WERKING
Alarmsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met één van de
volgende alarmsystemen:
• Perimeter alarminstallatie met
interieursensoren.
• Perimeter alarminstallatie met
interieursensoren en sirene met
afzonderlijke accu.
Interieursensors
De interieursensoren worden geactiveerd
bij het inschakelen van het alarm. Zie
Alarm inschakelen (bladzijde 37).
WAARSCHUWINGEN
De sensoren in de interieurverlichting
mogen niet worden afgedekt.
Schakel het alarm niet in indien zich
personen, dieren of andere bewegende
voorwerpen in de auto bevinden.
De interieursensoren registreren
beweging in de cabine wellicht niet
wanneer het stoelframe achter in de
dubbele cabine in de verticale stand blijft
staan.
Laat de brillenhouder niet open
staan.
N.B.: Dit kan resulteren in een vals alarm
wanneer dieren of bewegende voorwerpen
in de auto aanwezig zijn.
N.B.: Een vals alarm kan ook veroorzaakt
worden door de extra verwarming op
brandstof. Als u de extra verwarming op
brandstof gebruikt, richt de luchtstroom dan
op de beenruimte.
Dit sensors zijn een afschrikmiddel voor
indringers doordat elke beweging in de
auto m.b.v. sensors wordt geregistreerd.
Claxon
De claxon laat een sirene klinken wanneer
het alarm wordt geactiveerd. Deze wordt
ingeschakeld bij het afsluiten van de auto.
De sirene klinkt niet wanneer de
voertuigaccu of de claxon wordt
ontkoppeld.
Sirene met afzonderlijke accu
De sirene met afzonderlijke accu is een
extra alarmsysteem dat de sirene
inschakelt wanneer het alarm wordt
geactiveerd. Deze wordt ingeschakeld bij
het afsluiten van de auto. De sirene heeft
zijn eigen accu en wordt ingeschakeld
zodra iemand de accukabels of de accu
van de sirene zelf loskoppelt.
Alarm activeren
Wanneer het alarm is ingeschakeld, kan
het op een van de volgende manieren
worden geactiveerd:
• Wanneer iemand een portier of de
motorkap opent zonder geldige sleutel
of afstandsbediening.
• Wanneer iemand de multifunctionele
display verwijdert.
• Wanneer het contactslot zonder
geldige sleutel in stand I, II of III wordt
gezet.
36
Alarm
