3.15 Bediening van de verlichting
Er zijn 2 manieren voor bediening van de lichten:
1) Normale bediening: Wanneer dit aan is, zijn de lampen
constant aan.
2) Automatische bediening: Wanneer dit aan is, wordt het
schakelen gecontrolleerd door de ingebouwde sensor.
- U kunt kiezen uit 3 standen ( aan\uit\auto ) door op de linker
knop aan de onderkant te drukken, op het bedienings paneel.
( knop )
- De eigenlijke status van de lichten is zichtbaar op de linkerzijde
van het bedienings paneel.
- De licht sensor is geplaatst tussen de twee knoppen
onderaan.Houd het schoon en droog voor optimaal
gebruik.
- Voor veiligheids redenen, zal het achterlicht
5 minuten blijven branden, nadat de fiets gestopt
is en u het electrische ondersteunings systeem heeft
uitgeschakeld.
23