38 39
3
Geavanceerde technieken
Stand Stilstaande beelden fotograferen
Fotograferen - Selecteren van de camera-instellingen
1
2
3
Bij het instellen van de camera moet u rekening houden met de scène die u wilt foto-
graferen en het soort beeld dat u wilt bereiken. Het nu volgende geeft algemene aan-
wijzingen voor deze procedure.
Selecteer de fotofunctie (zie blz. 40 – 44).
B Met deze functie worden alle instellingen behalve voor beeldkwaliteit, ISO-equi-
valente gevoeligheid en FinePix COLOR verzorgd door de camera.
Met deze functie selecteert u het beste motiefprogramma voor de scène die u
wilt fotograferen.
P/S/A Diafragma en sluitertijd worden zo ingesteld dat de actie bevroren wordt, een bewe-
gingsimpressie wordt overgebracht of de achtergrond onscherp wordt afgebeeld.
M Met deze functie zorgt u zelf voor alle instellingen.
Selecteer de voor de fotofunctie vereiste instellingen (zie blz. 45–47, 50–56).
D EV (belichtingscorrectie) Door bij automatische belichtingsregeling van 0 (nul) als referentie-
waarde uit te gaan, kunt u met deze functie de opname helderder
(+) of donkerder (–) maken.
AE-L AE-lock Houdt de gemeten belichtingsinstelling vast.
Lichtmeting Deze functie gebruikt u in situaties waarin de helderheid van het
te fotograferen onderwerp en de achtergrond duidelijk verschillen
en de belichtingsmeting niet het gewenste resultaat oplevert.
e Macro / ¤ Supermacro Deze functies gebruikt u voor het fotograferen van close-ups.
d Flitsen De flitser gebruikt u als u bij weinig licht of onderwerpen in
tegenlicht, enzovoort fotografeert.
f Repeterende opnamen Deze functie gebruikt u als u reeksen aaneengesloten opnamen wilt
fotograferen of voor het maken van een automatische proefbelichting.
Maak de opname (controleer belichting en scherpstelling kader de
opname af druk de ontspanknop helemaal in).
Voor meer gedetailleerde instellingen kunt u gebruik maken van de menu’s (zie blz. 59 – 73)
In onderstaande tabel zijn een aantal voorbeeldinstellingen bij elkaar gebracht. Door een doelmatig gebruik
van de instellingen kunt u elk gewenst effect bereiken.
Voor dit resultaat... Doet u dit...
Om de beweging van het onderwerp tot uitdrukking te
brengen.
Zet de functieknop in de stand “S” en kies een lange sluitertijd.
Gebruik wel een statief om bewegen van de camera tegen te gaan.
Om de bewegingen van het onderwerp te bevriezen. Zet de functieknop in de stand “S” en kies een korte slui-
tertijd.
Om het onderwerp duidelijk uit te laten komen door de
achtergrond wazig te maken.
Zet de functieknop in de stand “A” en kies een groot dia
-
fragma.
Voor een zeer grote scherptediepte. Zet de functieknop in de stand “A” en kies een klein dia
-
fragma. Gebruik wel een statief om bewegen van de camera
tegen te gaan omdat lange sluitertijden worden gebruikt.
Om te voorkomen dat het beeld als gevolg van de ver-
lichting rood- of blauwzweem vertoont.
Stel in het fotografische menu de “Witbalans” in.
Als u wilt voorkomen dat u ook maar een kans mist om
snapshots te maken.
Fotografeer met de camera in de stand AUTO (zie ook het
hoofdstuk “Gebruik van de camera”). Gebruik de functie
HIGH SPEED SHOOTING.
Als u wilt voorkomen dat het onderwerp overbelicht of
onderbelicht wordt en om de materie en de doortekening
van het onderwerp duidelijk uit te laten komen.
Pas belichtingscorrectie toe.
Als de achtergrond te bleek is corrigeert u in positieve zin (+)
en als de achtergrond te donker is in negatieve zin (–).
Overzicht van in elk functiemenu beschikbare functies : Ja, ––: NEE
Fotofunctie
Nachtscène
Landschap
Portret
Natuurlijk licht
Anti-onscherpte
Functie
Pag. 40 Pag. 41-44
Belichtingscorrectie P. 45
AE-L AE-lock P. 46
Lichtmeting P. 47
Scherpstelfunctie (S-AF / C-AF / MF) P. 22
Macro/ Supermacro P. 50
Autoflitsen P. 52
Onderdrukken rode ogen P. 52
Invulflitsen P. 52
Lange sluitertijd P. 52
Onderdruk rode ogen + Lange sluitertijd
P. 52
Eerste 4 beelden P. 55
Automatische proefbelichting P. 55
Laatste 4 beelden P. 55
Lange reeksen opnamen (tot 40)
P. 56
Flitsen
Repeterende
opnamen
Overzicht van in elke functie beschikbare menuopties : Ja, ––: NEE
Standaard
af fabriek
B
P S A M
FinePix
fotofunctie
Fotografie
menu
Beeldkwaliteit P. 59
ISO P. 61
FinePix COLOR P. 62
Zelfontspanner P. 65
Witbalans P. 66
High-speed fotografie P. 67
CENTER P. 68
MULTI P. 68
AREA P. 69
Lichtopbrengst flitser P. 69
Beeldscherpte P. 69
Kleurdiepte P. 70
Contrast P. 70
Autom. proefbelichting P. 70
Meervoudige belichting P. 71
Externe flitser P. 72
AF functie
*1 De fotofuncties “ ” (anti-onscherpte) en “ ” (natuurlijk licht) zijn uitsluitend beschikbaar in de stand “AUTO”.
* De functies MULTI, AREA en Continu-AF (C-AF) kunt u niet gelijktijdig gebruiken.
Als ingestelde sluitertijd en diafragma niet de juiste belichting opleveren:
Als het beeld te helder is Als het beeld te donker is
Stel een lagere ISO-equivalente gevoeligheid in. Stel een hogere ISO-equivalente gevoeligheid in.
Gebruik een ND-filter (los verkrijgbaar) Gebruik de flitser of pas de helderheid van de monitor aan.
* Tijdens repeterende opnamen en supermacro-opnamen kunt u de flitser niet gebruiken