590609
68
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/72
Next page
METRAHITISO
TRMS-Multimeter met isolatiemeting
Bedieningshandleiding
3-349-416-05
5/4.12
2 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contactpersonen
Leveringsomvang
1 Isolatiemultimeter
1 Rubberen omhulsel
1 Kabelset KS17-2
1 Korte gebruiksaanwijzing Duits/Engels
1 Bedieningshandleiding in het Duits en Engels
(op CD-ROM of gedrukt)
1 DKD-kalibratiecertificaat
2 Batterijen 1,5 V, type AA in het apparaat
1)
voor 15000 meetwaarden, opslagfrequentie kan worden ingesteld van 0,1 s tot 9 h
Functie METRAHITISO
V AC+DC TRMS (Ri = 1 M)
V AC / Hz TRMS (Ri 9 M)
Filter
V AC+DC TRMS (Ri 9 M)
V DC (Ri 9 M)
Hz (V AC)
... 300 kHz
Bandbreedte V AC
15 Hz ... 10 kHz
A AC / Hz TRMS
300 A
3/30/300 mA
3 A / 10 A
A AC+DC TRMS
A DC
Zekering
10 A/1000 V
Overzetfactor
mV/A, mA/A
Hz (A AC)
... 30 kHz
Isolatieweerstand M
ISO
Instelbare testspanning
Weerstand
Doorgang
Diode ... 5,1 V
Temperatuur TC (K)
Temperatuur RTD
Capaciteit
MIN/MAX/Data Hold
Geheugen 4 MBit
1)
IR-interface
Netadapterbus
Beschermingsgraad
IP54
Meetcategorie
1000 V CAT II, 600 V CAT III
1kHz
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Contactpersonen
Toebehoren (sensoren, stekkerinzetdelen, adapter, verbruiksmateriaal)
De toebehoren die verkrijgbaar zijn voor uw meetapparaat
worden regelmatig gecontroleerd op conformiteit met de actueel
geldende veiligheidsnormen en uitgebreid voor nieuwe
gebruiksdoeleinden als dit nodig is. U vindt de actuele toebehoren
die geschikt zijn voor uw meetapparaat samen met een
afbeelding, het bestelnummer, een beschrijving en al naar gelang
de omvang van de toebehoren met een datablad en een
bedieningshandleiding op internet. Het adres luidt:
www.gossenmetrawatt.com
Zie ook hoofdstuk 10 op pagina 67.
Productsupport
Technische vragen
(toepassing, bediening, softwareregistratie)
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline productsupport
telefoon +49 911 8602-0
fax +49 911 8602-709
e-mail support@gossenmetrawatt.com
Software-activering METRAwin 10
GMC-I Messtechnik GmbH
Front office
telefoon +49 911 8602-111
fax +49 911 8602-777
e-mail info@gossenmetrawatt.com
4 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contactpersonen
Rekalibratieservice
In ons servicecenter kalibreren en rekalibreren wij (bijv. na een jaar
in het kader van uw meetmiddelcontrole, vóór gebruik ...) alle
apparaten van GMC-I Messtechnik GmbH en van andere
fabrikanten en bieden wij u gratis meetmiddelmanagement.
Reparatie- en reserveonderdelenservice
DKD-kalibratiecentrum* en huurtoestellenservice
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Service GmbH
Servicecenter
Thomas-Mann-Straße 20
90471 Nürnberg · Duitsland
telefoon +49 911 817718-0
fax +49 911 817718-253
e-mail service@gossenmetrawatt.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
Neem in het buitenland contact op met de desbetreffende
vertegenwoordigingen of vestigingen.
* Kalibratielaboratorium voor elektrische meetgrootheden
DKD – K – 19701 geaccrediteerd volgens DIN EN ISO/IEC 17025:2005
Geakkrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning, gelijkstroomsterkte,
gelijkstroomweerstand, wisselspanning, wisselstroomsterkte, werkelijk
vermogen wisselstroom, schijnbaar vermogen wisselstroom,
gelijkstroomvermogen, capaciteit, frequentie, temperatuur
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Contactpersonen
Vakkundige partners
GMC-I Messtechnik GmbH is gecertificeerd volgens
DIN EN ISO 9001:2000.
Ons DKD-kalibratielaboratorium is volgens DIN EN ISO/
IEC 17025:2005 onder het nummer DKD–K–19701
geaccrediteerd bij de „Physikalisch-Technische Bundesanstalt“
resp. bij de „Deutsche Kalibrierdienst“.
Ona meettechnisch vakmanschap reikt van testrapport en
fabriekskalibatiecertificaat tot aan DKD-kalibatiecertificaat.
Een gratis meetmiddelmanagement rondt ons dienstengamma af.
Als kalibratielaboratorium kalibreren wij natuurlijk ook apparaten
van andere fabrikanten.
6 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen ............. 8
1.1 Doelmatig gebruik ..........................................................................10
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen .................................................10
1.3 Betekenis van akoestische waarschuwingen ....................................10
2
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar,
symbolen
.......................................................................... 12
3 Ingebruikname ................................................................. 16
3.1 Batterijen .......................................................................................16
3.2 Inschakelen ...................................................................................16
3.3 Gebruiksparameters instellen ..........................................................16
3.4 Uitschakelen ..................................................................................17
4 Bedieningsfuncties ........................................................... 18
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen .........................................18
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze .......................................................18
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze .........................................................18
4.1.3 Snelle metingen .............................................................................19
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen ................................................19
4.3 Weergave (LCD) .............................................................................20
4.3.1 Digitale display ...............................................................................20
4.3.2 Analoge display ..............................................................................20
4.4 Meetwaarden opslaan „DATA“ (Auto-Hold / Compare) ......................21
4.4.1 De functie DATA bij de isolatiemeting * ............................................22
4.4.2 Minimumwaarde en maximumwaarde opslaan „MIN/MAX“ ...............23
4.5 Registreren meetgegevens ..............................................................24
5 Metingen .......................................................................... 26
5.1 Spanningsmeting ...........................................................................26
5.1.1 Gelijkspanning en mengspanning meten V DC en V (DC+AC) ............27
5.1.2 Wisselspanning en frequentie meten V AC en Hz
elk met inschakelbaar laagdoorlaatfilter ...........................................28
5.1.3 Transiënte overspanningen .............................................................31
5.1.4 Spanningsmeting boven de 1000 V .................................................31
5.2 Weerstandsmeting „“ ..................................................................32
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD en Temp TC ....................................33
5.3.1 Meting met weerstandsthermometers .............................................33
5.3.2 Meting met thermo-elementen Temp TC .........................................35
5.4 Doorgangstest ..............................................................................36
5.5 Diodetest met constante stroom 1 mA ............................................37
5.6 Capaciteitsmeting .........................................................................38
5.7 Isolatieweerstandsmeting – Functie M@UISO. ..............................39
5.7.1 De meting voorbereiden .................................................................39
5.7.2 De isolatiemeting verrichten ............................................................40
5.7.3 De meting beëindigen en ontladen .................................................41
5.8 Stroommeting ................................................................................42
5.8.1 Gelijk- en mengstroommeting rechtstreeks A DC en A (DC+AC) ........43
5.8.2 Wisselstroom en frequentie meten rechtstreeks A AC en Hz .............44
5.8.3 Gelijkstroom en mengstroom meten
met stroomtang A DC en A (DC+AC) ...............................................45
5.8.4 Wisselstroom meten met stroomtangsensor A AC en Hz ...................46
5.8.5 Wisselstroom meten stroomtangconverter A AC en Hz ......................47
6 Apparaat- en meetparameters ......................................... 48
6.1 Paden naar de parameters ............................................................49
6.2 Lijst van alle parameters ................................................................49
6.3 Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst) ..........................50
GMC-I Messtechnik GmbH 7
Inhoudsopgave
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
6.4 Parameterinvoer – Menu SETUP ..................................................... 51
6.5 Standaardinstellingen (fabrieksinstellingen, defaultinstellingen) ......... 53
7 Interfacegebruik ...............................................................54
7.1 De interface activeren .................................................................... 54
7.2 Interfaceparameters instellen .......................................................... 55
8 Technische gegevens ......................................................56
9 Onderhoud en kalibratie ...................................................63
9.1 Signaleringen – Foutmeldingen ..................................................... 63
9.2 Batterijen ...................................................................................... 63
9.3 Zekering ........................................................................................ 64
9.4 Onderhoud behuizing ..................................................................... 65
9.5 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval ....................... 65
9.6 Rekalibratie ................................................................................... 66
9.7 Fabrieksgarantie ............................................................................ 66
10 Toebehoren .......................................................................67
10.1 Algemeen ...................................................................................... 67
10.2 Technische gegevens van de meetleidingen
(leveringsomvang veiligheidskabelset KS17-2) ................................. 67
10.3 Netadapter NA X-TRA (niet meegeleverd) ........................................ 67
10.4 Interfacetoebehoren (niet meegeleverd) ........................................... 68
11 Index .................................................................................70
8 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsinstructies
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen
U heeft gekozen voor een apparaat dat een uitermate hoog
veiligheidsniveau biedt.
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de op dit moment
geldende Europese en nationale EG-Richtlijnen. Wij bevestigen dit
met het CE-symbool. U kunt de desbetreffende
conformiteitsverklaring aanvragen bij GMC-I Messtechnik GmbH.
De TRMS Digital Multimeter is conform de veiligheidsbepalingen
IEC 61010–1:2001 / DIN EN 61010–1/VDE 0411–1:2002
gebouwd en gekeurd. Bij doelmatig gebruik (zie pagina 10) is
zowel de veiligheid van de gebruiker als van het apparaat
gegarandeerd. De veiligheid van gebruiker en apparaat is echter
niet gegarandeerd als het apparaat op onoordeelkundige wijze
bediend wordt of als er onachtzaam mee omgegaan wordt.
Om het apparaat in veiligheidstechnisch feilloze staat te houden en de
garantie te hebben dat het zonder enig gevaar gebruikt kan worden, is
het absoluut noodzakelijk dat u de bedieningshandleiding zorgvuldig en
volledig doorleest en vóór gebruik alle punten daarin opvolgt.
Voor uw veiligheid en die van uw multimeter is het apparaat
uitgerust met een automatische busvergrendeling. Deze is
gekoppeld aan de draaischakelaar en maakt alleen de bussen vrij
die u voor de gekozen functie nodig heeft. Als de meetleidingen
zijn ingestoken, blokkeert de vergrendeling bovendien het
omschakelen naar ongeoorloofde functies.
Meetcategorieën en hun betekenis volgens IEC 61010-1
Voor het voor u liggende meetapparaat geldt de meetcategorie
en de toegewezen maximale nominale spanning,
bijv. 600 V CAT III resp. 1000 V CAT II die op het apparaat zijn
gedrukt.
Houdt u zich aan de volgende veiligheidsmaatregelen:
De multimeter mag niet in een explosiegevaarlijke omgeving
worden gebruikt.
De multimeter mag uitsluitend door personen worden bediend
die in staat zijn, contactgevaren te herkennen en
veiligheidsmaatregelen te treffen. Volgens de norm bestaat er
er contactgevaar op plaatsen waar spanningen kunnen
voorkomen die groter zijn dan 33 V (effectieve waarde) resp.
70 V DC. Als u metingen verricht waarbij contactgevaar
bestaat, zorg er dan voor dat u niet alleen werkt. Haal er een
tweede man bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de spanningmeetaansluitingen resp. op alle
aansluitingen t.o.v. aarde bedraagt 1000 V in de meetcategorie
II resp. 600 V in de meetcategorie III.
CAT Definitie
I
Metingen aan stroomkringen
die niet rechtstreeks verbonden zijn met het net:
bijv. boordnetten in motorvoertuigen of vliegtuigen, accu’s ...
II
Metingen aan stroomkringen
die rechtstreeks elektrisch verbondne zijn met het laagspanningsnet:
via stekkers, bijv. in het huishouden, op kantoor, laboratoria ...
III
Metingen in gebouwinstallaties:
stationaire verbruikers, verdelers, apparaten vast op de verdeler
GMC-I Messtechnik GmbH 9
Veiligheidsinstructies
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorspelbare spanningen kunnen voorkomen.
Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
Overtuig u er van dat de meetleidingen in feilloze staat
verkeren, bijv. onbeschadigde isolatie, geen onderbreking in
kabels en stekkers enz.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaaat geen metingen verrichten.
Wees uiterst voorzichtig als u in HF-stroomkringen metingen
verricht. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen bestaan.
Het is niet geoorloofd metingen te verrichten in een vochtige
omgeving.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer
overbelast dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in
hoofdstuk 8 „Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties
en meetbereiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen of accu’s in zitten.
Anders bestaat de kans dat gevaarlijke stromen of spanningen niet
aangegeven worden en uw apparaat beschadigd wordt.
Het apparaat mag niet worden gebruikt als het deksel van het
vakje voor de zekeringen of de batterijen er niet op zit of als de
behuizing open is.
De ingang van de stroommeetbereiken is uitgerust met een
smeltzekering. De maximaal geoorloofde spanning van de
meetstroomkring (= nominale spanning van de zekering)
bedraagt 1000 V AC/DC.
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven zekering
in het apparaat zet, zie pagina 61! De zekering moet een
uitschakelvermogen hebben van minstens 30 kA.
Onderdelen repareren en vervangen
Als u het apparaat opent, kunnen er delen vrij komen te liggen die
onder spanning staan. Voordat u reparaties aan het apparaat
verricht of voordat u onderdelen vervangt, moet u het apparaat
afkoppelen van de meetkring. Als daarna een reparatie aan het
geopende apparaat onder spanning onvermijdelijk is, dan mag
deze alleen door een vakman worden verricht die vertrouwd is
met de gevaren die daarmee gepaard gaan.
Fouten en buitengewone belastingen
Als u moet aannemen dat het apparaat niet meer zonder gevaar
gebruikt kan worden, dan moet u het buiten werking stellen en
zodanig beveiligen dat het niet per ongeluk kan worden gebruikt.
In de volgende gevallen kunt u er niet meer van uit gaan dat het
apparaat zonder gevaar gebruikt kan worden:
als het apparaat zichtbare beschadigingen heeft,
als het apparaat niet meer werkt of als er storingen in de
werking optreden,
na langdurige opslag in ongunstige omstandigheden (bijv.
vocht, stof, temperatuur), zie „Omgevingsomstandigheden“ op
pagina 59.
10 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsinstructies
1.1 Doelmatig gebruik
De multimeter vóór u is een draagbaar apparaat dat u tijdens
het verrichten van metingen in uw hand kunt houden.
Met het meetapparaat worden uitsluitend metingen verricht
zoals beschreven in hoofdstuk 5.
Het meetapparaat inclusief de meetkabels en de opsteekbare
meetpennen wordt alleen gebruikt binnen de aangegeven
meetcategorie, kijk op pagina 60 en voor de betekenis in de
tabel op pagina 8.
De grenzen van de overbelastbaarheid worden niet
overschreden. Kijk voor de overbelastingscijfers en de
overbelastingsduur in de Technische gegevens op pagina 56.
De metingen worden uitsluitend verricht binnen de
aangegeven omgevingsomstandigheden. Kijk voor het bereik
van de arbeidstemperatuur n de relatieve luchtvochtigheid op
pagina 59.
Het meetapparaat wordt alleen gebruikt cconform de
aangegeven beschermingsgraad (IP-code), zie pagina 61.
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(Let op, kijk in de documentatie!)
Waarschuwing voor gevaarlijke spanning op de meetingang:
U > 15 V AC of U > 25 V DC
1.3 Betekenis van akoestische waarschuwingen
Waarschuwing voor hoge spanning: > 1000 V (intervaltoon)
Waarschuwing voor hoge stroom: > 11 A (continu signaal)
!
GMC-I Messtechnik GmbH 11
Veiligheidsinstructies
12 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar, symbolen
2
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar,
symbolen
1 Display (LCD), voor de betekenis van de symbolen zie Pagina 13
2 MAN / AUTO Omschakelknop voor handmatige/automatische
meetbereikinstelling
Parameterwaarden verhogen
Bedrijfsmodus Menu: afzonderlijke menupunten kiezen tegen de stroomrichting in
3
ON / OFF | LIGHT
Knop voor apparaat AAN / UIT en displayverlichting aan/uit
4 FUNC | ENTER Multifunctionele knop
Bedrijfsmodus Menu: invoer bevestigen (ENTER)
U
ISO ON / OFF Isolatieweerstandsmeting
Knop om de isolatieweerstandsmeting in en uit te schakelen
5
Meetbereik verhogen resp. decimale punt naar rechts schuiven (functie MAN)
6 Draaischakelaar
voor meetfuncties,
voor de betekenis van de symbolen
zie
Pagina 14
7 DKD-kalibratiemerk
8 Aansluitbus voor massa/aardpotentiaal
9 Aansluitbus voor het meten van stroom met automatische vergrendeling
10 Aansluitbus voor het meten van spanning, weerstand, temperatuur, diodes
en capaciteit met automatische vergrendeling
11 DATA / MIN / MAX
Knop voor de functie meetwaarde behouden, vergelijken, wissen en MIN/MAX
Waarden verhogen
Bedrijfsmodus Menu: afzonderlijke menupunten kiezen met de
stroomrichting mee
12
MEASURE | SETUP
Knop voor het omschakelen van meet- op menufunctie
13 ZERO | ESC
Knop voor het instellen van het nulpunt
Bedrijfsmodus Menu:Het menuniveau verlaten – terugspringen naar een hoger niveau,
het invoeren van parameters verlaten zonder op te slaan
14
Meetbereik verlagen resp. decimale punt naar links schuiven (functie MAN)
15 Aansluiting voor netadapter
16 Infraroodinterface
1
3
4
16
5
6
9
Hfst. 4.3
Hfst. 3
Hfst. 5
Hfst. 7
Hfst. 6
Hfst. 3
e.v.
Hfst. 3
13
12
Hfst. 4.1
10
2
Hfst. 4.1.2
14
8
max. 1000 V !
11
15
Hfst. 4.1
Hfst. 4.4
Hfst. 6
Hfst. 3
Hfst. 6
Hfst. 3.1
7
Hfst. 1.2
GMC-I Messtechnik GmbH 13
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar, symbolen
Symbolen op het digitale display
1 Batterijcontroleweergave
2 ON: continue werking (automatische uitschakeling gedeactiveerd)
3 MAN: handmatige meetbereikomschakeling actief
4 Digitale weergave met komma- en polariteitsweergave
5 max/min: MIN/MAX-opslag
6 DATA: weergavegeheugen, „Meetwaarde behouden“
7 STORE: geheugen actief
8 ISO: isolatieweerstandsmeting actief / gekozen testspanning
9 1:x stroomtangfactor (omzettingsverhouding)
10 IR: infrarood interfacecontroleweergave
11 Schaalverdeling voor analoge weergave
12 Wijzer voor analoge weergave, pointer
In beeld komende driehoek: geeft meetbeikoverschrijding aan
13 Diodemeting gekozen
14 Gekozen stroomsoort
15 TRMS: meting werkelijke effectieve waarde
16 Pt100(0): gekozen platinaweerstandsthermometer met
automatische herkenning Pt100/Pt1000
17 Typ-K: temperatuurmeting met thermo-element voelertype K (NiCr-Ni)
18 sec (seconds): tijdseenheid seconden
19 REL: relatieve meting gerelateerd aan de ingestelde offset
20 Meeteenheid
21 ZERO: nulpuntinstelling actief
22 %: Meting mark-space-verhouding
(deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke variant)
23 Waarschuwing voor gevaarlijke spanning: U > 15 V AC of U > 25 V DC
24 Doorgangstest met signaltoon actief
25 h (hours): tijdseenheid uur
1 2910
12
13
14
15
16
20
23
24
765
1921
8
3
11
18
25
4
Batterij vol
Batterij OK
Batterij zwak
Batterij (bijna) leeg, U < 1,8 V
Gegevensoverdracht naar de / van de
multimeter actief
IR-interface in standby actief
(gereed om inschakelcommando’s te ontvangen)
Batterijcontroleweergave
Interfacecontroleweergave
22
17
14 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar, symbolen
Symbolen op de draaischakelaar
Schakelaar
FUNC
Weergave Meetfunctie Extra functie tang (via menu SET CLIP 1:1/10/100/1000)
V
1M
0/2 V DC AC TRMS Mengspanning, werkelijk effectief DC + AC, 15 Hz ... 500 Hz
voor stoorspanning herkennen!
M
ISO
@UISO
1UISO / kM Isolatieweerstandsmeting
V~ 0/5 V~ AC TRMS Wisselspanning, werkelijk effectief AC, volledige bandbreedte
Tang AC (V): stroomtang
Hz (V) 1 Hz ~ AC Spanningsfrequentie, volledige bandbreedte
Tang Hz (V): stroomtang
% 2 % Meting mark-space-verhouding (
klantspecifieke variant)
V~ 3 V Fil ~ AC TRMS Wisselspanning, werkelijk effectief AC, met laagdoorlaat (1 kHz)
Hz (V)
4 Hz Fil ~ AC Spanningsfrequentie, met laagdoorlaat (1 kHz)
V 0/2 V DC Gelijkspanning
Tang DC (V): stroomtang
V 1 V DC AC TRMS Mengspanning, werkelijk effectief ( )
tange DC + AC (V): stroomtang
0 (Gelijkstroom-) weerstand
0/2 Doorgangstest met signaaltoon
1
V DC Diodespanning met I = constant
Temp RTD 0 C Pt 100/1000 Temperatuur met weerstandsthermometer Pt 100/Pt 1000
Temp TC 1
C Typ-K
Temperatuur thermo-element type K
0nF, F Capaciteit
A 0/2 A DC Gelijkstroomsterkte
A 1 A DC AC TRMS Mengstroomsterkte, werkelijk effectief AC DC
A~ 0/2 A~ AC TRMS Wisselstroomsterkte, werkelijk effectief AC
Tang AC (A): stroomtang
Hz (A) 1 Hz ~ AC Stroomfrequentie
Tang Hz (A): stroomtang
1kHz
1kHz
V
ACDC
V
AC
2
V
DC
2
+=
GMC-I Messtechnik GmbH 15
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaar, symbolen
Symbolen van de bedieningshulp in de volgende hoofdstukken
... Het hoofdmenu doorbladeren
... Door het submenu bladeren (scrollen)
Decimale punt kiezen
 Waarde groter/kleiner maken
time Submenu/parameter (zeven-segment-schrift)
1nFo Hoofdmenu (zeven-segment-schrift, weergave vet)
Symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(Let op, kijk in de documentatie!)
Aarde
CAT II / III Apparaat van meetcategorie II resp. III, zie ook
„Meetcategorieën en hun betekenis volgens IEC
61010-1“ op pagina 8
Doorlopende dubbele of versterkte isolatie
EG-conformiteitskentekening
IR
Plaats van de infraroodinterface, venstertje aan de kopse
kant van het apparaat
Plaats van de netadapteraansluiting,
zie ook hoofdstuk 3.1
Zekering voor de stroommeetbereiken, zie hoofdstuk
9.3
Het apparaat mag niet bij het normale huisvuil worden
gedaan. Meer informatie over WEEE-kenmerking vindt
u op onze internetsite www.gossenmetrawatt.com
onder de zoekterm WEEE, zie ook hoofdstuk 9.5.
Kalibratiemerk (rood zegel):
zie ook „Rekalibratie“ op pagina 66
!
5V/600mA
16 GMC-I Messtechnik GmbH
Ingebruikname – Setup
3 Ingebruikname
3.1 Batterijen
Als u niet precies weet hoe u de batterijen moet plaatsen, kijk dan
absoluut in hoofdstuk 9.2!
U kunt de huidige batterijspanning opvragen in het menu Info, zie
hoofdstuk 6.3.
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het
deksel van het batterijenvakje openmaakt om de batterijen
te vervangen!
Gebruik met netadapter (wordt niet meegeleverd, zie hoofdstuk 10.3)
Als de stroomtoevoer via de netadapter loopt, NA X-TRA worden
de ingezette batterijen elektronisch uitgeschakeld. U kunt de
batterijen dus in het apparaat laten zitten.
Als u accu's gebruikt, moet u deze extern laden.
Als de externe stroomtoevoer wordt uitgeschakeld, schakelt het
apparaat onderbrekingsvrij over op batterijfunctie.
3.2 Inschakelen
Apparaat handmatig inschakelen
Druk op de knop ON / OFF | LIGHT totdat de displayweergave
verschijnt.
Het inschakelen gaat gepaard met een kort geluidssignaal.
Zolang u de knop ingedrukt houdt, verschijnen alle segmenten
van het liquid crystal display (LCD) in beeld.
Een afbeelding van het LCD vindt u op pagina 13.
Als u de knop loslaat is het apparaat klaar om te meten.
Displayverlichting
Als het apparaat is ingeschakeld, kunt u met een korte druk op de
knop ON / OFF | LIGHT de displayverlichting aanzetten. Als u de
knop opnieuw indrukt, gaat de verlichting uit. De verlichting gaat
na ca. 1 minuut ook automatisch uit.
Apparaat met de pc inschakelen
Als de pc een gegevensblok heeft overgedragen, wordt de
multimeter ingeschakeld op voorwaarde dat de parameter „irStb
op „ir on “ is gezet (zie hoofdstuk 6.4).
Wij adviseren echter de stroombesparende functie „ir off “.
Aanwijzing
Elektrische ontladingen en hogefrequentiestoringen kunnen
ervoor zorgen dat er verkeerde gegevens worden
weergegeven en kunnen het meten blokkeren.
Koppel het apparaat van de meetkring af. Schakel het apparaat
uit en opnieuw in; dan is het gereset. Als dit niet het
gewenste resultaat oplevert, dan moet u het contact tussen
de batterij en de aansluitcontacten even verbreken, zie ook
hoofdstuk 9.2.
3.3 Gebruiksparameters instellen
Datum en tijd instellen
Zie parameter „t iME “ en dAtE “ in hoofdstuk 6.4.
Weergavemogelijkheden digitale display
Hiermee kunt u kiezen uit twee weergavemogelijkheden, zie
parameter „0.d iSP “ in hoofdstuk 6.4.
GMC-I Messtechnik GmbH 17
Ingebruikname – Setup
3.4 Uitschakelen
Apparaat handmatig uitschakelen
Houd de knop ingedrukt ON / OFF | LIGHT totdat de
displayweergave 0FF verschijnt.
Het uitschakelen gaat gepaard met een kort geluidssignaal.
Automatische uitschakeling
Uw apparaat schakelt zichzelf automatisch uit, als de
meetwaarde lang constant is (maximale
meetwaardeschommeling ca. 0,8% van het meetbereik per
minuut resp. 1 C of 1 F per minuut) en als gedurende een vooraf
aangegeven tijd in minuten geen knop noch de draaischakelaar
gebruikt wordt, zie de parameter „APoFF“ pagina 52. Het
uitschakelen gaat gepaard met een kort geluidssignaal.
Uitzonderingen:
zend- of geheugenfunctie, continu gebruik of als er een
gevaarlijke spanning (U > 15 V AC of U > 25 V DC) op de ingang
aanligt.
Automatisch uitschakelen blokkeren
U kunt uw apparaat ook op „CONTINU AAN“ zetten.
Druk daartoe bij het inschakelen tegelijkertijd op de knoppen
en .
De functie „CONTINU AAN“ wordt op het display rechts van
het batterijensymbool aangegeven met het symbool
ON.
U kunt de instelling on voor „CONTINU AAN“ met een
parameterverandering ongedaan maken of door ze met de hand uit te
schakelen. In dit geval wordt de parameter teruggezet op 10 min, zie
APoFF “ pagina 52.
ON / OFF
LIGHT
FUNC
ENTER
ON / OFF
LIGHT
Autorange
88
.
8
.
8
.
8
Verlichting AAN
80000
Verlichting UIT
800
.
00
0ff
lang
(1 s)
ON / OFF
LIGHT
ON / OFF
LIGHT
ON / OFF
LIGHT
18 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4 Bedieningsfuncties
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze
De multimeter heeft automatische meetbereikfunctie voor alle
meetfuncties, met uitzondering van temperatuurmeting,
diodentest en doorgangstest. De automatische functie werkt
meteen nadat het apparaat is ingeschakeld. Het apparaat kiest
op basis van de bestaande meetgrootheid automatisch het
meetbereik met het beste oplossende vermogen. Bij het
overschakelen op frequentiemeting blijft het eerder ingestelde
spanningsmeetbereik behouden.
AUTO-Range functie
De multimeter schakelt automatisch over naar het eerstvolgende
hogere bereik bij (3099 D + 1 D 0310 D) en naar het
eerstvolgende lagere bereik bij (280 D - 1 D 2799 D).
Bij een hoog oplossend vermogen (deze functie is alleen
beschikbaar bij een klantspecifieke variant) schakelt de multimeter
automatisch over naar het eerstvolgende hogere bereik bij
(30999 D + 1 D 03100 D) en naar het eerstvolgende lagere
bereik bij (2800 D - 1 D 27999 D).
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze
U kunt de automatische meetbereikfunctie uitschakelen en de
bereiken aan de hand van de volgende tabel handmatig kiezen en
fixeren. Dit doet u door op de knop MAN / AUTO te drukken.
Vervolgens kunt u het gewenste meetbereik instellen met de
cursorknop
of .
U keert terug naar de automatische bereikkeuze als u op de knop
MAN / AUTO drukt, als u de draaiknop gebruikt of als u het
apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Overzicht automatische bereikfunctie en handmatige bereikkeuze
* Alleen met handmatige bereikkeuze
De multimeter wordt in het ingestelde meetbereik gehouden. Als
de grens van het bereik wordt overschreden, verschijnt 0L in
beeld. Dan moet u met de cursorknop overschakelen naar het
eerstvolgende hogere meetbereik.
Functie
Weer-
gave
MAN / AUTO
Handmatige functie aan:
het gebruikte meetbereik wordt gefixeerd
MAN
of
Schakelvolgorde bij:
V: 300 mV*
3 V
30 V
300 V
1000 V
Hz: 300 Hz
3 kHz
30 kHz
300 kHz (Hz(U))
:
300

3 k

30 k

300 k

3 M

30 M
A: 300A
3 mA
30 mA
300 mA
3A
10A
A : zie hoofdstuk 5.8.3, hoofdstuk 5.8.4 en hoofdstuk 5.8.5
F: 30 nF 300 nF 3F 30F 300F
M
@UISO
:
300 k

3 M

30 M

300 M

3000 M
MAN
MAN / AUTO
Terugkeren naar de automatische meetbereikkeuze
GMC-I Messtechnik GmbH 19
Bedieningsfuncties
4.1.3 Snelle metingen
Als er sneller gemeten moet worden dan mogelijk is bij de
automatische meetbereikkeuze, dan moet het juiste meetbereik
gefixeerd worden. Een snelle meting is gegarandeerd met de
volgende twee functies:
•met de handmatige meetbereikkeuze, d. w.z. door het
meetbereik te kiezen met het beste oplossend vermogen, zie
hoofdstuk 4.1.2.
of
•met de functie DATA, zie hoofdstuk 4.4. Hierbij wordt na de
eerste meting automatisch het juiste meetbereik gefixeerd,
zodat er vanaf de tweede meetwaarde sneller wordt gemeten.
Bij beide functies blijft het gefixeerde meetbereik ingesteld voor de
daarop volgende seriemetingen.
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen
Al naar gelang de afwijking van het nulpunt kan de gebruiker een
nulpuntinstelling of een referentiewaarde voor relatieve metingen
opslaan:
Voor de desbetreffende meetfunctie wordt de betreffende
referentie- of correctiewaarde als offset afgetrokken van alle
toekomstige metingen en blijft deze behouden totdat hij weer
gewist wordt of totdat de multimeter wordt uitgeschakeld.
Het instellen van het nulpunt of de referentiewaarde is zowel
mogelijk bij de automatische meetbereikkeuze als voor het
handmatig gekozen meetbereik.
Nulpunt instellen
Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en verbind de vrije
uiteinden met elkaar. Doe dit niet bij capaciteitsmeting en
stroommeting. In dit geval blijven de uiteinden van de leiding
open.
Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een
geluidssignaal en op het LCD-display verschijnt het symbool
„ZERO REL“. De waarde die gemeten werd op het ogenblik
dat de knop werd ingedrukt, wordt gebruikt als
referentiewaarde.
U kunt de nulpuntinstelling wissen door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Aanwijzing
Als gevolg van de TRMS effectieve waardemeting geeft de
multimeter bij kortgesloten meetleidingen in het nulpunt van
de V AC/I AC resp. V(AC+DC)/I (AC+DC)-meting een
restwaarde aan van 1...10/35 digit (alineariteit van de TRMS-
converter). Deze heeft geen invloed op de gespecificeerde
nauwkeurigheid boven 1% van het meetbereik (resp. 3% in
de bereiken mV en V(AC+DC).
Referentiewaarde vastleggen
Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en meet een
referentiewaarde (max. 1500 digit).
Afwijking van het nulpunt
– bij kortgesloten meetleidinguiteinden voor V, , A
– bij open ingang voor capaciteiten eenheid F
Weergave
0 ... 200 digit ZERO REL
> 200 ... 1500 digit REL
20 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt het opslaan van de referentiewaarde
met een geluidssignaal en op het LCD-display verschijnt het
symbool „ZERO REL“ of „REL“. De waarde die gemeten
werd op het ogenblik dat de knop werd ingedrukt, wordt
gebruikt als referentiewaarde.
U kunt de referentiewaarde wissen door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerkingen over de relatieve meting
De relatieve meting heeft alleen betrekking op het digitale
display.
Het analoge display geeft nog steeds de originele meetwaarde aan.
Bij relatieve metingen kunnen er ook bij -/F- of AC-
meetgrootheden negatieve waarden ontstaan.
4.3 Weergave (LCD)
4.3.1 Digitale display
Meetwaarde, meeteenheid, stroomsoort, polariteit
Het digitale display geeft de meetwaarde aan met de komma op
de juiste plaats en het juiste voorteken. Bovendien verschijnt de
gekozen meeteenheid en de stroomsoort in beeld. Bij het meten
van gelijke grootheden verschijnt er een minteken vóór de cijfers,
als de positieve pool van de meetgrootheid bij de „“-ingang
aanligt.
Met de parameters „0.d iSP “ kan de gebruiker instellen of de
nullen vooraan bij het weergeven van de meetwaarde al dan niet
in beeld moeten verschijnen, zie hoofdstuk 6.4.
Overschrijding meetbereik
Als de meetbereikwaarde wordt overschreden d. w.z. vanaf 3100
digit verschijnt er „0L “ (OverLoad) in beeld.
Uitzonderingen: bij spanningsmeting in het 1000 V-bereik
verschijnt „0L vanaf 1000,0 V in beeld, bij de diodemeting vanaf
5,100 V en in het 10 A-bereik vanaf 11,00 A.
4.3.2 Analoge display
Meetewaarde, polariteit
Het analoge display heeft het dynamische gedrag van een
draaispoelmeetwerk. Het biedt vooral voordelen bij het bekijken
van meetwaardeschommelingen en bij inregelingen.
Weergave als pointer: Wijzer die de huidige meetwaarde in
realtime markeert.
Bij het meten van gelijke grootheden geeft de analoge
schaalverdeling een negatief bereik aan van 5 schaaldelen aan
zodat u de meetwaardeschommelingen rond „nul“ heel
nauwkeurig kunt bekijken. Als de meetwaarde het negatieve
bereik van 5 schaaldelen overschrijdt, dan wordt de polariteit van
het analoge display omgeschakeld.
De schaalverdeling van de analoge schaalverdeling wordt
automatisch geschaald. Dit is een zeer goed hulpmiddel bij de
handmatige meetbereikkeuze.
Overschrijding meetbereik
Als het meetbereik in het positieve bereik wordt overschreden,
wordt dit aangegeven met het rechter driehoekje.
Displayrefresh
Het analoge display wordt 40 keer per seconde geactualiseerd.
GMC-I Messtechnik GmbH 21
Bedieningsfuncties
4.4 Meetwaarden opslaan „DATA“ (Auto-Hold / Compare)
Met de functie DATA (Auto-Hold) kunt u een afzonderlijke
meetwaarde automatisch „vasthouden“. Dit is bijv. vooral handig
als het aftasten van het meetpunt met de meetpennen al uw
aandacht opeist. Als het meetsignaal aanligt en de meetwaarde
volgens de „voorwaarde“ in de volgende tabel is, houdt het
apparaat de meetwaarde op het digitale display vast en geeft het
een akoestisch signaal. Nu kunt u de meetpennen van het
meetpunt afnemen en de meetwaarde aflezen van het digitale
display. Als het meetsignaal hierbij onder de grenswaarde komt
die in de tabel genoemd is, wordt de functie voor een nieuwe
opslag gereactiveerd.
Meetwaardevergelijking (DATA Compare)
Als de huidige vastgehouden waarde met minder dan als 100
digit afwijkt van de eerste opgeslagen waarde, dan weerklinkt het
signaal twee maal. Als de afwijking groter is dan 100 digit dan
weerklinkt er slechts een kort signaal.
Aanwijzing
DATA beïnvloedt het analoge display niet. U kunt daarop
nog steeds de huidige meetwaarde aflezen. Houdt u er
echter rekening mee dat bij „vastgehouden“ digitale display
ook het cijfer achter de komma niet meer verandert
(meetbereik gefixeerd, symbool MAN).
Zolang de functie DATA actief is, mag u de meetbereiken
niet handmatig veranderen.
De functie DATA wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/MAX
„lang“ (ca. 1 s) indrukt, als u van meetfunctie verandert of als u
het apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
1)
Reactiveren door onderschrijding van de aangegeven
meetwaardegrenzen
2)
Als een meetwaarde voor het eerst als referentiewaarde wordt opgeslagen 2x
geluidssignaal. Bij daaropvolgend vasthouden alleen 2x, als de huidige
vastgehouden waarde minder dan 100 digit afwijkt van de
eerste
opgeslagen
waarde.
Legenda: MW = Meetwaarde, v. MB = van het meetbereik
Functie
DATA
Knop
DATA/
MIN/MAX
Voorwaarde Reactie op het apparaat
Meetfunctie Meetsignaal
Weergave
Geluids
signaal
MW
digitaal
DATA
Activeren kort knippert 1 x
Opslaan
(gestabiliseerd
e meetwaarde)
V, A, F, Hz, %
> 10%
v. MB
verschijn
t
in beeld
statisch
1 x
2 x
2)
 0L
Reactiveren
1)
V, A, F, Hz, %
< 10%
v. MB
opge-
slagen
MW
knippert
 =
0L
Oversch.naar
MIN/MAX
kort zie tabel hoofdstuk 4.4.2
Verlaten lang
wordt
gewist
wordt
gewist
2 x
V, A, Hz
t [s]
100%
10%
geactiveerd
gereactiveerdopslaan opslaan
3000 digit
van het meetbereik
F, %
22 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Voorbeeld
Het spanningsmeetbereik is handmatig ingesteld op 30 V.
De eerste meetwaarde is 5 V en wordt opgeslagen omdat hij
groter is dan 10 % van het meetbereik (= 3 V) en dus boven de
achtergrondruis ligt. Zodra de meetwaarde onder de 10 % van
het meetbereik komt te liggen, d. w.z. als hij kleiner is dan 3 V,
hetgeen hetzelfde als wanneer men de meetpennen van het
meetpunt afneemt, is het apparaat gereed om er een nieuwe
waarde mee op te slaan.
4.4.1 De functie DATA bij de isolatiemeting
Deze DATA-functie verschilt van de standaard DATA-Compare-
functie.
In de functie stoorspanningsmeting V(ac+dc)1MW activeert u met
een druk op de knop DATA de speciale DATA-functie voor de
isolatiemeting – DATA knippert op het display. Tijdens de
stoorspanningsmeting worden nog geen DATA-waarden
vastgesteld of opgeslagen. Met een korte druk op de toets FUNC |
ENTER activeert u de isolatiemeting en wordt ook de testspanning
ingeschakeld. Door een intervalsignaal weet de gebruiker dat de
testspanning aangelegd is (tevens knippert het ISO-symbool op
het display). Als u de meetpennen opgelegd heeft, controleert het
apparaat of er een geldige meetwaarde is aangelegd. Zodra er
een stabiele meetwaarde op het display staat, wordt de DATA-
waarde opgeslagen (deze bevriest op het display). Een lang
geluidssignaal geeft aan dat de meting ten einde is. De
testspanning wordt weer uitgeschakeld en DATA knippert niet
meer. De gebruiker kan de meetwaarde aflezen en noteren. Door
herhaaldelijk op de knop FUNC | ENTER te drukken, wordt de
testspanning opnieuw ingeschakeld en wordt DATA geactiveerd
(DATA knippert op het display).
Als er geen DATA-waarde wordt vastgesteld of als OL op het
display staat, dan wordt de testspanning na ca. 10 seconden
automatisch uitgeschakeld. Om de DATA-functie te beëindigen,
moet u de knop FUNC | ENTER lang indrukken.
GMC-I Messtechnik GmbH 23
Bedieningsfuncties
4.4.2 Minimumwaarde en maximumwaarde opslaan „MIN/MAX“
Met de functie MIN/MAX kunt u de minimum- en
maximumwaarde „vasthouden“ die bij de ingang van het
meetapparaat bestond nadat MIN/MAX geactiveerd was. De
belangrijkste toepassing is het bepalen van de minimum- en de
maximumwaarde bij het langdurig bekijken van meetgrootheden.
De functie MIN/MAX kan in alle meetfuncties geactiveerd worden.
MIN/MAX beïnvloedt het analoge display niet; u kunt nog steeds
de huidige meetwaarde van dat display aflezen.
Breng de meetgrootheid op het apparaat en fixeer het meetbereik
met de knop MAN / AUTO voordat u de functie MIN/MAX activeert.
De functie MIN/MAX wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/
MAX „lang“ (ca. 1 s) indrukt, als u van meetfunctie verandert of als
u het apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Aanwijzing
In tegenstelling tot de functie DATA kan de functie MIN/MAX
ook bij de temperatuurmeting worden gebruikt.
Functie
MIN/MAX
Knop
DATA/
MIN/MAX
MIN- en MAX-
meetwaarden
Reactie op het apparaat
Weergave Gelu
ids-
sign
aal
Meetwaarde
digitaal
max
min
1.
Activeren
en opslaan
2 x kort
worden
opgeslagen
huidige
meetwaarde
max en
min
2 x
2.
Opslaan
en Tonen
kort
Opslaan gaat door op de
achtergrond,
nieuwe MIN- en MAX-
waarden verschijnen in beeld
opgesl. MIN-
waarde
min 1 x
kort
opgesl. MAX-
waarde
max 1 x
3.
Terug naar
1.
kort
zie 1.,
Opgeslagen waarden worden
niet gewist
zie 1. zie 1. 1 x
Annuleren lang worden gewist
huidige
meetwaarde
wordt
gewist
2 x
24 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4.5 Registreren meetgegevens
De multimeter biedt de mogelijkheid om de meetgegevens met
instelbare cyclussen over een lange periode te registreren als
meetreeksen. De gegevens worden in een batterijgebufferd
geheugen opgeslagen en blijven ook behouden als de multimeter
wordt uitgeschakeld. Het systeem registreert de meetwaarden
hierbij relatief ten opzichte van realtime.
De opgeslagen meetwaarden kunnen met het pc-programma
METRAwin 10 worden uitgelezen. Voorwaarde is een pc die aan
een USB-interfacekabel met de bidirectionele interface-adapter
USB X-TRA op een isolatiemultimeter, gekoppeld is. Zie ook
hoofdstuk 7 „Interfacegebruik“.
Overzicht van de geheugenparameters
Menufunctie STORE
Stel eerst de cyclus in voor het geheugengebruik (zie hoofdstuk
6.4 de parameter „rAtE “) en start vervolgens het
geheugengebruik.
Kies allereerst de gewenste meetfunctie en een zinvol
meetbereik.
Als u langdurige meetwaarderegistraties gaat verrichten, moet
u eerst de laadtoestand van de batterijen resp. accu's
controleren, zie hoofdstuk 6.3.
Sluit eventueel de netadapter NA X-TRA aan.
Het registreren starten met menufuncties
Schakel over naar de gebruiksmodus „SET “ door op MEASURE |
SETUP te drukken en kies daar het hoofdmenu StorE “.
1nFo
... StorE 000.0 % StArt
Als u bevestigt met FUNC | ENTER wordt het geheugengebruik
gestart. STORE verschijnt onder het analoge display in beeld en
geeft aan dat het geheugengebruik is ingeschakeld.
Op het digitale display verschijnt „StoP “.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
Parameter Pag. Koptekst
CLEAr 25: Geheugen wissen
EMpty 25: Geheugen wissen – verschijnt na CLEAr
0CCUP 25: Hoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
rAtE 51: rAtE – Verzendsnelheid/opslagfrequentie instellen
StArt 24: Het registreren starten met menufuncties
StoP 25: Registreren beëindigen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 25
Bedieningsfuncties
Tijdens het registreren
Tijdens het geheugengebruik,
STORE verschijnt onder het analoge
display in beeld, kunt u de
hoeveelheid gebruikt geheugen controleren
:
StoP
000.3 %
Zodra het geheugen vol is, verschijnt het bericht „100.0 %“.
Om de meetwaarden tijdens het opslaan te kunnen bekijken, moet u
overschakelen naar de meetfunctie. Dit doet u door op MEASURE |
SETUP te drukken. Als u opnieuw op MEASURE | SETUP drukt, keert
u terug naar het geheugenmenu.
Als u een andere meetfunctie kiest door de draaischakelaar te
gebruiken of op de knop FUNC | ENTER te drukken, wordt er een
nieuw geheugenblok aangemaakt. Het opslaan loopt dan
automatisch door.
Registreren beëindigen
Als u op de knop gedrukt heeft, MEASURE | SETUP verschijnt
StoP “ op het display.
StoP start
Bevestig de weergave van „StoP “ met FUNC | ENTER.
De tekst
STORE verdwijnt. Dit geeft aan dat het registreren ten
einde is.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
U kunt het geheugengebruik ook beëindigen door de
multimeter uit te schakelen.
Hoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
In het menu „1nFo “ kunt u de hoeveelheid gebruikt geheugen ook
tijdens het opslaan oproepen, zie ook hoofdstuk 6.3
Bereik van het gebruikte geheugen: 000.1 % ... 099.9 %.
1nFo
bAtt
:
...
0CCUP %
:
017.4
%
Met het menu „StorE “ kunt u het gebruikte geheugen oproepen
voordat u begint met opslaan.
1nFo
... StorE 017.4 % StArt
Geheugen wissen
Met deze functie wist u alle opgeslagen meetwaarden!
Deze functie kan tijdens het geheugengebruik niet worden
uitgevoerd.
1nFo
... StorE 017.4 % StArt
CLEAr empty
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
26 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5 Metingen
5.1 Spanningsmeting
Opmerkingen over de spanningsmeting
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen in zitten. Anders bestaat
de kans dat gevaarlijke spanningen niet aangegeven worden en uw
apparaat beschadigd wordt.
De multimeter mag uitsluitend door personen worden bediend
die in staat zijn, contactgevaren te herkennen en
veiligheidsmaatregelen te treffen. Er bestaat contactgevaar op
plaatsen waar spanningen kunnen voorkomen die groter zijn
dan 33 V (effectieve waarde).
Raak de meetpennen bij het testen alleen achter de
vingerbescherming aan.
Raak in geen geval de metaalachtige
meetpennen aan.
Als u metingen verricht waarbij contactgevaar bestaat, zorg er
dan voor dat u niet alleen werkt. Haal er een tweede man bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de aansluitingen (9) resp. (10) en aarde (8)
bedraagt 1000 V in de meetcategorie II resp. 600 V in de
meetcategorie III
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorspelbare spanningen kunnen voorkomen.
Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaaat geen metingen verrichten.
Wees uiterst voorzichtig als u in HF-stroomkringen metingen
verricht. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen bestaan.
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij een meting
met een laagdoorlaatfilter onderdrukt worden.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaatfilter te
meten zodat u mogelijke gevaarlijke spanningen kunt herkennen.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer
overbelast dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in
hoofdstuk 8 „Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties
en meetbereiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Aanwijzing
De schakelaarstand „V1
M
/
M
@UISO
“ is er voor het her-
kennen van stoorspanning tijdens de isolatieweerstandsme-
ting.
Verrichte nauwkeurige spanningsmetingen in de schake-
laarstand V , V of V .
GMC-I Messtechnik GmbH 27
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.1.1 Gelijkspanning en mengspanning meten V DC en V (DC+AC)
Zet de parameter CL iP in het setupmenu Stroomtang op 0FF.
Doet u dit niet, dan worden alle meetwaarden aangegeven in A
en gecorrigeerd met de gekozen omzettingsverhouding voor
een aangesloten stroomtangsensor weergegeven.
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
1 / 10/100/1000 / 0ff

Zet de draaischakelaar in functie van de te meten spanning op
V resp. V .
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
De aansluitbus „“ moet hierbij aardpotentiaal liggen (zo dicht
mogelijk bij aarde).
Aanwijzing
Binnen het bereik 1000 V wordt u gewaarschuwd door een
intervalsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het
meetbereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is
ingeschakeld als u uw multimeter aansluit om spanning te meten!
Als de uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij verkeerde
bediening worden overschreden, dan is dit gevarlijk voor u en
voor uw apparaat!
De multimeter staat na het inschakelen in schakelaarstand V altijd
in het meetbereik 3 V. Zodra u de knop MAN / AUTO indrukt en de
gemeten waarde < 280 mV is, schakelt de multimeter over naar
het mV-meetbereik.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
– (+)
+ (–)
V= : 100 V1000 V
020
.
00
V
DC
AC
TRMS
020
.
00
V
DC
V
V
V
V
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 1000 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
max. 1000 V 3 kHz
V : 10 mV1000 V
Hz: 1Hz 300 kHz
P
max
= 3 x 10
6
V x Hz
Meetbereiken:
230
.
0
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/1000 V
28 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.1.2 Wisselspanning en frequentie meten V AC en Hz
elk met inschakelbaar laagdoorlaatfilter
Zet de parameter CL iP in het setupmenu Stroomtang op 0FF.
Doet u dit niet, dan worden alle meetwaarden aangegeven in A
en gecorrigeerd met de gekozen omzettingsverhouding voor
een aangesloten stroomtangsensor weergegeven.
1nFo ... SET rAtE ... CL IP
1 / 10/100/1000 / 0ff
Zet de draaischakelaar in functie van de meten spanning c.q.
frequentie op V~ resp. Hz/%.
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
De aansluitbus „“ moet hierbij aardpotentiaal liggen (zo dicht
mogelijk bij aarde).
Spanningsmeting
Aanwijzing
Binnen het bereik 1000 V wordt u gewaarschuwd door een
intervalsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het
meetbereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is
ingeschakeld als u uw multimeter aansluit om spanning te meten!
Als de uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij verkeerde
bediening worden overschreden, dan is dit gevarlijk voor u en
voor uw apparaat!
U kunt heen en weer schakelen tussen spanning meten met of
zonder laagdoorlaatfilter.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER totdat de
eenheid V resp. V/Fil op het display verschijnt.
Frequentiemeting
Leg de meetgrootheid aan zoals bij het meten van spanning.
Kies met de hand het meetbereik voor de spanningsamplitude.
Bij het overschakelen op frequentiemeting blijft het eerder
ingestelde spanningsmeetbereik behouden.
U kunt heen en weer schakelen tussen frequentie meten met
of zonder laagdoorlaatfilter.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER totdat de
eenheid Hz resp. Hz/Fil op het display verschijnt.
De laagste meetbare frequenties en de maximaal geoorloofde
spanningen vindt u in hoofdstuk 8 „Technische gegevens“.
Meten met laagdoorlaatfilter
Let op!
!
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij
deze meting onderdrukt worden, zie ook
spanningscomparator.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder
laagdoorlaatfilter te meten zodat u mogelijke gevaarlijke
spanningen kunt herkennen.
Desgewenst kunt u een 1 kHz/-3dB-laagdoorlaatfilter inschakelen
om bij metingen bijv. aan kabels capacitief ingekoppelde
hoogfrequente impulsen > 1 kHz uit te filteren, d.w.z. ongewenste
spanningen van meer dan 1 kHz te onderdrukken.
Als het desbetreffende laagdoorlaatfilter is ingeschakeld, ziet u Fil
op het display staan. De multimeter schakelt automatisch over
naar de handmatige meetbereikkeuze.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 29
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
Met ingeschakeld filter en bij signalen > 500 Hz wordt de
gespecificeerde meetnauwkeurigheid niet gehaald.
Spanningscomparator voor het weergeven van gevaarlijke spanningen
Het ingangsignaal resp. het meetsignaal wordt door een
spanningscomparator onderzocht op gevaarlijke pieken, omdat
deze door de functie van het laagdoorlaatfilter onderdrukt
worden.
Bij U > 15 V AC of U > 25 V DC verschijnt er een gevarensymbool
in beeld:
COM mA A
V
Temp
MISO
max. 1000 V 3 kHz
V~: 10 mV1000 V
Hz: 1Hz
300 kHz
~
P
max
= 3 x 10
6
V x Hz
Meetbereiken:
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 1000 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
230
.
0
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/1000 V
0230
.
6
V
AC
TRMS
0050
.
3
Hz
AC
V~
Hz / %
V~
Hz
0229
.
9
V
AC
TRMS
Fil
V~ & Filter
1 kHz
V~
0050
.
0
AC
Fil
Hz
Hz & Filter
!
!
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
1 kHz
Hz
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
%
%
Hz: vpm

0FF
TPM: vpm

0FF
De volgende functie komt
alleen voor op een
klantspecifieke variant
30 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
Meting mark-space-verhouding
(deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke variant)
Zet de draaischakelaar op V~.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER totdat de
eenheid % op het display verschijnt.
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is
ingeschakeld als u uw multimeter aansluit om een frequentie of
een puls/periodeverhouding te meten!
Hier wordt bij periodieke rechthoeksignalen de verhouding
gemeten tussen impulsduur en impulsperiodeduur en weergeven
in procent.
Aanwijzing
De aanliggende frequentie moet tijdens het meten van de
puls/periodeverhouding constant zijn.
Puls/periodeverhouding (%) =
Impulsbreedte (t
E
)
Periodeduur (t
P
)
100
COM mA A
V
Temp
MISO
1232
.3
Hz
0002
.0
%
Hz
%
U
t
t
E
t
P
t
E
/t
P
Tijdgrootheden van een puls
f
P
Pulsfrequentie = 1/t
P
t
E
Impulsduur
t
P
Impulsperiodeduur
t
P
– t
E
Impulspauze
t
E
/t
P
Puls/periodeverhouding
f
P
FUNC
ENTER
Meetbereiken:
Hz t
E
/t
P
15 Hz ... 1 kHz 5 ... 95 %
1 kHz ... 4 kHz 10 ... 90 %
V~
Hz
%
GMC-I Messtechnik GmbH 31
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
Toerentalmeting
(deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke
variant)
Het meten van het draaisnelheid (ook wel draaifrequentie
genoemd) gebeurt door het meten van impulsen.
Voorwaarde
hiervoor is dat het aantal meetbare impulsen per
omwenteling eerst
wordt ingesteld in het instelmenu OPM
(
vpm

0FF
) zie onderaan.
Zet de draaischakelaar op V~.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER totdat de
eenheid OPM even in beeld verschijnt. Vervolgens verschijnt de
meetwaarde: bijv. „u 244,3“ in omwentelingen per minuut.
Meetwaarde OPM = Omwentelingen per minuut (o/min)
Parameter vpm = Impulsen per omwenteling
Instelmenu impulsen per omwenteling
1nFo
... SET rAtE ... vpm
0ff/1 :1 ... 1000

5.1.3 Transiënte overspanningen
De multimeters zijn in het spanningsbereik tot 6 kV met een front-
/halveringstijd van 1,2/50 s beschermd tegen transiënte
overspanningen. Als bij metingen bijv. aan transformatoren of
motoren met een grote impulsduur gerekend moet worden, raden
wij u in dergelijke gevallen aan onze meetadapter KS30 te
gebruiken. Deze biedt bescherming tegen transiënte
overspanningen tot 6 kV met een front-/halveringstijd van 10/
1000 s. De continue belastbaarheid bedraagt 1200 V
eff
.
Het
bijkomende beïnvloedingseffect bij gebruikmaking van de meetadapter
KS30 bedraagt ca. –2%.
5.1.4 Spanningsmeting boven de 1000 V
U kunt spanningen van meer dan 1000 V meten met een
hoogspanningsmeetkop, bijv. HV3
1)
resp. HV30
2)
van GMC-I
Messtechnik GmbH. De massa-aansluiting moet in dat geval
absoluut geaard worden. Houdt u zich aan de vereiste
veiligheidsmaatregelen!
1)
HV3: 3 kV
2)
HV30: 30 kV, alleen voor (DC)-spanningen
UPM
Omwentelingen
min
---------------------------------
Impulsen
Omwenteling
-------------------------------


x
60s
s
--------
=
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
Spanningsmeting boven de 1000 V
met de hoogspanningsmeetkop HV3
zwart
rood
zwart
x1000
x100
32 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.2 Weerstandsmeting „
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de
gelijkspanningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op „“.
Sluit het testobject aan zoals getoond op de afbeelding.
Aanwijzing
Gebruik bij hoogohmige weerstanden korte of
afgeschermde meetleidingen.
Verbeteren van de nauwkeurigheid door nulpuntinstelling
In alle meetbereiken kunt u de weerstand van de toevoerleidingen
en overgangsweerstanden elimineren door een nulpuntinstelling,
zie hoofdstuk 4.2.
COM mA A
V
Temp
MISO
R
x
R
x
0V !
!
0000
.0
k
6 Bereiken: 300 3k30k / 300k/ 3M/ 30 M
Meetbereiken: 0,1 k ... 31 M
GMC-I Messtechnik GmbH 33
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD en Temp TC
De temperatuurmeting gebeurt met de weerstandsthermometer
van het type Pt100 of Pt1000 en het thermoelement type K
(toebehoren, wordt niet meegeleverd), dat aangesloten wordt op
de spanningsingang.
Temperatuureenheid kiezen
1nFo
... tEMP °C / °F 
(°C = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
5.3.1 Meting met weerstandsthermometers
Zet de draaischakelaar op „Temp
RTD
“.
Met FUNC | ENTER gaat u naar de andere meetfunctie.
Het type Pt100 of Pt1000 wordt automatisch herkend en
verschijnt in beeld.
Er zijn twee mogelijkheden om de weerstand van de
toevoerleiding te compenseren:
Automatische compensatie
Druk op de knop ZERO | ESC.
De tekst „Short leads“ verschijnt in beeld.
Als u de weerstand van de toevoerleiding zelf wilt invoeren, kunt u
de volgende prompt overslaan.
Sluit de aansluitleidingen van het meetapparaat kort.
000.0 “ verschijnt in beeld. Als u op de knop FUNC | ENTER
drukt, vindt er bij toekosmtige metingen een automatische
compensatie van de weerstand plaats. Nu kunt u de
kortsluiting verwijderen, het apparaat is gereed om te meten.
De weerstand van de toevoerleiding invoeren
In het menu Automatische compensatie moet u nog eens op
de knop ZERO | ESC drukken.
Toets mt de cursorknoppen de bekende weerstand van
aansluitleidingen in:
Met de knoppen
kiest u de decade, d. w.z. de positie van
het cijfer dat u wilt veranderen en met de knoppen stelt u
het betreffende cijfer in. De defaultwaarde is 0,43 . De
invoergrenzen liggen tussen 0 en 50 .
Als u op FUNC | ENTER drukt, wordt de ingestelde waarde
overgenomen en keert u terug naar de meting. De weerstand
van de toevoerleiding blijft ook in het geheugen als u het
apparaat uitschakelt.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
34 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
COM mA A
V
Temp
MISO
0025
.6
C
Pt1000
RTD
0000
.0
short leads
r000
.
5
De weerstand van de toevoerleiding invoeren
Automatische
RTD
compensatie
Meetbereiken
RTD Pt 100 200,0 +850,0 C
RTD Pt 1000 150,0 +850,0 C
FUNC
ENTER
ZERO
ESC
ZERO
ESC
FUNC
ENTER
Temp
RTD
Temp
TC
GMC-I Messtechnik GmbH 35
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.3.2 Meting met thermo-elementen Temp TC
Zet de draaischakelaar op „Temp
RTD
“.
Aanwijzing
De voor het laatst gekozen temperatuurmeting resp. de voor
het laatst ingestelde temperatuursensor type K of Pt100/
Pt1000 blijft in het geheugen en verschijnt
dienovereenkomstig in beeld. Met FUNC | ENTER gaat u
telkens naar de andere meetfunctie.
De referentietemperatuur wordt gemeten via het interne
vergelijkingspunt, voor opvraging zie de parameter „1tEMP “ in
pagina 50.
Aanwijzing
De interne referentietemperatuur (interne
vergelijkingspunttemperatuur) wordt gemeten met een
temperatuurvoeler in het apparaat. Door interne verwarming
of door de overgang van een warme naar een koude
ogmeving of omgekeerd kan deze iets hoger liggen dan
kamertemperatuur.
Sluit de voeler aan op de twee vrijgegeven connectors. Het
apparaat geeft de gemeten temperatuur in de gekozen
eenheid aan.
COM mA A
V
Temp
MISO
Temp
RTD
0023
.
3
C
Temp
TC
Type K:
TC
TE (TC)
0256
.
0
C
Pt1000
RTD
Meetbereik
TE (TC) K (NiCr-Ni) 250,0 +1372,0 C
FUNC
ENTER
36 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.4 Doorgangstest
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
Zet de draaischakelaar op „ “.
Op het display verschijnt een luidsprekersymbool.
Sluit het te testen doorgangspunt aan zoals getoond op de
afbeelding.
Al naar gelang de ingestelde grenswaarde geeft de multimeter bij
doorgang resp. kortsluiting, dus bij een waarde die kleiner is dan
de grenswaarde, een continu klinkend signaal.
Bij open aansluitingen verschijnt „0L “ in beeld.
De grenswaarde kan worden ingesteld in het menu „SET “, zie ook
hoofdstuk 6.4:
1nFo ... SET rAtE ... bEEP
1, 10, 20, 30, 40, 90

(10 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
0V !
!
0
.
443
V
DC
R < 1, 10, 20, 30, 40, 90
FUNC
ENTER
R: 300
Meetbereik:
000
.
8
(0,1 ... 310 )
GMC-I Messtechnik GmbH 37
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.5 Diodetest met constante stroom 1 mA
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de
gelijkspanningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op „ “.
Druk op de knop FUNC | ENTER, het diodesymboool verschijnt
op het display.
Sluit het testobject aan zoals getoond op de afbeelding.
Doorlaatrichting resp. kortsluiting
Het meetapparaat geeft de doorlaatspanning in Volt aan
(Weergave: 4 posities). Zolang de afvalspanning de max.
aangegeven waarde van 5,1 V niet overschrijdt, kunt u ook
meerdere in serie geschakelde elementen of ook referentiediodes
met een kleine referentiespanning en Z-diodes en LED's testen.
Sperrichting of onderbreking
Het meetapparaat geeft een overloop .0L aan.
Aanwijzing
Parallel met de diode liggende weerstanden en
halfgeleidertrajecten vervalsen het meetresultaat!
COM mA A
V
Temp
MISO
Doorlaatrichting Sperrichting
0V !
0.L
tot 5,100 V
Meetbereik:
+
0
.
443
V
!
000
.
8
DC
FUNC
ENTER
38 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.6 Capaciteitsmeting
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Condensatoren moeten altijd ontladen zijn om gemeten te
kunnen worden.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de
gelijkspanningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op „ “.
Sluit het (ontladen!) testobject met meetleidingen aan op de
connectors zoals getoond op de afbeelding.
Aanwijzing
Gepolariseerde condensatoren moeten met de „–“ pool
aangesloten worden op de connector „
“.
Parallel met de condensator liggende weerstanden en
halfgeleidertrajecten vervalsen het meetresultaat!
COM mA A
V
Temp
MISO
COM mA A
V
Temp
MISO
0V !
!
10
.
38
F
+
+
Meetbereik: 10 pF ... 300 F
5 Bereiken: 30 nF / 300 nF/
3 F / 30 F / 300 F
GMC-I Messtechnik GmbH 39
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.7 Isolatieweerstandsmeting – Functie M
@UISO
.
5.7.1 De meting voorbereiden
Aanwijzing
De meetleidingen controleren
Vóór de isolatiemeting moet in schakelaarstand of
door middel van kortsluiten van de meetleidingen met de
meetpennen gecontroleerd worden, of het apparaat vrijwel
nul aangeeft.
Hiermee kan een verkeerde aansluiting
voorkomen worden. Men kan hiermee ook achterhalen of
meetleidingen zijn onderbroken.
Aanwijzing
Isolatieweerstanden mogen alleen aan spanningsvrije
objecten worden gemeten.
Bij het meten van hoogohmige isolatieweerstanden mogen
de meetleidingen niet met elkaar in contact komen.
Zet de draaischakelaar op „
M
@UISO
“.
Sluit de meetleidingen aan op de twee vrijgegeven connectors.
In deze schakelaarstand verricht u een stoorspanningsmeting
V AC+DC TRMS.
Alleen als het meetobject spanningsvrij is, mag u voor
isolatiemeting de knop FUNC | ENTER voor U
ISO ON / OFF indrukken.
Aanwijzing
De schakelaarstand M
@UISO
mag alleen worden gebruikt
voor isolatieweerstandsmeting. Per vergissing aanliggende
stoorspanning wordt bij deze schakelaarstand echter
aangegeven.
Als in de installatie een stoorspanning bestaat van 50 V,
dan wordt de isolatieweerstandsmeting geblokkeerd. Op
het LCD-display wordt nog steeds de stoorspanning
aangegeven. Als er een spanning aanligt die groter is dan
1000 V ist, dan wordt ook nog eens akoestisch gemeld.
COM mA A
V
Temp
MISO
00
.
00
Meetleidingen kortsluiten
R
x
0V !
!
M
@UISO
V
Herkennen van stoorspanning
000
.
0
V
DC
AC
TRMS
1M
ISO 500V
40 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
Hoogspanning!
Raak de geleidende uiteinden van de meetpennen niet aan
als het
apparaat ingeschakeld is om isolatieweerstanden te meten.
Er
kan een stroom van 2,5 mA (in het meetapparaat begrensd)
door uw lichaam stromen. Deze bereikt weliswaar geen
levensgevaarlijk waarden, maar u voelt de elektrische schok
wel. Als u meet aan een capacitief meetobject, bijv. aan
een kabel, dan kan deze worden opgeladen tot ca.
1200 V, al naar gelang de ingestelde testspanning. Het is
levensgevaarlijk het testobject in dit geval na het meten aan te
raken!
De testspanning kiezen (U
ISO
= 50 ... 1000 V*)
De gewenste testspanning kan worden ingesteld in het menu
SET“, zie ook hoofdstuk 6.4:
1nFo
... SET rAtE ... v1so
... 500, 1000 V*

* De testspanningen die u kunt kiezen alsook de fabrieksinstelling hangt
af van de versie van het apparaat.
U kunt de gewenste testspanning ook kiezen met de cursortoet-
sen
. Voorwaarde: de multimeter bevindt zich in de schake-
laarstand
V
1M
en in de AUTO-Range functie
Op het display verschijnt de gekozen testspanning bij het meten
in beeld.
5.7.2 De isolatiemeting verrichten
De isolatieweerstandsmeting inschakelen:
Houd de knop U
ISO ON / OFF voor de isolatieweerstandsmeting
ingedrukt, totdat de aangegeven waarde stabiel is.
Als u de knop loslaat, wordt de isolatieweerstandsmeting
beëindigd.
Bij de isolatieweerstandsmeting is de automatische
meetbereikfunctie actief.
Voor het automatisch bewaren van geldige meetwaarden kunt u
een DATA-functie activeren die speciaal voor de isolatiemeting is
aangepast, zie hoofdstuk 4.4.1.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MAN / AUTO
DATA/MIN/MAX
... 1000 V*10 V ...
M
@UISO
V
1M
Autorange
002
.
00
M
M
ISO
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
000
.
0
V
Testspanning
inschakelen
DC
AC
TRMS
500V
ISO 500V
M
@UISO
V
1M
GMC-I Messtechnik GmbH 41
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
Automatisch stoorspanning herkennen tijdens de isolatiemeting
Als het apparaat tijdens de isolatiemeting een stoorspanning >
15 V AC of > 25 V DC waarneemt (voorwaarde: U
stoor
U
ISO
, bijv.
Riq < 100 k @ 100 V, zie pagina 58 voetnoot 1) dan verschijnt
op het LCD-display even „Error“ voor fout. Vervolgens schakelt
het automatisch over naar spanningsmeting en geeft het de op dit
moment gemeten spanning aan.
Aanwijzing
Bij de automatische stoorspanningsherkenning tijdens de
isolatiemeting leidt een dode zone tot foutieve metingen.
Deze dode zone ligt tussen 80% en 120% van de ingestelde
testspanning. (Fysisch probleem: bij een stoorspanning, die
qua hoeveelheid overeenstemt met de meetspanning,
neutraliseren beide spanningen elkaar).
U kunt niet overschakelen naar de isolatiemeting als er spanning
op de meetklemmen aanligt.
Als er geen stoorspanning meer aanligt, kunt u de M
@UISO
-
meting opnieuw starten door de knop UISO ON / OFF in te drukken.
Let op!
!
Als „Error“ in beeld verschijnt, is er vermoedelijk sprake van
een grote capacitieve opleding van de leiding (van het
testobject). Oplossing:
Sluit de leiding (het testobject) kort. Herhaal de meting
vervolgens.
Speciaal geval: weergave van kleine isolatieweerstanden tot aan kort-
sluiting
Allereerst verschijnt „Error“ op het display en vervolgens even
„Short“. Daarna verschijnt de huidige weerstandsmeetwaarde.
5.7.3 De meting beëindigen en ontladen
Druk even op de knop UISO ON / OFF.
Na afloop van de meting wordt er nog een eventueel aanwezige
restspanning aangegeven, die het gevolg kan zijn van
leidingscapaciteiten. De interne weerstand van 1 M van het
apparaat zorgt er voor dat de ladingen snel verdwijnen. Er moet
contact blijven bestaan met het object. U kunt rechtstreeks op het
LCD-display zien hoe de spanning daalt. Onderbreek de aansluiting
pas als de spanning < 25 V bedraagt!
Aanwijzing
Bij de isolatieweerstandsmeting worden de batterijen van
het apparaat zwaar belast. Schakel de
isolatieweerstandsmeting tijdens de meetpauzes dus uit.
Gebruik uitsluitend alkali-mangaan-cellen conform
IEC 6 LR61.
Aanwijzing
De schakelaarstand „V1
M
/
M
@UISO
“ is er voor het
herkennen van stoorspanning tijdens de
isolatieweerstandsmeting.
Verrichte nauwkeurige spanningsmetingen in de
schakelaarstand V , V of V .
+
0V !
Ontladen
025
.
0
UISO
V
DC
AC
TRMS
ISO 500V
42 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8 Stroommeting
Opmerkingen over de stroommeting
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen of accu’s in zitten.
Anders bestaat de kans dat gevaarlijke stromen niet aangegeven
worden en uw apparaat beschadigd wordt.
Bouw de meetkring mechanisch vast op en beveilig hem tegen
toevallig openen. Kies de draaddiameters en
verbindingspunten zodanig dat zij niet ontoelaatbaar warm
kunnen worden.
Bij stromen die groter zijn dan 11 A wordt u gewaarschuwd
door een continu geluidssignaal.
De ingang van de stroommeetbereiken is uitgerust met een
smeltzekering. De maximaal geoorloofde spanning van de
meetstroomkring (= nominale spanning van de zekering)
bedraagt 1000 V AC/DC.
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven
zekering in het apparaat zet! De zekering moet een
minimumuitschakelvermogen hebben van 30 kA.
Als in het actieve stroommeetbereik de zekering defect is,
verschijnt de tekst „FUSE “ op het digitale display en weerklinkt
er tegelijkertijd een geluidssignaal binnen het geschakelde
stroommeetbereik.
Verhelp na het in werking treden van de zekering eerst de
oorzaak van de overbelasting voordat u het apparaat weer
bedrijfsklaar maakt!
Hoe u de zekeringen vervangt, leest u in hoofdstuk 9.3.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer
overbelast dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in
hoofdstuk 8 „Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties
en meetbereiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Directe stroommeting – parameter CLIP = OFF
Zet de parameter CL iP in het setupmenu Stroomtang op 0FF.
Doet u dit niet, dan worden alle meetwaarden aangegeven in A
en gecorrigeerd met de gekozen omzettingsverhouding voor
een aangesloten stroomtangsensor resp. stroomtangconverter
weergegeven.
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
1 / 10/100/1000 / 0ff

Schakelaar
FUNC
Weergave Extra functie tang
(via menu SET CLIP 1:1/10/100/1000)
A 0/2 A DC
A 1 A DC AC TRMS
A~ 0/2 A~ AC TRMS Tang AC (A): stroomtangconverter
Hz (A) 1Hz ~ AC Tang Hz (A): stroomtangconverter
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 43
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8.1 Gelijk- en mengstroommeting rechtstreeks A DC en A (DC+AC)
Schakel eerst de stroomtoevoer naar de meetkring c.q. naar
de verbruiker uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Zet de draaischakelaar in functie van de te meten stroom op
A resp. A .
Kies de stroomsoort in functie van de meetgrootheid door
telkens even op de multifunctionele knop FUNC | ENTER te
drukken. Telkens als u op de knop drukt, schakelt het apparaat
afwisselend heen en weer tussen A DC of A (DC + AC)
TRMS
en
wordt het overschakelen bevestigd met een geluidssignaal. De
ingeschakelde stroomsoort geeft de symbolen DC of
(DC+AC)
TRMS
op het LCD-display aan.
Sluit het meetappraat veilig (zonder overgangsweerstand) en
zoals afgebeeld aan in serie met de verbruiker (2).
Zet de stroomtoevoer van de schakelkring weer aan (3).
Lees het display af. Noteer de meetwaarde als u niet in de
bedrijfsmode Opslaan of Verzenden bent.
Schakel de stroomtoevoer naar de meetkring c.q. naar de
verbruiker weer uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Haal de meetpennen van het meetpunt af en breng de
meetkring weer in zijn normale toestand.
COM mA A
V
Temp
MISO
~
R
x
~
R
x
1
3
2
!
A
A
003
.
50
mA
DC
003
.
50
mA
DC
AC
TRMS
A
A
A: 0,1 A . . . 11 A
A: 10 A . . . 11 A
6 Bereiken: 300 A / 3 mA / 30 mA / 300 mA / 3 A / 10 A
888
.
8
.
8
!
I > 11 A
Stroom
Current
Meetbereiken:
Meet alleen stroom als er
batterijen in het apparaat
zitten!
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
44 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8.2 Wisselstroom en frequentie meten rechtstreeks A AC en Hz
Schakel eerst de stroomtoevoer naar de meetkring c.q. naar
de verbruiker uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Zet de draaischakelaar in functie van de meten stroom c.q. de
te meten frequentie op A~ resp. Hz.
Kies de gewenste meetgrootheid door telkens even op de
multifunctionele knop FUNC | ENTER te drukken. Telkens als u op
de knop drukt, schakelt het apparaat heen en weer tussen
AC
TRMS
en Hz en wordt het omschakelen bevestigd met een
geluidssignaal.
Sluit het meetappraat veilig (zonder overgangsweerstand) en
zoals afgebeeld aan in serie met de verbruiker.
Zet de stroomtoevoer van de schakelkring weer aan (3).
Lees het display af. Noteer de meetwaarde als u niet in de
bedrijfsmode Opslaan of Verzenden bent.
Schakel de stroomtoevoer naar de meetkring c.q. naar de
verbruiker weer uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Haal de meetpennen van het meetpunt af en breng de
meetkring weer in zijn normale toestand.
COM mA A
V
Temp
MISO
~
R
x
~
R
x
1
3
2
A~
Hz
A~
Hz
003
.
50
mA
AC
TRMS
0050
.
1
Hz
AC
88
.
8
.
8
.
8
!
!
I > 11 A
Meet alleen stroom als er
batterijen in het apparaat
zitten!
Stroom
FUNC
ENTER
Meetbereiken:
Hz: 1 Hz. . . 31 kHz
A ~: 10 A . . . 11 A
6 Bereiken: 300 A / 3 mA / 30 mA / 300 mA / 3 A / 10 A
3 Bereiken: 300 Hz/3 kHz/30 kHz
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
GMC-I Messtechnik GmbH 45
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8.3 Gelijkstroom en mengstroom meten
met stroomtang A DC en A (DC+AC)
Converteruitgang spanning/stroom
Als u een stroomtang op de multimeter aansluit
(V-ingang) worden alle stromen volgens de ingestelde
omzettingsverhouding met de juiste waarde weergegeven.
Voorwaarde is wel dat de stroomsensor minstens één van de
hieronder aangegeven omzettingsverhoudingen heeft en u dit in
het volgende menu eerst instelt (Cl ip 0FF).
Instelmenu stroomtang
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
0ff/1 / 10/100/1000 
De maximaal geoorloofde bedrijfsspanning is de nominale
spanning van de stroomconverter.
Houd bij het aflezen van de
meetwaarde rekening met de extra fout van de stroomtangsensor.
(Standaardwaarde/fabrieksinstelling: Cl ip = 0ff = weergegeven
spanning)
Omzettingsver
houding
CL IP
Meetbereiken Tangtype
300 mV 3 V 30 V
1:1
1mV/1mA
300,0 mA 3.000 A 30,00 A WZ12C
1:10
1mV/10mA
3.000 A 30,00 A 300,0 A WZ12B, Z201A
1:100
1mV/100mA
30,00 A 300,0 A 3.000 kA Z202A
1:1000
1 mV/1 A
300,0 A 3.000 kA 30,00 kA
Z202A, Z203A,
WZ12C
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
~
R
x
Stroom
0035
.
0
A
1:1000
A
DC
0035
.
0
A
1:1000
A
DC
AC
TRMS
FUNC
ENTER
R
i
R
i
~ 9 M
V
V
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
Meetbereiken:
mA/A: zie tabel
46 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8.4 Wisselstroom meten met stroomtangsensor A AC en Hz
Converteruitgang spanning/stroom
Als u een stroomtang op de multimeter aansluit (V-ingang)
worden alle stromen volgens de ingestelde omzettingsverhouding
met de juiste waarde weergegeven. Voorwaarde is wel dat de
stroomsensor minstens één van de hieronder aangegeven
omzettingsverhoudingen heeft en u dit in het volgende menu
eerst instelt (Cl ip 0FF).
Instelmenu stroomtang
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
0ff/1 / 10/100/1000 
De maximaal geoorloofde bedrijfsspanning is de nominale
spanning van de stroomconverter.
Houd bij het aflezen van de
meetwaarde rekening met de extra fout van de stroomtangsensor.
(Standaardwaarde/fabrieksinstelling: Cl ip = 0ff = weergegeven
spanning)
Omzettingsver
houding
CL IP
Meetbereiken Tangtype
300 mV 3 V 30 V
1:1
1mV/1mA
300,0 mA 3.000 A 30,00 A WZ12C
1:10
1mV/10mA
3.000 A 30,00 A 300,0 A WZ12B, Z201A
1:100
1mV/100mA
30,00 A 300,0 A 3.000 kA Z202A
1:1000
1 mV/1 A
300,0 A 3.000 kA 30,00 kA
Z202A, Z203A,
WZ12C
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
0035
.
0
A
AC
TRMS
A~
Hz
1:1000
0050
.
1
Hz
AC
1:1000
FUNC
ENTER
V~
Hz
~
R
x
Stroom
R
i
~ 9 M
R
i
Meetbereiken:
Hz: 1 Hz . . . 31 kHz
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
mA/A: zie tabel
3 Bereiken: 300 Hz / 3 kHz / 30 kHz
GMC-I Messtechnik GmbH 47
Metingen V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
– A/Hz
5.8.5 Wisselstroom meten stroomtangconverter A AC en Hz
Converteruitgang stroom/stroom
Als u een stroomtangconverter op de multimeter aansluit
(ingang mA/A) worden alle stromen volgens de ingestelde
omzettingsfactor met de juiste waarde weergegeven. Voorwaarde
is wel dat de stroomconverter minstens één van de hieronder
aangegeven omzettingsfactoren heeft en u dit in het volgende
menu eerst ingesteld heeft (Cl ip 0FF).
Instelmenu stroomtang
1nFo
... SET rAtE ... CLIP
1 / 10/100/1000 / 0ff

Overzetfactoren
CL IP
Meetbereiken DMM Tangtypes
30 mA 300 mA 3 A
1:1
1mA/1mA
30,00 mA 300,0 mA 3.000 A
1:10
1mA/10mA
300 mA 3.000 A 30,00 A
1:100
1mA/100mA
3.000 A 30,00 A 300,0 A
1:1000
1 mA/1 A
30,00 A 300,0 A 3000,0 A
WZ12A, WZ12D,
WZ11A, Z3511,
Z3512, Z3514
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
MISO
~
R
x
Stroom
R
i
R
i
50
A~
Hz
A~
Hz
003
.
50
A
AC
TRMS
0050
.
1
Hz
AC
FUNC
ENTER
1:1000
1:1000
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
Meetbereiken:
Hz: 1 Hz . . . 31 kHz
mA/A: zie tabel
3 Bereiken: 300 Hz / 3 kHz / 30 kHz
48 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
6 Apparaat- en meetparameters
De gebruiksmodus „SETUP “ (menumodus) van uw apparaat biedt
u de mogelijkheid gebruiks- en meetparameters in te stellen,
informatie op te roepen en de interface te activeren.
U bereikt de menumodus door op de knop
MEASURE | SETUP te drukken als uw apparaat reeds is
ingeschakeld
en zich in der gebruiksmodus „Meten“ (meetmodus) bevindt.
1nFo “ verschijnt op het display.
Door herhaaldelijk op de knop

(in willekeurige richting)
te drukken, komt u terecht bij de hoofdmenu's „SET “ en „tEMP
(bovendien „SEnd “ en „StorE “) en weer terug naar „1nFo “.
Als u het gewenste hoofdemenu heeft gekozen, bereikt u
het bijbehorende submenu door op FUNC | ENTER te drukken.
Door herhaaldelijk op de knop  te drukken, kiest de
gewenste parameter.
Om de parameter te controleren of te wijzigen
bevestigt u deze met FUNC | ENTER.
Met de knoppen
bereikt u de invoerpositie.
Met de knoppen
 stelt u de waarde in.
Alleen met FUNC | ENTER wordt de wijziging geaccepteerd.
Met ZERO | ESC keert u zonder wijzigingen aan te brengen
terug naar het submenu en na nogmaals ZERO | ESC
in te drukken bereikt u het hoofdmenu enz.
U bereikt de meetmodus vanuit elk menuniveau
door op de knop FUNC | ENTER te drukken.
Als u herhaaldelijk op MEASURE | SETUP
drukt (zonder dat u de multimeter eerst uitschakelt), keert u vanuit
de meetmodus altijd terug naar het menu of de parameter die u
voor het laatst heeft gekozen.
Voorbeeld: de tijd instellen
1nFo ... set rAte ... t iME
10:24 (hh:mm)

Uren en minuten instellen:
Hiermee bereikt u de gewenste invoerpositie.
 Cijfers instellen, de invoerpositie knippert;
Om snel cijfers te veranderen:
knop ingedrukt houden.
Als u de ingevoerde gegevens bevestigt, wordt de tijd
geaccepteerd.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 49
Apparaat- en meetparameters
6.1 Paden naar de parameters 6.2 Lijst van alle parameters
bAtt
:
uers
ion
1temp
:
dAtE
:
t iME
:
0CCvP
:
1nFo
tEMPSEnd SET StorE
StArt
StoP
000.0
CLEAr
StArt
StoP
Submenu's/parameters
rAtE
resol *
0..d iSP
a
.
disp
vpm *
CL iP
APoFF
v_1so
bEEP
irStb
Addr
dAtE
t iME
C
F
Hoofdmenu's
opvragen instellen instellen instellen instellen
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
01nfo
MEASURE
SETUP
020
.
00
V
DC
AC
TRMS
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
* Deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke
variant
Parameter
Pag. Koptekst
0.d iSP 51: 0.diSP – Nullen vooraan zichtbaar/onzichtbaar
a.d iSP 51: A.diSP – De weergavesoort kiezen voor het analoge display
Addr
55: Interfaceparameters instellen
APoFF
52: APoFF – Defaulttijd voor automatische uitschakeling en continu AAN
bAtt
50: bAtt – Batterijspanning opvragen
bEEP
52: bEEP – Grenswaarde van de doorgangstest instellen
CLEAr
24: Registreren meetgegevens
CL IP
45: Gelijkstroom en mengstroom meten met stroomtang A DC en A (DC+AC)
46: Wisselstroom meten met stroomtangsensor A AC en Hz
dAtE
50: dAtE – Datum opvragen, 53: dAtE – Datum intoetsen
EMpty
24: Registreren meetgegevens
1nfo
50: Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst)
irStb
55: Interfaceparameters instellen
1tEMP
50: ItEMP – Referentietemperatuur opvragen
0CCvP
24: Registreren meetgegevens
rAtE
51: rAtE – Verzendsnelheid/opslagfrequentie instellen
resol
51: rESoL – Hoog oplossend vermogen bij V DC en (functie klantspecifiek)
SEnd
54: De interface activeren
SET
51: Parameterinvoer – Menu SETUP
StArt
24: Registreren meetgegevens
StoP
store
tEMP
33: Temperatuurmeting Temp RTD en Temp TC
t iME
50: tiME – Tijd opvragen, 53: tiME – Tijd instellen
v1so
52: U_ISo – Testspanning instellen
vpm
52: UPM – Omwentelingen per minuut (functie klantspecifiek)
uErS
ion
50: vErSion – Firmwareversie opvragen
50 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
6.3 Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst)
bAtt Batterijspanning opvragen
1nFo bAtt
:
2.75 V.
vErSion – Firmwareversie opvragen
1nFo bAtt:
uErS ion
:
1.00
ItEMP – Referentietemperatuur opvragen
De referentietemperatuur van het interne vergelijkingspunt wordt
gemeten met een temperatuurvoeler in de buurt van de
ingangsconnectors.
1nFo bAtt:
...
1tEMP
:
24
°C
dAtE – Datum opvragen
1nFo bAtt:
...
dAtE
:
31
.
12
.
05 (TT.MM.JJ)
T = Dag, M = Maand, J = Jaar
De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw
worden ingevoerd.
tiME – Tijd opvragen
1nFo
bAtt
:
...
t iME
:
13
:
46
:
56
(hh:mm:ss)
h = Uur, m = Minuut, s = Seconde
De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw
worden ingevoerd.
OCCUPHoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
1nFo
bAtt
:
...
0CCvP
:
000
.
0
%
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 51
Apparaat- en meetparameters
6.4 Parameterinvoer – Menu SETUP
rAtE Verzendsnelheid/opslagfrequentie instellen
De cyclus bepaalt de tijdinterval op basis waarvan de betreffende
meetwaarde wordt overgedragen naar de interface of naar het
meetwaardengeheugen.
U kunt de volgende cyclussen instellen:
[mm:ss.z]: 00:00.1, 00:00.2, 00:00.5, 00:01.0, 00:02.0, 00:05.0
[h:mm:ss.z] (h=Uren, m=Minuten, s=Seconden
, z=Tienden sec.
):
0:00:10, 0:00:20, 0:00:30, 0:00:40, 0:00:50, 0:01:00, 0:02:00,
0:05:00, 0:10:00, 0:20:00, 0:30:00, 0:40:00, 0:50:00, 1:00:00,
2:00:00, 3:00:00, 4:00:00, 5:00:00, 6:00:00, 7:00:00, 8:00:00,
9:00:00
De cyclus instellen
1nFo
...
SET rAtE
00:00.1 ... 00:00.5 ... 9:00:00 
(00:00.5 = 0,5 s = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
rESoL – Hoog oplossend vermogen bij V DC en (functie klantspecifiek)
Bij gelijkspannings- en weerstandsmeting kunt u heen en weer
springen tussen 3¾ und 4¾ posities.
1nFo
... SET rAtE ... resol
3000 / / 30000

(3000 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
0.diSP – Nullen vooraan zichtbaar/onzichtbaar
Hier kunt u instellen of de nullen vooraan bij de weergave van de
meetwaarde zichtbaar of onzichtbaar moeten zijn.
1nFo
...
SET rAtE ... 0.diSP
0000.0 : met nullen vooraan (standaardwaarde/fabrieksinstelling)
0.0 : nullen vooraan niet zichtbaar

A.diSP – De weergavesoort kiezen voor het analoge display
Voor het analoge display kunt u kiezen uit twee weergavesoorten:
bArG: bargraph
Po int: pointer (wijzerweergave)
1nFo
... SET rAtE ... A.d iSP
bArG / Po int

CLIP – Stroomtangfactor instellen
Zie hoofdstuk 5.8.3, hoofdstuk 5.8.4 en hoofdstuk 5.8.5.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
52 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
APoFF – Defaulttijd voor automatische uitschakeling en continu AAN
U apparaat wordt automatisch uitgeschakeld als de meetwaarde
lang constant is en er tijdens de defaulttijd „APoFF “ in minuten
geen knop is ingedrukt en niet de draaiknop is gedraaid.
Als u de instelling on kiest, wordt de multimeter ingesteld op
continu AAN voor langdurige metingen. Op het display verschijnt
ON rechts van het batterijensymbool. Nu kunt u de multimeter met
de hand uitschakelen. U kunt de instelling on voor „CONTINU
AAN“ met een parameterverandering ongedaan maken of door ze
met de hand uit te schakelen. In dit geval wordt de parameter
teruggezet op 10 min.
1nFo
... SET rAtE ... APoFF
10 ... 59 min on 
(10 min = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
U_ISo – Testspanning instellen
Hier kunt u de gewenste testspanning kiezen voor het meten van
de isolatieweerstand:
1nFo
... SET rAtE ... v1so
... 500, 1000 V* 
* De testspanningen die u kunt kiezen alsook de fabrieksinstelling hangt
af van de klantspecifieke variant van het apparaat.
UPM – Omwentelingen per minuut (functie klantspecifiek)
Instellen, zie hoofdstuk 5.1.2.
bEEP – Grenswaarde van de doorgangstest instellen
1nFo
... SET rAtE ... bEEP
1, 10, 20, 30, 40, 90

(10 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
irStb – Status van de infraroodontvanger in standby
Instellen, zie hoofdstuk 7.2 op pagina 55.
Addr – Apparaatadressen instellen
Zie hoofdstuk 7.2 op pagina 55.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 53
Apparaat- en meetparameters
dAtE – Datum intoetsen
Als u de huidige datum invoert kunt u meetwaarden in realtime
registreren.
1nFo ... SET rAtE ... dAtE
31.12 (TT: Dag . MM: Maand) 
2005 (JJJJ: Jaar)

De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw
worden ingevoerd.
tiME Tijd instellen
Als u de huidige tijd invoert kunt u meetwaarden in realtime
registreren.
1nFo
... SET rAtE ... t iME
10:24 (hh:mm)

De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw
worden ingevoerd.
6.5 Standaardinstellingen (fabrieksinstellingen, defaultinstellingen)
U kunt de tot nu toe aangebrachte wijzigingen ongedaan maken
en de standaardinstellingen (fabrieksinstellingen) weer activeren.
Dit kan in de volgende gevallen zinvol zijn:
als er software- of hardwareproblemen zijn opgetreden
als u de indruk heeft dat de multimeter verkeerd werkt
Koppel het apparaat van de meetkring af.
Haal de batterijen even van de contacten af, zie ook hoofdstuk 9.2.
Druk de twee knoppen en
tegelijkertijd in, houd ze ingedrukt
en sluit tegelijkertijd de batterijen aan.
Er weerklinken enkele geluidssignalen, bestaande uit twee korte
vlak achtereenvolgende geluidssignalen, ten teken dat de reset
gelukt is.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
ZERO
ESC
ON / OFF
LIGHT
54 GMC-I Messtechnik GmbH
Interfacegebruik
7 Interfacegebruik
De multimeter kan meetgegevens met een infraroodinterface
overdragen naar de pc. De meetwaarden worden met
infraroodlicht optisch door de behuizing overgedragen naar een
interface-adapter (accessoire), die op de multimeter wordt
ingestoken. Met de USB-interface van een adapter kan de
verbinding met de pc via een interfacekabel tot stand gebracht
worden.
Bovendien kunnen commando's en parameters vanuit de pc naar
de multimeter worden overgedragen. Hiertoe behoren:
de meetparameters instellen en uitlezen,
meetfuncties en meetbereik kiezen,
de meting starten,
de opgeslagen meetwaarden uitlezen.
7.1 De interface activeren
Doordat de pc de interface aanspreekt, wordt deze automatisch
geactiveerd voor ontvangst (de multimeter ontvangt gegevens
van de pc). Voorwaarde is dat de parameter „irStb “ op „ir on
“staat, zie Hoofdst. 7.2 of dat het apparaat reeds is ingeschakeld
(het eerste commando wekt de multimeter, maar er wordt nog
geen commando uitgevoerd).
De gebruiksmodus „Continu zenden“ wordt handmatig
ingeschakeld. Dit doet u als volgt. In deze gebruiksmodus draagt
het apparaat via de aangesloten interface-adapter continu de
meetgegevens over naar de pc. Dit kunt u met een
terminalprogram in beeld brengen.
Het starten van de functie continu zenden met menufuncties
1nFo
... SEnd StArt send
Het interfacegebruik wordt op het display aangegeven met het
knipperende symbool .
Het stoppen van de functie continu zenden met menufuncties
1nFo
... SEnd send
stop send
Het symbool verdwijnt.
Automatisch in- en uitschakelen bij het verzenden
Als de overdrachtssnelheid 10 s of meer bedraagt, wordt het
display tussen twee aftastingen automatisch uitgeschakeld om de
batterij te ontzien. De enige uitzondering is de continue werking.
Als er iets gebeurt, wordt het display automatisch weer
ingeschakeld.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 55
Interfacegebruik
7.2 Interfaceparameters instellen
irStb – Status van de infraroodontvanger in standby
Als de multimeter is uitgeschakeld, zijn er twee schakelstatussen
op de infraroodinterface mogelijk:
ir on: IR verschijnt op het display, de infraroodinterface is
actief, d.w.z. signalen zoals bijv.
inschakelcommando's kunnen worden ontvangen. Er
wordt ook stroom verbruikt als de multimeter is
uitgeschakeld.
ir oFF: IR verschijnt niet op het display.
De infraroodinterface is uitgeschakeld,
er kunnen geen signalen worden ontvangen.
1nFo
... SET rAtE ... irStb
ir on / ir oFF

(irstb = ir oFF = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
Addr – Adres
Als u meerdere multimeters met de interface-adapter op de pc
aansluit, dan kunt u aan elk apparaat een eigen adres toewijzen.
U moet voor het eerste apparaat adres 1 instellen, voor het
tweede apparaat adres 2 enz.
1nFo
... SET rAtE ... Addr
00 ... 01 ... 15

(15 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
56 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
8 Technische gegevens
Meet-
functie
(ingang)
Meetbereik
Oplossend vermogen bij
eindwaarde meetbereik
Ingangsimpedantie
Eigen onzekerheid
in referentieomstandigheden
Overbelastbaar-
heid
2)
(... % v. MW + ... D)
30000 3000 3000 3000
30000 3000
~ /
~
1) 11)
1) 11)
Waarde Tijd
V
300,0 mV 10 V 100 V9M 9M // < 50 pF 0,15 + 15
10)
0,2 + 3
10)
1 + 3 (> 100 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
1000 V
DC
AC
eff
Sinus
6)
Continu
3,000 V 100 V1mV 9M 9M // < 50 pF 0,15 + 15 0,15 + 2
1 + 3 (> 30 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
30,00 V 1mV 10mV 9M 9M // < 50 pF 0,15 + 15 0,15 + 2
300,0 V 10 mV 100 mV 9 M 9M // < 50 pF 0,15 + 15 0,15 + 2
1000 V 100 mV 1 V 9 M 9M // < 50 pF 0,15 + 15 0,2 + 2
Afvalspanning ca. bij eindwaarde
MB
~
1) 11)
1) 11)
A
300,0 A 100 nA 18 mV 18 mV 0,5 + 5 1,5 + 5 (> 100 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
0,3 A Continu
3,000 mA 1 A 160 mV 160 mV 0,2 + 3
1,5 + 5 (> 30 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
30,00 mA 10 A 32 mV 32 mV 0,5 + 3
300,0 mA 100 A 200 mV 200 mV 0,2 + 3
3,000 A 1 mA 120 mV 120 mV 1 + 5
10 A 5 min
12)
10,00 A 10 mA 400 mV 400 mV 1 + 5
Factor 1:1/10/100/1000
Ingang Ingangsimpedantie
~
1) 11)
1) 11)
A
@ A
0,03/0,3/3/30 A 30 mA
Stroommeetingang
(connactor A~)
1,5 + 5 (> 100 D) 0,3 A Continu
0,3/3/30/300 A 300 mA
3/30/300/3k A
3 A plus fout stroomtangconverter 3 A 5 min
A
@ V
0,3/3/30/300 A 300 mV
Spanningsmeetingang ca. 9 M
(connector V)
0,5 + 3
1,5 + 3 (> 300 D) 1,5 + 5 (> 300 D) Meetingang
6)
:
3/30/300/3k A 3 V 1,5 + 3 (> 30 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
1000 V
eff
max. 10 s
30/300/3k/30k A
30 V plus fout stroomtangsensor
Nullastspanning
Meetstroom bij
eindwaarde MB
(... % v. MW + ... D)
30000 3000
300,0 10 m 100 m < 1,4 V ca. 300 A
0,5 + 15 met
functie ZERO actief
0,5 + 3 met func-
tie ZERO actief
1000 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
3,000 k 100 m 1 < 1,4 V ca. 200 A 0,5 + 15 0,5 + 2
30,00 k 1 10 < 1,4 V ca. 30 A 0,5 + 15 0,5 + 2
300,0 k 10 100 < 1,4 V ca. 3 A 0,5 + 15 0,5 + 2
3,000 M 100 1k < 1,4 V ca. 0,3 A 0,5 + 15 0,5 + 2
30,00 M 1k 10 k < 1,4 V ca. 33 nA 2,0 + 20 2,0 + 5
300,0 100 m ca. 10 V
ca. 1 mA const.
3 + 5
5,1 V
3)
1mV ca. 10 V 2 + 5
GMC-I Messtechnik GmbH 57
Technische gegevens
1)
15 ... 45 ... 65 Hz ... 10 (5) kHz Sinus. Voor invloeden zie de volgende
pagina's
2)
bij 0×...+4C
3)
Weergave tot max. 5,1 V, daarboven overloop „OL“.
4)
Vermelding geldt voor metingen aan foliecondensatoren en bij gebruik
met batterijen
5)
Laagste meetbare frequentie bij sinusvormig meetsignaal symmetrisch
met het nulpunt
6)
Overbelastbaarheid van de spanningsmeetingang:
Vermogensbegrenzing: frequentie x spanning max. 3 x 10
6
V x Hz @ U
> 100 V
7)
Overbelastbaarheid van de stroommeetingang:
voor maximum stroomwaarden zie Stroommeetbereiken
8)
Ingangsgevoeligheid signaal sinus 10 % tot 100% van het spannings-
of stroommeetbereik; beperking: in het mV-meetbereik tot 100 kHz 30
% v.h. b., in het 3 A-meetbereik 30 % v. MB, in het A -meetbereik
gelden de spanningsmeetbereiken met max. 30 kHz
9)
Plus voelerafwijking
10)
bij functie ZERO actief
11)
bij kortgesloten klempunten restwaarde 1 ... 10 D,
Uitzondering: mV/mA-bereik 1 ... 35 D in het nulpunt als gevolg van de
TRMS-converter
12)
Afkoelingstijd 10 min
Legenda: D = Digit, MB = Meetbereik, v. MW = van de meetwaarde
Meet-
functie
(ingang)
Meetbereik
Oplossend vermogen bij
eindwaarde meetbereik
Eigen onzekerheid
in referentieomstandigheden
Overbelastbaar-
heid
2)
3000
Waarde Tijd
Ontladings-
weerstand
U
0 max
(... % v. MW + ... D)
F
30,00 nF 10 pF 10 M 0,7 V 1 + 6
4)
met functie ZERO actief
1000 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
300,0 nF 100 pF 1 M 0,7 V 1 + 6
4)
3,000 F1nF100k 0,7 V 1 + 6
4)
30,00 F10nF12k 0,7 V 1 + 6
4)
300,0 F 100 nF 3 k 0,7 V 5 + 6
4)
f
min
5)
(... % v. MW + ... D)
Hz (V)/
Hz (A)
Hz (A )
300,0 Hz 0,1 Hz
1Hz
0,1 + 2
8)
Hz (V)
6)
:
Hz(A )
6)
:
1000 V
Hz (A):
7
)
max. 10 s
3,000 kHz 1 Hz
30,00 kHz 10 Hz 10 Hz
Hz (V)
300,0 kHz 100 Hz 100 Hz
(... % v. MW + ... D)
9)
C
Pt 100
– 200,0 ...
+850,0 C
0,1 C
0,5 %+ 15
1000 V
DC/AC
eff
Sinus
max. 10 sPt 1000
– 150,0 ...
+850,0 C
0,5 %+ 15
K
(NiCr-Ni)
– 250,0 ...
+1372,0 C
1% + 5 K
58 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
Isolatiemeting
1)
1)
Tijdens de isolatiemeting (M
@UISO
): Bij weergave van „Error“ >> grenzen: U
stoor
> 10....20 V en U
stoor
U
ISO
, Ri < 50 k@ Uiso 50 V,
Ri < 100 k @ Uiso 100 V, Ri < 250 k@ Uiso 250 V, Ri < 500 k@ Uiso 500 V,
Ri < 1000 k @ Uiso 1000 V
2)
Stoorspanningsmeting TRMS (V AC + DC) met 1 M ingangsweerstand,
frequentie-responsbreedte 15 Hz ... 500 Hz, nauwkeurigheid 3% + 30 Digit
en in het 3 V en het 30 V-bereik worden alle waarden < 0,29 V onderdrukt
.
Interne klok
Tijdformaat DD.MM.JJJJ hh:mm:ss
Oplossend vermogen
0,1 s
Nauwkeurigheid 1 min/maand
Temperatuursinvloed
50 ppm/K
Inloedsgrootheden en invloedseffecten
1)
Met nulpuntinstelling
2)
Vermogensbegrenzing: frequentie x spanning max. 3 x 10
6
V x Hz
3)
Voor beide meetsoorten met de TRMS-converter in het AC en (AC+DC)
bereik, geldt de vermelding van de nauwkeurigheid in de frequentierespons
vanaf een weergave van 10% tot 100% van het meetbereik.
Meetbereik
Oplossend
vermogen
Nominale spanning
U
ISO
Eigen onzekerheid in
referentieomstandig
heden
(% v. MW + D)
0,3 V ... 1000 V
2)
Ri=1M
3 + 30 > 100 Digit
5 ... 310,0 k 0,1 k
50/100/250/500 V
3 + 5
0,280 ... 3,100 M 1k
50/100/250/500/1000 V
3 + 5
02,80 ... 31,00 M 10 k
50/100/250/500/1000 V
5 + 5
028,0 ... 310,0 M 100 k
50/100/250/500/1000 V
5 + 5
0280 ... 3100 M 1M
500/1000 V
5 + 5
Meet-
functie
Nom.spg.
U
N
Nullast-
spg. U
o
Nom.
stroom
I
N
Kortsluit
-stroom
I
k
Geluids-
signaal
bij
Overbelastbaarheid
Waarde Tijd
U
stoor
/
M
@UISO
U>1000V 1000 V Continu
M
@UISO
50, 100,
250,
500 V
max.
1,1x U
Iso
1,0 mA < 1,2
mA
U>1000V 1000 V 10 s
M
@UISO
1.000 V max.
1,1x U
Iso
0,5 mA < 1,2
mA
U>1000V 1000 V 10 s
Invloedsgroot
heid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
1)
Invloedseffect
(...% v. MW + ... D) / 10 K
Temperatuur
0 C ... +21 C
en
+25 C... +40 C
V 0,2 + 5
V 0,4 + 5
300 ... 3 M 0,5 + 5
30 M 1 + 5
mA/A 0,5 + 5
mA/A 0,8 + 5
30 nF ... 300 F1 + 5
Hz 0,2 + 5
C/F (Pt100/Pt1000) 0,5 + 5
Invloeds-
grootheid
Meetgrootheid/
meetbereik
Invloedsbereik
Eigen onzekerheid
3)
 ... % v. MW + ... D)
Frequentie
V
AC
2)
300 mV
...
300 V
> 15 Hz ... 45 Hz 2 + 5 > 300 Digit
> 65 Hz ... 2 kHz 2 + 5 > 300 Digit
> 2 kHz ... 10 kHz 3 + 5 > 300 Digit
1.000 V > 65 Hz ... 5 kHz 3 + 5 > 60 Digit
A
AC
300 A ...
10 A
> 15 Hz ... 45 Hz
3 + 10 > 300 Digit
> 65 Hz ... 10 kHz
A
AC
+DC
300 A ...
10 A
> 15 Hz ... 45 Hz
3 + 30 > 300 Digit
> 65 Hz ... 10 kHz
A
AC
300 mV /
3 V / 30 V
2)
> 65 Hz ... 10 kHz 3 + 5 > 300 Digit
A
AC
30 mA...3 A
> 65 Hz ... 10 kHz 3 + 30 > 300 Digit
GMC-I Messtechnik GmbH 59
Technische gegevens
5)
Met uizondering van sinusvormige curvevorm
Insteltijd (na handmatige bereikskeuze)
Referentieomstandigheden
Omgevingstemperatuur
+23 C 2K
Relatieve vochtigheid 40 % 75 %
Frequentie v.d. meetgr. 45 Hz 65 Hz
Curvevorm v.d. meetgr
.Sinus
Batterijspanning 3 V 0,1 V
Omgevingsomstandigheden
Nauwkeurigheidsbereik 0 C ... +40 C
Werktemperaturen 10 C ... +50 C
Bewaartemperaturen 25 C ... +70 C (zonder batterijen)
Relatieve luchtvochtigheid
40 ... 75%, condens moet worden
uitgesloten
Hoogte boven NAP tot 2000 m
Plaats van gebruik
in binnenruimte; daarbuiten:
alleen binnen de aangegeven
omgevingsomstandigheden
Invloedsgroot-
heid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
Meetbereik
Invloedseffect
5)
Crestfactor CF
1 ... 3
V, A
1% v. MW
> 3 ... 5 3% v. MW
Invloedsgroot-
heid
Invloedsbereik Meetgrootheid Invloedseffect
Relatieve
luchtvochtigheid
75 %
3 Dagen
apparaat uit
V, A, , F, Hz, C 1 x Eigen onzekerheid
Batterijspanning 1,8 ... 3,6 V idem Zit in eigen onzekerheid
Invloedsgroot
heid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
Meetbereik
Demping
Common
mode-ruis
Storingsgrootheid max. 1000 V V > 120 dB
Storingsgrootheid max. 1000 V
50 Hz ... 60 Hz Sinus
3 V , 30 V > 80 dB
300 V > 70 dB
1000 V > 60 dB
Serie-
stoorspanning
Storingsgrootheid V ,
telkens nominale waarde van het
meetbereik,
max. 1000 V , 50 Hz ... 60 Hz Sinus
V> 50dB
Storingsgrootheid max. 1000 V V > 110 dB
Meetgrootheid/
Meetbereik
Insteltijd
van het digitale
display
Springfunctie
van de meetgrootheid
V, V
A, A
1,5 s
van 0 naar 80 %
van de eindwaarde meetbereik
300 ... 3 M 2s
van naar 50 %
van de eindwaarde meetbereik
30 M, M
@UISO
max. 5 s
Doorgang < 50 ms
C (Pt 100) max. 3 s
1,5 s
30 nF ... 300 Fmax. 5s
van 0 naar 50 %
van de eindwaarde meetbereik
>10 Hz 1,5 s
60 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
Display
LCD-displayveld (65 mm x 36 mm) met analoge en digitale
weergave en met weergave van meeteenheid, stroomsoort en
diverse speciale functies.
Achtergrondverlichting
De geactiveerde achtergrondverlichting wordt na ca. 1 min.
automatisch uitgeschakeld.
analoog
Display LCD-schaalverdeling met wijzer
Schaalverdeling lineair
:
5 ... 0 ... 30 met 35 schaaldelen bij ,
0 ... 30 met 30 schaaldelen in alle andere
bereiken
Polariteitsweergave met automatische omschakeling
Overloopweergave met symbool
Meetfrequentie 40 metingen/s en displayrefresh
digitaal
Display/cijferhoogte 7-segment-cijfers / 15 mm
Aantal posities 3¾-posities 3100 stappen
4¾-posities in de meetfunctie V DC en
Overloopweergave „OL“ verschijnt 3100 Digit
Polariteitsweergave „–“ Voorteken verschijnt
indien pluspool bij „
Meetfrequentie 10 Metingen/s en 40 metingen/s
bij MIN/
MAX-functie met uitondering van meetfuncties
capaciteit, frequentie- en puls/
periodeverhouding
Displayrefresh 2 x/s, om de 500 ms
Voeding
Batterij 2 x 1,5 V mignoncellen (2 x AA-size)
Alkali-mangaan-cellen volgens IEC LR6
Gebruiksduur met alkali-mangaan-cellen:
ca. 200 uur (zonder M
@UISO
-meting)
Batterijcontrole Weergave van de batterijcapaciteit d.m.v.
4-segment batterijensymbool „ “.
Opvraging van de huidige batterijspanning
d.m.v. menufunctie.
Power OFF-functie
De multimeter wordt automatisch
uitgeschakeld:
– als de batterijspanning
onder ca. 1,8 V komt
– als gedurende een instelbare tijd (10 ... 59 min)
geen knop noch de draaischakelaar
is gebruikt en de multimeter
niet in de modus CONTINU AAN is
Netadapterbus
Als de netadapter is ingestoken,
worden de ingelegde batterijen of accu's
automatisch uitgeschakeld.
Ingelegde accu's moeten extern worden
geladen.
1)
bij interfacegebruik tijden x 0,7
Meetfunctie
Nom.
spanning
U
N
Weerstand
van het
meetobject
Gebruiksduur
in uren
Aantal mogelijke
metingen met nom.stroom
volgens VDE 0413
V 200
1)
V 150
1)
M
@UISO
100 V 1 M 50
100 V 100 k 3000
500 V 500 k 600
1000 V 2 M 200
GMC-I Messtechnik GmbH 61
Technische gegevens
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse II volgens EN 61010-1:2001/VDE 0411-
1:2002
Meetcategorie CAT II CAT III
Nominale spanning 1000 V 600 V
Verontreinigingsgraad
2
Testspanning
5,2 kV~ nach EN 61010-1:2001/VDE 0411-
1:2002
Zekering
Smeltzekering FF 10 A/1000 V AC/DC;
10 mm x 38 mm;
Schakelvermogen 30 kA bij 1000 V AC/DC;
beschermt de stroommeetingang in de
bereiken 300 A tot 10 A
Elektromagnetische compatibiliteit EMC
(bij batterijgebruik)
Storingsuitzending EN 61326-1: 2006 Klasse B
Storingsbestendigheid
EN 61326-1: 2006
EN 61326-2-1: 2006
Data-interface
Type
optisch met infraroodlicht door de behuizing
Gegevensoverdracht serieel, bidirectioneel (niet IrDa-compatibel)
Protocol apparaatspecifiek
Baudrate 38400 Baud
Functies – Instellen/opvragen van meetfuncties
en parameters
Opvragen van de actuele meetgegevens
Kan met de opsteekbare interface-adapter USB X-TRA (zie
Toebehoren) worden aangepast aan de computerinterface USB.
Meetwaardengeheugen
Grootte geheugen 4 MBit / 540 kB voor ca. 15.000
meetwaarden met vermelding van datum
en tijd
Mechanische opbouw
Behuizing stootvaste kunststof (ABS)
Afmetingen 200 mm x 87 mm x 45 mm
(zonder rubberen omhulsel)
Gewicht ca. 0,35 kg met batterijen
Beschermingsgraad Behuizing: IP 54
(drukcompensatie door behuizing)
Tabeluittreksel over de betekenis van de IP-code
IP XY
(1e cijfer X)
Bescherming tegen
binnendringende vaste
deeltjes
IP XY
(2e cijfer Y)
Bescherming tegen
binnendringend water
4 1,0 mm
4 Spatwater
5 Stofbestendig 5 Waterstraal
62 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
GMC-I Messtechnik GmbH 63
Onderhoud – Rekalibratie
9 Onderhoud en kalibratie
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het batterijen-
of zekeringenvakje openmaakt om de batterij of de zekering te
vervangen!
9.1 Signaleringen – Foutmeldingen
9.2 Batterijen
Aanwijzing
Batterijen ontnemen tijdens gebruikspauzes
De ingebouwde kwartsklok heeft ook hulpenergie nodig als
het apparaat is uitgeschakeld en belast de batterijen. Wij
raden u daarom aan de batterijen uit het apparaat te halen
als u het lange tijd (bijv. tijdens de vakantie) niet gebruikt.
Hiermee voorkomt u volledige ontlading en uitgelopen
batterijen, hetgeen in bepaalde ongunstige omstandigheden
beschadigingen tot gevolg kan hebben.
Aanwijzing
Batterijwissel
Bij een batterijwissel gaan de opgeslagen meetgegevens
verloren. Om gegevensverlies te voorkomen, raden wij u aan
de gegevens vóór een batterijwissel met behulp van de
software METRAwin 10 op uw pc te laden.
De ingestelde gebruiksparameters blijven behouden, maar u
moet de tijd en de datum opnieuw instellen.
Laadtoestand
In het menu „1nfo “ kunt u informatie krijgen over de huidige
laadtoestand van de batterijen:
1nFo bAtt
:
2.75 V.
Voordat u het apparaat voor het eerst in gebruik neemt of nadat u
het langdurig ongebruikt bewaard heeft, moet u er zich eerst van
overtuigen dat de batterijen van uw apparaat niet zijn uitgelopen.
Herhaal deze controle daarna met regelmatige korte
tussenpozen.
Als de batterij is uitgelopen, moet u, voordat u het apparaat
opnieuw in gebruik neemt, het elektrolyt uit de batterij zorgvuldig
en volledig met een vochtige doek verwijderen en een nieuwe
batterij in het apparaat plaatsen.
Als op het display het symbool „ “ verschijnt, dan moet u zo
snel mogelijk de batterij wisselen. U kunt weliswaar doorgaan met
meten, maar u moet wel rekenen met verminderde
meetnauwkeurigheid.
Het apparaat werkt met twee 1,5 V-batterijen volgens IEC LR 6
(of met twee dienovereenkomstige NiCd-accu's).
Melding Functie Betekenis
FUSE
Stroommeting Zekering defect
in alle bedrijfsmodi de batterijspanning is tot onder de 1,8 V gedaald
0L
Meten Signalering van een overloop
ur
M
ISO
-meting Meetwaarde kleiner dan 10% van het
meetbereik
error
M
ISO
-meting Er is stoorspanning waargenomen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
64 GMC-I Messtechnik GmbH
Onderhoud – Rekalibratie
Batterijen vervangen
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het deksel van
het batterijenvakje openmaakt om de batterijen te vervangen!
Leg het apparaat op een ondergrond met de voorzijde naar
onder.
Draai de sleufschroef van het deksel met de
batterijensymbolen naar links.
Licht het deksel er af en neem de batterijen uit het
batterijenvakje.
Plaats twee nieuwe 1,5 V-mignoncellen volgens de op het
deksel van het batterijenvakje aangegeven polariteitssymbolen
in het batterijenvakje.
Als u het deksel van het batterijenvakje weer aanbrengt, moet
u de zijde met de geleidingshaken er het eerst inzetten.
Draai de sleufschroef naar rechts.
Verwerk de lege batterijen op milieuvriendelijke wijze tot afval!
9.3 Zekering
Zekering testen
De zekering wordt automatisch gecontroleerd:
als het apparaat in draaischakelaarstand A wordt ingeschakeld
als het apparaat is ingeschakeld en men de draaischakelaar in stand
A zet
in het actieve stroommeetbereik bij aanliggende spanning
Als de zekering defect is of niet is ingezet, verschijnt „FuSE“ op
het digitale display. De zekering onderbreekt de
stroommeetbereiken. Alle andere meetbereiken blijven werken.
Zekering vervangen
Verhelp na het in werking treden van een zekering eerst de
oorzaak van de overbelasting voordat u het apparaat weer
bedrijfsklaar maakt!
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het deksel van
het zekeringenvakje openmaakt om de zekering te vervangen!
Leg het apparaat op een ondergrond met de voorzijde naar
onder.
Draai de sleufschroef van het deksel met het
zekeringensymbool naar links.
Licht het deksel er af en druk de defecte zekering met de
vlakke zijde van het zekeringendeksel uit het vakje.
Breng een nieuwe zekering aan. Zorg er voor dat de zekering
precies in het midden d.w.z. binnen de zijdelingse
tussenstukjes gefixeerd wordt.
Als u het zekeringendeksel weer aanbrengt, moet u de zijde
met de geleidingshaken er het eerst inzetten.
Draai de sleufschroef naar rechts.
Doe de defecte zekering bij het normale huisvuil.
Zekering defect
fuse
A
DC
GMC-I Messtechnik GmbH 65
Onderhoud – Rekalibratie
Let op!
!
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven
zekering in het apparaat zet!
Als u een zekering gebruikt met een andere
activeringseigenschap, een andere nominale stroom of een
ander schakelvermogen, dan is dit gevaarlijk voor u en voor
protectiedioden, weerstanden of andere onderdelen.
Het is verboden zelf gerepareerde zekeringen te gebruiken
of de houder van de zekering kort te sluiten.
Aanwijzing
over het controleren van de zekering als het apparaat is
ingeschakeld
Nadat u de zekering in het ingeschakelde apparaat heeft
geplaatst, moet u het apparaat even uitschakelen en
opnieuw inschakelen. U kunt ook even overschakelen naar
een niet-stroommeetbereik en dan weer terugschakelen
naar het A-meetbereik.
Als het contact slecht is of de zekering defect is, verschijnt
FUSE op het display.
9.4 Onderhoud behuizing
De behuizing vergt geen speciaal onderhoud. Zorg er voor dat het
oppervlak schoon is. Gebruik voor het reinigen een licht vochtige
doek. Gebruik geen poets-, schuur- of oplosmiddelen.
9.5 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval
Het apparaat is een product uit categorie 9 volgens de Duitse
wetgeving op elektrische apparaten "ElektroG" (bewakings- en
controle-instrumenten). Dit apparaat valt niet onder RoHS-
richtlijn.
Conform WEEE 2002/96/EG en "ElektroG" voorzien wij
onze elektrische en elektronische apparaten (vanaf 8/
2005) van het hiernaast afgebeelde symbool volgens
DIN EN 50419.
Deze apparaten mogen niet bij het normale huisvuil worden
gedaan.
Als u vragen heeft over de terugname van oude apparaten, neem
dan a.u.b. contact op met onze service-afdeling, kijk voor het
adres op pagina 4.
66 GMC-I Messtechnik GmbH
Onderhoud – Rekalibratie
9.6 Rekalibratie
De meettaak en de belasting van uw meetapparaat beïnvloedt de
veroudering van de bouwelementen en kan afwijkingen van de
toegezegde nauwkeurigheid veroorzaken.
Als er hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid worden gesteld en
als het apparaat op bouwplaatsen wordt gebruikt waar het veel
getransporteerd wordt en waar het blootgesteld is aan grote tem-
peratuurschommelingen adviseren wij een betrekkelijk korte cali-
bratie-interval van 1 jaar. Als uw meetapparaat voornamelijk wordt
gebruikt in laboratoria en binnenshuis zonder dat het wordt bloot-
gesteld aan sterke klimatologische of mechanische belasting dan
volstaat doorgaans een calibratie-interval van 2 tot 3 jaar.
Bij de rekalibratie* in een geaccrediteerd kalibratielaboratorium
(DIN EN ISO/IEC 17025) worden de afwijkingen van uw meetap-
paraat tot terug te brengen normale waarden gemeten en gedo-
cumenteerd. De vastgestelde afwijkingen kunt u bij daaropvol-
gende toepassing gebruiken om de afgelezen waarden te corrige-
ren.
Graag stellen wij in ons kalibratielaboratorium DKD- of fabriekska-
libraties voor u op. Meer informatie hierover vindt u op onze inter-
netsite
www.gossenmetrawatt.com ( Services DKD Calibration
Center of FAQs Calibration questions and answers).
Als u uw meetapparaat regelmatig rekalibreert, voldoet u daarmee
aan de eisen van een kwaliteitsmanagementsysteem volgens DIN
EN ISO 9001.
* Het controleren van de specificatie of het afstellen is geen onderdeel van
een kalibratie. Onze producten worden wel vaak afgesteld als dit nodig
is en daarmee wordt het naleven van de specificatie bevestigd.
9.7 Fabrieksgarantie
De garantieperiode voor de multimeter bedraagt 3 jaar na
levering. De fabrieksgarantie omvat productie- en materiaalfouten
met uitzondering van beschadigingen als gevolg van ondoelmatig
gebruik en alle gevolgkosten.
GMC-I Messtechnik GmbH 67
Toebehoren
10 Toebehoren
10.1 Algemeen
De grote hoeveelheid toebehoren die verkrijgbaar is voor onze
meetapparaten wordt regelmatig gecontroleerd op conformiteit
met de actueel geldende veiligheidsnormen en uitgebreid voor
nieuwe gebruiksdoeleinden als dit nodig is. U vindt de voor uw
meetapparaat geschikte, actuele toebehoren met een afbeelding,
een bestelnummer, een beschrijving en - al naar gelang de
omvang van de toebehoren - met een gegevensblad en een
handleiding op internet onder www.gossenmetrawatt.com
( Products Measuring Technology – Portable Digital
Multimeters METRAHIT ... Accessories).
10.2 Technische gegevens van de meetleidingen
(leveringsomvang veiligheidskabelset KS17-2)
Elektrische veiligheid
Maximale nominale spanning
Meetcategorie 1000 V CAT III, 600 V CAT IV
Maximale
nominale stroom 16 A
Omgevingsomstandigheden (EN 61010-031)
Temperatuur –20 C ... + 50 C
Relatieve luchtvochtigheid
50 ... 80%
Verontreinigingsgraad
2
10.3 Netadapter NA X-TRA (niet meegeleverd)
Gebruik voor de netvoeding van uw apparaat uitsluitend de
netadapter van GMC-I Messtechnik GmbH. Deze garandeert
door een hoog geïsoleerde kabel uw veiligheid en een veilige
elektrische scheiding (secundaire nominale gegevens 5 V/
600 mA). Als de stroomtoevoer via de netadapter loopt, worden
de ingezette batterijen elektronisch uitgeschakeld. U kunt de
batterijen dus in het apparaat laten zitten.
68 GMC-I Messtechnik GmbH
Toebehoren
10.4 Interfacetoebehoren (niet meegeleverd)
Bidirectionele interface-adapter USB X-TRA
Met deze adapter kunt u de isolatiemultimeter en ook multimeters
uit de serie METRAHIT X-TRA, die uitgerust zijn met een seriële
IR-interface, via de USB-interface koppelen aan een pc. De
adapter maakt de dataoverdracht tussen pc en multimeter
mogelijk.
PC-analysesoftware METRAwin 10
De pc-software METRAwin 10 is een meertalig programma voor
meetgegevensregistratie, bedoeld voor tijdgebonden registratie,
visualisering, analyse en protocollering van de meetwaarden uit
de multimeters van de METRAHIT-serie.
Voor het gebruik van METRAwin 10 gelden de volgende
systeemvereisten:
Hardware
WINDOWS-/IBM-compatibele pc vanaf 200 MHz Pentium-
processor met minstens 64 MB werkgeheugen
SVGA-monitor met minstens 1024 x 768 beeldpunten
Harde schijf met minstens 40 MB vrije geheugenruimte
–CD-ROM drive
MICROSOFT compatibele muis
Printer die door WINDOWS ondersteund wordt.
1 USB-interface voor het gebruik van USB X-TRA
Software
MS WINDOWS 98, ME, NT4.0, 2000, XP of VISTA.
GMC-I Messtechnik GmbH 69
Toebehoren
70 GMC-I Messtechnik GmbH
Index
11 Index
Numerics
0.diSP ................................................................... 51
A
A.diSP ................................................................... 51
Addr ...................................................................... 55
APoFF ................................................................... 52
Automatische uitschakeling
blokkeren
......................................................17
Tijd aangeven ...............................................17
AUTO-Range functie ............................................ 18
B
bAtt ....................................................................... 50
Batterijen
Gebruikspauzes ............................................63
Laadstatussen ..............................................13
Laadtoestand ................................................63
vervangen .....................................................64
bEEP ..................................................................... 52
C
Capaciteitsmeting ................................................ 38
D
dAtE ................................................................ 50, 53
Defaultinstellingen ............................................... 53
Diodetest .............................................................. 37
Displayverlichting ................................................. 16
Doelmatig gebruik ................................................ 10
Doorgangstest ...................................................... 36
E
Error ................................................................ 41, 58
F
Fabrieksgarantie ................................................... 66
Fabrieksinstellingen .............................................53
Foutmeldingen ......................................................63
G
Geheugen
Gebruikt geheugen opvragen .......................25
Registreren beëindigen .................................25
Registreren starten .......................................24
wissen ...........................................................25
H
Herkennen van stoorspanning ............................. 41
Hotline productsupport ........................................... 3
I
inschakelen
handmatig
.....................................................16
met de pc ......................................................16
Interfaces
Statussen
......................................................13
Toebehoren ...................................................68
irStb ....................................................................... 55
itEMP .....................................................................50
L
Leveringsomvang ................................................... 2
M
Meetbereikkeuze
automatisch
...................................................18
Handmatig .....................................................18
Meetcategorie
Betekenis
........................................................ 8
Meetleidingen .......................................................67
Meetwaarden opslaan
Functie DATA ................................................ 21
MIN/MAX-waarden ....................................... 23
Meting mark-space-verhouding ..........................30
N
Netadapter
Ingebruikname
.............................................. 16
Plaats van de aansluiting ............................. 15
Toebehoren ................................................... 67
O
OCCUP ...................................................................50
Onderhoud
Behuizing ...................................................... 65
Ontladen ................................................................41
Oplossend vermogen, hoogte bij V DC en Ohm ..51
Overzicht
Knoppen en aansluitingen
........................... 12
Parameter ..................................................... 49
P
Productsupport .......................................................3
R
rAtE ........................................................................51
Rekalibratieservice ..................................................4
Rekalibrier-Service ...............................................66
Reparatie- en reserveonderdelenservice ...............4
S
Software-activering ................................................3
GMC-I Messtechnik GmbH 71
Index
Spanningscomparator .......................................... 29
Spanningsmeting
boven de 1000 V ..........................................31
Opmerkingen ................................................26
Standaardinstellingen .......................................... 53
Stroommeting
Opmerkingen ................................................42
stroomtang ..................................................... 45, 46
Symbolen
Apparaat ........................................................15
Digitale display ..............................................13
Posities op de draaischakelaar ....................14
T
Temperatuurmeting
met thermo-elementen
................................35
met weerstandsthermometers .....................33
Terugname van het apparaat .............................. 65
tiME ................................................................. 50, 53
Toerentalmeting ................................................... 31
U
ur (under range) ................................................... 63
V
Veiligheidsmaatregelen .......................................... 8
Vergelijkingspunt .................................................. 35
vErSion .................................................................. 50
W
WEEE-kenmerking ............................................... 15
Weerstand van de toevoerleiding ........................ 33
Weerstandmeting ................................................. 32
Z
Zekering
vervangen ..................................................... 64
Geschreven in Duitsland Wijzigingen voorbehouden Een PDF-versie vindt u op internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon+49 911 8602-111
Fax +49 911 8602-777
E-mail info@gossenmetrawatt.com
www.gossenmetrawatt.com
68


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Gossen Metrawatt METRAHIT ISO at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Gossen Metrawatt METRAHIT ISO in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 0,85 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Gossen Metrawatt METRAHIT ISO

Gossen Metrawatt METRAHIT ISO Quick start guide - English - 2 pages

Gossen Metrawatt METRAHIT ISO User Manual - English - 76 pages

Gossen Metrawatt METRAHIT ISO Quick start guide - German - 2 pages

Gossen Metrawatt METRAHIT ISO Quick start guide - Dutch, French - 2 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info