 3 4 51 2 3 4 51
stuurweg stuurweg stuurweg
hover kunstvlucht 3D-vlucht
Aanwijzingen bij het toepassen van de “gaslimiet”-func-
tie:
In ieder geval moet u van de gaslimiet-
functie gebruik maken (menu »KAN.
SET«, bladzijde 96). Daarmee is stan-
daard aan de linker aanslag van de (gaslimiet-)draai-
knop DV1 de gasservo helemaal van de gascurve
gescheiden; de motor loopt op een stationair toeren-
tal en reageert alleen nog op de K1-trimming. Deze
voorziening maakt het mogelijk om vanuit iedere
vliegfase de motor te kunnen starten en met de optie
“Afschakeltrimming” van de digitale trimming ook
weer te kunnen uitzetten.
Na het starten draait u l a n g z a a m de gaslimi-
ter naar de tegenoverliggende aanslag, om de gas-
servo weer geheel via de gas-/pitchstuurknuppel te
kunnen bedienen. Om er voor te zorgen dat de gas-
servo aan de bovenste aanslag niet door de gasli-
miter wordt begrensd, moet u in de regel “K9” (mz-
18 HoTT) resp. “K12” (mz-24 HoTT) van het display
“K5-9” resp. “K5-12” van het ondermenu »DR/Expo«
de uitslag van het stuurelement aan de plus-kant van
de kolom “weg” op +125 % zetten:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-9
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100% +100% +125%
K9
DR – DR –DR + DR +
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
K
K6
K7
K8
K5-12
+100%
+100%
+
RES
+100%
K5 +100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+125%
+100%
+100%
K10
K11
K12
K9
DR – DR –DR + DR +
Omdat elektro-aandrijvingen natuurlijk geen instel-
ling van de stationairloop nodig hebben, moet u er in
het kader van het instellen van een elektro-helikop-
ter alleen op letten dat het regelbereik van de gasli-
miter in ieder geval onder en boven de -100 % resp.
+100 % van de motorregelaar komt. Eventueel moet
dus in de regel “K9” resp. “K12” van het display “K5-
9” resp. “K5-12” van het ondermenu »DR/Expo« de
“weg”-instelling van de gaslimiter in alle vliegfasen
hieraan worden aangepast.
De afstemming van de gascurve zelf gaat echter op
dezelfde manier als bij een helikopter met verbran-
dingsmotor.
Om de vliegtijd van een (verbrandings-)heli te me-
ten, kunt u aan de gaslimiter een stuurelement-scha-
kelaar toewijzen en deze dan voor het aan- resp. uit-
schakelen van een klok gebruiken, zie bladzijde
82.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze
mixer automatisch naar een vooraf
ingestelde vaste waarde omgeschakeld,
zie bladzijde 192.
Helikopter met TOERENREGELAAR
In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische regelaars,
die net als de carburateur van een verbrandingsmotor
slechts een vermogensregeling kennen, houdt een
toerenregelaar het toerental van het systeem constant,
door het vermogen zelf te regelen. In het geval van een
verbrandings-heli bedient de regelaar dus zelfstandig
de gasservo resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie.
Toerentalregelaars hebben daarom ook geen klassieke
gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd toerental.
Een afwijken van het ingestelde toerental vindt pas dan
plaats, wanneer het benodigde vermogen groter is dan
het eigenlijke vermogen, dat de motor kan opbrengen.
Normaal gesproken is voor de aansluiting van een
toerenregelaar de ontvangeruitgang 8 bedoeld, zie
ontvangeraansluiting op bladzijde 43. Wanneer deze
aansluiting wordt gebruikt vervalt echter de functie van
de gaslimiter, omdat deze uitsluitend via de mixer “Gas
curve” effect heeft op de dan ongebruikte uitgang 6.
Om echter toch de comfortabele en veilige eigenschap-
pen van de gaslimiter te kunnen gebruiken, moet de
toerenregelaar afwijkend van de algemene aanwijzingen
aan ontvangeruitgang 6 worden aangesloten en moet
de gascurve worden aangepast, zodat deze de taak van
het “normale” stuurelement kan overnemen.
Omdat dus in dit geval de “gascurve” alleen het ge-
wenste toerental van de motorcontroller bepaalt en dit
gewenste toerental normaal gesproken over het hele
pitch-bereik constant moet blijven, moet bij de mixer
“Gas curve” een horizontale lijn worden ingesteld ie-
dere (pitch-) ingangswaarde heeft dezelfde (“gas”-)
uitgangswaarde ten gevolg waarvan de “hoogte” het
gewenste toerental bepaalt.
Eerst worden daarom – indien gemaakt – de steunpun-
ten “1” tot eventueel max. “5” gewist en daarna worden
de steunpunten “L” (ingang = -100 %) en “H” (ingang =
+100 %) op dezelfde waarde ingesteld, bijvoorbeeld:
184 Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
TRIM
X-AS
ST. AAN
CURVE
+100%
+050%
+075%
H
GASLIMIET +100%
De hier in te stellen waarde hangt af van de gebruikte
toerenregelaar en van het gewenste toerental en kan
natuurlijk per vliegfase gevarieerd worden.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer
automatisch naar een vooraf ingestelde
vaste waarde omgeschakeld, zie bladzij-
de 192.
Het afstemmen van de gas- en pitchcurve
De aansturing van gas en collectieve pitch vindt wel-
iswaar via aparte servo’s plaats, maar deze worden
altijd (behalve in de autorotatie-vliegfase) samen door
de gas-/pitchstuurknuppel bediend. De koppeling wordt
automatisch door het helikopterprogramma tot stand
gebracht. De trimhevel van stuurfunctie 1 heeft in het
programma van de mz-18 HoTT en de mz-24 HoTT
alleen effect op de gasservo.
De afstemming van gas en pitch, dus de vermogens-
curve van de motor met de collectieve bladverstelling,
is de belangrijkste instelling bij het helikoptermodel. De
programma’s van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT bieden een onafhankelijke instelling van de gas-
pitch- en hekrotorstuurcurven.
Deze curven kunnen weliswaar door maximaal zeven
punten worden gekarakteriseerd, maar normaal gespro-
ken zijn minder punten voldoende. In principe advise-
ren wij u om eerst met 3-punts-curven te beginnen.
Daarbij kunt u voor de beide eindposities (“L” (“low”) en
”H” (“high”) van de gas-/pitchstuurknuppel individuele
waarden invoeren, die de verschillende stuurcurven
vastleggen.
Voordat u een instelling van de gas- en pitchfunctie
doorvoert moeten de stangen van alle servo’s volgens
de aanwijzingen van de desbetreffende helikopterfabri-
kant mechanisch op de juiste manier worden afgesteld.
Opmerking:
Het hoverpunt moet normaal gesproken in
de middenpositie van de gas-/pitchstuur-
knuppel liggen. In speciale gevallen, bv. het
“3D”-vliegen, kunnen er echter afwijkende hover-
punten worden geprogrammeerd, dus bijvoorbeeld
een punt voor de normale vliegsituatie boven deze
middenpositie en een punt voor rugvlucht onder het
midden.
Stationair-instelling en gascurve
Aanwijzing:
Omdat elektrische aandrijvingen geen
stationaire instelling nodig hebben, vervalt de
noodzaak van deze afstelling. De hier
beschreven afstemming van de gas- en pitchcurve(n)
moet echter wel op dezelfde manier als bij een
verbrandings-heli plaatsvinden.
De vanaf bladzijde 96 uitvoerig beschreven statio-
nair-instelling vindt uitsluitend plaats bij een gesloten
gaslimiter normaal gesproken met de trimhevel van de
K1-functie en alleen in bijzondere gevallen ook met de
gaslimiter zelf.
De programmering van een bijbehorende waarde in
punt “L” van de gascurve heeft een instelling van het
motortoerental bij de daalvlucht tot gevolg, zonder de
hover-instelling te beïnvloeden.
Hier kunt u bv. de vliegfasen-programmering benutten
om verschillende gascurven in te stellen. Dit verhoogde
systeemtoerental is zinvol onder het hoverpunt, bv. bij
snelle, steile landingen met ver teruggenomen pitch en
bij kunstvlucht.
De afbeelding toont een
curve met licht gewijzigde
carburateur-instelling onder het
hoverpunt in het midden van de
stuuruitslag.
+100%
0%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
Gascurven die per vliegfase verschillend zijn worden ge-
programmeerd om zowel voor het hoveren als voor de
kunstvlucht steeds een optimale afstemming te hebben:
Laag systeemtoerental met rustige, soepele stuurre-
acties en laag geluidsniveau bij het hoveren.
Hoger toerental voor de kunstvlucht bij een maxi-
maal motorvermogen. In dit geval zal de gascurve
ook bij het hovergedeelte moeten worden aangepast.
De basisinstelling
Hoewel pitch- en gascurven in de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT in grote mate elektronisch kunnen
worden ingesteld, moet u alle aansturingen in het model
volgens de aanwijzingen in de handleiding bij de heli-
kopter al mechanisch correct worden ingesteld. Ervaren
helikoptervliegers willen u zeker graag helpen bij deze
afstellingen.
De aansturing van de carburateur moet zo zijn inge-
steld, dat de carburateur in de vol-pitch-positie nét
helemaal open is, resp. de motorsteller van een elektro-
heli helemaal doorschakelt. Bij een gesloten gaslimiter
moet de carburateur met de K1-trimhevel nét helemaal
gesloten kunnen worden, zonder dat de servo mecha-
nisch aanloopt. In het geval van een elektroheli moet bij
een gesloten gaslimiter de motor veilig uit staan.
Stelt u deze instellingen heel zorgvuldig in, door de
stuurstang aan te passen en/of een ander gaatje aan
de servo- resp. carburateurhevel te kiezen. Pas daarna
moet u de fijne afstelling van de gasservo elektronisch
afstellen.
185
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
LET OP: Win informatie in over de gevaren van en
de veiligheidsmaatregelen voor de omgang
met motoren en helikopters, voordat u de
motor voor de eerste keer start!
Met deze basisinstelling moet de motor met behulp
van de bijbehorende handleiding gestart en de stati-
onairloop met de trimhevel van de gas-/pitchknuppel
ingesteld worden. De stationairloop, die door u wordt
ingesteld, wordt in de basisaanduiding aangegeven
door een dwarse balk bij de positieaanduiding van de
K1-trimhevel.
De hover-instelling
Ongeveer in het midden van de knuppeluitslag hoort het
model los te komen en met een ongeveer bijpassend
toerental te hoveren. Is dit niet het geval, dan gaat u als
volgt te werk:
1. Het model komt pas los, wanneer de pitchknup-
pel zich boven het midden bevindt:
a) toerental is te laag
Oplossing: verhoog in het
display “Gas curve de
waarde van punt “1”.
+100%
0%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
b) het toerental is te hoog
Oplossing: in het display
Pitch curve de instel-
hoek van de rotorbladen
in punt “1” vergroten.
+100%
0%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
2. Het model komt al los voordat de pitchknuppel
zich in de middenpositie bevindt:
a) het toerental is te hoog
Oplossing: verkleint u de
opening van de carbura-
teur door reduceren van
de waarde van punt “1” in
het display “Gas curve”.
+100%
0%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
b) toerental is te laag
Oplossing: verkleint u de
instelhoek van de rotorb-
laden voor punt “1” in het
display “Pitch curve”.
+100%
0%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
Belangrijk:
Deze instelling moet zó lang worden
doorgevoerd, totdat het model in de midden-
positie van de gas-/pitchstuurknuppel met het
juiste toerental hovert. Van een correcte instelling zijn
alle modelparameters afhankelijk!
De standaard-afstemming
Op basis van de hierboven beschreven instelling,
waarbij het model bij het normale vliegen met een
correct toerental hovert bij een middenpositie van de
gas-/pitchstuurknuppel, wordt de standaard-afstemming
gecompleteerd: bedoeld is een afstemming, waarbij het
model het hoveren en rondvluchten in alle fasen met
een constant toerental kan uitvoeren.
De stijgvlucht-afstemming
De combinatie van de hover-instelling van het gas, de
pitchinstelling voor het hoverpunt en de maximum-po-
sitie (punt “H”) maakt het nu op een eenvoudige manier
mogelijk, om een constant toerental te hebben van
hoveren tot en met de stijgvluchten.
Maakt u eerst een langere verticale stijgvlucht, door de
pitchknuppel in de eindpositie te brengen. Het toerental
van de motor mag daarbij ten opzichte van het hoveren
niet veranderen.
Wordt het toerental kleiner, hoewel de carburateur
helemaal open is en de motor optimaal is afgesteld, dan
moet u de maximale bladinstelhoek bij een volledige
uitslag van de pitchstuurknuppel verkleinen, dus de
waarde van punt “H”. Omgekeerd moet de instelhoek
vergroot worden, wanneer het toerental van de motor
tijdens een stijgvlucht toeneemt. Breng dus in de grafiek
van het display “Pitch curve” de verticale lijn met de
pitchknuppel naar punt “H” en verander de waarde daar-
van in de gewenste mate.
Deze afbeelding toont alleen
veranderingen van de maximale
pitchwaarde.
+100%
100%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
Brengt u het model daarna in de hoverpositie, die bij
een middenpositie van de K1-knuppel bereikt moet
worden. Moet voor het hoverpunt de pitchknuppel nu
vanuit de middenpositie in de richting van een hogere
waarde bewogen worden, dan compenseert u deze af-
wijking door de pitchhoek bij het hoveren dus van punt
“1” een beetje te verhogen, tot het model hovert bij een
middenpositie van de knuppel. Hovert het model daar-
entegen ónder de middenpositie van de stuurknuppel,
dan moet de instelhoek dienovereenkomstig verkleind
worden.
Soms kan het nodig zijn, om de carburateuropening
voor het hoveren (punt “1”) van het display “Gas curve”
te corrigeren.
186 Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
Deze afbeelding toont alleen de
verandering van het hoverpunt,
d.w.z. pitchminimum en –maxi-
mum werden op –100 % resp.
+100 % gelaten.
+100%
100%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
Pas deze instellingen zo lang aan, totdat er echt een
constant toerental over de hele stuuruitslag tussen
hover- en stijgvlucht is bereikt.
De instelling van de daalvlucht
De instelling van de daalvlucht wordt op dezelfde
manier afgesteld, door het model vanuit de voorwaartse
vlucht en uit een grotere hoogte met volledig terugge-
nomen pitch te laten dalen en de pitchminimum-waarde
(punt “L”) zó in te stellen, dat het model onder een hoek
van 60 … 80 ° daalt. Breng in de grafiek van “pitch” de
verticale lijn met de pitchknuppel naar punt “L” en veran-
der die waarde in de gewenste mate.
Deze afbeelding toont alleen
veranderingen van de minimale
pitchwaarde
+100%
100%
uitgang
2 3 4 51 stuurweg
hoverpunt
Wanneer u dit vliegbeeld heeft bereikt, stelt u de waarde
voor “gas min” de waarde van punt “L” op de grafiek
van het display “Gas curve” dusdanig in, dat het toe-
rental niet af- of toeneemt. De afstemming is daarmee
afgesloten.
Afsluitende belangrijke opmerkingen
Controleer vóór het starten van de motor, dat
de gaslimiter helemaal gesloten is en de
carburateur alleen nog via de K1-trimhevel
bediend kan worden. Bij het inschakelen van de zender
wordt u optisch en akoestisch gewaarschuwd, wanneer
de carburateur nog te ver open staat. Bij een te ver
geopende carburateur resp. te ver “geopende” regelaar
bestaat anders het gevaar, dat de motor direct na het
starten met een hoog toerental gaat lopen en de
koppeling direct aangrijpt.
Daarom moet u de …
… rotorkop tijdens het starten altijd vasthouden.
Mocht de motor desondanks toch een keer per ongeluk
met een ver geopende carburateur gestart worden, dan
geldt altijd: Het hoofd koel houden!
Rotorkop in ieder geval vasthouden!
Nooit loslaten,
… maar direct de gaslimiter terugnemen, ook met het
risico, dat de aandrijving in het uiterste geval bescha-
digd wordt, want …
… ú moet er voor zorgen,
dat de helikopter nooit ongecontroleerd
kan wegvliegen.
De reparatiekosten van een koppeling of van de motor
zijn verwaarloosbaar in vergelijking met de schade die
een onbestuurbaar helikoptermodel met zijn rondslaan-
de bladen kan veroorzaken.
Let u er ook op, dat geen andere personen
zich in de directe omgeving van de helikopter
ophouden.
Het omschakelen van de stationaire- naar de vliegposi-
tie met een verhoogd toerental mag niet abrupt plaats-
vinden. De rotor zou daardoor plotsklaps versnellen, wat
leidt tot een voortijdige slijtage van koppeling en tand-
wielen. Ook kunnen de normaal gesproken draaibaar
opgehangen rotorbladen deze abrupte acceleratie niet
volgen, zodat ze ver uit hun normale positie zwenken en
eventueel in de staartbuis kunnen inslaan.
Na het starten van de motor moet u daarom het sys-
teem met de gaslimiter langzaam op toeren bren-
gen.
187
Functiemenu helikoptermodellen – gas curve
Gyro/Governor
Instellingen voor gyro en toerenregelaar
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »GYRO/GOV«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Vliegfasen-afhankelijke instelling voor gyro en go-
vernor/toerenregelaar
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde 170,
vliegfasen heeft aangemaakt en van een passende
naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display
rechts bovenaan in groene letters, bv. «NORMAAL».
Bedien dus eventueel de bijbehorende schakelaar om
tussen de diverse vliegfasen om te schakelen.
Regel “Gyro verbergen”
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
UIT
050%
RES
+
Als eerste moet gezegd worden, dat deze
functie bij de tegenwoordig in omloop
zijnde Gyro-systemen normaal gesproken
niet mag worden gebruikt. Let u in ieder geval op de
bijgeleverde handleiding, omdat u anders riskeert
dat uw heli onbestuurbaar wordt. Toch is dit menu
aanwezig, om aan alle gewoonten en eisen recht te
doen.
Met deze optie kan het effect van de gyrosensor (“gyro”)
afhankelijk van de bediening van de hekrotorstuurknup-
pel worden aangepast, wanneer een systeem wordt
gebruikt, waarbij het effect van de gyro via een apart
kanaal – bij de Graupner-radiobesturingssystemen
kanaal 7 vanaf de zender kan worden ingesteld. De
gyro-reductie reduceert het effect van de gyro bij een
toenemende uitslag van de hekrotorstuurknuppel lineair
volgens de ingestelde waarde. Zonder deze functie, bij
een ingestelde waarde van 0 %, is het gyro-effect onaf-
hankelijk van de knuppeluitslag constant.
Het effect van de gyro kan echter via een in de regel
“Gyro” in het menu »KAN. SET«, bladzijde 94,
toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele
draaiknoppen SL1 of SL2 eventueel afhankelijk van de
vliegfase eventueel ook nog traploos tussen minimaal
en maximaal worden gevarieerd: het effect is maximaal
bij een volledige uitslag van het proportionele stuurele-
ment en minimaal bij een uitslag naar de andere kant
van dit stuurelement.
Softwarematig is het natuurlijk mogelijk, om het effect-
bereik via de instellingen van dit stuurelement naar
beide kanten te beperken.
Afhankelijk van de positie van het stuurelement be-
draagt het gyro-effect bij een volledige uitslag van de
hekrotorstuurknuppel:
“momentele positie van het stuurelement min de
waarde van de gyro-reductie”.
Bevindt het stuurelement zich in de neutrale positie, dan
reduceert het gyro-effect zich bij een gyro-reductie van
100 % bij een toenemende hekrotoruitslag tot nul en
voor waarden tussen 100 % en de maximale waarde van
199 % kan een volledige gyro-reductie afhankelijk van
de positie van het stuurelement al vóór de volledige
uitslag van de hekrotor worden bereikt, zie afbeelding
verderop.
Bij de Graupner/JR-gyro NEJ-120BB, Best.-Nr. 3277
wordt zowel de onderste als ook de bovenste waarde
via een draairegelaar ingesteld: regelaar 1 stelt het mini-
male gyro-effect bij de onderste positie van het stuure-
lement in, regelaar 2 het maximale effect in de bovenste
eindpositie van het stuurelement; de omschakeling
tussen de beide waarden vindt ongeveer in het midden
van de uitslag van het stuurelement plaats.
De gyrosystemen PIEZO 900, PIEZO 2000 en PIEZO
3000 hebben daarentegen een proportionele, traploze
instelling van het autopiloot-effect; zie de voorbeelddi-
agrammen verder hieronder.
De vliegfasenspecifieke – statische – instelbaarheid van
het gyro-effect biedt u de mogelijkheid om bijvoorbeeld
normale, langzame vluchten met een maximale stabi-
lisatie te vliegen, en bij snelle rondvluchten en kunst-
vlucht het gyro-effect te verkleinen.
Voorbeelden van verschillende gyro-instellingen en
aanwijzingen bij het instellen
Lineaire gyro-reductie: 0 tot 199 %.
In de middenpositie van de hekrotorstuurknuppel be-
schikt u over de via het gekozen stuurelement inge-
stelde gyro-effect. Deze kan via één van de propor-
tionele draaiknoppen of schuiven traploos van nul
188 Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
(“min”) tot aan het maximum (“max”) worden inge-
steld, in zoverre de uitslag van het stuurelement niet
verkleind is. Het daadwerkelijke effect van de auto-
piloot kan men bij een volledige hekrotoruitslag als
volgt berekenen:
“momentele positie van het stuurelement
min de waarde voor de gyro-reductie”,
d.w.z. bij 0 % gyro-reductie blijft het effect bij een be-
dienen van de hekrotor-stuurknuppel constant, bij
50 % wordt deze waarde verkleind tot de helft, wan-
neer het gekozen stuurelement, zoals hier getoond,
tot +50 % van de stuuruitslag wordt verschoven en
pas bij >150 % is deze waarde bij deze positie van
de schuif al vóór een volledige uitslag van de hekro-
tor gereduceerd tot nul.
voorbeeld:
+50%
gyro-effect
links
stuurknuppeluitslag hekrotor
midden rechts
stuurweg
stuurelement
“Gyro 7”
Lineaire gyro-reductie bij een verkleinde uitslag van
het stuurelement, bv. –50 % tot +80 % uitslag van het
stuurelement.
Het effect van de gyro kan traploos binnen deze
grenzen van het stuurelement worden gevarieerd.
Ook hier zijn ter verduidelijking effecten van de au-
topiloot in afhankelijkheid van de hekrotoruitslag voor
verschillende parameterwaarden van de gyro-reduc-
tie getekend.
voorbeeld:
+80%
gyro-effect
links
stuurknuppeluitslag hekrotor
midden rechts
stuurweg
stuurelement
“Gyro 7”
Instelling van de Gyrosensor
Om een maximaal mogelijke stabilisatie van de heli-
kopter om de hoogte-as door de autopiloot te bereiken,
moet u op de volgende zaken letten:
De aansturing moet licht lopen en zo weinig mogelijk
speling hebben.
De stuurstang mag niet doorveren.
Een sterke en vooral snelle servo toepassen.
Hoe sneller als reactie van de gyrosensor op een draai-
en van het model een bijbehorende correctie van de
hekrotor tot stand komt, des te verder kan de instelrege-
laar voor het gyro-effect worden opengedraaid, zonder
dat de staart van het model gaat “kwispelen” en des te
beter is ook de stabiliteit om de hoogte-as. Anders be-
staat het gevaar, dat de staart al bij een gering ingestel-
de gevoeligheid van de gyro begint te schommelen, wat
dan weer door een verdere reductie van het gyro-effect
via het bijbehorende stuurelement moet worden tegen-
gegaan.
Ook een hoge voorwaartse snelheid van het model resp.
hoveren bij een sterke tegenwind kan er toe leiden dat
het stabiliserende effect van het kielvlak samen met de
gyro tot een overreactie leidt, dat weer zichtbaar wordt
door een schommelen van de staart. Om in iedere situ-
atie een optimale stabilisatie door de gyro te bereiken,
kan het effect van deze autopiloot vanuit de zender via
een aan ingang “7” toegewezen stuurelement in com-
binatie met de gyro-reductie en/of de beide instellingen
aan de autopiloot NEJ-120BB aangepast worden.
Verdere aanwijzingen bij autopiloten met een meervou-
dig in te stellen effect (bv. NEJ-120BB)
Omdat u het gyro-effect niet via een stuurelement van
de zender proportioneel kunt instellen, moet u met de
regelaar 1op de gyro het (geringere) effect instellen
(bv. voor kunstvlucht), en met regelaar 2 het grotere
gyro-effect (bv. voor het hoveren). Ook wanneer dan
voor de stuurfunctie 7 van de zender een proportioneel
stuurelement werd toegewezen, vindt er slechts een
omschakelen tussen deze twee waarden plaats en geen
proportionele instelling.
Draai daarom de regelaar 2 zo ver open, dat het model
bij windstilte tijdens het hoveren nog net niet gaat
schommelen, en op dezelfde manier wordt de regelaar
1 zo ver open gedraaid, dat het model ook bij de maxi-
male snelheid en extreme tegenwind niet met de staart
pendelt. U kunt afhankelijk van het weer en het vlieg-
programma het gyro-effect vanuit de zender omscha-
kelen, eventueel met de gyro-reductie ook afhankelijk
van de hekrotor-stuuruitslag.
189
Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
Regel “Gyro Offset”
LET OP: Een in deze optie en een in de regel “K7” van
het display “ST K5-9” resp. “K5-12” van het
menu »DR/EXPO«, bladzijde 175, eventueel
ingestelde Offset-waarde worden bij elkaar opgeteld!
Let er daarom vanwege de overzichtelijkheid op, dat u
alleen in één van de beide opties een Offset-waarde
invoert resp. wijzigt.
De meeste actuele gyrosystemen hebben niet alleen
een traploze proportionele regeling van de gyro-ge-
voeligheid ( “Gain”), maar ook de keuze tussen twee
verschillende werkwijzen vanuit de zender.
Wanneer de door u gebruikte gyro ook minstens één
van deze opties bezit, heeft u via deze alternatieve
offset-instelling de mogelijkheid om zowel tussen “nor-
male” gain als eventueel ook “Heading-Lock” te kiezen
en ook binnen deze keuze normale, langzame vluchten
met een maximale stabiliteit te vliegen óf bij snelle
kunstvlucht het effect van de gyro te reduceren.
Gebruik hiervoor de omschakeling tussen de vliegfa-
sen om de verschillende waarden in de regel “GYRO
OFFSET” in te kunnen voeren. Waarden tussen -125 %
en +125 % zijn mogelijk.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
UIT
050%
RES
+
Gebaseerd op deze vliegfasen-specifiek vastgelegde
(Offset-) instellingen kan het gyro-effect met een in de
regel “Gyro” in het menu »KAN. SET«, bladzijde 94,
toegewezen stuurelement ook nog eens traploos wor-
den gevarieerd.
Regel “GOVERNOR”
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
UIT
050%
RES
+
Zoals in de afbeelding hierboven te zien is staat deze
optie standaard UIT , wat betekent dat het stuurkanaal
onbeperkt “normaal” te gebruiken is.
Zou u echter een toerenregelaar voor het automatisch
constant houden van het toerental aan uitgang 8 heb-
ben aangesloten of willen aansluiten, dan tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld van
deze regel en zet u deze daardoor op AAN
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
AAN
050%
RES
+
… en omgekeerd.
Regel “GOVERNOR OFFSET”
Nadat u door het omzetten op AAN in de regel hier-
boven de optie “GOVERNOR” heeft geactiveerd, kunt
u nu in deze regel door wijzigen van de %-waarde het
toerental bepalen, dat uw regelaar moet vasthouden.
Het instelbereik bedraagt 0 tot 100 %.
Tip hiervoor het waardenveld van deze regel met een
vinger of de meegeleverde stift aan:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
A N
050%
RES
+
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
AAN
050%
RES
+
De actuele waarde in het nu blauwe en dus actieve veld
verandert u door de toetsen + of aan de rechter
rand van het display het gewenste aantal malen aan te
tippen, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
GYRO OFFSET
000%
GYRO VERBERGEN
GOVERNOR OFFSET
GOVERNOR
000%
AAN
067%
RES
+
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de in een blauw en dus actief waardenveld weer terug
naar de standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door middel
van het aantippen van de toets TRG. links boven op
het display weer terug naar het keuzemenu:
190 Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
191
Functiemenu helikoptermodellen – gyro/regelaar
Gas AR
Gaspositie AR
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »GAS AR«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Gaspositie AR
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
AAN
BLK
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandings-
motor helemaal uit is. In de trainingsfase zou dit echter
zeker niet handig zijn, omdat u dan telkens opnieuw de
motor moet starten.
Stelt u bij de training de waarde in dit display dusdanig
in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een
elektro-aandrijving veilig “uit” is.
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het basismenu
heeft u eventueel een alternatieve “Nood-
UIT”-functie.
Regel ACT
Voor het in- resp. uitschakelen van deze optie tipt u
met een vinger of de meegeleverde stift op het waar-
denveld in de regel “ACT”, bijvoorbeeld:
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
AAN
AAN
Regel St/S
In deze regel wijst u, zoals beschreven in het onder-
deel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, DE-
ZELFDE SCHAKELAAR toe, waarmee u naar de au-
torotatie-vliegfase omschakelt, bv.:
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
SW 3
AAN
Regel SET
De groene pijl links van de balkgrafiek geeft de actu-
ele positie van de gasservo weer, de rode pijl rechts
daarvan de actueel ingestelde gaspositie AR.
Voor het wijzigen van de actuele gaspositie brengt
u bij voorkeur de groene pijl met de gas-/pitchstuur-
knuppel en eventueel de gastrimming naar die posi-
tie, die de gasservo in het geval van een autorotatie
moet innemen, bijvoorbeeld:
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
SW 3
AAN
Tip daarna met een vinger of de meegeleverde stift
op het waardenveld van de regel “SET”:
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
S 3
AAN
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
192 Functiemenu helikoptermodellen – gas AR
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–100%
SW 3
AAN
In het blauwe en dus actieve waardenveld plaatst u
nu door aantippen van de toetsen + of aan de
rechter kant van het display de rode pijl tegenover de
groene pijl, bijvoorbeeld:
TRG. Starlet Sv
ACT
St/S
SET
RES
+
–111%
SW 3
AAN
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting van de “menukeuze” door het aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display.
193
Functiemenu helikoptermodellen – gas AR
Tuimelschijf
Pitch-, roll- en nick-mixer
Aanwijzing:
Dit menu is bij de keuze van “1” (tuimelschijf-)
servo in de basisinstellingen van het menu
»Modelkeuze« resp. »Modeltype« niet
zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »TUIMELSCH«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK TELEMET.
aantippen
In de basis-instellingen heeft u in het display “Tuimel-
schijf” vastgelegd, hoeveel servo’s er voor de pitchstu-
ring in uw helikopter zijn ingebouwd. Hierdoor worden
automatisch de functies voor rol, nick en pitch op de
juiste manier met elkaar gekoppeld, zodat u zelf geen
verdere mixers hoeft te definiëren.
Bij helikoptermodellen, die met maar één aparte pitch-
servo worden aangestuurd, is dit menupunt »TUIMEL-
SCH« daarentegen overbodig, omdat de in totaal drie
tuimelschijfservo’s voor pitch, rol en nick softwarematig
apart van elkaar dus zonder mixers worden bediend.
In dit geval kunt u in de multifunctielijst niet beschikken
over dit menu.
Bij alle andere aansturingen met 2 … 4 pitchservo’s
zijn de mixpercentages en –richtingen standaard, zoals
in het onderstaande display afgebeeld, al van te voren
ingesteld op elk +61 % …
TRG. Starlet Sv
RES
+
PITCH ROLL
NICK +061%
+061% +061%
… en kunnen naar behoefte tussen -100 % en +100 %
gevarieerd worden.
Tip daarvoor zoals u ondertussen wel gewend
bent met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld van de te wijzigen mixer, bv.:
TRG. Starlet Sv
RES
+
PITCH ROLL
NICK +061%
+061% +061%
In het blauwe en dus actieve waardenveld verandert u
nu de actuele waarde naar behoefte, door de aan de
rechter rand van het display geplaatste + of toets
aan te tippen, bijvoorbeeld:
TRG. Starlet Sv
RES
+
PITCH ROLL
NICK +061%
+061% +067%
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waar-
de in een blauw en dus actief waardenveld weer terug
naar de standaardwaarde.
Zou de tuimelschijf-aansturing (“pitch”, “rollen” en “nic-
ken”) niet op de juiste manier de stuurknuppels volgen,
dan verandert u als eerste de mixrichtingen (+ resp. –)
voordat u probeert, de servo-draairichtingen aan te
passen.
Aanwijzing:
Let er op, dat bij een verandering van de
mixwaarden de servo’s niet mechanisch
vastlopen.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting van de “menukeuze” door het aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display.
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
194 Functiemenu helikoptermodellen – tuimelschijf
TS Limiter
Instelbare begrenzing en –verdraaiing van de uitslag
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »TS LIMIET«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIMIET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX TRAINER TELEMET.
aantippen
TS Limiter
Deze functie heeft de functie van een mechanische
afdekking, die het normaal gesproken vierkante uit-
slag-bereik …
TRG. Starlet Sv
RES
+
SET
ACT
ROLL
00°
100%
BLK
NICK
TS-DRAAIING
000%
000%
… van een stuurknuppel nu over een cirkelvormig
gebied begrenst in zoverre de limiter in de regel
“ACT” AAN -gezet is:
TRG. Starlet Sv
RES
+
SET
ACT
ROLL
00°
100%
AAN
NICK
TS-DRAAIING
–071%
+071%
Wordt de helikopter namelijk zo ingesteld, dat de
uitslagen van rol resp. nick het mechanisch mogelijke
maximum bereiken, zoals bv. bij het sturen van 3D-he-
li’s, dan bereikt bij een gelijktijdige volle uitslag van rol
en nick (knuppels in één van de “hoeken”) de tuimel-
schijf een veel grotere uitslag dan normaal (rekenkundig
141 %). Het mechaniek van de tuimelschijf kan uitslijten
en in extreme gevallen kunnen bv. zelfs de kogelkoppen
losspringen:
TRG. Starlet Sv
RES
+
SET
ACT
ROLL
00°
200%
AAN
NICK
TS-DRAAIING
–100%
+100%
In de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT maakt
daarom de hier te behandelen softwarefunctie een naar
behoefte tussen “rond” en “vierkant” in te stellen begren-
zing van de tuimelschijf-uitslag mogelijk. Dit wil zeggen,
dat de begrenzing van de uitslag van de tuimelschijf,
dus de hoek waarin deze wordt gezet, tussen 100 % de
uitslag is dan cirkelvormig begrensd tot de waarde
die alleen met roll resp. nick kan worden bereikt en
200 % – geen begrenzing aanwezig – kan worden
ingesteld. De instelling vindt plaats in de regel “SET”
met de aan de rechter rand van het display geplaatste
toetsen + of . Verder kan de functie door de keuze
van BLK in de regel “ACT” compleet gedeactiveerd
worden.
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde waar-
de in een blauw en dus actief waardenveld weer terug
naar de standaardwaarde.
TS-draaiing
Bij enkele aansturingen van de rotorkop is het nodig,
om de tuimelschijf bij de cyclische stuurbeweging in een
andere richting te bewegen dan de bedoelde kanteling
van de rotor-oppervlakte. Bijvoorbeeld bij het gebruik
van een vierbladsrotor kan het nodig zijn om de aan-
sturing in dit menupunt softwarematig met 45 ° naar
rechts resp. naar links te draaien, zodat de stuurstangen
van de tuimelschijf naar de rotorkop precies verticaal
kunnen staan en daardoor een correcte bladaansturing
zonder ongewenste differentiatie-effecten kan worden
bereikt. Een mechanische verandering van de stuur-
stangen is daarmee overbodig geworden. Negatieve
hoeken betekenen een virtuele verdraaiing naar links,
positieve hoeken een virtuele verdraaiing naar rechts
van de rotorkop, bv.:
TRG. Starlet Sv
RES
+
SET
ACT
ROLL
+45°
140%
AAN
NICK
TS-DRAAIING
–099%
+099%
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting van de “menukeuze” door het aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display.
195
Functiemenu helikoptermodellen – TS limiter
Heli mixer
Vliegfasen-afhankelijke instelling van pitch, roll en nick
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »HELI-MIX«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER
aantippen
In het hieronder te bespreken menu »HELI-MIX« wor-
den de vliegfasen-afhankelijke mixers “roll >> nick”, “nick
>> roll”, “pitch >> roll” en “pitch >> nick” beschreven.
Deze mixers zijn met name bedoeld om asymmetrische
reacties van de helikopter op stuurcommando’s te com-
penseren en voor het afstemmen van helikopters met
meerblads-rotoren.
Vliegfasen-afhankelijke instellingen
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde
170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een pas-
sende naam heeft voorzien verschijnt deze naam
in het display rechts bovenaan in groene letters, bv.
«NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehoren-
de schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om
te schakelen.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> ROLL
PITCH >> ROLL
PITCH >> NICK
ROLL >> NICK
BLK
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
Kolom ACT (actief)
In het waardenveld van deze kolom bepaalt u, of
de of de functie in de desbetreffende regel geblok-
keerd BLK of AAN wilt zetten.
Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het ef-
fect van het bijbehorende bedieningselement op de
geselecteerde mixer fasen-specifiek met een in het
optieveld “St/S” zie verder hieronder in dit onder-
deel eventueel toegewezen schakelaar individueel
uit- en inschakelen.
Kolom SET (instellen)
Aantippen van één van deze vier toetsen >> in
deze kolom met een vinger of de meegeleverde stift
opent de instelpagina van de geselecteerde mixer,
bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> ROLL
PITCH >> ROLL
PITCH >> NICK
ROLL >> NICK
BLK
BLK
BLK
BLK
>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
aantippen
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL >> NICK
000% +
RES
A
000%
000% 000%
B
Uitgaande van de hier afgebeelde standaard instel-
ling past u de actuele instelwaarden aan uw behoef-
ten aan, door het te wijzigen waardenveld met een
vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL >> NICK
000% +
RES
A
000%
000%
B
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
blauw:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL >> NICK
000% +
RES
A
000%
000% 000%
B
Daarna kunt u de actuele waarde in het nu blauwe
en dus actieve waardenveld door aantippen van de
aan de rechter rand van het display geplaatste toet-
sen + of wijzigen, bijvoorbeeld:
196 Functiemenu helikoptermodellen – heli mixer
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL >> NICK
–012% +
RES
A
000%
000% 000%
B
Met de waarde aan de tegenoverliggende kant van
de stuurweg gaat u op dezelfde manier te werk, bij-
voorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL >> NICK
–012% +
RES
A
–021%
000% 000%
B
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde.
Eventueel benodigde instellingen in de beide onder-
ste EXPO-waardenvelden voert u in op de manier,
zoals die beschreven werd in het onderdeel “DR/
EXPO”, vanaf bladzijde 173.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit
menu weer in de richting van de “Heli-mix”-keuze
door het aantippen van de toets TRG. links boven in
het display:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
EXP
MIX%
ROLL NICK
–012% +
RES
A
–021%
+050% +050%
B
aantippen
Belangrijke aanwijzing:
De hier getoonde mixwaarden dienen
uitsluitend als demonstratie en stellen in
geen geval echte waarden voor.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> ROLL
PITCH >> ROLL
PITCH >> NICK
ROLL >> NICK
BLK
BLK
BLK
AAN
>>
>>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
Hier kiest u eventueel een andere mixer uit en stelt u
deze in, zoals hierboven werd beschreven.
Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar)
In deze kolom wijst u, zoals beschreven in het onder-
deel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, aan
de desbetreffende mixer eventueel nog een schake-
laar toe, waarmee u deze individueel uit- en inscha-
kelen kunt, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> ROLL
PITCH >> ROLL
PITCH >> NICK
ROLL >> NICK
BLK
BLK
BLK
AAN
>>
>>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
SW 5
SET St/S
MIX TYPE
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting van de “menukeuze” door het aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display.
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
197
Functiemenu helikoptermodellen – heli mixer
Gas mixer
Vliegfasen-afhankelijke instelling voor het meenemen van het gas door pitch, roll en nick
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »GAS MIX«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Niet alleen tijdens het vergroten van de pitch moet er
gas bij gegeven worden, maar ook tijdens grote cycli-
sche stuurbewegingen, d.w.z. bij het kantelen van de
tuimelschijf in een willekeurige richting. Ook een ver-
groten van de stuwkracht van de hekrotor vereist een
aanpassing van het motorvermogen, om het toerental
van het systeem constant te houden. In de programma’s
van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kan het
meenemen van het gas voor de roll-, nick- en hekro-
tor-sturing apart worden aangepast.
Zou u een toerenregelaar voor het automatisch constant
houden van het rotortoerental gebruiken, dan neemt
deze de aanpassing van het motorvermogen over. In
andere gevallen moet bij deze drie mixers een passen-
de waarde voor het meenemen van het gas worden
ingesteld.
Deze instellingen zijn met name nuttig bij kunstvlucht,
bv. bij het vliegen van rollen, waar bij gemiddelde
waarden van de collectieve pitch, waarbij de carburateur
maar ongeveer half geopend is, er cyclische stuuruitsla-
gen worden gegeven die juist een hoger motorvermo-
gen vereisen.
Vliegfasen-afhankelijke instellingen
Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzijde
170, vliegfasen heeft aangemaakt en van een pas-
sende naam heeft voorzien verschijnt deze naam
in het display rechts bovenaan in groene letters, bv.
«NORMAAL». Bedien dus eventueel de bijbehoren-
de schakelaar om tussen de diverse vliegfasen om
te schakelen.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> GAS
HECK >> GAS
ROLL >> GAS
BLK
BLK
BLK
>>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
Kolom “ACT” (actief)
In de waardenvelden van deze kolom bepaalt u, of
de functie in de desbetreffende regel geblokkeerd
( BLK ) of AAN is.
Zodra u dit waardenveld op AAN zet, kunt u het ef-
fect van het bijbehorende bedieningselement op de
geselecteerde mixer fasen-specifiek met een in het
optieveld “St/S” zie verder hieronder in dit onder-
deel eventueel toegewezen schakelaar individueel
uit- en inschakelen.
Kolom “SET” (instellen)
Aantippen van één van deze vier toetsen in deze ko-
lom met een vinger of de meegeleverde stift opent
de instelpagina van de geselecteerde mixer, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> GAS
HECK >> GAS
ROLL >> GAS
BLK
BLK
AAN
>>
>>
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
aantippen
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL >> GAS
000% +
RES
A
000%
B
Uitgaande van de hier afgebeelde standaard instel-
ling past u de actuele instelwaarden aan uw behoef-
ten aan, door het te wijzigen waardenveld met een
vinger of de meegeleverde stift aan te tippen, bijvoor-
beeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL >> GAS
000% +
RES
A
000%
B
aantippen
De kleur van het waardenveld wisselt van rood naar
blauw:
198 Functiemenu helikoptermodellen – gas mixer
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL >> GAS
000% +
RES
A
000%
B
Daarna kunt u de actuele waarde in het nu blauwe
en dus actieve waardenveld door aantippen van de
aan de rechter rand van het display geplaatste toet-
sen + of wijzigen, bijvoorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL >> GAS
–012% +
RES
A
000%
B
Met de waarde aan de tegenoverliggende kant van
de stuurweg gaat u op dezelfde manier te werk, bij-
voorbeeld:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL >> GAS
–012% +
RES
A
–021%
B
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld weer
terug naar de standaardwaarde,
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit
menu weer in de richting van de “Gas mixer”-keuze
door het aantippen van de toets TRG. links boven in
het display:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
MIX%
ROLL GAS
–012% +
RES
A
–021%
B
aantippen
Belangrijke aanwijzing:
De hier getoonde mixwaarden dienen
uitsluitend als demonstratie en stellen in
geen geval echte waarden voor.
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> GAS
HECK >> GAS
ROLL >> GAS
BLK
BLK
AAN
>>
>>
>>
AAN
AAN
AAN
SET St/S
MIX TYPE
Hier kiest u eventueel een andere mixer uit en stelt u
deze in, zoals hierboven werd beschreven.
Kolom “St/S” (stuurelement/schakelaar)
In deze kolom wijst u, zoals beschreven in het onder-
deel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, aan
de desbetreffende mixer eventueel nog een schake-
laar toe, waarmee u deze individueel uit- en inscha-
kelen kunt, bv.:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
ACT
NICK >> GAS
HECK >> GAS
ROLL >> GAS
BLK
BLK
AAN
>>
>>
>>
AAN
AAN
SW 7
SET St/S
MIX TYPE
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit menu
weer in de richting van de “menukeuze” door het aantip-
pen van de toets TRG. links boven op het display.
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS LIM ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
199
Functiemenu helikoptermodellen – gas mixer
Pitch >> hek
Vliegfasen-afhankelijke statische draaimoment-compensatie
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “F” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Starlet
M 2
0:01:23
N RMAAL
000:00.0
000:00.0
4.2V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “blauwe”
functiemenu. Tip hier met een vinger of de meegelever-
de stift op het menupunt »PIT >> HECK«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
FASE PIT. CRV
DR/EXPO GAS CRV GYRO/GOV
GAS-AR TS M ET
TUIMELSCH HELI-MIX GAS MIX
PROG.MIX PIT>>HECK
TRAINER TELEMET.
aantippen
Standaard is een curve voor de compensatie van het
draaimoment met een lineair mixpercentage van overal
0 % ingesteld, zoals die nodig is voor een gyrosensor in
de “Heading-Lock-modus”:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. UIT
CURVE
000%
000%
000%
L
LET OP: Let in dit verband in ieder geval op de
handleiding bij uw gyro, omdat anders het
risico bestaat dat uw heli eventueel
onbestuurbaar wordt.
Gebruikt u uw gyro daarentegen in de “normale” modus,
of heeft deze alleen maar de zogenaamde “normale
modus”, dan moet u de mixer als volgt instellen:
Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve,
zie vanaf bladzijde 177, kan ook de stuurcurve van de
hekrotor door maximaal 7 punten worden gedefinieerd.
U kunt daarom de mixer bij behoefte op elk moment wij-
zigen en boven en onder het hoverpunt zowel symmetri-
sche als asymmetrische mixerpercentages invoeren.
Uitgaand van -30 % bij punt “L en +30 % bij punt “H”
moet de instelling van de mixer zó plaatsvinden, dat de
helikopter bij langere verticale stijg- en daalvluchten niet
door het ten opzichte van het hoveren veranderde draai-
moment van de hoofdrotor wegdraait om de verticale as.
Bij het hoveren moet de trimming alleen plaatsvinden
via de – digitale – hekrotor-trimhevel:
TRG. NORMAAL
Starlet Sv
IN
UIT
PUNT
UIT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
CURVE
+100%
+030%
+030%
H
Voorwaarde voor een veilige instelling van de draaimo-
ment-compensatie is dat de pitch- en gascurven correct
werden ingesteld, dus het toerental van de rotor over
het hele verstelbereik van de pitch constant blijft.
Instelling autorotatie
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat
hij bij het hoveren het draaimoment van de motor com-
penseert. Hij veroorzaakt dus in de basisinstelling al een
bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan door
de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor
allerlei soorten van koppelcompensatie gevarieerd en
afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental
en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld.
In de autorotatie wordt de hoofdrotor echter niet meer
door de motor aangedreven, maar werkt als een wind-
molen. Daardoor ontstaan er ook geen draaimomenten
meer, die door de hekrotor gecompenseerd moeten
worden. Daarom worden alle bijbehorende mixers auto-
matisch uitgeschakeld.
Omdat in de autorotatie niet langer de eerder genoem-
de stuwkracht nodig is, moet de basisinstelling van de
hekrotor anders zijn:
Schakelt u de motor uit en zet u de helikopter horizon-
taal neer. Bij ingeschakelde zender en ontvanger klapt u
nu, na keuze van de vliegfase “Autorotatie”, de hekrotor-
bladen naar beneden en verandert u nu de instelwaarde
van deze mixer zolang, tot de instelhoek van de hekro-
torbladen nul graden is. De hekrotorbladen staan nu van
achteren gezien parallel.
Afhankelijk van de wrijving en weerstand van de over-
brenging kan het voorkomen, dat de romp nog draait.
Dit relatief kleine draaimoment moet dan ook via de
instelhoek van de hekrotorbladen gecompenseerd wor-
den. In ieder geval ligt deze waarde tussen nul graden
en een instelhoek tegen de richting van de instelhoek bij
het normale vliegen in.
200 Functiemenu helikoptermodellen – pitch >> hek
Functiemenu helikoptermodellen Systeemmenu
201
Voor uw aantekeningen
TRG. Graubele
1
ST.MODE
VOORAAN
RICH ROLL
HOOGTE GAS / PITCH
Om een andere stuurmode dan de standaard-mode in
te stellen tipt u met een vinger of de meegeleverde stift
op de rode “Mode-toets”, totdat het nummer van de door
u gewenste resp. benodigde stuurtoewijzing verschijnt,
bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
3
ST.MODE
VOORAAN
ROLL RICH
HOOGTE GAS / PITCH
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display keert u weer terug naar het systeemmenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST KALIB.
Tip om de ondermenu’s van het SYSTEEM-menu op
te roepen in het basisdisplay van de zender op het met
“S” aangeduide “tandwiel”-symbool rechts onder op het
display:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMA L
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »ST-MODE«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
In principe zijn er vier verschillende mogelijkheden, om
de vier stuurfuncties rol-, hoogte- en richtingroer plus
gas resp. remkleppen bij een vliegtuigmodel …
MODE 2 (gas links)
hoogte
hoogte
richting
richting
motor
motor
rolroer
rolroer
motor
motor
richting
richting
hoogte
hoogte
rolroer
rolroer
hoogte
hoogte
rolroer
rolroer
motor
motor
richting
richting
motor
motor
rolroer
rolroer
hoogte
hoogte
richting
richting
MODE 1 (gas rechts)
MODE 3 (gas rechts) MODE 4 (gas links)
… resp. rollen, nicken, hekrotor en gas resp. pitch bij
een helikopter …
MODE 2 (gas links)
nick
nick
hek
hek
pitch
pitch
roll
roll
pitch
pitch
hek
hek
nick
nick
roll
roll
nick
nick
roll
roll
pitch
pitch
hek
hek
pitch
pitch
roll
roll
nick
nick
hek
hek
MODE 1 (gas rechts)
MODE 3 (gas rechts) MODE 4 (gas links)
… aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke
van deze mogelijkheden wordt gebruikt hangt van de
individuele gewoonte van de modelpiloot af. Standaard
is “Mode 1” ingesteld.
Deze instelling is echter onafhankelijk van het
modelgeheugen en dus geldig voor alle
modelgeheugens:
Stick mode
Stuurtoewijzing
202 Systeemmenu – stick mode
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »WAARSCHUWING«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
In dit ondermenu kunnen vijf “triggers” voor een optisch
en akoestisch alarm individueel in- resp. uitgeschakeld
worden, waarbij standaard alleen de bewaking van de
gas-/pitch-stuurknuppel actief geschakeld is. Tevens
schakelbaar zijn de opties “gas AR”, “motor stop”, “fase”
en “inschakelwaarschuwing”.
Deze instellingen zijn onafhankelijk van een
modelgeheugen en dus geldig voor alle
modelgeheugens.
Waarschuwing
Instellingen voor waarschuwingen vanuit de zender
TRG. Graubele
GAS AR
M-STOPP
GAS-POSITIE
FASE
INSCHAKELW.
UIT
UIT
AAN
UIT
UIT
Om tussen UIT en AAN , en omgekeerd, te kunnen
omschakelen tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift op het aanrakingsgevoelige veld van de te wijzigen
optie, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
GAS AR
M-STOPP
GAS-POSITIE
FASE
INSCHAKELW.
UIT
U T
AAN
UIT
UIT
aantippen
TRG. Graubele
GAS AR
M-STOPP
GAS-POSITIE
FASE
INSCHAKELW.
AAN
UIT
AAN
UIT
UIT
In de laatste regel “INSCHAKELW(aarschuwing)” kunt
u bovendien vastleggen, hoe lang de zender na het
laatste bedienen van een bedieningselement tot aan
het activeren van een optische en akoestische waar-
schuwing moet wachten, voordat de zender na nog drie
minuten “niets doen” zichzelf uitschakelt.
U kunt kiezen uit “UIT”, “30 s” en 1, 5, 10, 20, 30 en 60
minuten. Tip het benodigde aantal malen met een vinger
of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige
veld in deze regel:
TRG. Graubele
GAS AR
M-STOPP
GAS-POSITIE
FASE
INSCHAKELW.
AAN
UIT
AAN
UIT
1m
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display keert u weer terug naar het systeemmenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
203
Systeemmenu – waarschuwing
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMA L
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »ETC SET«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
In het ondermenu »ETC SET« kunt u de standaard
instellingen van de regels “Accutype” en “Waarschu-
wingsdrempel accu” eventueel aan de door u gebruikte
stroomvoorziening van de zender en het volume van de
akoestische signalen aanpassen alsmede de inschakel-
melodie van de zender in- en uitschakelen.
LET OP: Standaard wordt de zender mz-18 HoTT
met een 4-cellige NiMH-accu en de zender
mz-24 HoTT met een 1s2p-Lithium-Ion-ac-
cu geleverd. Daardoor zijn de standaard instellingen
van de beide zenders in de hieronder beschreven
regels “accutype” en “accuwaarschuwing” verschil-
lend.
ETC set
“Diverse” instellingen voor de zender
Aanwijzing:
Bij de firmwareversie V 1.023 werd het
aanbod aan instelopties met de regel “VARIO
VOL uitgebreid.
ACCUTYPE
In de eerste regel deelt u de zender mee of diens
stroomvoorziening uit een viercellige NiMH-accu of uit
een 1s-Lithium-accu plaatsvindt. Afhankelijk van deze
instelling wordt u in de – volgende – regel “ACCUWAAR-
SCHUWING” een aangepast spanningsbereik als keuze
aangeboden.
Om eventueel deze instelling te wijzigen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoe-
lige veld in de regel “ACCUTYPE”:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
NiMH
4. V
03
+
RES
VARIO VOL 03
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
NiMH
4.8V
AAN
03
+
RES
VARIO VOL 03
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu het passende accutype
uit, bv.:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.6V
AAN
03
+
RES
VARIO VOL 03
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de weer terug naar de standaardwaarde.
ACCUWAARSCHUWING
In de regel “ACCUWAARSCH(uwing)” kunt u de waar-
schuwingsdrempel van de aanduiding …
TRG. CLR AAN
S. VOLT 00
3.6V
NIEUW LADEN
E. VOLT 00
3.7V
VELD ST. 00
000%
ESC STR 00
000.0A ESC VOLT 00
00.0V
ALARM VELD ST.
AAN
…-afhankelijk van de keuze van het accutype in de
regel daarboven instappen van 0,1 Volt tussen 4,5 en
5,5 V (NiMH-accu) resp. 3,4 en 4,2 V (LiIo-/LiPo-accu)
naar eigen goeddunken instellen. Stel hier in geen
geval een te lage waarde in, zodat u nog voldoende tijd
heeft om uw model bij een accu-waarschuwing veilig te
kunnen landen.
Om eventueel een instelling te wijzigen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoe-
lige veld in de regel “ACCUWAARSCH(uwing)”:
204 Systeemmenu – ETC set
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.6V
A N
03
+
RES
VARIO VOL 03
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.6V
AAN
03
+
RES
VARIO VOL 03
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu de voor u passende
waarschuwingsdrempel uit, bv.:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
AAN
03
+
RES
VARIO VOL 03
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de weer terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
In een speciaal kalibratie-menu, dat u door
aantippen van de spanningsweergave met
een vinger of de meegeleverde stift kunt
openen, …
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00 0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
… kan de spanningsaanduiding en daardoor ook de
drempel van de accuwaarschuwing met behulp van een
precisie-voltmeter exact worden afgesteld:
TRG.
TX Volt Cali. Data
3.85V 33434 +10
–2
–10
+2
SAVE
INSCHAKELMELODIE
In deze regel kunt u de in- en uitschakelmelodie van de
zender in- of uitschakelen.
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het aan-
rakingsgevoelige veld in de regel “AAN MELODIE”:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
AAN
0
+
RES
VARIO VOL
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
AAN
03
+
RES
VARIO VOL 03
Aantippen van de toets aan de rechter rand van het
display schakelt de inschakelmelodie uit …
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
UIT
03
+
RES
VARIO VOL 03
… en aantippen van de + toets schakelt deze weer in.
205
Systeemmenu – ETC set
VOLUME
In deze regel kunt u het volume van de akoestische
signalen en gesproken berichten van de zender indivi-
dueel instellen.
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het aan-
rakingsgevoelige veld in de regel “VOLUME”:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3 5V
U T
03
+
RES
VARIO VOL 03
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
UIT
03
+
RES
VARIO VOL 03
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu het voor u passende
volume uit. U kunt kiezen uit “UIT” en waarden van “1 …
5”, bv.:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
UIT
05
+
RES
VARIO VOL 03
VARIO VOL(UME)
In deze – laatste – regel kunt u, zoals links onder “VO-
LUME” beschreven, het volume van de vario-berichten
van de zender individueel instellen:
TRG. Graubele
ACCUTYPE
AKKU WAARSCH
AAN MELODIE
VOLUME
LITH
3.5V
UIT
5
+
RES
VARIO VOL 03
aantippen
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde weer terug naar de standaardwaarde, en door
aantippen van de toets TRG. links boven op het display
keert u weer terug naar het systeemmenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
206 Systeemmenu – ETC set
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »DISPLAY«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
In het ondermenu “Display” kunt u specifieke instellingen
van het display doorvoeren, zoals bv. het contrast ervan
wijzigen, de achtergrondverlichting in- en uitschakelen
en de aanrakingsgevoeligheid aan uw wensen aanpas-
sen. Verder kunt u nog de kleur van het logo wijzigen
en een functie die de leesbaarheid van het display bij
zonnig weer verbetert, in- en uitschakelen.
CONTRAST
Om onder alle weersomstandigheden en bij elke tempe-
ratuur de optimale leesbaarheid van het display van de
zenders mz-18 HoTT resp. mz-24 HoTT te garanderen
kunt u in deze regel het schermcontrast instellen. Om
eventueel de instelling te wijzigen tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op het aanrakingsgevoelige
Display
Instellingen van het zenderdisplay
veld in de regel “CONTRAST”:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
U T
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 15
AAAAA876
+
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
UIT
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 15
AAAAA876
+
RES
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu het u passende contrast
over een bereik van 1 … 20 uit, bv.:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
UIT
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de terug naar de standaardwaarde “15”.
DISPLAYLICHT
In deze regel wordt vastgelegd, hoe lang de achter-
grondverlichting van het display na het inschakelen van
de zender zonder daarop volgend bedienen van een
stuurelement of na het laatste gebruik van een bedie-
ningselement moet blijven branden.
U kunt kiezen uit “UIT” in de zin van onbegrensd, “10 s”,
“30 s”, 1 m” en “3 m”.
Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift
op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “DISPLAY-
LICHT”:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
UIT
D
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
UIT
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu de u passende waarde
uit, bv.:
207
Systeemmenu – display
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de terug naar de standaardwaarde UIT .
firmwareversie V 1.023 en hoger
Een na afloop van een bepaalde tijdsperiode donker
geworden display kan door indrukken van één van de
beide rechts van het display geplaatste toetsen 
weer verlicht worden.
TOUCH-GEVOELIGHEID
In deze regel kunt u de reactie op een aantippen van
de aanrakingsgevoelige displayvelden over een bereik
van 1 tot 5 kiezen. Hoe lager het getal, des te sneller
de reactie op een aantippen van de touch-velden en
omgekeerd.
Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde
stift op het aanrakingsgevoelige veld in de regel
“TOUCH-GEVOEL.”:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
1
S NDRD
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
1
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu de u passende waarde
uit, bv.:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de terug naar de standaardwaarde “1”.
LOGO KLEUR
In deze regel kunt u de kleur van het zenderlogo aan uw
persoonlijke smaak aanpassen.
Tip eventueel met een vinger of de meegeleverde stift
op het aanrakingsgevoelige veld in de regel “LOGO
KLEUR”:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
STNDRD
U T
CONTRAST 20
+
RES
aantippen
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
STNDRD
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Door aantippen van de toetsen + of aan de rechter
rand van het display kiest u nu de door u gewenste kleur
uit. U kunt kiezen uit: “rood”, “groen”, “blauw”, “roze”,
“geel” en “turkoois”, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
ROZE
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waar-
de terug naar de standaardwaarde “STANDAARD”.
208 Systeemmenu – display
ZONLICHT
Om de optimale leesbaarheid van het display van de
zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT ook bij een lichte
omgeving resp. bij zonlicht te garanderen, kunt u de
standaard weergave op “contrastrijk” zetten.
Om tussen AAN en UIT of omgekeerd te kunnen
omschakelen, tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift op het aanrakingsgevoelige veld van de te wijzigen
optie, bijvoorbeeld:
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
R ZE
UIT
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
aantippen
De weergave wisselt direct naar AAN (of omgekeerd)
TRG. Graubele
DISPLAY LICHT
TOUCH GEVOEL.
LOGO KLEUR
ZONLICHT
HF-ID
30s
3
ROZE
AAN
CONTRAST 20
AAAAA876
+
RES
… waarna bv. het basisdisplay van de zender er als
volgt uitziet:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
HF-ID
In deze laatste regel van het display wordt de
HF-identificatie van de zender weergegeven. Deze is
zender-specifiek, wordt per zender maar één keer gege-
ven en kan niet worden veranderd. Tijdens het bindpro-
ces wordt o.a. deze ID aan de ontvanger meegedeeld,
zodat deze op ieder moment in staat is, de radiosigna-
len van “zijn” zender te identificeren.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display keert u weer terug naar het systeemmenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
209
Systeemmenu – display
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMA L
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »ST.KALIB.«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
Zou u het gevoel hebben dat de middenpositie van de
zelf-neutraliserende stuurknuppels (stuurelement 1 … 4)
niet exact overeenkomt met 0 % stuuruitslag, dan kunt u
dit als volgt controleren resp. corrigeren:
Initialiseer, zoals bv. vanaf bladzijde 47 beschreven,
een vrij model-geheugen. Of u kiest voor een vliegtuig-
of een helikoptermodel maakt in dit geval niet uit.
Wissel daarna naar het ondermenu »Servo-monitor« in
het basismenu, ZONDER in de tussentijd te trimmen of
verdere programmeringen uit te voeren.
Wanneer alle knuppels van uw zender nog zelf-neutrali-
serend zouden zijn zou de weergave in het ideale geval
als volgt zijn:
Knuppelkalibratie
Kalibratie van de neutrale positie van de beide knuppelaggregaten
TRG. NORMAAL
Graubele
AAND
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT geeft het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 ... 9 weer.
In alle andere gevallen komen de balk en %-aanduiding
overeen met de actuele positie van de niet-zelf neutrali-
serende stuurknuppel normaal gesproken van de gas-/
rem- resp. gas-/pitchstuurknuppel “K1”. Bevindt de gas-/
remstuurknuppel zich dus in de positie “stationair” dan
hoort het display van uw zender er ongeveer uit te zien
zoals in de afbeeldingen hieronder:
TRG. NORMAAL
Graubele
AAND
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
–100%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Breng nu na elkaar elk van de beide knuppels elk naar
de vier mogelijke eindaanslagen, zonder bij de aanslag
nog extra druk uit te oefenen. In elk van de in totaal
acht eindposities moet afhankelijk van de kant- exact
-100 % of +100 % te zien zijn.
Bevindt zich bv. stuurelement 2 aan de rechter aanslag
en zijn de drie andere knuppelfuncties in de middenpo-
sitie, dan moet het display van uw zender er als volgt
uitzien:
TRG. NORMAAL
Graubele
AAND
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
000%
–100%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Bereikt u, afhankelijk van het aantal zelf neutraliserende
knuppelfuncties van uw zender, een resultaat van vier
maal 0 % en acht maal 100 %, dan zijn de stuurknup-
pels van uw zender optimaal gekalibreerd. U kunt de
procedure dan afsluiten en eventueel het aangemaakte
modelgeheugen weer wissen.
In andere gevallen wisselt u naar het ondermenu »ST.
KALIB.« van het systeemmenu, waarin u cyclisch de
posities van de vier te kalibreren knuppels kunt kiezen
en eventueel kunt corrigeren, beginnend met de neutra-
le positie van de rechter stuurknuppel-aggregaat:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
–078%
000%
SET
De blauwe punt in de afbeelding hierboven in het
midden van het vierkant geeft de af te stellen knuppel-
positie weer.
De %-waarden in witte cijfers in de rode rechthoeken
links op het display onder “VERTI(caal)” en “HORIZ(on-
taal)” visualiseren de actuele posities van de knuppel.
In de afbeelding hierboven bevindt zich bijvoorbeeld de
horizontaal zelfneutraliserende rechter stuurknuppel
210 Systeemmenu – knuppelkalibratie
exact in het midden van zijn uitslag. Verticaal daarente-
gen staat de knuppel toevallig tamelijk ver in de richting
van de piloot vanwege zijn niet-zelfneutraliserende
eigenschap als gas-/rem-stuurknuppel.
Vóór het aantippen van de SET -toets rechts moet
de rechter stuurknuppel dus zolang van de piloot weg
worden bewogen naar het midden, totdat er 000% wordt
weergegeven:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
000%
000%
SET
Zodra deze toestand is bereikt, kunt u de SET -toets
aan de rechter rand van het display met een vinger of
de meegeleverde stift aantippen:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
000%
000%
SET
aantippen
Daardoor is in dit voorbeeld de neutrale positie van de
rechter stuurknuppelaggregaat gekalibreerd en bevindt
de blauwe punt zich nu in de linker bovenhoek van het
rode vierkant:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
000%
000%
SET
Breng nu de rechter stuurknuppel naar de hoek links
vooraan, zonder druk uit te oefenen op de aanslag.
Bij een foutief afgestelde zender zou het resultaat er
bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
+102%
+099%
SET
Wanneer u nu de SET -toets aan de rechter rand van
het display met een vinger of de meegeleverde stift
aantipt, wordt de actuele knuppelpositie als de desbe-
treffende 100 %-positie overgenomen en de markerende
punt wisselt naar de tegenover liggende hoek:
TRG. Graubele
<< RECHTS >>
VERTI
HORIZ
+100%
+100%
SET
Met de tegenoverliggende hoek gaat u op dezelfde
manier te werk, waarna het display wisselt naar de
kalibratie van de linker knuppelaggregaat:
TRG. Graubele
<< LINKS >>
VERTI
HORIZ
+001%
–002%
SET
Op dezelfde manier gaat u te werk bij de kalibratie van
de linker stuurknuppelaggregaat.
Aanwijzing:
Foutieve kalibraties corrigeert u door het hele
proces te herhalen.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display keert u weer terug naar het systeemmenu:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
211
Systeemmenu – knuppelkalibratie
Aanwijzing:
Dit menu staat alleen bij de zender mz-24
HoTT ter beschikking.
firmwareversie V 1.023 en hoger
Het oproepen van het MP3-menu is nu niet alleen, zoals
hieronder beschreven, via het systeemmenu maar ook
direct door aantippen van het MP3-icon in het basisdis-
play mogelijk:
000 000
000 000
mz
000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00.0
000:00.0
4.1V
XTX
RX 00.0V
aantippen
Verder kan nu het MP3-menu ook met de toetsen aan
de beide kanten van het display worden bediend:
starten en stoppen van het actueel geselecteerde
MP3-bestand door indrukken van de ENT-toets
rechts van het display.
wijzigen van het volumedoor indrukken van één van
de beide toetsen  links van het display.
vooruit/achteruit bladeren binnen het actuele album
door indrukken van één van de beide toetsen 
rechts van het display.
verlaten van het MP3-menu door indrukken van de
ESC-toets links van het display.
firmwareversie vóór V 1.023
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “S” aangedui-
de “tandwiel”-symbool:
MP3 Player
Afspeelprogramma voor MP3-bestanden zoals bv. muziekbestanden
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMA L
000:00.0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Het display wisselt naar de weergave van het “paarse”
systeemmenu. Tip hier met een vinger of de meegele-
verde stift op het menupunt »MP3«:
TERUG SYSTEEM
BASIS FUNKTIE
ST-MODE ETC.SET
WAARSCHUWING DISPLAY
MP3
ST.KALIB.
aantippen
LET OP: Let er echter op, dat vanwege technische
oorzaken er tijdens de weergave van
MP3-bestanden GEEN opslag van data
mogelijk is.
Volledig onafhankelijk ervan, of een SD-kaart met MP3-
files aanwezig is of niet, ziet het display er direct na het
oproepen van dit menu als volgt uit:
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
00/00 00/00
00: 00 00: 00
Door een aantippen van de grote rode driehoek start u
de weergave van het eerste MP3-bestand van album 1.
Deze start direct, de aanduidingen van het aantal
albums en titel plus naam van het bestand van de
actuele MP3-file verschijnen daarentegen afhankelijk
van de omvang van het MP3-bestand pas na een korte
vertraging:’
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
00/00 00/00
00: 00 00: 00
aantippen
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
01/04 01/23
00: 18 03: 33
Track01
Wanneer er geen titel gestart wordt en er ook geen
verdere tekst op het display resp. vanaf firmwareversie
V 1.23 de tekst “GEEN BESTAND” in plaats van een
titel wordt getoond, dan vindt de zender geen geschik-
212 Systeemmenu – MP3 Player
te MP3-bestanden op de aanwezige SD-kaart in de
cardslot.
Breng een geschikte kaard aan of controleer op een PC
of laptop de inhoud van de map “MP3” op de SD-kaart,
die u uit de zender heeft verwijderd: MP3-bestanden
mogen alleen direct in de MP3-map of maximaal één
map lager staan resp. kopieer geschikte MP3-bestan-
den naar deze map, wanneer die leeg zou zijn.
Breng dus een SD-kaart aan met MP3-bestanden in de
map “MP3” en start na het inschakelen van de zender
nog een poging:
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
01/04 01/23
00: 18 03: 33
Track01
De automatische weergave van album 2 loopt nu door,
totdat u deze óf door aantippen van de stop-toets …
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
01/04 01/23
00: 18 03: 33
T k01
aantippen
… pauzeert …
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
01/04 01/23
00: 45 03: 33
Track01
… of de zender uitschakelt.
Tijdens de lopende weergave kunt u het menu op elk
moment door aantippen van de toets TRG. verlaten en
de zender onbeperkt gebruiken.
Aanwijzing:
Eventueel geactiveerde gesproken berichten
zijn tijdens een lopende MP3-weergave
hoorbaar.
Volume
Om het volume te reduceren tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift links onder op het display op de grize
punt met het “–“-symbool. Door elk aantippen verandert
de kleur van é-én van de drie kleine punten links van
rood naar geel, bijvoorbeeld:
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
01/04 01/23
01: 53 03: 33
Track01
aantippen
Aantippen van de punt met het “+”-teken rechts onder
verhoogt het volume op dezelfde manier.
Album
Voor het wisselen van album tipt u op het veld links
boven …
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
001/23
01: 53 03: 33
Track01
aantippen
... waarna de aanduidingen van het albumnummer
en het aantal daarin opgenomen titels geactualiseerd
worden:
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
03/04 01/16
00: 00 00: 00
Modelblues
Titel
Voor het wisselen of het uitzoeken van een titel tipt
u eventueel indien nodig meerdere keren op het veld
rechts boven …
TRG. AA
+
ALBUM ITEL
03/04 6
00: 00 00: 00
Modelblues
aantippen
213
Systeemmenu – MP3 Player
… en start u deze, zoals al eerder beschreven, door
het aantippen van de grote “startknop” in het midden
onderaan:
TRG. AA
+
ALBUM TITEL
03/04 05/16
00: 00 00: 00
aantippen
Aanwijzingen:
De bestandsnaam van het MP3-bestand
wordt weergegeven en niet de eventuele
titel die in het gelijknamige Meta-dataveld
van het MP3-bestand is opgeslagen.
Het rechts weergegeven aantal titels van het ge-
selecteerde album is het resultaat van het aantal
MP3-bestanden per map.
Bedieningsvelden
Op dezelfde manier als de desbetreffen-
de toetsen van een MP-3 of andere
afspeelapparaten springt u door aantippen van de
rechter keuzetoets telkens één titel verder en door
aantippen van de linker toets telkens één titel terug.
Aantippen van het veld schakelt steeds door de volgen-
de drie opties:
De weergave van het geselecteerde album wordt
eindeloos herhaald, totdat u deze stopt of de
zender uitschakelt.
De weergave van de actuele titel wordt eindeloos
herhaald, totdat u deze stopt of de zender
uitschakelt.
De weergave stopt automatisch aan het einde
van de actuele titel.
214 Systeemmenu – MP3 Player
Het display van de zender mz-18 HoTT en dat van de
zender mz-24 HoTT dient zowel voor de bediening
van de zender als ook voor de grafische weergave van
telemetrie-data. De wissel tussen de beide bedrijfssoor-
ten vindt plaats door het aantippen met een vinger of de
meegleverde stift van het met “T” aangeduide symbool
rechts onder in het basisdisplay:
000 000
000 000
mz
000% 000%
000
000
ACCUTIJD 00: 01: 23
Graubele
M 1
0:01:23
NORMAAL
000:00 0
000:00.0
4.1V
RX TX
RX 00.0V
aantippen
Standaard wordt na de keuze van het telemetrie-display
het “ontvanger”-display getoond. Zijn er echter aan de
bovenste rand ervan geen verdsterkte-aanduidingen
“ te zien en worde er ook geen verdere data weer-
geven …
TRG.
0.0V
VOLT
0.0V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 00°C
TEMP
00dB 00dB
T
0000ms
L
000%
S
000%
Q
... dan is er geen ontvanger in reikwijdte, die via de te-
lemetrie-verbinding aangesproken kan worden. Schakel
dus de ontvangstinstallatie in of bind, zoals beschreven
op baldzijde 76, een ontvanger aan een actief model-
geheugen:
Weergave telemetrie-data
TRG
5.2V
VOLT
3.5V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 +26°C
TEMP
- 58dB - 52dB
T
0020ms
L
075%
S
100%
Q
De gedetailleerde beschrijving van dit display
vindt u in het gelijknamige gedeelte verder
hieronder.
Sensor(en)
Tot maximaal vier sensoren kunnen en willekeurige
combinatie aan een ontvanger met telemetrie-mogelijk-
heid worden aangesloten.
De data-weergave van deze sensoren in de
hieronder beschreven grafische displays vindt
echter alleen plaats wanneer deze vóór het
inschakelen van de ontvanger op de juiste manier aan
de ontvanger aangesloten werden. U moet er ook op
letten dat de desbetreffende ontvanger in de regel “Bind
AAN/UIT” van het ondermenu »ZEND.SET« van het
basismenu, bladzijde 76, zoals daar beschreven
gebonden en in de regel “ONTVANGER KEUZE” van
het »Telemetrie»-menu juist uitgekozen (RX1 … RX2)
werd en ook ingeschakeld is. Is er eventueel een andere
ontvanger geselecteerd, dan worden alleen de data
daarvan op het ‘ontvanger”-display weergegeven.
Alleen onder de bovenstaande voorwaarden kunnen
sensoren in het ondermenu “INSTELLEN, WEERGE-
VEN” van het »Telemetrie«-menu, bladzijde 129,
volgens de handleiding bij de sensor aangesproken
worden.
Tussen de displays van de automatisch geactiveerde
sensoren wisselt u door de dan aan de bovenste dis-
playrand zichtbare toets VLG. aan te tippen …
TRG.
5.2V
VOLT
3.5V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 +26°C
TEMP
- 58dB - 52dB
T
0020ms
L
075%
S
100%
Q
VLG.
aantippen
TRG. VLG.
000000rpm
RPM
00000mAh
CAP
10000 15000
KWA 100
40.0 150.0
200000 30000
0 0
80.0 300.0
0 0
00.0V
VOLT
000.0A
AMP
0000m
HOOG
… en eventueel door hernieuwd aantippen van deze
toets naar de weergave van de volgende sensor te
gaan.
TRG. VLG.
m/s -000.1m/s
AMPERE
KWA 100
000.0A
40.0
80.00
0000m
HOOG
VOLT
00000mAh
00.0V
60.020.0
CAPACIT.
m/3s 000m/3s
Aanwijzing:
Meer informatie over de hierna genoemde
modulen vindt u in het aanhangsel en op
Internet onder www.graupner.de bij het
desbetreffende product.
215
Weergave telemetrie-data
ONTVANGER
TRG.
5.2V
VOLT
3.5V
min V
3.0 3.0
R
40.0
6.0 6.0
0 0
70
-20 +26°C
TEMP
- 58dB - 52dB
T
0020ms
L
075%
S
100%
Q
VLG.
Dit display geeft de in het display “RX DATAVIEW” van
het »Telemetrie«-menu “INSTELLEN/WEERGEVEN”,
bladzijde 118, opgenomen data grafisch weer.
De betekenis is:
waarde betekenis
Q kwaliteit in % van de bij de ontvanger
aankomen de signaalpakketten van de
zender
S signaalsterkte in % van het bij de
ontvanger aankomende signaal van de
zender
R dB niveau in dBm van het bij de ontvanger
aankomende signaal van de zender
T dB niveau in dBm van het bij de zender
aankomende signaal van de ontvanger
L geeft de langste tijdspanne in ms aan,
waarbij datapakketten bij de overdracht
van de zender naar de ontvanger verloren
zijn gegaan
VOLT actuele spanning van de ontvanger-
stroomvoorziening in volt
Min V laagste spanning van de ontvanger-
stroomvoorziening sinds de laatste
inbedrijfname in volt
TEMP de thermometer visualiseert de actuele
bedrijfstemperatuur van de ontvanger
Aanwijzing:
Gedetailleerde uitleg van de begrippen in de
kolom “waarde” vindt u in het onderdeel “RX
DATA VIEW” vanaf bladzijde 118.
GENERAL MODUL
TRG. VLG.
000000rpm
RPM
00000mAh
CAP
10000 15000
KWA 100
40.0 150.0
200000 30000
0 0
80.0 300.0
0 0
00.0V
VOLT
000.0A
AMP
0000m
HOOG
TRG. VLG.
00.0V 00.0V
1-ACC-2 ACC1
80.0
m/s -000.2m/s m/3s 000m/3s
70
100
0
0
3.0V
-20
0.0
-20
0
-020°C -020°C
1-TEMP-2
00000ml
TANK
2525
40.0 40.0
50
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Deze beide displays visualiseren de data van een
eventueel aan de ontvanger aangesloten General-Engi-
ne-module (Best.-Nr. 33610) of een General-Air-module
(Best.-Nr. 33611).
Meer informatie over deze modulen vindt u in het aan-
hangsel of op Internet onder www.graupner.de bij het
desbetreffende product.
Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is
voorzien kunnen op het display de volgende data per-
manent getoond worden:
firmwareversies tot en met V 1.020
De beide displays worden in een ritme van ca. 4 secon-
den afwisselend getoond.
firmwareversies V 1.021 of hoger
Om tussen de beide displays te wisselen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op een van de scala’s in
het display.
1. display
Aan de bovenste rand van het display visualiseert de
aanduiding “KWA” de kwaliteit van het van de zender
afkomstige signaal in %.
In de grafiek links boven wordt het door de eventueel
aan de module aangesloten toerentalsonde gemeten
toerental gevisualiseerd en in de grafiek rechts daar-
naast de restcapaciteit van de aangesloten accu.
Aanwijzing:
Voor de juiste weergave van de data moet
eerst in het »Telemetrie«-menu van de
module het passende aantal bladen en ook de
desbetreffende accucapaciteit worden ingesteld.
In de grafiek links onderaan wordt de actuele span-
ning van de aan de module aangesloten accu en in
de grafiek rechts daarnaast de actuele stroomsterkte
gevisualiseerd; aan de rechter rand van het display is de
actuele hoogte ten opzichte van de startplaats zichtbaar.
2. display
Aan de bovenste rand van het display wordt numeriek
het actuele stijgen/dalen in m/1s en m/3s weergegeven.
De beide grafieken links geven de door de eventueel
aan de module aangesloten temperatuur/-spannings-
sensoren (Best.-Nr. 33612 resp. 33613) gemeten actue-
le spanningen van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2)
weer, met daaronder de bijbehorende temperaturen:
In de linker helft telkens de data van sensor 1 en in de
rechter die van sensor 2.
In de rechter bovenste helft van het display worden de
actuele celspanningen van een maximaal zes-cellige
216 Weergave telemetrie-data
LiPo-accu weergegeven en daaronder het door een
eventueel aan de module aangesloten sonde gemeten
vulniveau van de brandstoftank.
De betekenis is:
waarde betekenis
1-ACC-2 links “accu 1” resp. rechts “accu 2”
KWA signaalkwaliteit in %
TANK stand brandstof / tankaanduiding
ml opgetelde verbruik in ml
1-TEMP-2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
ACC1 celspanning van cel 1 … max. 6
HOOG actuele hoogte (alleen bij 33611)
m/s m/1s stijgen/dalen (alleen bij 33611)
m/3s m/3s stijgen/dalen (alleen bij 33611)
VOLT Actuele spanning van de aan de module
aangesloten accu
AMP actuele stroom in ampère
ELECTRIC AIR MODUL
TRG. VLG.
m/s -000.1m/s
AMPERE
KWA 100
000.0A
40.0
80.00
0000m
HOOG
VOLT
00000mAh
00.0V
60.020.0
CAPACIT.
m/3s 000m/3s
TRG. VLG.
00.0V 00.0V
1-ACC-2
ACC1
80.0
70
0
0
3.0V
-20
0.0
-20 -020°C -020°C
1-TEMP-2
2525
40.0 40.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Z6
Z5
Z4
Z3
Z2
Z1 Z7
ACC2
3.0V
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Z6
Z5
Z4
Z3
Z2
Z1 Z7
0.0
0.0
4.2V
4.2V
Deze beide displays visualiseren de data van een even-
tueel aan de ontvanger aangesloten Electric-Air-module
met het Best.-Nr. 33620.
Meer informatie over deze module vindt u in het aan-
hangsel of op Internet onder www.graupner.de bij het
desbetreffende product.
Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is
voorzien kunnen op het display de volgende data per-
manent getoond worden:
firmwareversies tot en met V 1.020
De beide displays worden in een ritme van ca. 4 secon-
den afwisselend getoond.
firmwareversies V 1.021 of hoger
Om tussen de beide displays te wisselen tipt u met een
vinger of de meegeleverde stift op een van de scala’s in
het display.
1. display
Aan de bovenste rand van het display visualiseert de
aanduiding “KWA” de kwaliteit van het van de zender
afkomstige signaal in % en in de regel daaronder wordt
numeriek het actuele stijgen/dalen in m/1s en m/3s
weergegeven. Op de grafiek aan de rechter rand van
het display is de actuele hoogte ten opzichte van de
startplaats zichtbaar.
De centrale grafiek visualiseert grafisch en numeriek de
actuele spanningstoestand van de aangesloten accu.
De gebogen scala links geeft de actuele stroom in amp-
ère weer en de scala rechts de actuele capaciteit van
de aan de accuaansluiting van de module aangesloten
stroombron.
Aanwijzing:
Voor de juiste weergave van de data moet
eerst in het »Telemetrie«-menu van de
module de desbetreffende accucapaciteit
worden ingesteld.
2. display
De beide grafieken links geven de door de eventueel
aan de module aangesloten temperatuur/-spannings-
sensoren (Best.-Nr. 33612 resp. 33613) gemeten actue-
le spanningen van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2)
weer, met daaronder de bijbehorende temperaturen:
In de linker helft telkens de data van sensor 1 en in de
rechter die van sensor 2.
In de rechter helft van het display worden de actuele
celspanningen van de aan de balancer-aansluiting 1
(L) en eventueel 2 (H) aangesloten, elk max. 7-cellige
accupacks weergegeven.
De betekenis is:
217
Weergave telemetrie-data
waarde betekenis
V actuele spanning
A actuele stroom
HOOG actuele hoogte ten opzichte van
startplaats
m/s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
KWA signaalkwaliteit in %
1-ACC-2 accu 1 resp. accu 2
1-TEMP-2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
ACC1 /
ACC2 celspanning van cel 1 … max. 14
L = balancer-aansluiting 1
H = balancer-aansluiting 2
VARIO
TRG. VLG.
m/s
270.0
KWA 100
-270.0
-000.5
-0001m
m/3s
270.0
-270.0
+000.1
m/10s
270.0
-270.0
000.0 -0002m
MIN
MAX 0000m
Dit display visualiseert de data van een eventueel
aan de ontvanger aangesloten vario-module (Best.-
Nr. 33601).
De betekenis is:
waarde betekenis
KWA signaalkwaliteit van het bij de ontvanger
aankomende signaal van de zender in %,
zie bladzijde 118
MAX de maximaal bereikte hoogte ten opzichte
van de startplaats
MIN de maximale onderschrijding van de
startplaats
m/s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
GPS
TRG. VLG.
N 000°00 0000
m/s
KWA 100
000.0
200
4000
0000m
AFST.
SNELH.
000
000km/h
300100
m/3s
W 000°00 0000
0000m
HOOG
000
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan
de ontvanger aangesloten GPS-module met geïnte-
greerde vario, Best.-Nr. 33600.
Naast de actuele positiegegevens en de snelheid van
het model in het centrum van het display worden nog
de actuele hoogte ten opzichte van de startplaats en
stijgen/dalen in m/s en m/3s weergegeven. Daarnaast
zijn de actuele ontvangstkwaliteit en de afstand tussen
het model en de startplaats zichtbaar.
De afkortingen betekenen:
waarde betekenis
KWA signaalkwaliteit van het bij de ontvanger
aankomende signaal van de zender in %,
zie bladzijde 118
AFST.. afstand
N / W noorden / westen
m/s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
kmh door het GPS-systeem berekende
snelheid ten opzichte van de grond
HOOG actuele hoogte ten opzichte van
startplaats
ESC (Electronic Speed Controller)
TRG. VLG.
akt-VOLT-min akt-TEMP-max
30.0 70
KWA 100
-200 -20
30000
akt-RPM-max akt-AMP-max
00000mAh
CAPACIT.
0
0
0 0
00.0V 00.0V -020°C -020°C
60000
000000rpm 000000rpm 000.0A 000.0A
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan
de ontvanger aangesloten Brushless-regelaar met inter-
ne telemetrie, met een op het tijdstip van het verschij-
nen van deze handleiding actueel Best.-Nr. 33718 tot
33770 en 33850.
In dit display worden de actuele en maximale elektri-
sche waarden van de aandrijving, de actuele en maxi-
male temperatuur van de regelaar en het actuele en
maximale toerental van de aan de regelaar aangesloten
motor gevisualiseerd.
De betekenis is:
waarde betekenis
KWA signaalkwaliteit van het bij de ontvanger
aankomende signaal van de zender in %,
zie bladzijde 118
akt-VOLT-
min linker waarde: actuele accuspanning
rechter waarde: laagste accuspanning
in de actuele tijdsperiode, waarin de
regelaar ingeschakeld was.
218 Weergave telemetrie-data
akt-TEMP-
max linker waarde: actuele temperatuur van de
regelaar
rechter waarde: maximale regelaar-
temperatuur in de actuele tijdsperiode,
waarin de regelaar ingeschakeld was.
akt-RPM-
max linker waarde: actuele toerental van de
aangesloten motor
rechter waarde: hoogste toerental in de
actuele tijdsperiode, waarin de regelaar
ingeschakeld was
akt-AMP-
min linker waarde: actuele stroom
rechter waarde: hoogste stroom in de
actuele inschakelperiode
Microkopter-display
TRG.
VOLT
TIJD
mAh
VLG.
HOOG
RICH
AMP
00.0V
00:00
0000
0000m
000
000.0A
0
000kmh
00000m
000
Dit display visualiseert eventueel de data van een
HoTT-compatible microkopter en verschijnt telkens na
het ESC-display van de Electric-Air-, Vario- en GPS-mo-
dule. De betekenis van links boven naar rechts onder is:
waarde betekenis
VOLT actuele spanning
TIJD inschakelduur
mAh verbruikte accucapaciteit in de actuele
inschakelperiode
00 positienummer van de satelliet
km/h door het GPS-systeem vastgestelde
snelheid ten opzichte van de grond
HOOG actuele hoogte ten opzichte van de
standplaats
RICH bewegingsrichting
AMP actuele stroom
m door GPS-systeem vastgestelde
afstand van de startplaats
000 door GPS-systeem vastgestelde
positie in graden ten opzichte van de
startplaats
In de lege onderste displayregels van de afbeelding
hierboven worden eventuele meldingen van de micro-
kopter-sensor weergegeven.
219
Weergave telemetrie-data
Bij dit programmeervoorbeeld gaan we ervan uit, dat u
zich al bezig heeft gehouden met de beschrijving van de
diverse menu’s en de bediening van de zender verder
duidelijk voor u is. Verder nemen we aan, dat uw model
helemaal compleet in de zender geprogrammeerd is.
Hieronder wordt alleen uitgelegd, hoe een sequenzer in
de programmering van een model met één gemeen-
schappelijke – retractservo en – om de afdekkingen van
de wielen en de retractpoten apart te bedienen twee
kleppenservo’s geïntegreerd kan worden. Om ook aan
de hier wat beperktere mogelijkheden van de zender
mz-18 HoTT en het gebruik van een 8-kanaals ontvan-
ger van het type GR-16 HoTT tegemoet te komen, gaan
we in dit voorbeeld van de volgende ontvangerbezetting
uit:
motorservo of regelaar bij
electro-aandrijving
retractklep “poot landingsgestel”
retract
richtingroer
rolroer of rolroer links
hoogteroer
rolroer rechts
retractklep “wiel”
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
Tot hier toe is alles helemaal “normaal”. Ongewoonlijk is
alleen de aansturing van deze in totaal drie servo’s via
een hulpkanaal en de bijbehorende geprogrammeerde
curvenmixers.
We beginnen daarom de programmering van dit voor-
beeld in het ondermenu …
»KAN. SET« (bladzijde 94)
… van het basismenu.
Omdat de hier benodigde stuurkanalen 6, 7 en 8, zoals
al eerder gezegd, via mixers moeten worden aange-
stuurd, moet u er in dit menu goed op letten, dat de
knoppen van de corresponderende ingangen 6, 7 en 8
op GEEN staan:
Programmeervoorbeeld
sequenzer
TRG. DOORSEQ F
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
GAS
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
GL
De standaard ook nog niet bezette ingang 9 krijgt
de rol van het hierboven genoemde hulpkanaal en
wordt daarom – voorlopig – voorzien van een willekeurig
proportioneel stuurelement, maar vanwege de nauw-
keuriger reactie het liefst van één van de proportionele
draaiknoppen DV, bv. DV1:
TRG. DOORSEQ F
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
DV 1
Sv
GAS
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
GL
(Deze proportionele draaiknop is alleen tijdens de
programmering van de sequenzer nodig en wordt na
het hieronder beschreven programmeren van de mixers
vervangen door een schakelaar.)
Na de toewijzing van het stuurelement kan het menu
weer verlaten worden en kunt u wisselen naar het
ondermenu …
»PROG. MIX« (bladzijde 102)
… van het functiemenu, waarin in totaal drie curven-
mixers geprogrammeerd moeten worden, …
TRG. NORMAAL
DOORSEQ F Sv
7.
8.
AAN
VLG.
AAN
6. AAN
K9
K9
K9
K7
K8
K6
>>
>>
>>
ACT NAARVAN SET
>>
>>
>>
… en wel zoals hieronder afgebeeld:
Een curvenmixer voor de retractfunctie:
IN
UIT
PUNT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
+010%
+100%
+100%
2
TRG. NORMAAL
DOORSEQ F Sv
K9 K6
>>
AAN
AAN
ACT St/S
Een curvenmixer voor de aansturing van de servo van
de afdekkleppen van de retract-poot, die bij een uitge-
draaid landingsgestel open moet blijven:
IN
UIT
PUNT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
–070%
+100%
+100%
1
TRG. NORMAAL
DOORSEQ F Sv
K9 K7
>>
AAN
AAN
ACT St/S
En nog een curvenmixer voor de kleinere afdekkingen
van het wiel, die na het uitdraaien van het landingsge-
stel weer moet sluiten:
220 Programmeervoorbeeld – sequenzer
IN
UIT
PUNT
+
ENT
Y-AS
X-AS
ST. AAN
+100%
–100%
–100%
H
TRG. NORMAAL
DOORSEQ F Sv
K9 K8
>>
AAN
AAN
ACT St/S
Na de programmering van deze laatste curvenmixer
moet bij de bediening van het aan het begin genoemde
proportionele stuurelement het proces nu zoals gewenst
functioneren.
Wanneer dit zo is, gaat u naar het ondermenu …
»KAN. SET« (bladzijde 94)
… van het basismenu en wijst u in plaats van de eerder
gekozen proportionele draaiknop een schakelaar toe,
bijvoorbeeld de links vooraan gemonteerde, en mak-
kelijk bereikbare twee-standen-schakelaar met lange
greep S6, die in het menu als SW 6 verschijnt:
TRG. DOORSEQ F
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
SW 6
Sv
GAS
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
AUX 2
AUX 3
AUX 4
GL
Als afsluiting van deze programmering wisselt u nu nog
naar het ondermenu …
»OMK/VERTR« (bladzijde 70)
… van het basismenu en stelt u de gewenste looptijd in
van het “hulpkanaal” K9, dat de sequenzer aanstuurt,
bijvoorbeeld 6s:
TRG. NORMAAL
DOORSEQ F Sv
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
K7
K8
K9 +
RES
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
6.0s
Nu moet na het omzetten van de gekozen schakelaar
het in- en uitklappen van het landingsgestel en het ope-
nen van de kleppen zoals gewenst functioneren.
Tenslotte moet nog genoemd worden, dat bijvoorbeeld
bij het gebruik van een 12-kanaals ontvanger GR-24
HoTT aan de, in dit voorbeeld niet aanwezige, ontvan-
geruitgang 9 de aansturing van een landingslicht kan
worden aangesloten. Deze zou dan parallel aan de
bediening van het landingsgestel aan- en uitgaan. Er
zijn zeker nog meer toepassingen te vinden, wanneer
u zich eerst met de geboden mogelijkheden vertrouwd
heeft gemaakt.
221
Programmeervoorbeeld – sequenzer
Vario-Modul Graupner HoTT
Best.-Nr. 33601
Vario met hoogtesignalen en ieder 5 stijg- en daalsignaalgelui-
den, hoogteweergave en opslag van de min. en max. hoogte.
Extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte,
stijg- en daalsnelheid in twee trappen
Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 secon-
den, altijd
Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min.,
eenmaal
De vario-sensor kan direct aan de telemetrie-ingang van de
ontvanger worden aangesloten
Technische gegevens vario:
Hoogtemeting: -500 … +3000 m
Resolutie: 0,1 m
Gevoeligheid vario: 0,5 m/3s, 1 m/3s, 0,5 m/s, 1 m/s, 3 m/s per
geluid te programmeren
Berekening gemiddelde waarde: 4 – 20 metingen per meet-
waarde programmeerbaar
PRX (Power for Receiver)
Best.-Nr. 4136
Hoog ontwikkelde, gestabiliseerde ontvangerstroomvoorziening
met intelligent Power-Management.
De eenheid zorgt voor een gestabiliseerde en instelbare
stroomvoorziening van de ontvanger, om de betrouwbaarheid
van de stroomvoorziening nog verder te verhogen. Passend
voor verschillende ontvangeraccu’s om een ongecompliceerd
en breed aanbod te garanderen. Mocht tijdens het gebruik de
accuspanning ook maar kort inzakken, dan wordt dit opgesla-
gen en weergegeven, om zo te voorkomen dat de accu’s een te
kleine capaciteit hebben of zelfs helemaal uitvallen.
Voor het gebruik met één of twee ontvangeraccu’s. (simultane
ontlading bij gebruik van twee accu’s)
Passend voor 5- of 6-cellige NiMH- resp. 2-cellige LiPo- of Li-
Fe-accu. Graupner/JR-, G3,5-, G2- en BEC-stekkersystemen.
Drie instelbare hoogten voor de uitgangsspanning t.b.v. de
ontvangerstroomvoorziening (5,1 V / 5,5 V / 5,9 V).
Twee ultraheldere LED’s geven elk apart de toestand van
accu 1 en accu 2 aan.
Geïntegreerde, hoogwaardige aan-/uit-schakelaar
Bestand tegen hoge stromen
Platte opbouw van de schakelaar en de LED’s om de optiek
en de eigenschappen van het model niet te beïnvloeden.
Bevestigingsflenzen, LED’s en schakelaar op één lijn voor
een eenvoudige montage m.b.v. de bijgevoegde boorsjabloon.
GPS-/Vario-Modul Graupner HoTT
Best.-Nr. 33600
Vario met hoogtesignalen en ieder 5 stijg- en daalsignaalgelui-
den, met geïntegreerde GPS met afstandsmeting, parcoursme-
ting, snelheidsweergave, aanduiding van de vliegrichting en van
de coördinaten.
Extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte,
stijg- en daalsnelheid in twee trappen
Hoogteweergave en opslag van de min. en max. hoogte
Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 secon-
den, altijd
Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min.,
eenmaal
De GPS/vario-sensor kan direct aan de telemetrie-ingang van
de ontvanger worden aangesloten
Technische gegevens vario:
Hoogtemeting: -500 … +3000 m
Resolutie: 0,1 m
Gevoeligheid vario: 0,5 m/3s, 1 m/3s, 0,5 m/s, 1 m/s, 3 m/s per
geluid te programmeren
Berekening gemiddelde waarde: 4 – 20 metingen per meet-
waarde programmeerbaar
Aanhangsel
222 Aanhangsel
General Engine-Module Graupner HoTT
Best.-Nr. 33610
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen
met verbrandings- of elektromotor:
2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwings-
drempels voor min. en max. spanning en min. en max. tem-
peratuur
Meting van celspanning individuele cellen en waarschuwing
voor min. spanning
Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschu-
wingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en
max. stroom
Stroombegrenzing programmeerbaar
Stroommeting met shuntweerstanden 2 x 1 mOhm parallel =
0,5 mOhm
Toerentalmeting en waarschuwingsdrempels voor min. en
max. toerental
Brandstofmeting met waarschuwingsdrempels in stappen van
25 % (na software-update)
Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 secon-
den, altijd
Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min.,
eenmaal
2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en span-
ningsmeting tot 80 V DC
1x toerentalmeting tot 100 000 omw/min met tweebladspro-
peller
Enz., zie www.graupner.de
General Air-Module Graupner HoTT
Best.-Nr. 33611
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen
met verbrandings- of elektromotor:
Vario met hoogte-geluidssignalen en stijg-en daalsignalen en
extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte,
stijg- en daalsnelheid in twee trappen
Hoogteweergave (-500 … +3000 m) en opslag van de min. en
max. hoogte
2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwings-
drempels voor min. en max. spanning en min. en max. tem-
peratuur
Meting van celspanning individuele cellen en waarschuwing
voor min. spanning
Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschu-
wingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en
max. stroom
Toerentalmeting met toereNregeling (programmeerbaar) en
waarschuwingsdrempels voor min. en max. toerental
Brandstofmeting met waarschuwingsdrempels in stappen van
25 %
Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 secon-
den, altijd
Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min.,
eenmaal
2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en span-
ningsmeting tot 80 V DC
Enz., zie www.graupner.de
Electric Air-Module Graupner HoTT
Best.-Nr. 33620
Algemene sensor voor Graupner HoTT-ontvangers en modellen
met elektromotor:
Vario met hoogte-geluidssignalen en stijg-en daalsignalen en
extra waarschuwingsdrempels voor min. hoogte, max. hoogte,
stijg- en daalsnelheid in twee trappen
Hoogteweergave (-500 … +3000 m) en opslag van de min. en
max. hoogte
2x temperatuur- en spanningsmetingen met waarschuwings-
drempels voor min. en max. spanning en min. en max. tem-
peratuur
Meting van celspanning individuele cellen 2 … 14S met waar-
schuwing voor min. spanning
Spannings-, stroom- en capaciteitsmeting met waarschu-
wingsdrempels voor min. en max. spanning, max. capaciteit en
max. stroom
Instelbare waarschuwingstijd; UIT, 5, 10, 15, 20, 25, 30 secon-
den, altijd
Instelbare waarschuwings-herhaaltijd: altijd, 1, 2, 3, 4, 5 min.,
eenmaal
2x temperatuur naar keuze 0 tot 120 °C of 200 °C en span-
ningsmeting tot 80 V DC
1x regelaar/servo-ingang , 1x ingang toerentalregeling, 1x re-
gelaar/servo-uitgang voor toerenregeling
1x stroom-, spannings- en capaciteitsmeting tot 150 A (korte
tijd1 s tot 320 A) en tot 60 V
1x bewaking individuele celspanning voor 2 – 14S lithium-ac-
cu’s (LiPo, LiIo, LiFe) 223
Aanhangsel
Graupner HoTT Smart-Box
Best.-Nr. 33700
De meest uiteenlopende functies in één apparaat maken de
SMART-BOX tot uw toekomstige slimme begeleider. Of er nu
in realtime telemetriedata weergegeven of instellingen aan
uw HoTT-systeem geprogrammeerd moeten worden, al deze
dingen zijn op een eenvoudige manier mogelijk via het 8 x 21
tekens grote display. Een geïntegreerde zoemer voor het afge-
ven van hoorbare signaal- en waarschuwingsgeluiden breidt de
flexibele mogelijkheden van de BOX nog verder uit.
Via de bijgevoegde montageset kan het apparaat aan de
draagbeugels van de handzender worden bevestigd en heeft
daardoor een optimale positie om ook tijdens het sturen van uw
model in realtime telemetriedata te kunnen aflezen.
De mogelijkheid tot een update door de gebruiker zorgt ervoor
dat de SMART-BOX altijd op de nieuwste stand is en garandeert
ook in de toekomst nieuwe functies.
Aanduiding zenderspanning
met instelbare waarschu-
wingsdrempel
Instellingen landen
Reikwijdtetest Signaalkwaliteit
Ontvangertemperatuur Ontvangerspanning
Servo-omkeer Neutraalpositie servo’s
Servo-weg Cyclustijd
Omwisseling kanalen Fail-Safe-instellingen
Instellingen mixers Servotest
Afmetingen: ca. 76 mm x 72 mm x 17 mm (L x B x H)
Gewicht: ca. 55 g
RPM magneet-sensor Graupner HoTT
Best.-Nr. 33616
Voor het aansluiten aan de General-Engine- (Best.-Nr. 33610),
General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-module (Best.-Nr.
33620).
Het desbetreffende aantal propellerbladen moet in het teleme-
trie-menu van de module worden ingesteld.
RPM Optik-Sensor Graupner HoTT
Best.-Nr. 33615
Voor het aansluiten aan de General-Engine- (Best.-Nr. 33610),
General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-Modul (Best.-Nr.
33620).
Het desbetreffende aantal propellerbladen moet in het teleme-
trie-menu van de module worden ingesteld.
Graupner HoTT USB-Schnittstelle
Best.-Nr. 7168.6
Deze adapterkabel is samen met de apart leverbare USB-aan-
sluiting Best.-Nr. 7168.6 nodig voor het updaten van ontvangers
en sensoren; met de bij de USB-aansluiting aanwezige USB-ka-
bel kunnen de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT direct
geüpdatet worden.
Graupner HoTT Adapterkabel
Best.-Nr. 7168.6S
Deze adapterkabel is samen met de apart leverbare USB-aan-
sluiting Best.-Nr. 7168.6 nodig voor het updaten van ontvangers
en sensoren; met de bij de USB-aansluiting aanwezige USB-ka-
bel kunnen de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT direct
geüpdatet worden.
224 Aanhangsel
225
Voor uw aantekeningen
Conformiteitsverklaring
14
EU-Konformitätserklärung
EU-Declaration of Conformity
Hiermit bestätigen wir, dass das nachfolgend bezeichnete Gerät den angegebenen Richtlinien entspricht.
Artikelbezeichnung:
Article description:
Artikelnummer:
Article number:
Geräteklasse:
Equipment class:
Firmenanschrift:
Company adress:
Einschlägige EU-Richtlinien / Governing EU-directives / Directives CE concernées :
1. Elektromagnetische Verträglichkeit (EMV) 2. Niederspannungs-Richtlinie
Electromagnetic compatibility (EMC) Low-voltage directive
2004/108/EC 2006/95/EC
3. Maschinenrichtlinie 4. Medizinprodukte (Klasse 1)
Mashine directive Medical device directive (Class 1)
2006/42/EC 93/42/EEC
5. Funkanlagen u. Telekommunikationseinrichtungen 6. Ökodesign-Richtlinie
Radio a. Telecommunication Terminal Equipment Energy related products directive (ErP)
R&TTE 1999/5/EC 2009/125/EEC
7. Beschränkung der Verwendung bestimmter gefährlicher Stoffe in Elektro- und Elektronikgeräten
Restriction of the use of certain hazardous substances
2011/65/EC
Harmonisierte EN-Normen / Harmonised EN-Standards
Der Artikel entspricht folgenden, zur Erlangung des CE-Zeichens erforderlichen Normen:
The article complies with the standards as mentioned below which are necessary to obtain the CE-symbol:
Zu 1:
EN 301 489-1 V1.9.2
EN 301 489-17 V2.1.1
Zu 5:
EN 300 328 V1.8.1
Zu 7:
EN 60950-1:2006 + A11:2009 + A1:2010 + A12:2011
EN 62479:2010
Graupner|SJ GmbH
Henriettenstrasse 96
D-73230 Kirchheim/Teck
Unterschrift / Signature
Position Geschäftsführer / Managing Director
Ausstellungsdatum / Date of issue
mz-18 HoTT / mz-24 Hott / GR-12L HoTT / GR-24 HoTT
S1005 / S1006 / S1012 / 33512
2
19.11.2014
226 Conformiteitsverklaring
Wij geven op dit product een garantie van
This product is warrantied for
Sur ce produit nous accordons une garantie de
24
maanden
months
mois
De Fa. Graupner/SJ GmbH, Henriettenstraße 96,
D-73230 Kircheim/Teck verleent vanaf de datum van
aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garan-
tie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product
aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die
door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of on-
vakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie
uitgesloten. De wettelijke rechten en aanspraken op
garantie door de consument worden door deze garantie
niet geschaad. Controleert u het product vóór een recla-
matie of terugzending nauwkeurig op gebreken, omdat
wij u een onkostenvergoeding berekenen, wanneer het
product geen mankementen blijkt te vertonen.
Graupner|SJ GmbH, Henriettenstraße 96, D-73230
Kirchheim/Teck, Germany guarantees this product for a
period of 24 months from date of purchase. The guaran-
tee applies only to such material or operational defects
witch are present at the time of purchase of the product.
Damage due to wear, overloading, incompetent han-
dling or the use of incorrect accessories is not covered
by the guarantee. The user´s legal rights and claims
under guarantee are not affected by this guarantee.
Please check the product carefully for defects before
you are make a claim or send the item to us, since we
are obliged to make a charge for our cost if the product
is found to be free of faults.
La société Graupner/SJ GmbH, Henriettenstrasse 96,
73230 Kirchheim/Teck, Allemagne, accorde sur ce pro-
duit une garantie de 24 mois à partir de la date d´achat.
La garantie prend effet uniquement sur les vices de
fonctionnement et de matériel du produit acheté. Les
dommages dûs à de l´usure, à de la surcharge, à de
mauvais accessoires ou à d´une application inadaptée,
sont exclus de la garantie. Cette garantie ne remet pas
en cause les droits et prétentions légaux du consomma-
teur. Avant toute réclamation et tout retour du produit,
veuillez s.v.p. contrôler et noter exactement les défauts
ou vices, parce que nous sommes obligés de vous fac-
turer nos frais, bien que le produit se trouve en bon état.
Garantie-certificaat
Warranty certificate / Certificat de garantie
mz-18 HoTT Set
Best.-Nr. S1005
mz-24 HoTT Set
Best.-Nr. S1006
Datum van aankoop:
Date of purchase/delivery:
Date d’achat :
Naam van de koper:
Owner´s name:
Nom de I`acheteur :
Straat, woonplaats:
Complete address:
Adresse complète :
Firmastempel en handtekening van de verkoper:
Stamp and signature of dealer:
Cachet et signature du détaillant :
Garantie-certificaat
Graupner centrale service
Adres : Graupner|SJ GmbH
Service
Henriettenstrasse 96
D-73230 Kirchheim
Servicehotline
Ma - Do : 09 :15 - 17 :00 uur
Vrijdag : 09 :15 - 13 :00 uur
0049 7021 72 21 30
Email: service@graupner.de
Meer serviceadressen vindt u op
www.graupner.de/de/service/servicestellen.aspx
227
Garantie-certificaat
177


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Graupner MZ-18 Hott - S1005 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Graupner MZ-18 Hott - S1005 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 6,21 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Graupner MZ-18 Hott - S1005

Graupner MZ-18 Hott - S1005 User Manual - English - 105 pages

Graupner MZ-18 Hott - S1005 User Manual - German - 225 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info