37
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
GROOTLICHT fig. 32
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard (vergrendelde stand),
als de draaiknop reeds in stand
2
staat.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
1
branden. Als
vervolgens de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, gaat het grootlicht uit
en het dimlicht aan.
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 32
Het grootlichtsignaal kan worden
gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde
stand). Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
1
branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 33
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje ¥ of Î knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
Van rijstrook wisselen
Als u bij wisseling van rijstrook kort
richting wilt aangeven, moet u de linker
hendel korter dan een halve seconde in
de onvergrendelde stand zetten. De
richtingaanwijzer van de gekozen
richting zal 3 keer knipperen en
vervolgens automatisch worden
uitgeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel bedient u de
buitenverlichting. De buitenverlichting
werkt uitsluitend als de contactsleutel in
stand MAR staat. Als u de
buitenverlichting inschakelt, gaan ook de
verlichting van het instrumentenpaneel
en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
Verlichting uitgeschakeld fig. 32
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING fig. 32
Draai de draaiknop in stand
6
.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3
branden.
DIMLICHTEN fig. 32
Draai de draaiknop in stand
2
.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3
branden.
fig. 32
KA00108m
fig. 33
KA00109m
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 37