Als de toplaag binnen de getekende ruitjes van ca. 1 cm² niet kapot gaat, mag u er van uitgaan dat er sprake is
van voldoende hardheid. Onder een MDF of andere zwevende houten ondervloer moet een PE folie worden
gelegd van minimaal 150 Mu dik.
Het vochtgehalte in de vloer
Alle vloeren, uitgezonderd gietasfalt, kennen een maximaal toelaatbaar gewichtspercentage vocht. Alle
ondervloeren hebben na het storten een droogtijd nodig voordat u er probleemloos loerbedekking op kunt
verwerken. De droogtijd is afhankelijk van de dikte van de constructie, de weersgesteldheid, de
verwarmingsmogelijkheden, de ontluchting e.d. Indien het vochtpercentage van de ondervloer het
toegestane percentage te boven gaat, dan is de ondervloer ongeschikt om daarop een dampdichte
vloerbedekking te plaatsen. Overtuigt u zich in alle gevallen met welke situatie u te maken heeft. Het is
belangrijk dat het vochtpercentage binnen aanvaardbare normen zit, zie de tabel.
Controleer altijd of er ventilatieroosters aanwezig zijn en controleer de kruipruimte op eventuele aanwezigheid
van condensvocht. Vloerverwarming moet dusdanig geïnstalleerd zijn dat het niet mogelijk is dat vocht van
onderuit de vloer of aangrenzende ruimtes zich naar boven kan begeven. Meet altijd voor de verwerking het
vochtgehalte in de vloer en breng de percentages in overeenstemming met de soort ondervloer. In geval van
twijfel altijd een deskundige raadplegen.
Een betrouwbaar hulpmiddel bij het vaststellen van het vochtpercentage is het CM-Gerät. De hiermee
verkregen meetwaarden moeten schriftelijk aan de opdrachtgever worden bevestigd. N.B. Op vloeren met
vloerverwarming mag u, om beschadiging aan de verwarmingsinstallatie te voorkomen, geen
vochtmeetmethodes loslaten waarbij het noodzakelijk is om gaten te hakken, bijvoorbeeld met het CM-Gerät.
Als er sprake is van vloerverwarming moeten er opstartvoorschriften of een zogeheten opwarmingsprotocol
aanwezig zijn. Als men zich hieraan houdt, is vochtmeten overbodig. De samenstelling van de ondervloer
Het toelaatbaar vochtgehalte voor de van de ondervloer verwerking van kunststof vloerbedekking,
gemeten met het CM-Gerät.
• Zand/cement < 2,5 %
• Anhydriet 0,3 % à 0,5 %
• Magnesiet < 0,3 %
• Koud bitumen < 2%
Vloerverwarming
Bij gebruik van vloerverwarming zijn een aantal extra factoren waar rekening mee moet worden gehouden. Zo
dient de watertemperatuur van de ketel voor plaatsing van de vloer correct te zijn ingesteld en zal het opstart-
en afkoelprotocol te zijn uitgevoerd.
Plaats op de vloer, waar het opstook- en afkoelprotocol in gang wordt gezet, een thermometer, zodat de
oppervlaktetemperatuur van de vloer nauwgezet in de gaten gehouden kan worden. Indien het oppervlak van
de dekvloer een temperatuur van 27 °C heeft bereikt, dient de watertemperatuur NIET verder te worden
verhoogd en moet direct de afkoelcyclus worden ingezet.