SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is
afhankelijk van de wetgeving in het land
waarin wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen (aangedreven wielen)
worden gemonteerd.
Controleer na enkele meters rijden of
de kettingen nog goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Op het reservewiel kan
geen sneeuwketting worden
gemonteerd. Als u een lekke voorband
hebt kunt u het noodreservewiel op de
achteras monteren en het achterwiel
naar de vooras verplaatsen. Zo hebt u
op de vooras twee normale wielen
waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
89
WAARSCHUWI
NGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
VERZORGING
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Matig uw snelheid wanneer
u met sneeuwkettingen rijdt.
Rijd niet harder dan 50
km/h. Vermijd kuilen,
stoepranden en andere obstakels en
rijd geen lange afstanden op
sneeuwvrije wegen, om schade aan
de auto en aan het wegdek te
voorkomen.
AUTO VOOR LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als u de
auto langer dan een maand niet
gebruikt:
❒
parkeer de auto in een overdekte,
droge en goed geventileerde ruimte;
❒
schakel een versnelling in;
❒
zorg dat de handrem niet is
aangetrokken;
❒
neem de minkabel van de accu los en
controleer de acculading (zie
paragraaf “Accu - Accu en
elektrolytniveau controleren” in het
hoofdstuk “Onderhoud en zorg”)
❒
maak de gespoten delen schoon met
een beschermende was;