1. Open de motorkap. Zie De motorkap
openen en sluiten (bladzijde 148).
2. Ontkoppel de stekker door de
veerontgrendelingen aan beide zijden
van de stekker in te drukken.
3. Verwijder de rubberen hoes.
4. Maak de veerklem van de gloeilamp
los en verwijder de gloeilamp.
5. Plaats de vervangende gloeilamp en
borg deze met behulp van de veerklem.
N.B.: Zorg dat de rubberen hoes correct
tegen het gloeilamp- en koplamphuis wordt
afgedicht en dat deze niet is vervormd
tijdens het aanbrengen.
Stadslicht en richtingaanwijzers,
voor
RichtingaanwijzerA
StadslichtB
1. Verwijder de lamphouder uit de
koplamp.
2. Verwijder de gloeilamp.
Voormistlichten
N.B.: De gloeilamp kan niet uit de
lamphouder worden genomen.
50
Verlichting
