62
LED op afstandsbediening brandt niet, of brandt zwak
w
anneer afstandsbediening wordt bediend.
Controleer of de batterij met de juiste polariteit is
aangesloten.
Controleer of de batterij-aansluitingen goed contact maken
met de batterij.
Batterij leeg - vervang de batterij.
Vals alarm van de PIR-bewegingssensor.
Zorg ervoor dat de sensor niet naar een warmtebron of een
bewegend voorwerp is gericht.
Zorg ervoor dat de sensor niet boven een radiator of
verwarming is geplaatst.
Zorg ervoor dat de sensor niet tegenover een raam of in
direct zonlicht is geplaatst.
Zorg ervoor dat de sensor zich niet in de tocht bevindt.
Gevoeligheid te hoog (HIGH) ingesteld - stel de
gevoeligheid lager (LOW) in. (d.w.z. SW3 in lagere positie).
De PIR-bewegingssensor detecteert de bewegingen
van een persoon niet.
Controleer of batterijklem stevig is aangesloten.
Controleer of de ID-code van de sensor door een
specifieke zone is geleerd.
Gevoeligheid te laag (LOW) ingesteld - stel de gevoeligheid
hoger (HIGH) in. (d.w.z. SW3 in hogere positie).
Zorg ervoor dat de sensor in de juiste richting is
aangebracht (d.w.z. met het detectievenster aan de
onderzijde).
Zorg ervoor dat de sensor op de juiste hoogte is
aangebracht (op ca. 2,0-2,5 meter hoogte).
Geef de sensor 3 minuten de tijd zich te stabiliseren zodat
deze volledig bedrijfsklaar is. Verlaat het vertrek gedurende
deze periode.
Controleer of de sensor zich binnen het zendbereik van de
centrale bevindt, en niet vlakbij metalen voorwerpen is
aangebracht die het zendbereik kunnen beïnvloeden.
De LED van de PIR-bewegingssensor knippert bij
d
etectie van beweging (component in normale
bedrijfsmodus).
De PIR verkeert nog in de looptestmodus gedurende een
vaste periode van 5 minuten indien de printplaatknop was
geactiveerd.
Laag batterijvermogen - vervang de batterij.
Magneetcontactsensor voor deur/raam werkt niet
Zorg ervoor dat de magneet correct ten opzichte van de
sensor is aangebracht, en dat de ruimte tussen de magneet
en de sensor minder dan 10 mm bedraagt.
Controleer of de batterijen met de juiste polariteit zijn
aangesloten (in de juiste richting).
Controleer of de aansluitingen van de batterijhouder goed
contact maken met de batterijen en de printplaat.
Controleer of de ID-code van de sensor door een
specifieke zone is geleerd.
Is een extra magneetcontact met vaste bedrading
aangesloten:
a. Controleer dat beide contacten gesloten zijn.
b. Controleer dat de bedrading van het extra contact
correct is aangebracht, en dat schakelaar SW3 in de
stand INT./EXT. is gezet.
Controleer of de sensor zich in het effectieve zendbereik
van de centrale bevindt, en niet dicht bij metalen
voorwerpen is gemonteerd die het zendbereik nadelig
kunnen beïnvloeden.
Vals alarm van de magneetcontactsensor voor
deur/raam.
Zorg ervoor dat de magneet correct is aangebracht ten
opzichte van de sensor.
Zorg ervoor dat de ruimte tussen de magneet en de sensor
minder dan 10 mm bedraagt.
3. De anti-sabotageschakelaar onder het batterijdeksel is niet
ingedrukt - controleer dat het batterijdeksel correct is
aangebracht en dat de bevestigingsnokken niet zijn gebroken.