49
5. Verkorte instructies voor gebruik
1. Batterij plaatsen
Alleen een 9 V alkali-mangaan (alkaline-batterij) type IEC 6LR61
gebruiken; zorg dat de polen (+/–) juist zitten.
2. Bepalen besproeiings-
frequentie (Frequency)
Met de draaiknop Frequency
kunnen de volgenden be-
sproeiingscycli gekozen
worden:
3. Besproeiingsduur/-starttijd instellen (Run Time)
Met de draaiknop Run Time 3wordt de besproeiingsduur gekozen.
Er kunnen 13 posities tussen 1 en 120 minuten gekozen worden.
5 seconden na de laatste bediening worden de ingestelde waarden
overgenomen. De tijd waarop dat gebeurt, geldt dan als toekomsti-
ge besproeiingsstarttijd.
4. Starttijd verschuiven (Start Time)
De starttijd kan binnen 5 seconden na keuze van de Run Time door
op toets Start Time 4te drukken steeds met 1 uur, uitgaande van
het instelpunt, vertraagd worden.
5. Handmatig Aan/uitzetten (Man)
Door de knop Run Time 3op positie On te draaien wordt het ventiel
geopend, door terugzetten op Off, resp. een willekeurige besproeiings-
duur sluit het ventiel weer. De oorspronkelijk ingeprogrammeerde
starttijd blijft bewaard.
6. Reset
Door van Run Time 3op de stand Reset te draaien worden starttijd
en besproeiingsduur gewist. Het besproeiingsventiel gaat niet open.
7. Slecht-weer-gebruik (Man/Off)
Als Run Time 3op stand Off staat wordt geen automatische besproei-
ing uitgevoerd, bijv. tijdens een regenperiode. Als aan het eind van deze
regenperiode weer een gewenste besproeiingsduur wordt ingesteld,
blijft de eerder bepaalde starttijd bewaard.
Positie Besproeiingscyclus
7th elke 7edag
3rd elke 3edag
2nd elke 2edag
24 h dagelijks
12 h 2 x dagelijks
8 h 3 x dagelijks