Brandstofmeter
N.B.:
Bij type 3 wordt deze meter
weergegeven in het berichtencentrum.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende waarschuwings- en
controlelampen kort branden ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is:
•
ABS
•
Airbag
•
Dodehoekmonitor
•
Remsysteem
•
Koelvloeistoftemperatuur
•
Motor
•
Vorst
•
Contact
•
Oliedruk
•
Stabiliteitsregeling (ESP).
Indien een van deze waarschuwings- of
controlelampjes niet gaat branden
wanneer het contact wordt ingeschakeld,
duidt dit op een storing. Laat het systeem
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Waarschuwingslampje ABS
Als dit lampje brandt onder het
rijden, dan duidt dit op een
storing. De normale remwerking
blijft gehandhaafd (zonder ABS). Laat het
systeem zo snel mogelijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Waarschuwingslampje airbag
Als dit lampje brandt onder het
rijden, dan duidt dit op een
storing. Laat het systeem door
een goed opgeleide monteur controleren.
Indicator dodehoekmonitor
Deze brandt wanneer deze
functie wordt uitgeschakeld of
in combinatie met een bericht.
Zie Monitor dode hoek (bladzijde 80).
Zie Infoberichten (bladzijde 103).
Lamp remsysteem
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat
branden, controleer dan of de parkeerrem
niet is ingeschakeld. Als de parkeerrem
niet is ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Waarschuwingslamp
koelvloeistoftemperatuur
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer het
controlelampje gaat branden terwijl
het peil correct is. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
86
Instrumenten