4. Krik de auto op tot de band vrij is van
de grond.
5. Verwijder de wielmoeren en het wiel.
Wiel aanbrengen
WAARSCHUWINGEN
Gebruik uitsluitend banden en velgen
met de goedgekeurde maat. Het
gebruik van andere maten kan
schade aan de auto tot gevolg hebben en
kan de typegoedkeuring ongeldig maken.
Zie Technische specificatie (bladzijde
128).
Laat geen run flat banden monteren
als de auto hiermee oorspronkelijk
niet was uitgerust. Raadpleeg uw
dealer voor meer informatie over de
geschiktheid van banden.
LET OP
Bevestig lichtmetalen velgen niet met
moeren die voor stalen velgen zijn
bestemd.
N.B.: De wielmoeren voor lichtmetalen
velgen en stalen spaakvelgen kunnen
gedurende korte tijd worden gebruikt voor
het vastzetten van de stalen velg van het
reservewiel (maximaal twee weken).
N.B.: Zorg ervoor dat de contactvlakken
tussen de velg en de naaf vrij zijn van
vreemde voorwerpen.
N.B.: Zorg ervoor dat de conische zijde van
de wielmoeren naar de velg is gekeerd.
1. Breng het wiel aan.
2. Draai de wielmoeren handvast aan.
3. Breng de dopsleutel voor de slotmoer
aan.
4. Zet de wielmoeren in de aangegeven
volgorde voorlopig vast.
5. Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
6. Draai de wielmoeren in de aangegeven
volgorde definitief vast.
7. Breng de wieldop aan met de bal van
uw hand.
WAARSCHUWING
Laat het aanhaalmoment van de
wielmoeren en de bandenspanning
zo spoedig mogelijk controleren.
N.B.: Wanneer het reservewiel een andere
maat heeft of anders is geconstrueerd dan
de overige wielen, laat deze dan zo spoedig
mogelijk vervangen.
Wiel opbergen
LET OP
Hijs de reservewielhouder niet op
zonder het wiel te hebben vastgezet.
Wanneer geen wiel is aangebracht
kan het ophijsmechanisme bij het laten
zakken worden beschadigd.
126
Velgen en banden