49
13 GEBRUIK EN ONDERHOUD
13.1 Veilig gebruiken:
• Gebruik de telefoon niet op lokaties waar dat niet is toegestaan of
is verboden. (Ziekenhuizen, vliegtuigen, tankstations, etc.)
• Gebruik de telefoon bij voorkeur niet waar anderen daar hinder van
zouden kunnen hebben. (Theater, bioscoop, etc.)
13.2 Kleine kinderen:
• De telefoon is geen speelgoed; houd deze daarom buiten bereik
van (kleine) kinderen.
• De accu bevat giftige stoffen. Voorkom dat kinderen de accu uit de
telefoon nemen en in de mond stoppen.
• Een SIM-kaart is een klein voorwerp. Voorkom dat kinderen deze
uit de telefoon kunnen nemen en kunnen inslikken.
13.3 Storing:
• In de directe nabijheid van televisietoestellen, radio’s en computers
kan de telefoon mogelijke storing veroorzaken. Vergroot in deze
gevallen de afstand tussen de telefoon en het toestel wat gestoord
wordt.
13.4 Omgevingscondities:
• De telefoon is een precisietoestel. Laat de telefoon nooit vallen en
berg deze op een veilige plek op bij het niet gebruiken.
• De telefoon is niet waterdicht. Voorkom dat de telefoon in aanra-
king komt met water.