WAARSCHUWING RIJDEN
BUITEN BAAN GEBRUIKEN
Het systeem in- en uitschakelen
N.B.: Wanneer het systeem is
uitgeschakeld, blijft een
waarschuwingslampje in het
informatiedisplay branden. Zie
Waarschuwings- en indicatielampen
(bladzijde 92).
N.B.: De systeemstatus en instellingen
blijven onveranderd tijdens ontstekingscycli.
Systeem aanA
Systeem uitB
Activeer het systeem m.b.v. de schakelaars
op de richtingaanwijzerhendel.
Trillingsniveau in stuurwiel
afstellen
Het systeem heeft drie intensiteitsniveaus
die m.b.v. het informatiedisplay kunnen
worden ingesteld. Zie Algemene
informatie (bladzijde 96).
De gevoeligheid van het systeem
instellen.
U kunt instellen hoe snel het systeem u
voor een gevaarlijke situatie waarschuwt.
Het systeem heeft twee
gevoeligheidsniveaus die m.b.v. het
informatiedisplay kunnen worden
ingesteld. Zie Algemene informatie
(bladzijde 96).
Systeemwaarschuwingen
Een kolom wordt weergegeven aan
weerszijden van een tekening van de auto,
die de rijstrookmarkeringen voorstellen.
De rijstrookmarkeringen hebben de
volgende kleurcode:
• Groen - Het systeem is gereed om u te
waarschuwen voor onbedoeld
overschrijden van de
rijstrookmarkeringen.
• Rood - De auto nadert of is te dicht bij
de gedetecteerde rijstrookgrens.
Onderneem meteen veilig actie om de
auto in de juiste positie te brengen.
• Grijs - De betreffende rijstrookgrens
wordt onderdrukt.
Gevallen waarin een rijstrookgrens kan
worden onderdrukt:
• Het is mogelijk dat rijstrookmarkeringen
op de weg niet door de sensor worden
gedetecteerd.
• De richtingaanwijzer voor die zijde van
de auto is ingeschakeld.
• Tijdens hard accelereren of remmen of
indien scherp wordt ingestuurd.
• De voertuigsnelheid ligt buiten de
bedrijfslimieten.
• Bij tussenkomst van het ABS of de
stabiliteitsregeling (ESP).
• Smalle rijstrookbreedte.
203
Waarschuwing rijden buiten baan