48
Gebruiksmogelijkheden
Dit kan men bereiken wanneer er door
niet-afsluitbare openingen, bijv. in deuren,
ramen en d.m.v. luchtaanvoer-/
luchtafvoersleuven in de muur of door
andere technische maatregelen, zoals
wederzijdse vergrendeling e.d.,
verbrandingslucht kan toestromen.
Wanneer er onvoldoende lucht wordt
aangevoerd, bestaat er vergiftigingsge-
vaar door teruggezogen verbrandings-
gassen.
Alleen een muurkast voor luchttoevoer en
luchtafvoer is geen waarborg voor het
aanhouden van de grenswaarde.
Opmerking: bij de beoordeling moet altijd
de complete ventilatie van de woning in
acht worden genomen. Bij het gebruik van
kookapparatuur, bijvoorbeeld kookplateau
en gasfornuis, wordt deze regel niet
toegepast.
Als de wasemafzuigkap wordt gebruikt met
luchtcirculatie en koolstoffilter is het gebruik
zonder beperking mogelijk.
Gebruik met circulatielucht:
❑ Hiertoe moet een koolstoffilter worden
ingebouwd (zie Filter en onderhoud).
ṇ De complete montageset en de
reservefilters zijn verkrijgbaar bij de
vakhandel.
De desbetreffende toebehorennummers
vindt u achterin deze gebruiksaanwijzing.
❑ De ventilator van de wasemafzuigkap
zuigt de keukendamp aan en leidt deze
door het vetfilter en het koolstoffilter
gereinigd terug naar de keuken.
❑ Het vetfilter neemt de vettige
bestand-delen van de keukendamp op.
❑ Het koolstoffilter bindt de reukstoffen.
ṇ Als er geen koolstoffilter wordt
gemonteerd, worden de reukstoffen in de
keukendamp niet gebonden.
Schakelaars
verlichting en ventilator
Filterlade
Beschrijving van het apparaat
Gebruiksaanwijzing:
Gebruiksmogelijkheden
Gebruik met luchtafvoer:
❑ De ventilator van de afzuigkap zuigt de
keukenwasem aan en leidt deze via het
vetfilter naar buiten.
❑ Het vetfilter neemt de vaste
bestanddelen van de keukenwasem op.
❑ De keuken blijft in grote mate vrij van vet
en reuk.
D
Als de wasemafzuigkap wordt
gebruikt met luchtafvoer en tegelijkertijd
schoorsteenafhankelijke stook-
installaties worden gebruikt (zoals gas-,
olie- of kolenstookapparaten, geisers,
warmwaterbereidingsapparaten) moet voor
voldoende aanvoer van lucht
worden gezorgd, die nodig is voor de
verbranding.
Gebruik zonder gevaar is mogelijk als de
onderdruk van 4 Pa (0,04 mbar) in de
opstellingsruimte van de stookinstallatie niet
wordt overschreden.